Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ho. 520
bjj de schrijvers niet erg bemind; men kent de
Udlooze boosaardigheden, waarmede geplaagde
geestige mannen en vrouwen zich op lastige
gastheeren, die hun boeken, bladen en in de latere
tjjden zelfs waaiers ter invulling aanboden, hebben
gewroken. Z\j resumeeren zich in dit woord,
beur; telings aan Madame Adam en andere dames toe
geschreven :
Chacun son cauchemar, Ie mien c'est un album.
Dit geldt echter niet van Meijer-Cohn's auto
grafen; zij zijn meest van dooden, meest niet als
souvenir bedoeld, maar voor de geschiedenis van
waarde.
Van het begin der achttiende eeuw af bevat
de verzameling alle belangrijkste namen in de
Dnitsche letterkunde tot op onze dagen; bijna
geen enkele ontbreekt, ofschoon de een doorvoel
meer beduidends werdt vertegenwoordigd dan de
ander. Vierhonderd briefschrijvers hebben hun
handteekening in deze verzameling. Enkele brie
ven, als die van Kleist aan zijn verloofde, aan Tieck,
aan Holtey, brieven van Freiligrath, Göthe en
Schiller zijn reeds voor het grootste gedeelte uitgege
ven, maar nog zeer vele, onder anderen alles wat
uit de nalatenschap van den bibliothecaris Hemsen
afkomstig is, is nog ongedrukt.
, Reeds op de eerste bladzijde vindt men den
naam van Lessing; het zijn de brieven door zijn
rader en moeder geschreven. Zij interesseeren
om den zoon, niet om zich zelve, in hun
gedrukten toon. De vader maakt hem (4 Juni 1770)
verwaten over zyn lang zwijgen, alleen de ge
leerde kranten en Lessings broeder hebben in de
twee laatste jaren berichten omtrent hem ge
bracht. Uw tegenwoordige betrekking aan een zoo
beroemde bibliotheek" schrijft de vader, zal u
toch wel zooveel tijd laten, dat ge ons eens om de
. drie maanden schrijven kunt." Weinige maanden
later herinnert de moeder haren zoon aan den
plicht om een geschrift aan de nagedachtenis van
zijn gestorven vader te wijden: Lieve zoon, ik
dacht dat er reeds lang werk had moeten gemaakt
zijn van zulk een vader als hij geweest is
Het lange stilzwijgen over zijn leven na zijn dood,
als hij het wist zou het hem zeer ter harte gaan."
Dringende verzoeken om geld wisselen dan weer
met deze verwijten af, maar telkens komen zij
weer: Gij hebt al zoo veel in uw leven in de
wereld geschreven en over uw vader niet het
geringste." Wij hebben Lessings antwoord aan
zijn moeder niet, maar wel in een brief aan
Michaelis, in 1754, de woorden : Hoe zou ik hem
prijzen, als hij niet mijn vader ware!" Twin
tig jaar later, toen zijn vader dood was, had Les
sing toch zoo bescheiden niet behoeven te zijn.
. Een geheel anderen toon ademt Wielands
correspondentie met zijn schoonzoon Rheinwold,
die nog als philosoof bekend is. Zij zijn vol
frischheid, sympathie, kalmte en vriendelijkheid. Hij
schrijft over iedereen iets aangenaams. Jean Paul
is hem een der merkwaardigste stervelingen van
onzen tijd," ondanks zijn zeven zonderlinge
eigensehappen." Hij roemt zijn ):in het eigenlijke ver
stand kinderlijke onnoozelheid en onschuld."
Klopstocks Oden beschouwt hij als kunstwerken van
Griekschen stijl," en vindt eene volmaaktheid in
taal, harmonie en versbouw er in, die nauwelijks
haar gelijken heeft.... Voorzeker bestaat in geen
enkele taal ter wereld eene verzameling oden,
die deze nabijkomt, en men kan haar in ieder
opzicht eenig in haar soort noemen. Wel is waar
zijn eenige der oden raadseltjes, maar er zijn
toch ook uren, waarin men zich gaarne met deze
geestesoefeningen wil bezighouden." De dood van
Abinger geeft Wieland aanleiding tot deze waar
deering van zijn Oostenrijkschen navolger: Ik
heb ontwijfelbaar in hem mijn warmsten en meest
beproefden Oostenrijkschen vriend verloren, en
in den gansenen omvang der Oostenrijksche Mo
narchie ken ik niemand, die de plaats, welke hij
ledig gelaten heeft, zou kunnen vullen."
Sinds het jaar 1801 vindt men in Wieland's
brieven klachten over zijne voor altijd verloren
Alceste, die boven alles beminde levensgezellin,
zoo geheel voor mij geschapen, zoo geheel voor
mülevend, door millioenen teedere draden met
mij samengeweven, door de reinheid en goedheid
van haar hart, door de altoos opgeruimde helder
heid van haar inborst, kortom door hare gansche
beminnelijkheid en bekoorlijkheid mij onontbeerlijk
geworden, als betere helft van mij zelven!"
De brieven van Schiller zijn meest over zaken.
Met den uitgever Crusius te Leipzig handelt hij
(8 November 1787) over de in 1788 verschenen
afzonderlijke uitgaaf van den Opstand der Neder
landen, dien hij opnieuw wil bewerken, daar hij
zich in het vak der geschiedenis, waartoe ik
begonnen ben, mij te bestemmen, gaarne wat
ge?», bij het publiek wilde aankondigen." Over
Göthe hoort men een scherp woord in een brief
van F. II. Jacobi aan zijn zoon (October 1797).
den geest dezer theorie, alles zelf te zien en
waar te nemen, haren hoogen ernst, mis ik in
alle geschriften van Göthe, zonder onderscheid.
Hij meet menschen, krachten en zaken altijd
alleen 'tegen elkander, zonder een grondmaat te
kennen, waartegen iedere het eerst gemeten moet
worden; daarom moest ook zijn Wilhelm Meister
tot het einde komen, waartoe hij gekomen is;
word in dit opzicht, waarde Max, zijn aanhanger
niet l Wees nuchteren en waak!" Over Göthe
spreken ook Müllner, (de dichter van-?Die Schuld")
Friedrich von Gents, en Wilhelm Grimm, die in
den stijl van den tijd over Göthe schrijft: Deze
eeuwige jeugd, waaraan geen roest zich hecht, in
hem te zien, is iets ongelooflijk heerlijks."
Daar de brieven bij honderden tellen, is er ook
veel van allerlei mindere goden bij, maar de
meeste zijn interessant. Ook in den geest dos
tijds leest men in de brieven van Schvbart, den
zanger der Fürstengruft", het volgende: Mijn
geest is onder de pers, en al wat ik werk zijn
bloeddruppels; nijd en vervolging zijn ten top
punt gestegen. Men aast op mijn geschriften om
or vergif in te vinden en mij daarmede te ver
geven. . .. jyj;jn iicnaam lijdt geweldig en mijn
troost is dai,, .?t anderen vreezen, de dood!"
Dit was m 1767; ze»\^n jaren latei, ia VlSa,
vindt men in een brief aal. zijne dochter weer
hetzelfde: Mijn gansche leven is een brief aan
u. Gij hebt in lichaam en ziel zooveel van uw
vader ontvankelijkheid voor al wat goed en
schoon is, prikkelbaarheid voor smart en vreugde,
aanleg voor vriendschap en liefde, onstuimigheid
in droefheid en vreugd, openhartigheid tegenover
iedereen, en sympathie voor alles wat om u heen is...
Maar uw vader heeft het ondervonden, dat men met
zulk een karakter elk oogenblik ergens tegen aan
loopt, als men niet op zijne hoede is. Laat u, ik
smeek het u, met niemand van het theater in; het
theater is een gladde ijsvloer, waarop reeds menige
deugd uitgleed en viel... Ach, uw arme vader
ligt nog als een misdadiger gevangen, en hoopt
geen andere bevrijding, dan door den dood."
Van Gleim zijn er eenige brieven, waarin hij
beurtelings Klopstock, Sulzer en Wieland den
grootsten man van Duitschland noemt. Van Jean
Paul zijn er maar een paar nummers, niet be
langrijk; maar over hem schrijven Jacobi, Körner,
die betwijfelt of men hem wel voor een tijdschrift
moet aanwerven, daar hij waarschijnlijk niet aan
een zekere discipline te onderwerpen" zal zijn,
en een bijna onbekende, Klamer-Schmidt, die van
onze Jean Paul", en mijn waarde Jean Paul"
spreekt.
Vrij interessant zijn daarna de brieven van
de romantici. Friedrich Schlegel schrijft (26 Nor
vember 1810)vol warmte over Wolfram van
Eschenbach; Fouquédweept wel wat ongemotiveerd met
den beerlijken koning Rother," Jacob Grimm
schrijft over zijn onderzoek naar volkssagen. Vosz
wordt door rentano alter Krachwedel" genoemd
en in een anderen brief spreekt Brentano van
die vossische Sudelküche." Fouquéheeft ook
een paar brieven over den zelfmoord van Kleist,
vol innig meegevoel en vriendschap; Bettina
Srentano, de fantasierijke schrijfster van Göthe's
Briefwechsel mit einen Kinde," beklaagt zich des
tijds reeds over miskenning: In mijn leven heb
ik behalve Göthe niemand gevonden, die mij en
mijn geschriit niet als onzinnig beschouwde."
Na de brieven van Hauff, lang en aantrekkelijk,
als 't ware voor copij" bestemd, komen de nog
levenden, of die nog niet historisch geworden
zijn. Gützkow, Freiligrath, enz. behooren tot de
laatsten, Heyse en anderen tot de eersten. Er
zijn er tallooze, en nog is de verzameling niet
uitgeput; de heer Meijer-Cohn stelt zich voor,
nog eene verzameling Göthe-Schiller-bricven te
geven, dan eene bloemlezing uit de vijftiende en
zestiende eeuw, dan monographiën, een ware
schat voor de litteratuur. Men kan zich voor
stellen dat de verschijning van deze uitgave,
waardoor zooveel belangrijks en kostbaars binnen
ieders bereik gesteld is, met belangstelling in
Duitschland is ontvangen.
VARIA.
Professor Falbs heeft, gelijk men weet, door
zijne profetiën de geheele wereld verstomd doen
staan. Zijne voorspellingen omtrent uitbarstingen,
springvloeden, aardbevingen en mijnontplotfingen,
die steeds punctueel uitkwamen, hadden groot succes,
en zijne glasheldere berekeningen hebben ons de
vaste overtuiging gebracht, dat na 5999 jaren de
aarde een nieuwen zondvloed met bijbehoorend
verderf zal ondervinden, en het de vraag is of
zelfs een Noach nog zal overblijven om haar op
nieuw te bevolken.
Toch schijnt het dat professor Falb zich een
enkele maal vergist heeft. In het vaste vertrouwen
op de gehoorzame zon- en maanconjuncties heeft
hij weer een horoscoop getrokken, daarop eene
weddenschap aangegaan en haar verloren. Uit
San Remo meldt men, dat Pater Denza, de di
recteur van het observatorium te Moncalieri, met
den professor om 30,000 francs gewed heeft. Prof.
Falbs beweerde, dat op 29 Mei Liguriëdoor een
aardbeving bezocht zou worden. De bewuste datum
naderde. Prof. Falbs ontbeet dien morgen in de
open lucht, maar met smaak. Stel dat mij iets
door mijne aardbeving overkwam," zeide hij
meesmuilend, dan heb ik toch de 30,000 francs, die
de lichtzinnige pater mij tot den laatsten pen
ning uitbetalen zal."
De voormiddag ging voorbij: geen aardbeving.
De namiddag kwam: do aarde deed alsof niemand
haar iets te bevelen had. Prof. Falb ging naar
zijn boeken, werkte de tooverformules alle nog
eens door; alles kwam uit, 29 Mei .... en de
dag ging voorbij zoo kalm als de vorige en de
volgenden. Nog steeds ligt Liguriëzich kalm te
koesteren in zijn milden zonneschijn, en pater
Denza is honend komen vragen naar de 30,000 frs.
Ik zal daarvoor," zegt hij, voor mijn observato
rium splinternieuwe instrumenten aanschaffen."
Hetgeen omtrent Brahms' opera aan de Ham
burger Correspondenz gemeld wordt, geeft geen
hoog denkbeeld van de dichterlijke waarde der
stof. Zij zou ontleend zijn aan eene romantische
comedie van Gozzi, Das laute Geheimniss; het
libretto zou bewerkt zijn door J. B. Witmann,
die ook Der Widerspanstigen Zdhmung van Götho
tot een libretto omwerkte. De titel van het stuk
van Gozzi berust op de omstandigheid, dat de
hoofdpersonen, eene hofdame en een ridder, in
tegenwoordigheid der hertogin, die ook op den
ridder verliefd is, en van het gansche hof, elkan
der hun geheimen vertellen, zonder dat iemand
der aanwezigen er iets kwaads van denkt. Zij
beginnen iederen versregel, die voor het geheele
gezelschap bestemd is, met het woord, dat zij
willen zeggen. Hetgeen den componist heeft aan
getrokken, is een zekere ridderlijke sierlijkheid,
die in het geheele stuk heerscht. Wie trouwens
de librottos, waarop Mozart en Weber gewerkt
hebben, nagaat, moet toegeven, dat Brahms niet
kieskeurig behoefde te zijn. Brahms vertoeft thans
met Witmann aan het meer van Thun.
liezen wil. Eenige dagen geleden meldde de in
tendant op het kasteel Craig-y-nos aan zijne
meesteres, dat men op den drempel een- pasge
boren kind had gevonden, met een briefje in het
handje, van den volgenden inhoud: Gij zijt rijk,
ik verhonger; uw huwelijk is kinderloos, neem deze
kleine aan, welker moeder uit wanhoop van haar
scheidde."
Patti houdt niet van kinderen; zij wilde het
schepseltje niet eens zien, en liet het terstond
naar het vondelingsgesticht brengen, zonder het
ook zelfs een lepel melk uit hare stallen te gunnen.
Een blad voegt de opmerking eraan toe, dat
Patti's talenten wel aan den nachtegaal, maar niet
aan de pelikaan doen denken. De Wiener Allgem.
schrijft er bij: Wo man singt, da lass dich ruhig
nieder."
De uitgever H. C. A. Thieme te Nijmegen deed
de zesde aflevering \jari zijn uitgave Gouverneur's
Oude Huisvriend vergezeld gaan van eene
adreskaart in kleuren en goud, die een keurig staaltje
geeft van hetgeen de firma op dat gebied kan
leveren.
De Vereeniging tot bevordering van het Vreem
delingenverkeer te Arnhem heeft een zeer net
uitgevoerd boekje, Gids voor Arnhem en Omstre
ken, uitgegeven. De auteur, die niet genoemd
wordt, heeft zich uitmuntend van zijn taak ge
kweten en in gemakkelijken en aangenamen vorm
een vademecum geschreven voor hen die Arnhem
en omstreken willen bezoeken. Tal van bijzonder
heden, maken het boekske belangwekkend en de
fraaie zinco's naar photographiën van de heeren
B, Bruining, W. Oldenkamp, J. Ephraïm en Branig
en Lensink, verduidelijken den tekst.
De billijke prijs 30 Ct. zal zeker deze Gids in
veler handen brengen.
In den nazomer zal, naar wij vernemen, ver
schijnen: Neen! eene stadsgeschiedenis door Jan
Holland. Dit verhaal is eene satire in den geest
van Nette Menschen" en in vorm het naast
overeenstemmend mot den roman Darwinia''. De
draad, die door het verhaal loopt, is de zucht tot
Negeeren, de gewichtige rol die het woordje Neen
in onzen tijd speelt, als Obstructie niswie, dat de
volksvertegenwoordiging belet iets goeds tot stand
te brengen; als Verzet der lagere klassen tegen
alle gezag; als doodende Critiek in de letterkunde;
als losbandige Vrijheid bij de jeugd; als Malaise,
toenemende verschijnselen van krankzinnigheid,
neiging tot zelfmoord, als Ontkenning op gods
dienstig gebied.
In een onzer provinciale bladen, de Gooi en
Eendander, hebben sinds eenigen tijd eene reeks
van belangrijke studiën over de verdeeling der
Gooische Markgronden, door F. A. Buis, de aan
dacht getrokken. Het vraagstuk, zooals men weet,
is nog meer dan van feitelijk juridischen, van
historischen aard, en de litteratuur er over is uit
gebreid. De schrijver heeft, behalve van hetgeen
reeds in druk verschenen was, ook van hetgeen
zich in manuscript nog in het archief van Naarden
bevond, een ruim gebruik gemaakt, en zijn werk
zal in toekomstige processen over de
markverdeeling in Gooiland eene rijke bron van
bewijsma,teraal aanbieden. Het is thans onder den titel: De
Heiden en Weiden van Gooiland, bij den uitgever
Joh. Geradts & Co. te Hilversum verschenen.
De Deutsche Eevuc belooft voor de volgende
aflevering aan zijne lezers iets bijzonders, de
mémoires van den generaal-intendant der konink
lijke schouwburgen te Berlijn, baron von Ilülsen.
De zangeres Lilli Lehmann heeft zich aan de
Duitsche Opera te New-York verbonden, tegen 25000
mï'i. '% maands. Al zouden Patti en Nilsson
hiervoor den neus-trekken, de som is toch niet
onbeduidend.
~~Apropos van Patti: men verte'.* weder eene
anecdote, die moet aantoonen, hoe de diva_van de
millioenen, die haar keel haar oplev?rt! '"cts ver"
Militaire Zaken.
DE GROOTE SCHOONMAAK.
Schoonmaken hier, schoonmaken daar, schoon
maken overal," zou inen het stuk kunnen noemen,
dat allerwege tegenwoordig opgevoerd wordt.
Alleenlijk is het geen komedie, doch naakte
werkelijkheid.
Als in de maanden April en Mei de natuur
druk in de weer is, om boom on plant het vroolijk
zomeruiterlijk terug te geven, dan werken de
menschen dapper mee, om in de eerste plaats
hunne huizen van binnen en van buiten in orde
te brengen, en daarna zich zelf eveneens flink op
te knappen, doch dat laatste geschiedt alleen
uitwendig; voor inwendige verbetering wordt geen
bepaalde tijd van 't jaar bestemd.
Een eigenaardige tijd, die schoonmaak!
Het heeft zijn voor en zijn tegen, als alles van
zijn plaats genomen wordt, om een beurt" te
krijgen, als alle hoekjes en gaatjes uitgestort en
doorgezocht worden, als alle deuren en vensters
versch in de verf zitten op een enkel plekje na,
waar mijnheer met zijn jas jangs geloopen _is, als
weggenomen kleeden en loopers de stilste
kinderspelletjes rumoerig maken, als behangers en tim
merlieden de keuken in plaats van de huiskamer
als hun arbeidsveld beschouwen, als er 's middags
koud eten opgedischt wordt, omdat de kookkachel
schoongemaakt wordt.
Evenzeer als de vrouw het een tijd van genot
vindt, zal de man het een ramp noemen. Hij be
schouwt schoonmaken als een noodzakelijk kwaad,
en berust er dus in vredesnaam in, dat een voor
wetenschap ongevoelige hand zijn boekenkast over
hoop gooit, dat de vuilnisbak verrijkt wordt met
allerlei zaken, die hij nog lang niet zoo erg on
bruikbaar vindt, dat er iederen dag wat gebroken
wordt en dat hij na de schoonmaak verschillende
kleinigheden mist, die hij vóór dien tijd in don
ker kon vinden.
Maar als alles achter den rug en weer op orde
is, dan kan hij zijn zindelijke vrouw niet tegen
spreken, als zij hem in gemoede vraagt: zeg
man, vindt jo het nu geen heerlijk gezicht, als
alles er weer zoo netjes en schoentjes uitziet?"
Dezelfde schoonmaak is nu al weer in de meeste
huishoudens afgeloopen, ook nagenoeg geheel in
de groote militaire huishouding, waar het in dat
opzicht al net eender toegaat als in onze gewone
huisgezinnen: van tijd tot tijd in 't jaar kleine
schoonmaak in de verschillende onderdeden en
ns, in het voorjaar, de groote in het geheele
huis.
Het zal ons onder den indruk van de laat
ste voorjaarspromotie niet moeielijk vallen, de
punten van overeenkomst tusschen die twee schoon
maken te vinden.
De vrouw des huizes dat zij althans in den
schoonmaaktijd de baas is, zal wel niemand ont
kennen plast en poetst naar welbehagen, laat
veel zaken, waaraan in lang niets gedaan werd,
eens flink opknappen, of dankt ze af, als ze on
bruikbaar zijn, met denzelfden ijver, waarmee de
baas" in 't militaire huishouden de rij der of
ficieren langs gaat, om aan dezen of genen, die
wat lang achtereen een zelfden uniform droeg,
een nieuw aanzien te geven, en af te schaffen, wat
volgens hem geen herstellen meer waard is.
Ja, inderdaad een heerlijk gezicht dan, als de
hoofd- en opperofficieren ons in hun nieuw zilver
en goud tegenschitteren.
Maar helaas! de schaduwzijde van de schoon
maak is bij de laatste promotie evenzeer in 't oog
gesprongen. Veel is verfraaid die uitdrukking
dient meer om het beeld getrouw te blijven, dan
om de Hollandsche uniformen te verheerlijken
wat werkelijk noodzakelijk en gewenscht was,
doch veel is ook afgedankt," wat we gaarne be
houden hadden, omdat het nog zoo uitstekend
mee kon," veel bleef onveranderd, waar we op
gehoopt hadden, dat het vernieuwd zou worden,
veel ook, waarvan we vermoedden, dat het on
bruikbaar zou verklaard worden.
Als het eenen officier van hoogen rang hindert,
dat zoovele minder ervaren jongeren invloed
hebben op zijne promotie, doch hij er in berust,
omdat hij weet dat zij van hooger hand voor hunne
belangrijke dienstbetrekking geroepen zijn, doet
dit ons dan niet denken aan de verkropte erger
nis van den man des huizes, die de door zijne
vrouw aangenomen schoonmaakster met onver
schillige hand alles ziet aanpakken wat hem
heilig is?
Als we na de legerschoonmaak ons officierscorps
doorloopen, dan vinden we velen niet meer terug
op hunne vroegere plaats: de een is naar een
andere garnizoensplaats verhuisd, een tweede van
het keurcorps" afgenomen, een derde bij een
meer wetenschappelijken tak van het leger inge
deeld, en onwillekeurig herinnert ons dat aan het
antwoord van de meid op onze ietwat knorrige
vraag, waar dit of dat met de schoonmaak ge
bleven is: o, dit kan u dilar terugvinden, en dat
mocht in de mooie kamer niet meer blijven, en
die kast, heeft mevrouw gezegd, kon beter op de
studeerkamer gebruikt worden."
't Is waar, dat we eindelijk alle dingen weer
terugvinden, die niet onherroepelijk weggegooid
zijn. Maar ach! dikwijls zijn zij in hunne nieuwe
omgeving misplaatst, en is het te voorzien, dat
zij bij een volgende schoonmaak geheel zullen
moeten vervallen.
Ter wille van de luitenants met de St.
Nicolaasdecoratie", en van de velen, die haar nog vóór
den kapiteinsrang te wachten hebben, zijn we
bijna geneigd ten opzichte van ons leger de ge
wone opmerking na do schoonmaak te maken:
het is vreemd, maar er schijnt toch nooit zoo lang
on goed schoongemaakt te kunnen worden, of al
tijd blijft er in de een of andere kamer nog stof
liggen. Doch ieder vertrek zal wel weer spoedig
een kleine beurt" krijgen.
Of er soms ook wat gebroken is bij de
Aprilschoonmaak in de militaire rangen? We behoeven
het niet te vragen. Er zijn wonden geslagen, die
minder gemakkelijk te genezen zijn dan de kost
baarste gebroken vazen te herstellen zijn.
Doch vallen en breken dat zijn nu eenmaal
de rampen van de schoonmaak.
Mocht mevrouw er in geslaagd zijn, wat goeds
in de plaats te geven. RADICS.
OUD-AMSTERDAMSCHE
VERSCHEIDENHEDEN.
Spel en Wedding schap. Levensverzekering.
De historie meldt, dat onze Bataafsche voor
ouders hartstochtelijke liefhebbers waren van het
spel, waar zij behalve hebben en houden, vrouw
en kroost en eigen vrijheid gaarne aan ten offer
brachten. Hoe weinig van hot zuivere Bataafsche
bloed ook in de aderen onzer voorvaderen van de
zeventiende eeuw moge gestroomd hebben, in voor
liefde voor spel en weddingschap, bleken zij
meermalen van de stamouders niet ontaard te zijn.
Een ondernemingsgeest op minder hechte grond
slagen gebouwd riep, in keizer Karels dagen een
placcaat in het leven tegen bankroetiers, die in hun
eigen deur zouden moeten opgehangen worden.
De overdreven hardheid van 's keizers wet maakte
dat zij, na waarschijnlijk zelden te zijn toegepast,
in onbruik geraakte, hetgeen in het begin van de
zeventiende eeuw, toen de faillissementen aan de
orde van den dag waren, menigeen een zucht ont
lokte, waarvan Brederode zich den tolk maakte.
En nauwelijks een kwart eeuw later greep de
speelwoede den tulpen handelaan, en duizende eer
lijke burgers, door deze koorts, om in enkele dagen
schatten te verzamelen, aangetast, bemerkten wel
dra dat hunne verwachtingen bedrogen en hunne
buidels geplunderd waren. Nadat de maatschappij
den tijd had gehad om alle rampen van den
tulpenhandel te vergeten, kwam de actiehandel de kroon
zetten op het werk, en hoe bitter de teug ook
was, die menigeen uit dien beker dronk, de maat
schappij scheen er zich niet aan te kunnen ver
zadigen, van geslacht op geslacht werd de
speelzucht overgeplant, en het levende geslacht is
helaas niet van dien smet der vaderen _ vrij.
Maar behalve deze soorten van spel in 't groot,
deden onze voorvaders veel aan beursspel en
weddingschap in 't klein en in den kring van be
kenden. Aanzienlijke burgers en in bekrompen
omstandigheden levende ambachtslièn hadden be
hoefte aan den prikkel, die spel en weddenschap
slechts kon schenken. Zij moesten iets wagen, om
den kans te hebben veel te winnen, en wien het
niet schikte om schepen te bevrachten op 't
avontuyr van der Zee", bedacht wat anders. Zoo
zeide de een: Ik zal u tien stukken laken geven
tegen den halven prijs, als 's-Hertogenbosch bin
nen zooveel tijd voor den Prins zwicht. Gebeurt
het niet, dan betaalt gij mij ieder stuk met ander
half maal de waarde. Zoo zeide de ander: Als A
over een jaar met B trouwt, zal ik u een zekere
som uitkeeren, geschiedt het niet, gij mij. Ja, er
waren van die contracten voor schepenen ot no
taris en getuigen verleden, die wij tegenwoordig
voor ongepast zouden houden. Of wat zegt men