De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 12 juni pagina 4

12 juni 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ho. 520 bjj de schrijvers niet erg bemind; men kent de Udlooze boosaardigheden, waarmede geplaagde geestige mannen en vrouwen zich op lastige gastheeren, die hun boeken, bladen en in de latere tjjden zelfs waaiers ter invulling aanboden, hebben gewroken. Z\j resumeeren zich in dit woord, beur; telings aan Madame Adam en andere dames toe geschreven : Chacun son cauchemar, Ie mien c'est un album. Dit geldt echter niet van Meijer-Cohn's auto grafen; zij zijn meest van dooden, meest niet als souvenir bedoeld, maar voor de geschiedenis van waarde. Van het begin der achttiende eeuw af bevat de verzameling alle belangrijkste namen in de Dnitsche letterkunde tot op onze dagen; bijna geen enkele ontbreekt, ofschoon de een doorvoel meer beduidends werdt vertegenwoordigd dan de ander. Vierhonderd briefschrijvers hebben hun handteekening in deze verzameling. Enkele brie ven, als die van Kleist aan zijn verloofde, aan Tieck, aan Holtey, brieven van Freiligrath, Göthe en Schiller zijn reeds voor het grootste gedeelte uitgege ven, maar nog zeer vele, onder anderen alles wat uit de nalatenschap van den bibliothecaris Hemsen afkomstig is, is nog ongedrukt. , Reeds op de eerste bladzijde vindt men den naam van Lessing; het zijn de brieven door zijn rader en moeder geschreven. Zij interesseeren om den zoon, niet om zich zelve, in hun gedrukten toon. De vader maakt hem (4 Juni 1770) verwaten over zyn lang zwijgen, alleen de ge leerde kranten en Lessings broeder hebben in de twee laatste jaren berichten omtrent hem ge bracht. Uw tegenwoordige betrekking aan een zoo beroemde bibliotheek" schrijft de vader, zal u toch wel zooveel tijd laten, dat ge ons eens om de . drie maanden schrijven kunt." Weinige maanden later herinnert de moeder haren zoon aan den plicht om een geschrift aan de nagedachtenis van zijn gestorven vader te wijden: Lieve zoon, ik dacht dat er reeds lang werk had moeten gemaakt zijn van zulk een vader als hij geweest is Het lange stilzwijgen over zijn leven na zijn dood, als hij het wist zou het hem zeer ter harte gaan." Dringende verzoeken om geld wisselen dan weer met deze verwijten af, maar telkens komen zij weer: Gij hebt al zoo veel in uw leven in de wereld geschreven en over uw vader niet het geringste." Wij hebben Lessings antwoord aan zijn moeder niet, maar wel in een brief aan Michaelis, in 1754, de woorden : Hoe zou ik hem prijzen, als hij niet mijn vader ware!" Twin tig jaar later, toen zijn vader dood was, had Les sing toch zoo bescheiden niet behoeven te zijn. . Een geheel anderen toon ademt Wielands correspondentie met zijn schoonzoon Rheinwold, die nog als philosoof bekend is. Zij zijn vol frischheid, sympathie, kalmte en vriendelijkheid. Hij schrijft over iedereen iets aangenaams. Jean Paul is hem een der merkwaardigste stervelingen van onzen tijd," ondanks zijn zeven zonderlinge eigensehappen." Hij roemt zijn ):in het eigenlijke ver stand kinderlijke onnoozelheid en onschuld." Klopstocks Oden beschouwt hij als kunstwerken van Griekschen stijl," en vindt eene volmaaktheid in taal, harmonie en versbouw er in, die nauwelijks haar gelijken heeft.... Voorzeker bestaat in geen enkele taal ter wereld eene verzameling oden, die deze nabijkomt, en men kan haar in ieder opzicht eenig in haar soort noemen. Wel is waar zijn eenige der oden raadseltjes, maar er zijn toch ook uren, waarin men zich gaarne met deze geestesoefeningen wil bezighouden." De dood van Abinger geeft Wieland aanleiding tot deze waar deering van zijn Oostenrijkschen navolger: Ik heb ontwijfelbaar in hem mijn warmsten en meest beproefden Oostenrijkschen vriend verloren, en in den gansenen omvang der Oostenrijksche Mo narchie ken ik niemand, die de plaats, welke hij ledig gelaten heeft, zou kunnen vullen." Sinds het jaar 1801 vindt men in Wieland's