Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.520.
na, die de uiterste linkerzijde en de gauche
mKcale tot deze zelfs in Frankrijk buitenge
woon vijandige houding drijven, dan komt
men tot de overtuiging, dat deze redenen groo
tendeels, zoo niet geheel, van persoonlijken
aard zijn. Hoe verdeeld de republikeinen ook
onderling mogen wezen, toch is er een politiek
credo, dat door hen allen zonder onderscheid
in praktijk wordt gebracht.
Is er dan geen verschil tusschen de politiek
van de J-ustice en den Intransigeant en die
van den Temps of het Journal des Débals?
Ongetwijfeld. In theorie is het verschil aan
zienlijk. Maar zoodra een nieuw republikeinsch
ministerie is opgetreden, dient een kleurloos
program tot inleiding van eene
regeeringspraktiik, die volkomen traditionneel is. De heer
Clémenceau zou als minister-president evenmin
kunnen denken aan de verwezenlijking van
het radicaal-socialistisch program, dat zijn
Justice in October 1885 als het ne noodige
heeft aangeprezen, als de lieer Rouvier zich
zou kunnen veroorloven den steun der rech
terzijde te koopen door concessiën, die men
in andere landen waarschijnlijk hoogst billijk
zou noemen.
De heer Rouvier heeft, zoo goed en zoo
kwaad als het ging, getracht een
coalitieministerie samen te stellen; de oppositie aan
de uiterste linkerzijde is er in vertegenwoor
digd door de heeren Barbe en De Heredia.
De minister-president heeft zich bereid ver
klaard, om het legerontvverp van het troetel
kind der radicalen, generaal Boulanger, te
handhaven en dadelijk in discussie te brengen.
Hij heeft den radicalen eisch tot opheffing
" van het njarig vrijwilligerschap ingewilligd;
hij heeft de pertinente verklaring afgelegd,
dat de seminaristen evenals andere burgers
onder de wapenen zouden worden geroepen.
'Wat kan men meer wenschen? zou een
oppervlakkig toeschouwer vragen. Men was
het immers, tijdens de laatste ministerieele
crisis, er over eens geworden, dat de »groote
politieke vraagstukken" terzijde zouden wor
den geschoven, en dat men eene serieuse
zuinigheidspolitiek. en meer niet, op het pro
gramma zou zetten. Dat standpunt was zelfs
door Camille Pelletan in zijn bekend rapport
op eene wijze verdedigd, die zóó
onwederlegbaar en zóó welsprekend was, dat de meest
overtuigde opportunist er voor in bewondering
verzonken bleef. Maar het rapport moest
dienen, om den weg te bereiden voor den
heer Clémenceau, en niet voor den heer Rou
vier. Inde irae. De vrienden van den heer Cl
menceau zoeken dan ook reeds naar nieuwe
wapenen, om het kabinet der opportunisten
te bestrijden, al voert dit getrouwelijk het ge
meenschappelijk programma uit. In de eerste
'plaats is de verdachtmaking niet gespaard.
»Gij kunt niet regeeren zonder de hulp der
rechterzijde", roept men den heer Bouvier
toe: »en het verleenen dier hulp bewijst reeds,
dat gij met de vijanden der Republiek
gemeene zaak maakt". In de tweede plaats
komen de vraagstukken van hooge politiek
weer voor den dag. Hier stelt majoor
Labordère met eenige zijner vrienden voor,
ook den Senaat door rechtstrceksch, algemeen
stemrecht te doen verkiezen. Elders steken
eenige radicalen de hoofden bij elkander, om,
incidenteel, op onverwijlde afschaffing van het
concordaat aan te dringen. Noch het eene. noch
het andere voorstel heeft op dit oogenblik
de allergeringste kans van slagen. Beiden
worden slechts het ministerie als struikel
blokken voor de voeten geworpen.
Of dit drijven der uiterste linkerzijde, waar
uit slechts spijt en teleurstelling, maar geen
politieke wijsheid en eerlijkheid spreken, de
de verstandige vrijzinnigen van den heer
Clémenceau en diens intransigente vrienden
zal verwijderen en dus de regeeringspartij
- zal versterken, is moeielijk te voorspellen.
Het is te hopen; dat dit het geval zal zijn,
want zooals de zaken thans staan, valt het
ministerie bij de eerste coalitie van de monar
chale rechterzijde met de intransigente lin
kerzijde.
Eén ding is bij al deze onverkwikkelijke
intriges en bij deze beangstigende onzekerheid
verblijdend en geruststellend te noemen.
Generaal Boulanger is reeds bijna vergeten.
Er waren door de regeering omvangrijke
maatregelen genomen, om demonstratiën ten
behoeve van dezen veelbesproken gunsteling
van het volk te voorkomen, maar alles heeft
zich beperkt tot het zingen van een troepje
straatjongens voor het gebouw der groote
opera, toen er een feest werd gegeven, waarbij
de generaal niet eens tegenwoordig was. «Nous
l'aurons, Boulanger!" zong men op de wijs
van het Air des Lampions. Men heeft hem
niet gekregen, en is toch rustig naar liuis
gegaan. Wel een bewijs, dat men zich van
Boulanger's populariteit eene zeer overdreven
voorstelling heeft gemaakt, en dus gerust kan
ophouden met hem in de categorie van ge
vaarlijke personen te rangschikken.
Naar het schijnt heeft de Fransche minis
terieele crisis den heer Von Giers tegenover
Katkoff weder in 't gelijk gesteld. Dat er
ernstig sprake van kan zijn, een man als
Floquet, wiens tot Alexander II gericht »Vive
la Pologne, Monsieur!" te St. Petersburg
nooit is vergeten, aan het hoofd van het
Fransche Kabinet te stellen, heeft de Rus
sische regeering wantrouwend gemaakt. Men
beweert, dat de Russische gezant te Parijs, de
heer Von Mohrenheim, reeds instructiën had
om de Fransche hoofdstad te verlaten, zoodra
president Grévy den heer Floquet met de
vorming van een ministerie zou hebben belast.
Zoover is het nu niet gekomen, maar het is
opnieuw gebleken, dat eene Fransch-Russische
alliantie op geen andere gronden zou kunnen
berusten, dan op een gezamenlijk parti pris
tegen Duitschland. En daar er nu, behalve
Frankrijk, Duitschland en Rusland nog
andare mogendheden zijn, die hoogstwaarschijn
lijk eene gelegenheid om oude grieven te her
stellen of om nieuwe yoordeelen te behalen
niet goedschiks voorbij zouden laten gaan,
behoeft men zich in Duitschland uog niet al
te_ bevreesd te maken voor eene samenspan
ning tusschen den autocraat aan de Newa
en de republikeinen aan de Seine.
Een Russisch generaal waarschijnlijk
generaal Bogdanowitsch, die dezer dagen om
zijne onvoorzichtige en compromitteerende
propaganda voor eene Fransch-Duitsche alli
antie bij den Czar in ongenade is gevallen,
heeft over die alliantie te Parijs eene brochure
uitgegeven. Ziehier de aanhef van zijn boekje:
»Ik vroeg eens aan een boer waarom hij
zooveel van de Franschen hield en de
Duitschers haatte, terwijl deze laatsten ons toch
nooit den oorlog hadden aangedaan en de
Franschen Moskou hadden verbrand en
Sebastopol hadden verwoest. Hij antwoordde
mij: De Franschen konicn bij ons als vijan
den en worden onze vrienden. De Duitscners
daarentegen komen als vrienden, en wanneer
zij ons geëxploiteerd hebben, gaan zij als
vijanden heen. Wat Moskou betreft, dat was
geen twist tusschen Russen en Franschen,
maar tusschen hun keizers."
Deze »groote en eenvoudige waarheid," door
een man van het volk geopenbaard, had bij
den anonymen schrijver de begeerte opgewekt
om zijn gedachten te laten gaan over de
wolken die Rusland's horizon verduisterden.
En de conclusie van al dit nadenken was:
»De Fransch-Russische alliantie is eene his
torische noodzakelijkheid; haar basis is gelegd
door Napoleon I te Moskou en bezegeld door
Napoleon III te Sebastopol."
Naast dergelijke paradoxen plaatst de
Russische generaal de juiste opmerking, dat
er in eene eeuw, waarin alle oorlogen een
handelskarakter dragen, waarin men strijdt
om een débouchémachtig te worden, twee
nationale twisten, twee rassenoorlogen te
beslechten overblijven : die tusschen Frankrijk
en Duitschland, en die tusschen Duitschland
en Rusland. Maar is die rassenstrijd eens
aan den Rijn of aan de Weichsel ontbrand,
dan zal Rusland bemerken dat het ook in
Oostenrijk en in Engeland niet te versmaden
vijanden heeft. Zoo is de grootte van het
gevaar, dat voor niemand verborgen kan
blijven, tegelijk de beste waarborg voor het
behoud van den vrede en de vrees, als van
ouds, een machtiger factor dan de hoop.
E. D. PlJZEL.
Kunst en Letteren.
EEN ZONDAG-MIDDAG IN HET CONCERT
GEBOUW.
Hoe heerlijk, Charles, dat ge eindelijk weer
eens hebt kunnen besluiten, een paar dagen bij
me door te brengen. Als ik mij wel herinner,
waren dat de juiste woorden waarmede ik mijn
vriend Verbruggo begroette, toen hij uit Brussel
was overgekomen om mij to bezoeken.
Ja, vriend, 't is lang geledon sedert wij het
laatst te samen waren.
't Was, meen ik. in '80.
Neen, neen, langer geleden, laat eens zien.
Augustus '77 ben ik het laatst in Amsterdam
geweest.
Waarlijk al 10 jaar geledon. Waar blijtt de tijd!
Waar wilt ge nu eens heen gaan om onzen
Zondag-middag genoegelijk door te brengen?
Zouden wij niet maar naar het Park gaan, ik
heb daaraan nog zulke aangename herinneringen.
Och vriendlief', hot Park, ons gezellige Park is
er niet meer.
Ook al een straat met menschen-pakhuizon ge- j
worden? j
Neen, zoo erg is het nog niet. Het eigenlijke
Park is er nog, do tuin; maar het gebouw is ge
sloopt en de onderneming gelikwideord.
Is er nu niets dergelijks?
Jawel, maar nog niet voltooid, het nieuwe con
certgebouw; laat ons daarheen gaan.
Waar ligt dat ?
Aan de Iloubrakenstraat.
Connais-pas.
Dat geloof ik gaarne, 't is een geheel nieuwe
buurt.
Dus buiten do stad, wat afgelegen.
Prachtig, je oordeelt zoo baastig als een ge
boren Amsterdammer. Je herinnert je het Park i
nog heel goed. i
Welzeker, wij zijn er vroeger meermalen ge
weest, dat heeft, dunkt mij. ettelijke jaren bestaan.
De Parkonderneming is in '49 begonnen.
'49, dat was vóór mijn tijd.
Natuurlijk! Wie onzer zal bekennen dat '49 reeds
zijn tijd was. De moesten herinneren zich dan
ook niet dat de Plantage met al zijn theetuintjes
buiten de stad was, maar wel vreten wij nog (lat
wij Zondags-middags naar het Park reden in oen
cittadientjo" (?brommer" zoide het volk) omdat
het zoo ver was voor ons die op don Voorburgwal
of aan den Singel woonden.
Nu wonen wij aan do Weteringschans, in de
Sarphati- of P. C. Hooftstraten en rijden in een
victoria die van eigen spul" alleen te onderken
nen is door hot peerd. Ik stel je echter voor van
daag 't is zulk heerlijk weer te voet naar
hot concertgebouw to gaan. Hier is het Leidscho
plein, aardig, hè, levendig, ruim; nu de
Vondelstraat in, afwisselend en frisch; hot Vondelpark
door, langs het sierlijk paviljoen naar de van
Baerlestraat. Nu hebben wij nog 3 minuten gaans.
Wat blieft?
Ja, twintig minuten wandeltred van het
Leidsche plein en wij zijn er. 't Is waarlijk jammer
dat die bekoorlijke wandeling zoo kort is. Vroeger
liepen wo langs do deftige Heerengrachten naar
het Park en als het laat was geworden
door de jodenbuurt rechtuit naar den Dam. De
Buitenkant langs was te ver.
Is dat de weg naar 't concertgebouw?
Juist, do Houbrakenstraat.
Een flinke straat, zoo ongeveer gelijk aan de
Leidsche straat.
Pardon, tweemaal zoo breed, 30 meter; de
straten die het concertgebouw omlijsten zijn aan
de Leidsche straat gelijk. Hier is het. Blijf eens
even. Viier staan, bewonder het fronton, den genius
die gewijde en ongewijde kunst noodt binnen te
treden. Door kunstenaarshand gebeiteld, door
vriendenhand geschonken.
Tiens'! tiens! zijn er vele zulke vriendenhanden
in Amsterdam?
Vele niet, maar zoo zijn er" en ik mag zeg
gen gelukkig, want alles moet hier tot stand
komen uit particulier initiatief, uit particuliere
kas vloeien. Het Vondelpark bij voorbeeld.
Dat is toch een heerlijk sieraad voor Amsterdam.
't Is meer, het was een dringende behoefte. De
burgerij heeft, edelmoedig voorgegaan, door kleine
bijdragon, het Vondelpark gesticht.
Ja, ja, les Hollandais font de grandos choses,
mais ils les font petitcment.
Niet voorbarig, vriend, je petitement maakt
me boos.
Kom, zie en oordeel. Wij gaan eon der vier
zijdeuren in en zouden onzen overjas in de ves
tiaire kunnen hangen, die daar voortreffelijk voor
is ingericht, maar wij hebben er geen bij ons.
Nu de gang in, om de groote zaal binnen te tre
den. Welnu, wat zegt ge er van?
Zoo! is dat nu de groote zaal.
Je opgewondenheid is niet luidruchtig.
Om je de waarheid te zeggen, valt de zaal mij
tegen, ze is niet groot. <*"
Niet groot? Hadtjc dan een Romeinsche arena
verwacht. Kom eens mede op het orkest. Je kunt
hier zonder hartklopping staan, er is niemand in
de zaal. Meet die zaal eens met het oog, ze is
breeder dan de zaal van het Paleis voor Volksvlijt
en er kunnen hot smalle balkon medegerekend
bijna 2000 stoelen staan.
Dat zoude men op het oog niet zeggen.
Omdat de afmetingen zoo schoon zijn, 2 bij 3,
dat is een pluimpje voor den bouwmeester die
een groote zaal bouwt, waarbij niemand den in
druk van hol, ongezellig, onafzienbaar ontvangt.
Wie is de architect?
Van Gendt, voortreffelijk, in allo opzichten lof
waardig. Tegen ons over, achter het balcon,isde
zoogenaamde koningszaal, ontvangzaal voor hooge
gasten. Als die zaal aangekleed" is, wordt zij
der hoogste bezoekers waardig. Het orkest is
bizonder groot, geschikt voor meer dan zeshonderd
uitvoerenden, maar zooals ge ziet zóó ge
bouwd dat een vol orkest, in de midden,
waaiervormig plaats vindt on dan kan men immers
werkt geen koor mede de zijden verschuilen
achter heesters en gewassen. Bij het genot dat
de ooren streelt, worden de oogen tevens aange
naam aangedaan.
Do bedoeling is toch niet, alleen ochtendcon
cert on to geven?
Neen, zeker niet; hoe zoo?
Omdat ik geen verlichting zie
Mijn waarde, de ware verlichting eischt dat men
steeds den blik omhoog richte. Ziet ge de 5
sunlïghts? die werpen een zee van licht in de zaal
zonder zclven. als het ware, gezien te worden.
Alleen zijn er beneden in ee zaal, onder het
balcon, luchters aangebracht, die in goenen deele
de geluidsgolven breken of storen.
De ventilatie geschiedt kunstmatig door liet on
ophoudelijk inbrengen van verwarmde verschc lucht
on weg zuigen van bedorven lucht, met een regel
matigheid en snelheid die aan de hoogste eischen
zullen voldoen. De verwarming geschiedt ook door
verwarmde lucht, in tijdon van lage temperatuur
bijgestaan door warm water. Deze geheele inrich
ting is geleverd door do welbekende fabriek in
Kaiserslautern.
't Is alleen een bezoek aan het Concertgebouw
waard om die inrichting te zien; de gasmotor, de
buizcnleidingen, de waterreservoirs, do schom
melende reuzenklep, die eon altijd regelmatige en
ongestoorde zachte luchtstrooining in beweging
houdt. Ik kan er mij nu reeds op verheugen een
zeer druk bezocht concert bij to wonen waar ik
niet óf in apathischen toestand gebracht word
door onmatig verhitte stikstof óf in hals en rug
gepijnigd wordt door eon ijzige scherpe tocht die
mijn genot vinnig wegblaast.
In do portalen en gangen ontmoet ik dezelfde
temperatuur als in de zaal. en ook in don foyer is
het even aangenaam en frisch. Dat is een aller
liefste foyer, die elliptische vorm staat mij bij
zonder aan en dan die glasdeuren waardoor men
in de veranda komt. Daarachter ligt de tuin
niet waar?
Juist, dat is bot opgehoogde en reeds aanvan
kelijk beplante terrein, dat tuin moet worden. Maar
zoo ver zijn wij nog niet, helaas'. Ken sierlijk hek,
menig rozcnbed en bloemgazon, gasvorlichting,
eonigo prieeltjes on overdekte zitjes, een muziek
tempel. Hoc aanlokkelijk om daar een zomeravond
door to brengen.
Weet ge nog wel, hoe wij 14 of 15 jaar gele
den, in het Park, in ne weck een rozenfecst en
een feest van de Koninklijke Nederlandsche Zeil
en Itooiverceniging hebben bijgewoond. I loc leven
dig staat mij dat nog voor den geest.
Zeker, zeker en de avondfeesten na de
algemcenc vergadering van het Nut". Dat komt alles
terug vriend, beter, grooter en zoo veel aanlok
kelijker, naardien wij eonigo jaren lang van derge
lijke feesten gespeend moesten zijn.
Dus is de bedoeling om dat concertgebouw op
ongeveer dezelfde wijze als het vroegere Park to
exjiloitoeren ?
Juist, en do vroegere directeur, W. Stumpff, is
ook nu aan deze zaak als administrateur verbon
den. Hij verdiende op dat gebied zijn sporen en
is zeker de rechte man op de rechte plaats.
Gelooft men dan mot tuin-cxploitatie en enkele
winter-concerten oen zoo groote onderneming
winstgevend te maken ?
Geduld, mijn vriend, wij hebben nog maar een
dool van het gebouw bezocht. Go meent toch niet
dat do vier monumentale trappen doelloos zijn.
Er is boven nog heel wat te zien. Ten eerste
de kleine concertzaal, boven don foyer, dus met
dezelfden aangenaam elliptischon vorm. Daar
is plaats voor 500 stoelen, daar worden kleine
.concerten gegeven; virtuosen-conccrten, soirees
voor kamermuziek enz. Aan beide zijde de in
elkaar loopende zalen, bestemd voor koor-,
solistenen toilet-kamers.
Nsem mij niet kwalijk, maar dat is nu
niet echt Hollandsen, een koorkamer, een
solistenkamer zoo als deze of liever, twee zulke
salons, aan ieder zijde n, dat is overdadig. De
imaakvolle schoorsteenmantel verraadt dat de
geleele inrichting elegant, zoo niet weelderig zal
zijn, de openstaande vensters geven toegang tot
een ruim balcon, vanwaar men oen heerlijk verge
zicht beeft. Hadde ik in Brussel een dergelijke
.ocaliteit, dan zette ik de gelegenheid open om
er diners en feesten te geven.
Welnu, meent ge dan soms dat die gelegenheid
niet zal komen?
Dus toch! feesten, bals misschien.
Waarom niet?
Neen, ik heb geen bezwaren, maar naar den
;itel te oordeelen Concertgebouw" vreesde ik, dat
:iot geheole paleis, daar zoo sierlijk en doeltreffend
gebouwd, alleen dienen mocht als tempel van
Polyhymnia.
De naam, mijn waarde, doot niets ter zake. Een
concertgebouw heeft Amsterdam nooit bezeten en
Je Amsterdammers hebben nooit goed geweten wat
eigenlijk een conkortgobouw was of' zijn moest, ik
oude je allervermikclijkste staaltjes kunnen geven
van wat men al een concertzaal of concertgebouw
noemde en meende daarvoor geschikt to zijn Zij
die het initiatief namen tot het stichten van
deze onderneming, voelden de behoefte aan
een concertzaal sterker dan de meeste overige
oncertbezoekers, vandaar hunne vermetelheid.
Want waarlijk, als men eenigzins bij ondervinding
weet, wat er in Amsterdam vcreischt wordt om
iets tot stand te brengen, dan wordt initiatief nemen
bijna een daad van vermetelheid.
Vergun mij nu, critiek te oefenen op hetgeen gij
:egt. Bezit de Hollander niet juist de eigenschappen
die vereischte worden om iets tot stand te brengen:
overleg en volharding ?
Dank je wel, in dat opzicht stem ik met je in.
Trouwens ik vind altijd, dat iemand die mij of
mijn volk een compliment maakt, gelijk heeft.
Maar de moeiolijkheid om in Nederland aan iets
nieuws ingang to doen vindon, ligt voornamelijk
aan hot gebrek aan verbeeldingskracht, aan voor
stellingsvermogen bij do menigte. Ik hen innig
overtuigd dat dit concert-gebouw, na weinige
jaren in exploitatie te zyn ge\veest, zoodanig do
algemeene sympathie zal hebben verworven en
zoodanig burgerrecht zal hebben verkregen, dat
iedereen zich afvraagt wat deed men toch vroe
ger, toen dit gebouw niet bestond" on slechts met
moeite zijn eigen herinnering kan gcloovcn die
tem den toestand voor den geest roept, waarin
wij thans verkeeron. Omdat nu in de eerste plaats
aan een behoorlijke concertzaal is gedacht met
ruime toegangen, vestiaires, koor- en
solisten-kamere, stcmkamer enz. enz., daarom werd niet uit
liet oog verloren de andere doeleinden waartoe
tiet gebouw evenzeer to gebruiken zal zijn. De
noodzakelijkheid, het eigenbelang gebood dat reeds,
en daarop werd bij den bouw en do indeoling
zeer zeker gelet. Wat maakt het uit of deze
onderneming nu concertgebouw" heet of een
anderen naam draagt, iedere fcostvicring van
eenigen omvang zal er zich in tehuis gevoelen.
Ook een tentoonstelling bijvoorbeeld, zal doorhet
gebouw zocr gehaat zijn, toch heeft zij niets met
concert gemeen.
Wilt gij het gebouw dan liever voor kunsten
on wetenschappen" noemen ? Is dat juister ? Is een
bloomententoonstclling, kunst, oen studenbal we
tenschap ? of wel mot voorvaderlijke voorliefde
voorde taal dor klassieken musis sacnunV" Laat
er een spoorweg-congres houden of liet Nut van
't Algemeen vergaderen, aan welke dor negen
muzen zijn die gewijd? Neen, nog eens:
cententoonstelling, een congres, oen nationaal of maat
schappelijk feest zal nu een gebouw bezitten waar
ook aan do hoogste eischeu goroedclijk zal wor
den voldaan.
Maar zoo oven hebt ge gesproken van bals,
zullen die er ook binnen gelaten worden ?
Waarom niet? het bestuur zal altijd wel zorg
dragen, dat do feestelijkheden, die er gevierd
worden, niet door luiken of jalousiën voor het oog
der scherpste vittors of dor strengste beoordeelaars
behoeven verborgen te worden.
Het doet mij waarlijk genoegen dat te hooren,
want, neem mij niet kwalijk dat ik hot maar open
hartig zog, toen wij zooeven in do kleine concert
zaal waren en jo mij oplas dat er concerten door
virtuosen zouden gegeven worden en ka
uer-muzieksoirées, viel hot mij op, hoe heerlijk geschikt dat
zaaltje zal zijn voor een bal. Ik huppelde er in
gedachte al rond om na den dans verjmozing te
vinden in die beide ruime koorkamcrs, dio dan
reccptiesalons zouden worden, terwijl do solisten
zalen voor toevluchtsoord konden dienen aau ben
die riet of minder aan Terpsichoró oiï'eren. Ge
vindt die gedachte misschien wat Briissclsch-wuft,
want, nietwaar, Amsterdam danst niet?
Althans veol te weinig: maar het zal hier ook
wol zijn: de gelegenheid maakt don dief. Is er
eenmaal een bal gegeven en iedereen heeft er
door geleerd hoe uitstekend die localiteit daarvoor
geschikt is, dan beleven wij misschien nog den
tijd dat er bloeiende verccnigingen bestaan waar
in besloten gezelschap do dans als grootste
uitspanning wordt geëerd.
Voyons donc, je windt je waarlijk op.
Je hebt gelijk, vriend, laat ons maar weer naar
beneden gaan, dan kom ik weer lager bij den
grond en herinner mij weder dat er nog voel moet
geschieden, voordat hot eerste bal in bet concert
gebouw gegeven wordt.
Is er dan behalve meubelen en stoff'oeren nog
veel to doen?
Ja zeker, de tuinaanleg, zooals ik reeds zeide,
een groot orgel, althans wanneer dat bereikbaar
blijkt te zijn, want het orgel wordt nu door nog
dringender eischen op den achtergrond gedrongen.
Dan de samenstelling van eon eigen orkest. Dat
eischt geld en voorbereiding, maar wordt ook weder
de ziel die in dat heerlijk lichaam zal huizen.
Waarom wordt nu niet met allen spoed aan de
voltooiing' voortgowerkt ?
Omdat er geldgebrek is.
O ho, wringt daar de schoen. Is dat bezwaar
groot ?
Betrekkelijk maar. Van het oorspronkelijk ka
pitaal der vennootschap a f' 400.000 is ongeveer
s.'i geplaatst. Het gebouw, zoo als go het heden
ziet, hooft bijna f 430.000 gekost. Stel f 290 m.
bovenbouw, f 100 m. fundeeringen, f 40 m. terrein.