De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 12 juni pagina 2

12 juni 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.520. na, die de uiterste linkerzijde en de gauche mKcale tot deze zelfs in Frankrijk buitenge woon vijandige houding drijven, dan komt men tot de overtuiging, dat deze redenen groo tendeels, zoo niet geheel, van persoonlijken aard zijn. Hoe verdeeld de republikeinen ook onderling mogen wezen, toch is er een politiek credo, dat door hen allen zonder onderscheid in praktijk wordt gebracht. Is er dan geen verschil tusschen de politiek van de J-ustice en den Intransigeant en die van den Temps of het Journal des Débals? Ongetwijfeld. In theorie is het verschil aan zienlijk. Maar zoodra een nieuw republikeinsch ministerie is opgetreden, dient een kleurloos program tot inleiding van eene regeeringspraktiik, die volkomen traditionneel is. De heer Clémenceau zou als minister-president evenmin kunnen denken aan de verwezenlijking van het radicaal-socialistisch program, dat zijn Justice in October 1885 als het ne noodige heeft aangeprezen, als de lieer Rouvier zich zou kunnen veroorloven den steun der rech terzijde te koopen door concessiën, die men in andere landen waarschijnlijk hoogst billijk zou noemen. De heer Rouvier heeft, zoo goed en zoo kwaad als het ging, getracht een coalitieministerie samen te stellen; de oppositie aan de uiterste linkerzijde is er in vertegenwoor digd door de heeren Barbe en De Heredia. De minister-president heeft zich bereid ver klaard, om het legerontvverp van het troetel kind der radicalen, generaal Boulanger, te handhaven en dadelijk in discussie te brengen. Hij heeft den radicalen eisch tot opheffing " van het njarig vrijwilligerschap ingewilligd; hij heeft de pertinente verklaring afgelegd, dat de seminaristen evenals andere burgers onder de wapenen zouden worden geroepen. 'Wat kan men meer wenschen? zou een oppervlakkig toeschouwer vragen. Men was het immers, tijdens de laatste ministerieele crisis, er over eens geworden, dat de »groote politieke vraagstukken" terzijde zouden wor den geschoven, en dat men eene serieuse zuinigheidspolitiek. en meer niet, op het pro gramma zou zetten. Dat standpunt was zelfs door Camille Pelletan in zijn bekend rapport op eene wijze verdedigd, die zóó onwederlegbaar en zóó welsprekend was, dat de meest overtuigde opportunist er voor in bewondering verzonken bleef. Maar het rapport moest dienen, om den weg te bereiden voor den heer Clémenceau, en niet voor den heer Rou vier. Inde irae. De vrienden van den heer Cl menceau zoeken dan ook reeds naar nieuwe wapenen, om het kabinet der opportunisten te bestrijden, al voert dit getrouwelijk het ge meenschappelijk programma uit. In de eerste 'plaats is de verdachtmaking niet gespaard. »Gij kunt niet regeeren zonder de hulp der rechterzijde", roept men den heer Bouvier toe: »en het verleenen dier hulp bewijst reeds, dat gij met de vijanden der Republiek gemeene zaak maakt". In de tweede plaats komen de vraagstukken van hooge politiek weer voor den dag. Hier stelt majoor Labordère met eenige zijner vrienden voor, ook den Senaat door rechtstrceksch, algemeen stemrecht te doen verkiezen. Elders steken eenige radicalen de hoofden bij elkander, om, incidenteel, op onverwijlde afschaffing van het concordaat aan te dringen. Noch het eene. noch het andere voorstel heeft op dit oogenblik de allergeringste kans van slagen. Beiden worden slechts het ministerie als struikel blokken voor de voeten geworpen. Of dit drijven der uiterste linkerzijde, waar uit slechts spijt en teleurstelling, maar geen politieke wijsheid en eerlijkheid spreken, de de verstandige vrijzinnigen van den heer Clémenceau en diens intransigente vrienden zal verwijderen en dus de regeeringspartij - zal versterken, is moeielijk te voorspellen. Het is te hopen; dat dit het geval zal zijn, want zooals de zaken thans staan, valt het ministerie bij de eerste coalitie van de monar chale rechterzijde met de intransigente lin kerzijde. Eén ding is bij al deze onverkwikkelijke intriges en bij deze beangstigende onzekerheid verblijdend en geruststellend te noemen. Generaal Boulanger is reeds bijna vergeten. Er waren door de regeering omvangrijke maatregelen genomen, om demonstratiën ten behoeve van dezen veelbesproken gunsteling van het volk te voorkomen, maar alles heeft zich beperkt tot het zingen van een troepje straatjongens voor het gebouw der groote opera, toen er een feest werd gegeven, waarbij de generaal niet eens tegenwoordig was. «Nous l'aurons, Boulanger!" zong men op de wijs van het Air des Lampions. Men heeft hem niet gekregen, en is toch rustig naar liuis gegaan. Wel een bewijs, dat men zich van Boulanger's populariteit eene zeer overdreven voorstelling heeft gemaakt, en dus gerust kan ophouden met hem in de categorie van ge vaarlijke personen te rangschikken. Naar het schijnt heeft de Fransche minis terieele crisis den heer Von Giers tegenover Katkoff weder in 't gelijk gesteld. Dat er ernstig sprake van kan zijn, een man als Floquet, wiens tot Alexander II gericht »Vive la Pologne, Monsieur!" te St. Petersburg nooit is vergeten, aan het hoofd van het Fransche Kabinet te stellen, heeft de Rus sische regeering wantrouwend gemaakt. Men beweert, dat de Russische gezant te Parijs, de heer Von Mohrenheim, reeds instructiën had om de Fransche hoofdstad te verlaten, zoodra president Grévy den heer Floquet met de vorming van een ministerie zou hebben belast. Zoover is het nu niet gekomen, maar het is opnieuw gebleken, dat eene Fransch-Russische alliantie op geen andere gronden zou kunnen berusten, dan op een gezamenlijk parti pris tegen Duitschland. En daar er nu, behalve Frankrijk, Duitschland en Rusland nog andare mogendheden zijn, die hoogstwaarschijn lijk eene gelegenheid om oude grieven te her stellen of om nieuwe yoordeelen te behalen niet goedschiks voorbij zouden laten gaan, behoeft men zich in Duitschland uog niet al te_ bevreesd te maken voor eene samenspan ning tusschen den autocraat aan de Newa en de republikeinen aan de Seine. Een Russisch generaal waarschijnlijk generaal Bogdanowitsch, die dezer dagen om zijne onvoorzichtige en compromitteerende propaganda voor eene Fransch-Duitsche alli antie bij den Czar in ongenade is gevallen, heeft over die alliantie te Parijs eene brochure uitgegeven. Ziehier de aanhef van zijn boekje: »Ik vroeg eens aan een boer waarom hij zooveel van de Franschen hield en de Duitschers haatte, terwijl deze laatsten ons toch nooit den oorlog hadden aangedaan en de Franschen Moskou hadden verbrand en Sebastopol hadden verwoest. Hij antwoordde mij: De Franschen konicn bij ons als vijan den en worden onze vrienden. De Duitscners daarentegen komen als vrienden, en wanneer zij ons geëxploiteerd hebben, gaan zij als vijanden heen. Wat Moskou betreft, dat was geen twist tusschen Russen en Franschen, maar tusschen hun keizers." Deze »groote en eenvoudige waarheid," door een man van het volk geopenbaard, had bij den anonymen schrijver de begeerte opgewekt om zijn gedachten te laten gaan over de wolken die Rusland's horizon verduisterden. En de conclusie van al dit nadenken was: »De Fransch-Russische alliantie is eene his torische noodzakelijkheid; haar basis is gelegd door Napoleon I te Moskou en bezegeld door Napoleon III te Sebastopol." Naast dergelijke paradoxen plaatst de Russische generaal de juiste opmerking, dat er in eene eeuw, waarin alle oorlogen een handelskarakter dragen, waarin men strijdt om een débouchémachtig te worden, twee nationale twisten, twee rassenoorlogen te beslechten overblijven : die tusschen Frankrijk en Duitschland, en die tusschen Duitschland en Rusland. Maar is die rassenstrijd eens aan den Rijn of aan de Weichsel ontbrand, dan zal Rusland bemerken dat het ook in Oostenrijk en in Engeland niet te versmaden vijanden heeft. Zoo is de grootte van het gevaar, dat voor niemand verborgen kan blijven, tegelijk de beste waarborg voor het behoud van den vrede en de vrees, als van ouds, een machtiger factor dan de hoop. E. D. PlJZEL. Kunst en Letteren. EEN ZONDAG-MIDDAG IN HET CONCERT GEBOUW. Hoe heerlijk, Charles, dat ge eindelijk weer eens hebt kunnen besluiten, een paar dagen bij me door te brengen. Als ik mij wel herinner, waren dat de juiste woorden waarmede ik mijn vriend Verbruggo begroette, toen hij uit Brussel was overgekomen om mij to bezoeken. Ja, vriend, 't is lang geledon sedert wij het laatst te samen waren. 't Was, meen ik. in '80. Neen, neen, langer geleden, laat eens zien. Augustus '77 ben ik het laatst in Amsterdam geweest. Waarlijk al 10 jaar geledon. Waar blijtt de tijd! Waar wilt ge nu eens heen gaan om onzen Zondag-middag genoegelijk door te brengen? Zouden wij niet maar naar het Park gaan, ik heb daaraan nog zulke aangename herinneringen. Och vriendlief', hot Park, ons gezellige Park is er niet meer. Ook al een straat met menschen-pakhuizon ge- j worden? j Neen, zoo erg is het nog niet. Het eigenlijke Park is er nog, do tuin; maar het gebouw is ge sloopt en de onderneming gelikwideord. Is er nu niets dergelijks? Jawel, maar nog niet voltooid, het nieuwe con certgebouw; laat ons daarheen gaan. Waar ligt dat ? Aan de Iloubrakenstraat. Connais-pas. Dat geloof ik gaarne, 't is een geheel nieuwe buurt. Dus buiten do stad, wat afgelegen. Prachtig, je oordeelt zoo baastig als een ge boren Amsterdammer. Je herinnert je het Park i nog heel goed. i Welzeker, wij zijn er vroeger meermalen ge weest, dat heeft, dunkt mij. ettelijke jaren bestaan. De Parkonderneming is in '49 begonnen. '49, dat was vóór mijn tijd. Natuurlijk! Wie onzer zal bekennen dat '49 reeds zijn tijd was. De moesten herinneren zich dan ook niet dat de Plantage met al zijn theetuintjes buiten de stad was, maar wel vreten wij nog (lat wij Zondags-middags naar het Park reden in oen cittadientjo" (?brommer" zoide het volk) omdat het zoo ver was voor ons die op don Voorburgwal of aan den Singel woonden. Nu wonen wij aan do Weteringschans, in de Sarphati- of P. C. Hooftstraten en rijden in een victoria die van eigen spul" alleen te onderken nen is door hot peerd. Ik stel je echter voor van daag 't is zulk heerlijk weer te voet naar hot concertgebouw to gaan. Hier is het Leidscho plein, aardig, hè, levendig, ruim; nu de Vondelstraat in, afwisselend en frisch; hot Vondelpark door, langs het sierlijk paviljoen naar de van Baerlestraat. Nu hebben wij nog 3 minuten gaans. Wat blieft? Ja, twintig minuten wandeltred van het Leidsche plein en wij zijn er. 't Is waarlijk jammer dat die bekoorlijke wandeling zoo kort is. Vroeger liepen wo langs do deftige Heerengrachten naar het Park en als het laat was geworden door de jodenbuurt rechtuit naar den Dam. De Buitenkant langs was te ver. Is dat de weg naar 't concertgebouw? Juist, do Houbrakenstraat. Een flinke straat, zoo ongeveer gelijk aan de Leidsche straat. Pardon, tweemaal zoo breed, 30 meter; de straten die het concertgebouw omlijsten zijn aan de Leidsche straat gelijk. Hier is het. Blijf eens even. Viier staan, bewonder het fronton, den genius die gewijde en ongewijde kunst noodt binnen te treden. Door kunstenaarshand gebeiteld, door vriendenhand geschonken. Tiens'! tiens! zijn er vele zulke vriendenhanden in Amsterdam? Vele niet, maar zoo zijn er" en ik mag zeg gen gelukkig, want alles moet hier tot stand komen uit particulier initiatief, uit particuliere kas vloeien. Het Vondelpark bij voorbeeld. Dat is toch een heerlijk sieraad voor Amsterdam. 't Is meer, het was een dringende behoefte. De burgerij heeft, edelmoedig voorgegaan, door kleine bijdragon, het Vondelpark gesticht. Ja, ja, les Hollandais font de grandos choses, mais ils les font petitcment. Niet voorbarig, vriend, je petitement maakt me boos. Kom, zie en oordeel. Wij gaan eon der vier zijdeuren in en zouden onzen overjas in de ves tiaire kunnen hangen, die daar voortreffelijk voor is ingericht, maar wij hebben er geen bij ons. Nu de gang in, om de groote zaal binnen te tre den. Welnu, wat zegt ge er van? Zoo! is dat nu de groote zaal. Je opgewondenheid is niet luidruchtig. Om je de waarheid te zeggen, valt de zaal mij tegen, ze is niet groot. <*" Niet groot? Hadtjc dan een Romeinsche arena verwacht. Kom eens mede op het orkest. Je kunt hier zonder hartklopping staan, er is niemand in de zaal. Meet die zaal eens met het oog, ze is breeder dan de zaal van het Paleis voor Volksvlijt en er kunnen hot smalle balkon medegerekend bijna 2000 stoelen staan. Dat zoude men op het oog niet zeggen. Omdat de afmetingen zoo schoon zijn, 2 bij 3, dat is een pluimpje voor den bouwmeester die een groote zaal bouwt, waarbij niemand den in druk van hol, ongezellig, onafzienbaar ontvangt. Wie is de architect? Van Gendt, voortreffelijk, in allo opzichten lof waardig. Tegen ons over, achter het balcon,isde zoogenaamde koningszaal, ontvangzaal voor hooge gasten. Als die zaal aangekleed" is, wordt zij der hoogste bezoekers waardig. Het orkest is bizonder groot, geschikt voor meer dan zeshonderd uitvoerenden, maar zooals ge ziet zóó ge bouwd dat een vol orkest, in de midden, waaiervormig plaats vindt on dan kan men immers werkt geen koor mede de zijden verschuilen achter heesters en gewassen. Bij het genot dat de ooren streelt, worden de oogen tevens aange naam aangedaan. Do bedoeling is toch niet, alleen ochtendcon cert on to geven? Neen, zeker niet; hoe zoo? Omdat ik geen verlichting zie Mijn waarde, de ware verlichting eischt dat men steeds den blik omhoog richte. Ziet ge de 5 sunlïghts? die werpen een zee van licht in de zaal zonder zclven. als het ware, gezien te worden. Alleen zijn er beneden in ee zaal, onder het balcon, luchters aangebracht, die in goenen deele de geluidsgolven breken of storen. De ventilatie geschiedt kunstmatig door liet on ophoudelijk inbrengen van verwarmde verschc lucht on weg zuigen van bedorven lucht, met een regel matigheid en snelheid die aan de hoogste eischen zullen voldoen. De verwarming geschiedt ook door verwarmde lucht, in tijdon van lage temperatuur bijgestaan door warm water. Deze geheele inrich ting is geleverd door do welbekende fabriek in Kaiserslautern. 't Is alleen een bezoek aan het Concertgebouw waard om die inrichting te zien; de gasmotor, de buizcnleidingen, de waterreservoirs, do schom melende reuzenklep, die eon altijd regelmatige en ongestoorde zachte luchtstrooining in beweging houdt. Ik kan er mij nu reeds op verheugen een zeer druk bezocht concert bij to wonen waar ik niet óf in apathischen toestand gebracht word door onmatig verhitte stikstof óf in hals en rug gepijnigd wordt door eon ijzige scherpe tocht die mijn genot vinnig wegblaast. In do portalen en gangen ontmoet ik dezelfde temperatuur als in de zaal. en ook in don foyer is het even aangenaam en frisch. Dat is een aller liefste foyer, die elliptische vorm staat mij bij zonder aan en dan die glasdeuren waardoor men in de veranda komt. Daarachter ligt de tuin niet waar? Juist, dat is bot opgehoogde en reeds aanvan kelijk beplante terrein, dat tuin moet worden. Maar zoo ver zijn wij nog niet, helaas'. Ken sierlijk hek, menig rozcnbed en bloemgazon, gasvorlichting, eonigo prieeltjes on overdekte zitjes, een muziek tempel. Hoc aanlokkelijk om daar een zomeravond door to brengen. Weet ge nog wel, hoe wij 14 of 15 jaar gele den, in het Park, in ne weck een rozenfecst en een feest van de Koninklijke Nederlandsche Zeil en Itooiverceniging hebben bijgewoond. I loc leven dig staat mij dat nog voor den geest. Zeker, zeker en de avondfeesten na de algemcenc vergadering van het Nut". Dat komt alles terug vriend, beter, grooter en zoo veel aanlok kelijker, naardien wij eonigo jaren lang van derge lijke feesten gespeend moesten zijn. Dus is de bedoeling om dat concertgebouw op ongeveer dezelfde wijze als het vroegere Park to exjiloitoeren ? Juist, en do vroegere directeur, W. Stumpff, is ook nu aan deze zaak als administrateur verbon den. Hij verdiende op dat gebied zijn sporen en is zeker de rechte man op de rechte plaats. Gelooft men dan mot tuin-cxploitatie en enkele winter-concerten oen zoo groote onderneming winstgevend te maken ? Geduld, mijn vriend, wij hebben nog maar een dool van het gebouw bezocht. Go meent toch niet dat do vier monumentale trappen doelloos zijn. Er is boven nog heel wat te zien. Ten eerste de kleine concertzaal, boven don foyer, dus met dezelfden aangenaam elliptischon vorm. Daar is plaats voor 500 stoelen, daar worden kleine .concerten gegeven; virtuosen-conccrten, soirees voor kamermuziek enz. Aan beide zijde de in elkaar loopende zalen, bestemd voor koor-, solistenen toilet-kamers. Nsem mij niet kwalijk, maar dat is nu niet echt Hollandsen, een koorkamer, een solistenkamer zoo als deze of liever, twee zulke salons, aan ieder zijde n, dat is overdadig. De imaakvolle schoorsteenmantel verraadt dat de geleele inrichting elegant, zoo niet weelderig zal zijn, de openstaande vensters geven toegang tot een ruim balcon, vanwaar men oen heerlijk verge zicht beeft. Hadde ik in Brussel een dergelijke .ocaliteit, dan zette ik de gelegenheid open om er diners en feesten te geven. Welnu, meent ge dan soms dat die gelegenheid niet zal komen? Dus toch! feesten, bals misschien. Waarom niet? Neen, ik heb geen bezwaren, maar naar den ;itel te oordeelen Concertgebouw" vreesde ik, dat :iot geheole paleis, daar zoo sierlijk en doeltreffend gebouwd, alleen dienen mocht als tempel van Polyhymnia. De naam, mijn waarde, doot niets ter zake. Een concertgebouw heeft Amsterdam nooit bezeten en Je Amsterdammers hebben nooit goed geweten wat eigenlijk een conkortgobouw was of' zijn moest, ik oude je allervermikclijkste staaltjes kunnen geven van wat men al een concertzaal of concertgebouw noemde en meende daarvoor geschikt to zijn Zij die het initiatief namen tot het stichten van deze onderneming, voelden de behoefte aan een concertzaal sterker dan de meeste overige oncertbezoekers, vandaar hunne vermetelheid. Want waarlijk, als men eenigzins bij ondervinding weet, wat er in Amsterdam vcreischt wordt om iets tot stand te brengen, dan wordt initiatief nemen bijna een daad van vermetelheid. Vergun mij nu, critiek te oefenen op hetgeen gij :egt. Bezit de Hollander niet juist de eigenschappen die vereischte worden om iets tot stand te brengen: overleg en volharding ? Dank je wel, in dat opzicht stem ik met je in. Trouwens ik vind altijd, dat iemand die mij of mijn volk een compliment maakt, gelijk heeft. Maar de moeiolijkheid om in Nederland aan iets nieuws ingang to doen vindon, ligt voornamelijk aan hot gebrek aan verbeeldingskracht, aan voor stellingsvermogen bij do menigte. Ik hen innig overtuigd dat dit concert-gebouw, na weinige jaren in exploitatie te zyn ge\veest, zoodanig do algemeene sympathie zal hebben verworven en zoodanig burgerrecht zal hebben verkregen, dat iedereen zich afvraagt wat deed men toch vroe ger, toen dit gebouw niet bestond" on slechts met moeite zijn eigen herinnering kan gcloovcn die tem den toestand voor den geest roept, waarin wij thans verkeeron. Omdat nu in de eerste plaats aan een behoorlijke concertzaal is gedacht met ruime toegangen, vestiaires, koor- en solisten-kamere, stcmkamer enz. enz., daarom werd niet uit liet oog verloren de andere doeleinden waartoe tiet gebouw evenzeer to gebruiken zal zijn. De noodzakelijkheid, het eigenbelang gebood dat reeds, en daarop werd bij den bouw en do indeoling zeer zeker gelet. Wat maakt het uit of deze onderneming nu concertgebouw" heet of een anderen naam draagt, iedere fcostvicring van eenigen omvang zal er zich in tehuis gevoelen. Ook een tentoonstelling bijvoorbeeld, zal doorhet gebouw zocr gehaat zijn, toch heeft zij niets met concert gemeen. Wilt gij het gebouw dan liever voor kunsten on wetenschappen" noemen ? Is dat juister ? Is een bloomententoonstclling, kunst, oen studenbal we tenschap ? of wel mot voorvaderlijke voorliefde voorde taal dor klassieken musis sacnunV" Laat er een spoorweg-congres houden of liet Nut van 't Algemeen vergaderen, aan welke dor negen muzen zijn die gewijd? Neen, nog eens: cententoonstelling, een congres, oen nationaal of maat schappelijk feest zal nu een gebouw bezitten waar ook aan do hoogste eischeu goroedclijk zal wor den voldaan. Maar zoo oven hebt ge gesproken van bals, zullen die er ook binnen gelaten worden ? Waarom niet? het bestuur zal altijd wel zorg dragen, dat do feestelijkheden, die er gevierd worden, niet door luiken of jalousiën voor het oog der scherpste vittors of dor strengste beoordeelaars behoeven verborgen te worden. Het doet mij waarlijk genoegen dat te hooren, want, neem mij niet kwalijk dat ik hot maar open hartig zog, toen wij zooeven in do kleine concert zaal waren en jo mij oplas dat er concerten door virtuosen zouden gegeven worden en ka uer-muzieksoirées, viel hot mij op, hoe heerlijk geschikt dat zaaltje zal zijn voor een bal. Ik huppelde er in gedachte al rond om na den dans verjmozing te vinden in die beide ruime koorkamcrs, dio dan reccptiesalons zouden worden, terwijl do solisten zalen voor toevluchtsoord konden dienen aau ben die riet of minder aan Terpsichoró oiï'eren. Ge vindt die gedachte misschien wat Briissclsch-wuft, want, nietwaar, Amsterdam danst niet? Althans veol te weinig: maar het zal hier ook wol zijn: de gelegenheid maakt don dief. Is er eenmaal een bal gegeven en iedereen heeft er door geleerd hoe uitstekend die localiteit daarvoor geschikt is, dan beleven wij misschien nog den tijd dat er bloeiende verccnigingen bestaan waar in besloten gezelschap do dans als grootste uitspanning wordt geëerd. Voyons donc, je windt je waarlijk op. Je hebt gelijk, vriend, laat ons maar weer naar beneden gaan, dan kom ik weer lager bij den grond en herinner mij weder dat er nog voel moet geschieden, voordat hot eerste bal in bet concert gebouw gegeven wordt. Is er dan behalve meubelen en stoff'oeren nog veel to doen? Ja zeker, de tuinaanleg, zooals ik reeds zeide, een groot orgel, althans wanneer dat bereikbaar blijkt te zijn, want het orgel wordt nu door nog dringender eischen op den achtergrond gedrongen. Dan de samenstelling van eon eigen orkest. Dat eischt geld en voorbereiding, maar wordt ook weder de ziel die in dat heerlijk lichaam zal huizen. Waarom wordt nu niet met allen spoed aan de voltooiing' voortgowerkt ? Omdat er geldgebrek is. O ho, wringt daar de schoen. Is dat bezwaar groot ? Betrekkelijk maar. Van het oorspronkelijk ka pitaal der vennootschap a f' 400.000 is ongeveer s.'i geplaatst. Het gebouw, zoo als go het heden ziet, hooft bijna f 430.000 gekost. Stel f 290 m. bovenbouw, f 100 m. fundeeringen, f 40 m. terrein.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl