Historisch Archief 1877-1940
No. 520
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van een acte, voor een achtbaar schepencol
lege verleden, waarbij een half dozijn, jonge edel
lieden zich verbonden een hunner een groote som
uit te keeren, indien htf binnen 't jaar bewijzen
kon vader te z\jn geworden? En wat van die
drie Amsterdamsche koopmana-zonen, die den
notaris deden opschrijven, dat twee hunner den
derde een maaltijd zouden geven, indien deze
binnen drie maanden gehuwd was met eene hem
op dat oogenblik geheel onbekende schoone?
Dit waren alle zeer gebruikelijke vormen, maar
de zucht, om iets te wagen en te winnen zag nog
naar andere geschikte gelegenheden om de
speelzucht bot te vieren om. Werd het bekend, dat
iemand een lange en gevaarlijke reis zoude gaan
ondernemen, dan vormden zich aanstonds twee
partijen, waarvan de eene beweerde, dat de rei
ziger binnen b. v. twee jaren zou zijn terugge
keerd, de andere, dat de reis langer zou duren.
Voor die dagen buitengemeen hooge sommen wer
den tegen elkaar opgezet. Er is een voorbeeld
bekend, dat beide partijen op deze kans ieder
60000 gl. hadden gewaagd. De man Heter
Warnaertsz Kistgens zou in 1615 met zijne echtge
noot Marretje Michiels een reis naar Jerusalem
gaan maken. Het was nu het belang van de
eene part\j, om te trachten hem allerlei beletse
len in den weg te leggen, terwijl de andere al
het mogelijke deed, om de reis te bevorderen.
Deze verkreeg van de Staten van Holland brieven
van vrijgeleide, die zij echter verzuimd schijnt
te hebben b\j deurwaarders-exploit aan de tegen
partij te beteekenen, die zich nu van de dommen
hield en zoodanig intrigeerde, dat de reiziger
zestien maanden lang werd opgehouden vóór hij
in Texel gereed lag om uit te zeilen, en toen had
zij op 't laatste oogenblik van den Hove van Hol
land een mandement (vonnis) van arrest weten
te verkrygen, waardoor arrest op den reiziger
zou worden gelegd. Doch dit was in strijd met
de acte van süretéde corps van de Staten ver
kregen. Het Mandement door het Hof zonder
kennis aan den voorrechtbrieven gegeven werd
dientengevolge gecasseerd en de reizigers ver
trokken. "Welke van de beide partyen ten slotte
aan 't langste 'eind trok bleef onbekend. Dat de
reizigers behouden terugkeerden kunnen wij even
wel verzekeren. In 't archief van Wageningen
berust een officieele verklaring van de magistraat
van Amsterdam d.d. 5 Februari 1625, dat hunne
begraving in de Oude Kerk had plaats gehad en
dat vóór de lijkbaar de Jerusalems-veeren ge
dragen waren geworden.
Overigens gaven deze en dergelijke reizen aan
leiding tot allerhande overeenkomsten, waarbij an
deren weder een der partijen haar verlies beloofde,
te dekken tegen een vooraf vastgestelde premie,
op dezelfde leest geschoeid als de zeeassurantie
dier dagen. Maar ook sproten daaruit op
levensof ongeluksverzekering zonder kansberekening ge
baseerde contracten voort, die men niet geneigd
is-in de zeventiende eeuw te zoeken. Een eigen
aardige overeenkomst van het jaar 1633 moge
hier volgen:
Syn geaccordeert Joncheer Eduart Everwyn ende
Willem Muilman, Coopman te Amsterdam, dat dito
Everwyn op zyne voorgenomen reyse naerjerusalem
sal ontfangen tot Genua oft Vonetia in Italia door
ordre van den voorsz. Muilman, de weerde van
achthonderd gulden Neerlants geit tot Bevorde
ring van syne voorn. Reyse. Om welke 800 gl.
wederom te voldoen zal den voorn. Muilman la
ten versekeren op 't lijf ende leven van den voorsz.
Everwijn de somma van 1200 courant guldens
voor gaen en comen de geheele reyse geduyrende,
en zal denzelven Everwyn de halve premio voor
de uytreyse in contant betaelen, ende bijaldien hy
Everwyn op syne reyse quaeme te sterven, dies
Godt verhoede, in wat meinieren het sall mogen
wesen, soo sall den voorn. Muilman de geheele
verassureerde somma ontfangen ende euwigh ende
erflycken behouden, alwaert schoon, dat Dito Ever
wyn den eersten dach zynder reyse quaeme te
sterven, ende noch niet eenen stuver van de voorz.
acht hondert gulden en hadde ontfangen, doch
komende op de wederom-reyse te sterfen, soo sall
denselven Muilman gehouden zijn de premio van
de wederom-reyse uytte 1200 gl. t'ontiangen, alsdan
moeten betaelen aen de assuradores ende de reste
als voorsz. is, behouden, ende bijaldienden voorn.
Everwyn syne reyse voldeede ende wederom
hier te lande in levenden lijve quame too sall
alle dese voorsz saecke in regardt van den selven
Muilman zyn ende blyven van nul ende geender
weerde, alleen dat Everwyn alsdan gehouden blyft
selffs ende buytten last van Muilman te betaellen
de premio, die de assuradores allsdan zullen heb
ben verdient van de wederom-reyse, sonder datt
dito Muilman eenichsins daerin sal gehouden ende
verobligeert blijven; en daer benevens sal densel
ven Everwyn wederom voldoen, binnen eenmaent
nae syn arrivement in dese landen, aen Muilman
voorsz in deeser stede Amsterdam syn
verschooten achthondert gulden, oft soo veel minder
als hij sal hebben tot Genua en Venetiëontvan
gen, en daer benevens voor zyn verschooten geit
en andere accomodatie betaelen aen voorsz Muil
man de somma van hondert en vyfftig guldens
eens, cost en schadeloos, zoowel tcapitael als de
avanza. Ende om sulcx te voldoen sall denselven
Everwijn syn gehouden aen den voorsz Muilman
te stellen in handen sulcke cautie als tot
contentement van voorsz Muilman zal zyn van noden,
en dies alles ter goeden trouwe, verbindende par
tyen voor het geen voorsz staet haere persoonen
ende goederen, hebbende ende toecomende, roe
rende en onroerende, geene ter werelt
uitgesondert enz.
Mits dat alle oncosten daeromme te doen
sullen comen tot laste des geenen, die in dit
gebreecke soude come te blijven totten uyteynde
der saecke toe.
HAAR PLICHT?
Mama! Mama! Mag ik mijn hoed opzetten
en een poosje in den tuin gaan, waar het zon
netje zoo lekker schijnt? Toe, Mama mag ik?"
Och! stoor mij niet, kind! Doe wat je
wilt, als je maar heengaat en mij met rust laaf»"
Blijde dat zij de toestemming zoo gemakkelijk
had verkregen, liep de kleine, blozende, mollige
Fanny huppelend naar den tuin, terwijl Mevrouw
Piermont, met het hoofd in de hand en opge
trokken wenkbrauwen daar nederzat, met het
voorkomen van iemand die door moeite en zorgen
wordt gekweld.
Ik weet waarlijk niet wat ik doen zal!" sprak
zij zacht tot zich zelve". De dominees kunnen ge
makkelijk genoeg van den kansel af redeneeren
en zeggen: Doet uw plicht!" maar hoc moet men
het aanleggen wanneer men een half dozijn tegen
elkander indruischende plichten te vervullen
heeft? Wat moet men dan doen? Dat zou ik
wel eens willen weten! Piermont verdient nog
precies evenveel als tien jaren geleden de uit
gaven voor huishuur, voedsel en kleeding zijn in
dien tijd verdubbeld en daarenboven hebben wij
zes kinderen, die ook eten moeten en gekleed
willen zijn zonder Alice. Ja, Alice is er ook
nog!"
Onwillekeurig vlogen Mevrouw Piermont's ge
dachten terug naar den tijd, waarin zij de kleine
lieftallige weeze, die na den dood harer ouders
door een der buren op straat was gezet, bij zich
in huis had genomen. Zij nam het in lompen ge
hulde meisje tot zich, om de ledige plek in haar
hart, veroorzaakt door het gemis van haar derde
kind dat aan eene kinderziekte gestorven was,
weder aan te vullen. Zij was weldadig geweest
uit zelfzucht. Reeds negen jaren had de kleine
Alice in haar huisgezin doorgebracht negen
jaren had haar goudlokkig hoofdje als een vriende
lijke zonnestraal onder de zwarte kopjes harer
eigene kinderen gespeeld, en nu, voor het eerst
in al dien tijd, ontdekte de goedhartige doch
practische huismoeder, dat Alice te veel was.
Zij is een lief, aardig, gewillig meisje," ver
volgde Mevrouw Piermont voor zich, maar zij
heeft niet de minste rechten op mij; en nu het
zoover gekomen is dat ik elk dubbeltje driemaal
moet omkeeren voordat het wordt uitgegeven, nu
de uitgaven in geen verhouding tot de verdiensten
staan, nu is het mijn plicht" eerder voor mijne
eigene kinderen te zorgen, dan voor haar. Suze
en Betsy moeten nieuwe winterjurkjes hebben, en
Alice moet .in 't weeshuis".
Juist toen zij tot dit besluit was gekomen, ging
de deur open en trad een klein meisje de kamer
binnen een meisje met lange, goudblonde lok
ken en een bleek, fijnbesneden gezichtje.
Mama, ik heb broertje's halsdoek ergens neer
gelegd en kan hem niet weervinden; maar Mama"
en zij keek angstig naar hot donkere gelaat
van Mevrouw Piermont ik heb het heusch
niet uit moedwil gedaan en zal er ook verder
naar zoeken".
Je bent een stout, slordig kind," antwoordde
mevrouw Piermont en weerde het kleine wezen
af, dat smeekend de armpjes om haren hals wilde
slaan, want zij moest haar hart sluiten voor ver
dere aandoeningen. Het was een echt zijden doek
van vijf gulden en gisteren heb je pas nog oen
kopje gebroken. Het geld groeit ons niet op den
rug, Alice wij zijn arme menschen, zóó arm,
dat" haastig uitte zij de verschrikkelijke woor
den dat we jou in 't weeshuis moeten doen."
In 't weeshuis, Mama?" Alice's adem stokte,
zoozeer verschrikte haar deze tijding.
Ik ben je moeder niet, Alice, en je moest die
gewoonte om mij zoo te noemen maar liever af
wennen dat is beter."
En mevrouw Piermont dacht aan hare eigene
kinderen en sloot haar hart voor alle
mededoogen met de smart van het arme meisje, die in
de vier enkele woorden harer angstige vraag had
doorgestraald.
Ga nu naar beneden, kind en wieg de kleine.
Brechtje moet boodschappen doen en ik heb nu
geen tijd om al je vragen te beantwoorden."
Barsch en kortaf zond Mevrouw Piermont de
kleine weg. Zij was besloten het kind in handen
der stedelijke liefdadigheid te stellen en zij wilde
het spoedig doen, voordat haar man van zijn han
delsreisje terugkeerde of zijzelf weer verteederd
zou zijn geworden.
Ik wil er niet meer aan denken," zeide zij tot
zich zelve, en er ook verder niet meer met
haar over praten. Misschien zou ik ezelachtig
genoeg zijn, om al mijn bezuinigingsplannen en
verstandige voornemens door de blauwe oogen en
het vleiende stemmetje van dat kind in duigen
te laten vallen."
Bovendien gevoelde zij dat Alice een krachtigen
verdediger zou gehad hebben wanneer haar
man thuis was geweest die mannen zijn altijd
zoo lichtzinnig en onverstandig goedaardig; ook
haren kinderen wilde zij niets van hare plannen
mededeelen.
Kinderen hebben van zulke dingen geen ver
stand," meende zij.
Neen, Goddank! kinderen weten niets van
valschheid, zelfzucht en koude berekening; daarom
heeft de groote kindervriend van Nazareth ge
zegd: Weest als de kinderea, want hun is het
hemelrijk."
Waarom dacht Mevrouw Piermont daaraan niet?
De kleine Alice vond hot erg prettig, toen zij
verlof kreeg, Mama op hare wandeling te vergezel
len; zij vermoedde niets kwaads, zelfs niet toen Me
vrouw Piermont haar binnenvoerde in een groot,
ongezellig gebouw, waarvan het voorplein een zeer
verwaarloosden aanblik opleverde.
Mama, wie woont hier toch", vroeg zij, die wij
moeten bezoeken? Alles ziet er hier zoo donker
en akelig uit; in den tuin groeit geen boom, geen
bloem, geen gras zelfs alleen liggen er overal
steenen, scherven en spaanders. Zeg Mama, wij
blijven toch niet lang in dit nare huis?"
Mevrouw Piermont voelde wel zoo iets als een
vermanend geweten en een begin van schuldge
voel en berouw, maar zij deed immers haar
plicht?" Zij nam Alice bij de hand on betrad met
haar een somber, karig gemeubeld vertrek, waarin
eene hoekige bejaarde dame van een onvriendelijk
uiterlijk en stemmig gekleed, zat te naaien.
O!" zeide juffrouw Berkof op slependen toon,
nadat Mevrouw Piermont zich bekend had ge
maakt; dit is dus het kind ?"
Ja, dat is Alice " zij hield plotseling op
en werd rood tot over de ooren, wij noemden
haar altijd Alico Piermont; maar er moet nu na
tuurlijk een andere naam voor haar gezocht
worden."
Waarom Mama?" vroeg de kleine, en blikte
angstig met beklemd gemoed omhoog naar do
vrouw, die negen jaren lang een moeder voor haar
was geweest. Ben ik dan niet meer Alice Pier
mont?"
Mevrouw Piermont kuste haar op het voorhoofd.
Wees een verstandig meisje, Alice," zeide zij
met onvaste stem, en doe alles wat deze dame
zegt. Wij moeten nu scheiden; goeden dag!"
Maar Alice, die zoo bleek was geworden als
eene doode, klemde zich aan de hand harer pleeg
moeder vast.
Mama! Mama! U wilt mij toch niet hier
achterlaten?" riep zij op hartverscheurenden toon.
Wel foei!" riep de onvriendelijke juffrouw,
terwyl zij het meisje naar zich toesleurde en
tusschenbeide trad, wat moet dat leven hier ? kleine
kinderen, die zoo huilen, worden hier in een don
ker hok opgesloten."
En voordat Alice, verblind door den plotseling
te voorschijn komenden tranenvloed, zich uit de
handen van juffrouw Berkof had kunnen losrukken,
was mevrouw Piermont heengegaan om nimmer
weder te komen en bleef het verschrikte kind
met de naar lichaam en ziel verdorde vrouw
alleen.
In elk geval" troostte zich mevrouw Piermont,
terwijl zij met een onrustig geweten huiswaarts
keerde, in elk geval heb ik mijn plicht" ge
daan. Alice heeft volstrekt geen rechten op mij
en mijn eigen kinderen gaan voor."
Vier weken waren reeds Voorbijgegaan, toen
de heer Piermont eindelijk van zijne reis terug
keerde.
Hij was een gezet man met een groot hoofd,
een vollen rossigen baard en kleine blauwe oog
jes. Hij was een en al vleesch en zag er vol
strekt niet uit, alsof hij een hart in dat dikke
lichaam droeg; toch ontvingen zijn kinderen hem
met zulk een luidruchtig vreugdebetoon,
dathooren en zien hem verging een bewijs, dat hij
een hart van goud moest hebben; want kinderen
zijn van nature kenners en vergissen zich daarin
nooit.
Maar!" riep op eenmaal de dikke Papa Pier
mont, terwijl hij ademloos in zijn armstoel neer
viel, met een kind op den schouder, een tusschen
zijn voeten, een derde in den rechterarm en ecu
vierde op de linkerknie, maar waar blijft nu
Alice? Wat is er met mijn lief, klein, mollig
blondkopje gebeurd, dat zij nog niet hier is?"
Ploteling ontstond eene diepe stilte. Mevrouw
Piermont naaide voort met een spoed, alsof haar
arm door electriciteit werd gedreven.
Ik heb Alice naar het weeshuis gestuurd",
zeido zij eindelijk kalm, na een korte pauze.
Mijnheer Piermont, wien anders het opstaan
nog al lastig viel, sprong op als uit den loop van
een kanon geschoten en schudde onwillekeurig
zijn kinderen van zich af: Alice! in 't weeshuis!
onze arme, kleine Alice! Gekheid!" zeide hij,
als had hij verkeerd verstaan.
Ik hield het voor mijn plicht!" antwoordde zijn
vrouw gejaagd. Zij was ons eigen kind niet, al
hadden we al zoo lang barmhartigheid gedaan;
de tijden zijn slecht en het geld dat gij voor
haar wintergoed apart hebt gelegd had ik
noodig voor Betsy en Suze en ...."
Het goedhartig gezicht van den heer Piermont
was plotseling geheel veranderd, en hij zag zijne
vrouw aan, zooals hij haar nog nimmer had aan
gekeken bijna verachtelijk.
. Zoo? Dan moet de nood waarlijk wel hoog
gestegen zijn," antwoordde hij, op diep ernstigen
toon, wanneer er zelfs geen korst brood of een
el katoen voor de kleine Alico op over kan schie
ten ! Vrouw! vrouw! waar heb je je hart ge
laten? Wat heb je gedaan? Wat heb je ge
daan ? Alice in het weeshuis! Kom, gauw!
kleed je aan, wij moeten haar terug halen
dadelijk!"
Mevrouw Piermont begon zenuwachtig te snik
ken ; de woorden van haren man en de stem van
haar eigen geweten, stemden merkwaardig overeen.
Ik weet het ik heb verkeerd gehandeld
ik heb het al dien tijd gevoeld", snikte zij
maar wij zijn ook zoo arm geworden en ik heb
nu eiken cent noodig."
Ja! ja! kind," troostte <le goedige echtgenoot
en troetelde haar, alsof zij zijn tweejarig doch
tertje Mientje was. ja! ja! dat weet ik allemaal
heel goed, maar Alice maakt daarin geen verschil.
Zij eet niet meer dan een vogeltje; zij verslijt
zoo weinig kleeren en is altijd zoo vroolijk en
opgeruimd altijd was zij de eerste die mij aan
de huisdeur stond op te wachten die lieve
kleine meid! Kom vrouw ! kom! wij zullen dade
lijk heengaan en haar terug halen stel je eens
voor dat onze kinderen weezen werden en daar
moesten zitten en huilen en. .. ."
De heer Piermont nam hoed en jas en ijlde
voort; zijne vrouw volgde hem; zij had slechts een
doek om hare schouders geworpen en was nog nooit
zoo spoedig gereed geweest om uit te gaan als nu.
Wij waren juist van plan u een boodschap to
zenden," zeide de knorrige juffrouw Berkof, die
hen in de gang te gemoot kwam, ofschoon het
nu toch al te laat is. Maar kom in elk geval even
binnen".
Zij is toch niet ziek, hoop ik?" riep de heer
Piermont angstig uit.
Ziek?" zei juffrouw Berkof verwonderd neen
niet ziek, maar dood! En in de laatste vier en
twintig uren heeft zij niet anders gedaan dan
onze ooren doof schreeuwen, met te roepen om
haar Mama. Elk oogenblik ging ze aan de deur
staan luisteren of ze nog niet kwam een mensch
zou er akelig en zenuwachtig van worden. Ik
heb al gezegd als het niet gauw over gaat,
moesten wij u toch een boodschap sturen", maar
onze dokter geloofde niet, dat iemand aan heim
wee sterven kon daarom hebben wij het ge
laten. Nu is zij zonder dat gestorven en het is
beter zoo wees dankbaar."
Zóó sprak juffrouw Berkof, de door het stads
bestuur aangestelde en betaalde weosmoeder, ter
wijl het echtpaar Piermont zich boog over het
lijkje, welks goudblonde lokken van het koude
voorhoofd waren weggostreken en waarvan de ver
stijfde handjes over de nu beweginglooze borst
gevouwen waren.
Wat hooft haar toch gescheeld?" vroeg de
lieer Piermont toonloos, terwijl hij met gewold
zijn tranen poogde terug te dringen.
Och! dat weet ik niet." antwoordde de oude
onverschillig; het was niets bizonders zy zal
aan heimwee gestorven zijn."
Sprakeloos zagen beiden het Mnderhjkje aan
en eindelijk richtte de Heer Piermont n enke
len verwijtenden blik op zijn vrouw, die snikkend
bij 't gestorven kindje knielde en bad.
Mevrouw Piermont meende echter niet anders
te hebben gedaan dan haar plicht."
HET BLOEMENCORSO TE WEENEN.
Zaterdag 4 Juni was het de dag, waarop het
groote Lenteieest" te Weenen, onder voorzitter
schap van prinses Metternich, geopend werd. Het
werd ingewijd met een Bloemencorso". Reeds eene
week vooruit, was het de Praterstrasse aan te zien,
dat zij het tooneel van belangrijke gebeurtenis
sen zou worden; aan deuren en winkelkasten ver
meldden kleine briefjes, dat er ramen te huur
zouden zijn, die dan ook, tegen 15 gulden het stuk
schitterend van de hand gingen. Maar niet enke
de Praterstrasse, ook de Oostelijke helft der
Ringstrasse was gewenscht gebied, en menigeen her
innerde zich een goede kennis, die hij anders
wel wat verwaarloosd had, en wie hij nu deed
begrijpen, dat eene uitnoodiging voor een plaatsje
aan het raam hem zeer welkom zou zijn.
Het weder had de laatste dagen met regen
gedreigd, en zelfs trokken 's morgens zich de
wolken donker samen en lieten van tijd
tot tijd een buitje ontsnappen. Het waren on
aangename oogenblikken voor optredenden en
publiek, die zich echter niet lieten weerhouden
van hun plan, zich goed te amuseeren en op tijd
in het Prater te zijn. Te 3 uur was de groote
file reeds in het Prater aangekomen, alleen
nakomers vertoonden zich nog in de Ringstrasse en
werden door het ontelbaar publiek met dankbaar
gejuich begroet. De menigte hier was noch ele
gant noch rijk; de bevolking uit de voorsteden,
de keukenmeiden, die slechts even" een kijkje
konden nemen, de werklieden waren hier
vereenigd. In de Praterstrasse was reeds een sierlijker
menging te bespeuren; in het Prater zelf, waar
een kleine entree geheven werd, SOkreuzer,
was een dichte haag gevormd door de goed
gekleede toeschouwers.
Te midden dezer dichte haag reden nu in
langzamen draf vier files rijtuigen, twee naar boven"
en twee naar beneden" door de groote
wandelwegen van het Prater. Bloemen aan rijtuigen,
menschen en paarden, bloemen in zonderlinge
combinatiën, schoone vrouwen, of vrouwen die
schoon schenen in de lichtkleurige, met bloemen
overdekte costumes, vroolijke mannengezichten,
correcte koetsiers, dat was de eerste indruk. De
bloemen en vrouwen waren de hoofdzaak, zij ver
tegenwoordigden do afwisselendste kleurenpracht,
want toiletten en bouquetten wedijverden in
teedere schakeering.
De gewone versiering was een lijst van bloemen
om den open rand der landauers en andere rij
tuigen, benevens bouquetten aan de lantarens;
eene zeer goede uitwerking maakt ook een losse
krans, schijnbaar zorgeloos over de spaken van het
wiel gestrooid, zij doet het rijtuig als gevleugeld
schijnen. Een soort van tent, uit vier vergulde
staven gevormd, waarom zich bloemen omhoog
slingeren en op welker top eene duif met uitge
spreide vleugels zweeft, was een vaak voorkomende
en zeer bekoorlijke versiering. Dit thema werd
gevarieerd, hetzij door meerdere duiven of anders
gelegde kransen, hetzij door karakteristieke ver
vorming der staven, zooals bijv. op een der tenten
eenige vergulde roeispanen een verguld netwerk
vol bloemen ondersteunden. Geheele priëelen,
tempels, schelpen, koepels van bloemen zweefden
voorbij; veel succes had in een geheel rozenpriëel
eene wonderschoone dame, geheel alleen, in het
rose gekleed en met een rozenglimlach op het
gelaat, die rozen strooide.
Zeer elegant was een rijtuig met een dak van
gaas, waarop kleine bouquetjes gestrooid waren,
terwijl dunne ranken over den achterkant afhin
gen en een draperie vormden. De bekoorlijkheid
werd natuurlijk aan de rijtuigen eerst gegeven
door de bekoorlijke vracht die zij droegen. De
dames hadden meest fantastische hoeden, over
laden met bloemen, op, de parasols waren ge
dichten van kant en bloemen, door lyrische
modisten vol fantazie gecomponeerd", die de draag
sters in een dichterlijke wereld verhieven. Ook
kleine meisjes hielpen mede om de bloemenwereld
te voltooien, en men zag er niet weinige, in het
midden der rijtuigen gezeten, met loshangende
haren, gekransd en versierd, te midden van groen
en bloemen. Veel opzien baarde een kleine stoet
dametjes, die in een gouden gondel onder een
rose zijden baldakijn zaten en stonden; verder
een reusachtige zwaan van witte rozen, een
schelp trekkend, waarin een heer en dame zaten,
die zolf menden.
Maar niet allen hadden het poëtische begeerd;
ook hei, komische was vertegenwoordigd. Zoo reed
er een reusachtige wagen rond, waarin wel tien
personen onder Oranjeboomen zaten; een andere
wagen, met schoven, klaprozen en korenbloemen
bedekt, werd door twee stevige boerenpaarden
getrokken en door een blozenden knaap in blauwen
kiel gemend. De Jockcy-club had een omnibus
versierd, van welks dak millionairs bouquetten
wierpen. De heldin van den dag, prinses Metter
nich, die op vele plaatsen met handgeklap ont
vangen werd, verscheen in een galarijtuig, dat van
boven tot onder met rozen bedekt was, met vier
paarden; koetsier en bedienden droegen geelzijden
liverei met witte pruiken. De prinses zag er, in het
lichtpaars, ook het gezicht met lichtpaars omlijst.
zeer pikant uit. Ondanks haar vijftig jaren heeft zij
iets uiterst aantrekkelijks Dit komt daarvan,
dat haar bekoorlijkheid altijd uit haar gestel.
niet uit hare schoonheid is voortgesproten; de
levendige kleine oogen, het stompe neusje, de
breede lachende mond en de volle lippen hebben
iets eigenzinnig geestigs, iets pikant beminnelijks,
iets lichtzinnigs en krachtigs tegelijk. Zij is in
haar vroolvjkheid heerschzuchtig en vastberaden;
men moet zich amuseeren en naar haar pijpen
dansen. En de menschen laten zich gaarne tot
dansen dwingen, in hot Weenen van graaf Taaffe,
zoo goed als in het Parijs van Napoleon en
Eugcnie. Do Weeners laten zich ook niet afschrik
ken door de herinnering aan alles wat er te