brieven klachten over zijne voor altijd verloren Alceste, die boven alles beminde levensgezellin, zoo geheel voor mij geschapen, zoo geheel voor mülevend, door millioenen teedere draden met mij samengeweven, door de reinheid en goedheid van haar hart, door de altoos opgeruimde helder heid van haar inborst, kortom door hare gansche beminnelijkheid en bekoorlijkheid mij onontbeerlijk geworden, als betere helft van mij zelven!" De brieven van Schiller zijn meest over zaken. Met den uitgever Crusius te Leipzig handelt hij (8 November 1787) over de in 1788 verschenen afzonderlijke uitgaaf van den Opstand der Neder landen, dien hij opnieuw wil bewerken, daar hij zich in het vak der geschiedenis, waartoe ik begonnen ben, mij te bestemmen, gaarne wat ge?», bij het publiek wilde aankondigen." Over Göthe hoort men een scherp woord in een brief van F. II. Jacobi aan zijn zoon (October 1797). den geest dezer theorie, alles zelf te zien en waar te nemen, haren hoogen ernst, mis ik in alle geschriften van Göthe, zonder onderscheid. Hij meet menschen, krachten en zaken altijd alleen 'tegen elkander, zonder een grondmaat te kennen, waartegen iedere het eerst gemeten moet worden; daarom moest ook zijn Wilhelm Meister tot het einde komen, waartoe hij gekomen is; word in dit opzicht, waarde Max, zijn aanhanger niet l Wees nuchteren en waak!" Over Göthe spreken ook Müllner, (de dichter van-?Die Schuld") Friedrich von Gents, en Wilhelm Grimm, die in den stijl van den tijd over Göthe schrijft: Deze eeuwige jeugd, waaraan geen roest zich hecht, in hem te zien, is iets ongelooflijk heerlijks." Daar de brieven bij honderden tellen, is er ook veel van allerlei mindere goden bij, maar de meeste zijn interessant. Ook in den geest dos tijds leest men in de brieven van Schvbart, den zanger der Fürstengruft", het volgende: Mijn geest is onder de pers, en al wat ik werk zijn bloeddruppels; nijd en vervolging zijn ten top punt gestegen. Men aast op mijn geschriften om or vergif in te vinden en mij daarmede te ver geven. . .. jyj;jn iicnaam lijdt geweldig en mijn troost is dai,, .?t anderen vreezen, de dood!" Dit was m 1767; ze»\^n jaren latei, ia VlSa, vindt men in een brief aal. zijne dochter weer hetzelfde: Mijn gansche leven is een brief aan u. Gij hebt in lichaam en ziel zooveel van uw vader ontvankelijkheid voor al wat goed en schoon is, prikkelbaarheid voor smart en vreugde, aanleg voor vriendschap en liefde, onstuimigheid in droefheid en vreugd, openhartigheid tegenover iedereen, en sympathie voor alles wat om u heen is... Maar uw vader heeft het ondervonden, dat men met zulk een karakter elk oogenblik ergens tegen aan loopt, als men niet op zijne hoede is. Laat u, ik smeek het u, met niemand van het theater in; het theater is een gladde ijsvloer, waarop reeds menige deugd uitgleed en viel... Ach, uw arme vader ligt nog als een misdadiger gevangen, en hoopt geen andere bevrijding, dan door den dood." Van Gleim zijn er eenige brieven, waarin hij beurtelings Klopstock, Sulzer en Wieland den grootsten man van Duitschland noemt. Van Jean Paul zijn er maar een paar nummers, niet be langrijk; maar over hem schrijven Jacobi, Körner, die betwijfelt of men hem wel voor een tijdschrift moet aanwerven, daar hij waarschijnlijk niet aan een zekere discipline te onderwerpen" zal zijn, en een bijna onbekende, Klamer-Schmidt, die van onze Jean Paul", en mijn waarde Jean Paul" spreekt. Vrij interessant zijn daarna de brieven van de romantici. Friedrich Schlegel schrijft (26 Nor vember 1810)vol warmte over Wolfram van Eschenbach; Fouquédweept wel wat ongemotiveerd met den beerlijken koning Rother," Jacob Grimm schrijft over zijn onderzoek naar volkssagen. Vosz wordt door rentano alter Krachwedel" genoemd en in een anderen brief spreekt Brentano van die vossische Sudelküche." Fouquéheeft ook een paar brieven over den zelfmoord van Kleist, vol innig meegevoel en vriendschap; Bettina Srentano, de fantasierijke schrijfster van Göthe's Briefwechsel mit einen Kinde," beklaagt zich des tijds reeds over miskenning: In mijn leven heb ik behalve Göthe niemand gevonden, die mij en mijn geschriit niet als onzinnig beschouwde." Na de brieven van Hauff, lang en aantrekkelijk, als 't ware voor copij" bestemd, komen de nog levenden, of die nog niet historisch geworden zijn. Gützkow, Freiligrath, enz. behooren tot de laatsten, Heyse en anderen tot de eersten. Er zijn er tallooze, en nog is de verzameling niet uitgeput; de heer Meijer-Cohn stelt zich voor, nog eene verzameling Göthe-Schiller-bricven te geven, dan eene bloemlezing uit de vijftiende en zestiende eeuw, dan monographiën, een ware schat voor de litteratuur. Men kan zich voor stellen dat de verschijning van deze uitgave, waardoor zooveel belangrijks en kostbaars binnen ieders bereik gesteld is, met belangstelling in Duitschland is ontvangen. VARIA. Professor Falbs heeft, gelijk men weet, door zijne profetiën de geheele wereld verstomd doen staan. Zijne voorspellingen omtrent uitbarstingen, springvloeden, aardbevingen en mijnontplotfingen, die steeds punctueel uitkwamen, hadden groot succes, en zijne glasheldere berekeningen hebben ons de vaste overtuiging gebracht, dat na 5999 jaren de aarde een nieuwen zondvloed met bijbehoorend verderf zal ondervinden, en het de vraag is of zelfs een Noach nog zal overblijven om haar op nieuw te bevolken. Toch schijnt het dat professor Falb zich een enkele maal vergist heeft. In het vaste vertrouwen op de gehoorzame zon- en maanconjuncties heeft hij weer een horoscoop getrokken, daarop eene weddenschap aangegaan en haar verloren. Uit San Remo meldt men, dat Pater Denza, de di recteur van het observatorium te Moncalieri, met den professor om 30,000 francs gewed heeft. Prof. Falbs beweerde, dat op 29 Mei Liguriëdoor een aardbeving bezocht zou worden. De bewuste datum naderde. Prof. Falbs ontbeet dien morgen in de open lucht, maar met smaak. Stel dat mij iets door mijne aardbeving overkwam," zeide hij meesmuilend, dan heb ik toch de 30,000 francs, die de lichtzinnige pater mij tot den laatsten pen ning uitbetalen zal." De voormiddag ging voorbij: geen aardbeving. De namiddag kwam: do aarde deed alsof niemand haar iets te bevelen had. Prof. Falb ging naar zijn boeken, werkte de tooverformules alle nog eens door; alles kwam uit, 29 Mei .... en de dag ging voorbij zoo kalm als de vorige en de volgenden. Nog steeds ligt Liguriëzich kalm te koesteren in zijn milden zonneschijn, en pater Denza is honend komen vragen naar de 30,000 frs. Ik zal daarvoor," zegt hij, voor mijn observato rium splinternieuwe instrumenten aanschaffen." Hetgeen omtrent Brahms' opera aan de Ham burger Correspondenz gemeld wordt, geeft geen hoog denkbeeld van de dichterlijke waarde der stof. Zij zou ontleend zijn aan eene romantische comedie van Gozzi, Das laute Geheimniss; het libretto zou bewerkt zijn door J. B. Witmann, die ook Der Widerspanstigen Zdhmung van Götho tot een libretto omwerkte. De titel van het stuk van Gozzi berust op de omstandigheid, dat de hoofdpersonen, eene hofdame en een ridder, in tegenwoordigheid der hertogin, die ook op den ridder verliefd is, en van het gansche hof, elkan der hun geheimen vertellen, zonder dat iemand der aanwezigen er iets kwaads van denkt. Zij beginnen iederen versregel, die voor het geheele gezelschap bestemd is, met het woord, dat zij willen zeggen. Hetgeen den componist heeft aan getrokken, is een zekere ridderlijke sierlijkheid, die in het geheele stuk heerscht. Wie trouwens de librottos, waarop Mozart en Weber gewerkt hebben, nagaat, moet toegeven, dat Brahms niet kieskeurig behoefde te zijn. Brahms vertoeft thans met Witmann aan het meer van Thun. liezen wil. Eenige dagen geleden meldde de in tendant op het kasteel Craig-y-nos aan zijne meesteres, dat men op den drempel een- pasge boren kind had gevonden, met een briefje in het handje, van den volgenden inhoud: Gij zijt rijk, ik verhonger; uw huwelijk is kinderloos, neem deze kleine aan, welker moeder uit wanhoop van haar scheidde." Patti houdt niet van kinderen; zij wilde het schepseltje niet eens zien, en liet het terstond naar het vondelingsgesticht brengen, zonder het ook zelfs een lepel melk uit hare stallen te gunnen. Een blad voegt de opmerking eraan toe, dat Patti's talenten wel aan den nachtegaal, maar niet aan de pelikaan doen denken. De Wiener Allgem. schrijft er bij: Wo man singt, da lass dich ruhig nieder." De uitgever H. C. A. Thieme te Nijmegen deed de zesde aflevering \jari zijn uitgave Gouverneur's Oude Huisvriend vergezeld gaan van eene adreskaart in kleuren en goud, die een keurig staaltje geeft van hetgeen de firma op dat gebied kan leveren. De Vereeniging tot bevordering van het Vreem delingenverkeer te Arnhem heeft een zeer net uitgevoerd boekje, Gids voor Arnhem en Omstre ken, uitgegeven. De auteur, die niet genoemd wordt, heeft zich uitmuntend van zijn taak ge kweten en in gemakkelijken en aangenamen vorm een vademecum geschreven voor hen die Arnhem en omstreken willen bezoeken. Tal van bijzonder heden, maken het boekske belangwekkend en de fraaie zinco's naar photographiën van de heeren B, Bruining, W. Oldenkamp, J. Ephraïm en Branig en Lensink, verduidelijken den tekst. De billijke prijs 30 Ct. zal zeker deze Gids in veler handen brengen. In den nazomer zal, naar wij vernemen, ver schijnen: Neen! eene stadsgeschiedenis door Jan Holland. Dit verhaal is eene satire in den geest van Nette Menschen" en in vorm het naast overeenstemmend mot den roman Darwinia''. De draad, die door het verhaal loopt, is de zucht tot Negeeren, de gewichtige rol die het woordje Neen in onzen tijd speelt, als Obstructie niswie, dat de volksvertegenwoordiging belet iets goeds tot stand te brengen; als Verzet der lagere klassen tegen alle gezag; als doodende Critiek in de letterkunde; als losbandige Vrijheid bij de jeugd; als Malaise, toenemende verschijnselen van krankzinnigheid, neiging tot zelfmoord, als Ontkenning op gods dienstig gebied. In een onzer provinciale bladen, de Gooi en Eendander, hebben sinds eenigen tijd eene reeks van belangrijke studiën over de verdeeling der Gooische Markgronden, door F. A. Buis, de aan dacht getrokken. Het vraagstuk, zooals men weet, is nog meer dan van feitelijk juridischen, van historischen aard, en de litteratuur er over is uit gebreid. De schrijver heeft, behalve van hetgeen reeds in druk verschenen was, ook van hetgeen zich in manuscript nog in het archief van Naarden bevond, een ruim gebruik gemaakt, en zijn werk zal in toekomstige processen over de markverdeeling in Gooiland eene rijke bron van bewijsma,teraal aanbieden. Het is thans onder den titel: De Heiden en Weiden van Gooiland, bij den uitgever Joh. Geradts & Co. te Hilversum verschenen. De Deutsche Eevuc belooft voor de volgende aflevering aan zijne lezers iets bijzonders, de mémoires van den generaal-intendant der konink lijke schouwburgen te Berlijn, baron von Ilülsen. De zangeres Lilli Lehmann heeft zich aan de Duitsche Opera te New-York verbonden, tegen 25000 mï'i. '% maands. Al zouden Patti en Nilsson hiervoor den neus-trekken, de som is toch niet onbeduidend. ~~Apropos van Patti: men verte'.* weder eene anecdote, die moet aantoonen, hoe de diva_van de millioenen, die haar keel haar oplev?rt! '"cts ver" Militaire Zaken. DE GROOTE SCHOONMAAK. Schoonmaken hier, schoonmaken daar, schoon maken overal," zou inen het stuk kunnen noemen, dat allerwege tegenwoordig opgevoerd wordt. Alleenlijk is het geen komedie, doch naakte werkelijkheid. Als in de maanden April en Mei de natuur druk in de weer is, om boom on plant het vroolijk zomeruiterlijk terug te geven, dan werken de menschen dapper mee, om in de eerste plaats hunne huizen van binnen en van buiten in orde te brengen, en daarna zich zelf eveneens flink op te knappen, doch dat laatste geschiedt alleen uitwendig; voor inwendige verbetering wordt geen bepaalde tijd van 't jaar bestemd. Een eigenaardige tijd, die schoonmaak! Het heeft zijn voor en zijn tegen, als alles van zijn plaats genomen wordt, om een beurt" te krijgen, als alle hoekjes en gaatjes uitgestort en doorgezocht worden, als alle deuren en vensters versch in de verf zitten op een enkel plekje na, waar mijnheer met zijn jas jangs geloopen _is, als weggenomen kleeden en loopers de stilste kinderspelletjes rumoerig maken, als behangers en tim merlieden de keuken in plaats van de huiskamer als hun arbeidsveld beschouwen, als er 's middags koud eten opgedischt wordt, omdat de kookkachel schoongemaakt wordt. Evenzeer als de vrouw het een tijd van genot vindt, zal de man het een ramp noemen. Hij be schouwt schoonmaken als een noodzakelijk kwaad, en berust er dus in vredesnaam in, dat een voor wetenschap ongevoelige hand zijn boekenkast over hoop gooit, dat de vuilnisbak verrijkt wordt met allerlei zaken, die hij nog lang niet zoo erg on bruikbaar vindt, dat er iederen dag wat gebroken wordt en dat hij na de schoonmaak verschillende kleinigheden mist, die hij vóór dien tijd in don ker kon vinden. Maar als alles achter den rug en weer op orde is, dan kan hij zijn zindelijke vrouw niet tegen spreken, als zij hem in gemoede vraagt: zeg man, vindt jo het nu geen heerlijk gezicht, als alles er weer zoo netjes en schoentjes uitziet?" Dezelfde schoonmaak is nu al weer in de meeste huishoudens afgeloopen, ook nagenoeg geheel in de groote militaire huishouding, waar het in dat opzicht al net eender toegaat als in onze gewone huisgezinnen: van tijd tot tijd in 't jaar kleine schoonmaak in de verschillende onderdeden en ns, in het voorjaar, de groote in het geheele huis. Het zal ons onder den indruk van de laat ste voorjaarspromotie niet moeielijk vallen, de punten van overeenkomst tusschen die twee schoon maken te vinden. De vrouw des huizes dat zij althans in den schoonmaaktijd de baas is, zal wel niemand ont kennen plast en poetst naar welbehagen, laat veel zaken, waaraan in lang niets gedaan werd, eens flink opknappen, of dankt ze af, als ze on bruikbaar zijn, met denzelfden ijver, waarmee de baas" in 't militaire huishouden de rij der of ficieren langs gaat, om aan dezen of genen, die wat lang achtereen een zelfden uniform droeg, een nieuw aanzien te geven, en af te schaffen, wat volgens hem geen herstellen meer waard is. Ja, inderdaad een heerlijk gezicht dan, als de hoofd- en opperofficieren ons in hun nieuw zilver en goud tegenschitteren. Maar helaas! de schaduwzijde van de schoon maak is bij de laatste promotie evenzeer in 't oog gesprongen. Veel is verfraaid die uitdrukking dient meer om het beeld getrouw te blijven, dan om de Hollandsche uniformen te verheerlijken wat werkelijk noodzakelijk en gewenscht was, doch veel is ook afgedankt," wat we gaarne be houden hadden, omdat het nog zoo uitstekend mee kon," veel bleef onveranderd, waar we op gehoopt hadden, dat het vernieuwd zou worden, veel ook, waarvan we vermoedden, dat het on bruikbaar zou verklaard worden. Als het eenen officier van hoogen rang hindert, dat zoovele minder ervaren jongeren invloed hebben op zijne promotie, doch hij er in berust, omdat hij weet dat zij van hooger hand voor hunne belangrijke dienstbetrekking geroepen zijn, doet dit ons dan niet denken aan de verkropte erger nis van den man des huizes, die de door zijne vrouw aangenomen schoonmaakster met onver schillige hand alles ziet aanpakken wat hem heilig is? Als we na de legerschoonmaak ons officierscorps doorloopen, dan vinden we velen niet meer terug op hunne vroegere plaats: de een is naar een andere garnizoensplaats verhuisd, een tweede van het keurcorps" afgenomen, een derde bij een meer wetenschappelijken tak van het leger inge deeld, en onwillekeurig herinnert ons dat aan het antwoord van de meid op onze ietwat knorrige vraag, waar dit of dat met de schoonmaak ge bleven is: o, dit kan u dilar terugvinden, en dat mocht in de mooie kamer niet meer blijven, en die kast, heeft mevrouw gezegd, kon beter op de studeerkamer gebruikt worden." 't Is waar, dat we eindelijk alle dingen weer terugvinden, die niet onherroepelijk weggegooid zijn. Maar ach! dikwijls zijn zij in hunne nieuwe omgeving misplaatst, en is het te voorzien, dat zij bij een volgende schoonmaak geheel zullen moeten vervallen. Ter wille van de luitenants met de St. Nicolaasdecoratie", en van de velen, die haar nog vóór den kapiteinsrang te wachten hebben, zijn we bijna geneigd ten opzichte van ons leger de ge wone opmerking na do schoonmaak te maken: het is vreemd, maar er schijnt toch nooit zoo lang on goed schoongemaakt te kunnen worden, of al tijd blijft er in de een of andere kamer nog stof liggen. Doch ieder vertrek zal wel weer spoedig een kleine beurt" krijgen. Of er soms ook wat gebroken is bij de Aprilschoonmaak in de militaire rangen? We behoeven het niet te vragen. Er zijn wonden geslagen, die minder gemakkelijk te genezen zijn dan de kost baarste gebroken vazen te herstellen zijn. Doch vallen en breken dat zijn nu eenmaal de rampen van de schoonmaak. Mocht mevrouw er in geslaagd zijn, wat goeds in de plaats te geven. RADICS. OUD-AMSTERDAMSCHE VERSCHEIDENHEDEN. Spel en Wedding schap. Levensverzekering. De historie meldt, dat onze Bataafsche voor ouders hartstochtelijke liefhebbers waren van het spel, waar zij behalve hebben en houden, vrouw en kroost en eigen vrijheid gaarne aan ten offer brachten. Hoe weinig van hot zuivere Bataafsche bloed ook in de aderen onzer voorvaderen van de zeventiende eeuw moge gestroomd hebben, in voor liefde voor spel en weddingschap, bleken zij meermalen van de stamouders niet ontaard te zijn. Een ondernemingsgeest op minder hechte grond slagen gebouwd riep, in keizer Karels dagen een placcaat in het leven tegen bankroetiers, die in hun eigen deur zouden moeten opgehangen worden. De overdreven hardheid van 's keizers wet maakte dat zij, na waarschijnlijk zelden te zijn toegepast, in onbruik geraakte, hetgeen in het begin van de zeventiende eeuw, toen de faillissementen aan de orde van den dag waren, menigeen een zucht ont lokte, waarvan Brederode zich den tolk maakte. En nauwelijks een kwart eeuw later greep de speelwoede den tulpen handelaan, en duizende eer lijke burgers, door deze koorts, om in enkele dagen schatten te verzamelen, aangetast, bemerkten wel dra dat hunne verwachtingen bedrogen en hunne buidels geplunderd waren. Nadat de maatschappij den tijd had gehad om alle rampen van den tulpenhandel te vergeten, kwam de actiehandel de kroon zetten op het werk, en hoe bitter de teug ook was, die menigeen uit dien beker dronk, de maat schappij scheen er zich niet aan te kunnen ver zadigen, van geslacht op geslacht werd de speelzucht overgeplant, en het levende geslacht is helaas niet van dien smet der vaderen _ vrij. Maar behalve deze soorten van spel in 't groot, deden onze voorvaders veel aan beursspel en weddingschap in 't klein en in den kring van be kenden. Aanzienlijke burgers en in bekrompen omstandigheden levende ambachtslièn hadden be hoefte aan den prikkel, die spel en weddenschap slechts kon schenken. Zij moesten iets wagen, om den kans te hebben veel te winnen, en wien het niet schikte om schepen te bevrachten op 't avontuyr van der Zee", bedacht wat anders. Zoo zeide de een: Ik zal u tien stukken laken geven tegen den halven prijs, als 's-Hertogenbosch bin nen zooveel tijd voor den Prins zwicht. Gebeurt het niet, dan betaalt gij mij ieder stuk met ander half maal de waarde. Zoo zeide de ander: Als A over een jaar met B trouwt, zal ik u een zekere som uitkeeren, geschiedt het niet, gij mij. Ja, er waren van die contracten voor schepenen ot no taris en getuigen verleden, die wij tegenwoordig voor ongepast zouden houden. Of wat zegt men

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl