De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 19 juni pagina 3

19 juni 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 521 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. door de artisten werden gehouden. In het zomerseizoen is het voor het bestuur onzer Concertvereenigingen of tooneelgezelschappen geene lichte taak het publiek naar de zaal te lokken; gevaar lijker vijand dan de een of andere onwillige tenor zijn de heerlijke zomeravonden. Intusschen bieden voorstellingen als die, welke wij konden bijwonen, dit eigenaardige voorrecht, dat men op elk gedeelte van den avond kan bin nentreden en .... ook vóór het einde op ge voegelijke wijze kan heengaan. Men mist dan wel is waar eenige nummers, doch wat overblijft, vormt nog een geheel. Bij zoo uitgebreide pro gramma's als in den Parkschouwburg worden samengesteld, is het zelfs de vraag of niet het woord van toepassing zou wezen: la partie est plus grande que Ie tout," en dit worde dan met het oog op het aesthetisch genot verstaan. Enkelen onzer lezers kunnen zich herinneren, dat wij over den Heer P. Pons, naar aanleiding van een concert in het Gebouw van den Wer kenden Stand 't een en ander medegedeeld hebben. Deze baritonzanger uit Brussel heeft thans ook in den Parkschouwburg gedebuteerd en niet geheel zonder succes. Voor eene groote zaal z^jn de stemmiddelen misschien niet krachtig genoeg ontwikkeld. Het timbre der stem is week doch aangenaam; in het bovenregister heeft het geluid de gewenschte volheid; het benedenregister mist echter alle sonoriteit. Uit de keuze zijner liederen mag men opmaken, dat deze artist eene bepaalde voorliefde voor producten der Fransche school heeft en zelfs ingenomen schijnt met wat men in engeren zin salonmuziek noemt. Tous les goüts sont dans la nature! De methode van zingen is verdienstelijk en in de uitspraak viel slechts enkele malen iets af te keuren. Zoo dient o. a. in de woorden vif amour" de verbinding te geschieden met den scherpen consonant en niet met eene zachte v. Met de zangles uit Czaar en Scheepstimmerman behaalde de Heer Albers veel succes en werd door de koorleden en het orkest wakker terzijde ge staan. En de heer Orelio verdiende ten volle de toejuichingen, die hem werden geschonken. Op zijne grime hadden wij weder wat aan te merken. In de kerkscène uit Faust speelde en zong me vrouw van Ophemert-Schwencke recht verdienste lijk. Deze kunstenaresse heeft ontegenzeggelijk het feu sacré, doch wij geven haar nog eens den raad, in het hooge register de stem niet uittezetten en vooral geen misbruik van het portamento te maken. Bij G- matige krachtsinspanning is het artistieke resultaat altijd in omgekeerde reden van de genomen moeite. De dames Jahn en Van Zandt hebben ieder hare bizondere gaven en wisten gewenscht applaus te behalen. Aan de strengste eischen der coloratuur voldoet de zang van Mej. Van Zandt nog niet; nu en dan komt eene enkele intonatie van bedenkelijken aard ons verrassen, doch de stemmiddelen zijn te prijzen. In het Paleis voor Volksvlijt werd de aandacht getrokken door het optreden der Phüharmonische kapel onder de leiding van Prof. Manstadt. Deze kapel welke verleden jaar gedurende het badseizoen te Schcveningen zooveel succes behaalde, heeft ongetwijfeld in de hoofdstad goeden indrnk gemaakt. In de eerste plaats door de verdien stelijke bezetting der verschillende instrumenten en niet minder ook door de zorgvuldige voorbe reiding der uivoeringen. Wij hebben bij herha ling de gelegenheid gehad de interpretatie van orkestwerken uit onderscheiden school en richting na te gaan en kwamen tot de overtuiging, dat de zoogenaamde e/ferfnummers het best werden gespeeld. Het koper treedt met glans op en onderscheidt zich door fraaien klank. Bazuinen en trompetten zijn voortreffelijk. Het strijkkwartet heeft eene gelykheid in beweging en kracht weten te verwer ven, die ook uiterlijk aau den dag treedt. De concertmeester, L. Bleuer, beschikt over eene zekere mate van virtuositeit, die de Ungarische Lieder für Violine van H. Ernst hem gelegenheid verschaften, mot uitstekende begeleiding door het orkest, ten toon te spreiden. De fluitist, do heer Joachim Andersen, speelde o. a. een Carnaval Russe van Ciardi, een vrij onbeduidend nummer, dat door de uitstekende vertolking althans te hooren was. De solovioloncellist, die op een der con certen de Fantaisie van Servais (Lo désir) speelde, heeft een fraaie cantilena, voldoende doch niet schitterende techniek, en maakt zich slechts zelden schuldig aan effectbejag. Ook met den harpist kan men wel ingenomen wezen. Wij hoorden o.a. Dinsdag een Fecëntanz" für Harfe, door den heer Otto Muller voorgedragen en konden ons zeer goed vcreenigen met de toe juichingen aan den harpist toogekond. Tevens konden we de opmerking niet weerhouden dat de harp als soloinstrument zijne eigenaardige zwakheden bezit, dio ook een talentvol kunste naar nog bezwaarlijk kan doen vergeten. Wij wezen er met een enkel woord op. dat de Philharmonische Kapel vooral in do uitvoering der zoogenaamde effectstukken haar hoogste succes verwerft; er moge nog bijgevoegd worden, dat de, wij zouden haast zeggen gepolijste manier waarop enkele nummers worden gespeeld, niet met den aard van elk kunstwerk in overeenstem ming scheen te brengen. Het programma op Donderdagavond had geen voldoende rekening gehouden met de eischen van sinfonieuitvoering in de open lucht." Menig nummer werd daardoor slechts op korten afstand van de kiosk gehoord, zoodat slechts een gedeelte van het talrijke publiek het concert volkomen kon volgen. Heden avond treedt de heer Manstadt als pianist in de zaak van het Paleis voor Volks vlijt op. In een volgend nummer hebben wij wel licht de gelegenheid over dit afscheidsconcert \onzen lezers iets mede te doelen. Enkele ons toegezonden uitgaven op het gebied der muziek komen dan ook aan do beurt. H. C. P. D. LE CHAXÏDE LA MARSEILLAISE. Naar aanleiding van eenige opmerkingen van Ernst Pasquéen het onlangs verschenen werk van Arthur Loth Le chant de la Marseillaise" deelen wij onzon lezers het een en ander mede over den oorsprong van de melodie welke thans als de nationale hymne der Fransche republiek te beschouwen is. Reeds sedert 1840, toen in Frankrijk luide over de Rhijngrenzen werd gesproken en Becker zijn antwoord deed weerklinken: Sie sollen ihn nicht haben Den freien Deutschen Rhein." Alfred de Musset het geestige Nous l'avons eu, votre Rhin allemand; II a tenu dans notre verre etc." schreef, en Lamartine in de Mar seillaise de la Paix" de volkeren tot eenheid trachtte op te voeren, in dien tijd werd bij onze oos telijke naburen de melodie der Marseillaise aan een Duitschen componist toegeschreven. In een blad te Karlsruhe gedrukt 1842 haalde de schrijver o. a. de Chronique de Paris van den 27n Augustus 1792 aan, waarin als componist de in hetzelfde jaar te Straatsburg vervaardigde hymne van Rouget de Lislo, onder den titel Chant de guerre pour l'armée du Rhin" niet de dichter zelf maar un Allemand de Huningen" werd opge geven. In 1844 leverde Karl Gaillard in de Berliner Musik-Zeitung een pleidooi, dat ten doel had op gezag van oudere tijdgenooten het vader schap der melodie aan J. F. Reichardt toe te kennen. Op de meest bepaalde wijze heeft intusschen Fridolin Hamma in 1861 verklaard, dat de melodie der Marseillaise in het Credo eener mis dooi den kapelmeester Holtzman in 1775 gecomponeerd te vinden was. Doch het bewijs is achterwege ge bleven. Aan de ijverigste nasporingen van velen die zich met de geschiedenis der muziek onledig houden, is het niet mogen gelukken, iets te ont dekken dat de bovengenoemde bewering kon sta ven. Pasquëondernam in persoon een tocht naar Merseburg, doch zonder eenig resultaat. Brieven vroeger door Christ aan Hamma zelven gericht met het doel eenige nadere aanwijzingen te erlangen over zijne zoogenaamde vondst" leidden tot niets. Wel durfde de laatste schrijven, dat eene copie in zijn bezit was, doch niet ter inzage kon worden afgestaan. Intusschon is thans gebleken, dat de werkelijke componist elders te zoeken was. Aan den franschen schrijver Arthur Lflth behoort de verdienste op deugdelijke bewijsgronden en met afdoende bewijsstukken te hebben aangetoond wie de componist van de melodie der Marseillaise is geweest. Op grondige wijze wordt in het onlangs ver schenen werk, Le chant de la Marseillaise et sou véritable auteur" in het licht gesteld, dat de tekst gedeeltelijk door Rouget do Lisle is ge schreven terwijl de melodie geheel aan eene reeds bestaande compositie ontleend is. De eigenlijke componist der Marseillaise heet J. B. L. Grison en was van 1775 tot 1787 ka pelmeester in de kathedraal te St. Omcr (I)ép. Pas-de-Calais). In dat tijdperk componeerde hij een Oratorium Esther", welks tekst aan Racine's tragedie ontleend was en dat in zijn eerste nummer La Calomnie" do volledige melodie der Marseillaise bevat. Die melodie is derhalve min stens e j/? j aar ouder dan de tekst der Marseillaise. De oorspronkelijke tekst luidt als volgt: Rois, chassez la calomnie; Ses criminels attentats, Des plus paisibles tats Troublent l'heureuse harmonie. De ce monstre si farouche, Craigncz la feinte douceur. La vengeance est dans son coeur Et la pitiédans sa bouche. La fraudo adroite et subtile Sème de fleurs son chemin. Mais sur ses pas, tient enfin Le repcntir iniitilc. De gecursiveerde woorden dienen herhaald, teri wijl in den voorlaatsten versregel het eerste deel | tweemaal onder de melodie moet geschreven worden. H. C. P. I). NIEUWE REFEREINEN VAN ANNA B1JNS. (Slot.) Is dat do taal van een hoetcdoondc Magdalena, een zuchtende en klagende zondares waardig V En weer eenigo maanden later, in Augustus van het zelfde jaar 1528 heeft de liefde haar weer in haar macht, zij snakt on smacht naar haar vrijer, haar, hertelyc lief", zij belooft hem alles, als hij maar komt. Om deze tegenstrijdigheden is het moeielijk om over Anna liyns tot een juist begrip to komen, en ondoenlijk zoolang niet van allo Refereinen de maanden en jaartallen bekend zijn. Bovendien zijn de gedichten met haar overgeleverde levens geschiedenis in volkomen tegenspraak. Uit Referein XIV zou men b. v. opmaken, dat zij gehuwd is geweest. Stenen- zonder sterren" klaagt zij heeft mij 'f lioulijck bracht", en verder: Het howvelijek doet mijn caken dinnen." Doen ie om te bouwene liep endo ran, Ie peyscle zeer lutter, wat ie began. Nu weet icker eerst van, als ie ben int net, Dacr ie niet uut o gespringen en can. Referein LXXXVI is niet al te duidelijk, n zou. als hot woord docliterken" niet slaat op dwaze uwerkcun" on toe leiden haar een dochter toe te schrijven. Men vindt oec alte veele dwase moerkcns, Die haer dochterkcns bederven een groot doelkeu; Zy palleerense van jonckx en logghen 't spaens scheelken. Als mijn docJitcrkcn groot icerdt, een i/erdich dreelkeit, Zoo 't f/heleert heeft, wildt Item zch'oi rercliieren Dit vers schrijft zo in Juli 1IV28 en een maand later verlangt ze naar haar lief, haar schoon beeldeken". Hoe is dit alles te rijmen 'i Moet men haar aan haar woord houden, aannemen dat zij getrouwd is geweest, een dochtertje had, en toch naar een vriend" omzag:1 En wat te den ken van haar tijdgenooten, bij wie over deze vraag geen antwoord te vinden is. van wie men slechts weet, dat zij bizonder kuisch en godvruchtig was. terwijl haar refereinen er lijnrecht mee in strijd zijn. Is bij haar in zake liefde alles of veel fic tie geweest, stelde zij zich als later Piet Paaltjens minnesmart en minneweelde maar voor ? Hebben haar liefdesbetuigingen, haar zeltbeschuldigingen, haar spotten en haar treuren afgehan gen van haar meerdere of mindere gezondheid, van haar humeur en stemming, van het mooie of slechte weer, van haar weelde of druk ? Want aardsche zorgen, onaangenaamheden, processen met bloedverwanten, achterklap om haar uitge latenheid hebben haar vaak en zwaar gedrukt; haar leven was: arbeid, zorg en ongeval." Zij rekent zich onder hen, die tot lijden geboren zijn. Is zij den eenen dag licht" den anderen is zij zwaar." Het lijden volgt haar, het leven is voor haar een strijd. Meer zuers dan soets wordt haar zinspreuk, want dat is al haar ondervinding. Hierom ben ie dagelyks vol fantast/jen, bekent zij. Men zou dus kunnen aannemen, dat zij vaak aan overspanning leed, en dit gevoegd bij een vroegere bekentenis maakt, dat bij haar het ware en verdichte door een gemengd is. Het eenige wat men veilig kan aannemen, is, dat Anna Bijns was een vrouw, met vurig temperament, bo venal ijverende voor haar geloof, zenuwachtig, niet zelden overspannen, vaak verteerd door harts tocht, een vrouw met groote opmerkingsgave, ver standig en niet zonder vernuft. De niettce Refereinen geven daarvoor het onomstootelijk be wijs, hoeveel vaags en onverklaarbaars er ook in voorkome. Zij had, ondanks haar ijveren voor het Roomsche geloof, grooten zin voor het ijdele der wereldsche genietingen. Zij hield van feestvieren en banketten, was verzot op muziek, zang en dans, hield van dolle vroolijkhoid en maskeradepret en schepte groot vermaak in Rhetorica, als zij zich niet in Kettersche stouticheden" te buiten ging. Haar licht bewogen hartje ontvlamde spoedig van liefde en stond oogenblikkelijk in lichter laaie, Prof. Jonckbloet schrijft haar en niet zonder bewijs verscheiden minnaars toe en meent zelfs do Casteleyn, Dierck Adriaens en broeder Engelbrecht van der Donk als zoodanig te moeten doodverwcn; terwijl hij de overlevering, die zegt,dat zij een begijn was, klem bijzet door haar eigen verklaring, dat zij vader en moeder begeven had, haven en erven" had achtergelaten on alle weerlijcko dingen" moest derven. Als dit alles waar is, hoe zonder ling zijn dan tal van hare gedichten, hoc in tegen spraak met een begijntje en hare bekentenissen! En dan het begijntje verbonden door wereldsche liefde met een vromen broeder I Niet weg te cijferen valt, dat zij voor de priesters wol eens een lans brak en beweerde: Priesters zijn OOK menscJien als ander Hen, Ten si j si f/heen inyheleii, maar menschen cranc. Zij kau ook best begrijpen, dat de priesters er een liefje op na houden: Oft de priesters ooc somtijds hadden een care, De duvel die u quelt, hen ooc tcmpteert: Haer lichaem. als duwe, gheseijt in 't clare, Is tot alder cranchcyt g'ucïnclineert. Dezelfde wapenen, waarmede zij hier de pries ters verdedigt, keerde zij tegen Luther, haar aartsvijand. Als zij had moeten kiezen tusschen den gevroesdon Maarten van Rossum en Luthcr, zou zij den eerste kiezen, hoeveel men hem ook ten laste legde. In haar strijd tegen Luthcr ligt haar grootste kracht en tevens haar vermaardheid. Do gebeurtenissen in haar vaderstad grepen haar in haar geloofsovertuiging krachtig aan: zij stond voor een algehecle oinkeering in loven n denken; zij was van eene behoudende natuur en streed als later Bilderdijk voor het heden wordende verleden. In 1517 was door Luthcr te Wittenberg de hervorming der Roomscho Kerk gepredikt: in 1519 werd zij reeds te Antwerpen openlijk door zijn vriend Jacobus Praepositus ver kondigd. In hetzelfde Antwerpen zagen de eerste Luthersche boeken in de Nederlandsche taal het licht. Dit is de stoot tot algehecle omkcering in maatschappij en kerk. Nieuwe gedachten zweven door het Christendom. Moedige stemmen laten overal tot nog toe ongehoorde woorden weergal men : vrijheid van geweten, onafhankelijkheid der ziel. Een groot gedeelte van Europa scheurt zich van de Roomsch Kerkelijke Overheid los; de Ne derlandsche provinciën worstelen tegen de Spaansche dwingelandij: al de geesten, al de krachten zijn in werking. Kunst en wetenschap, staatkunde en maatschappelijk lewm, alles zoekt nieuwe grond beginselen, alles treedt nieuwe wegen in. Door de pas geboren uitvinding der boekdrukkunst was eene nieuwe macht in do wereld ontstaan: de macht des woords. Weleer klonk het woord slechts van mensen tot mensch; nu luidt het voor do menigte, nu ver spreidt het zich door land en volk. Geen ver overing des geestes gaat meer verloren, geen ge dachte blijft langer verborgen; al wat het mcnschelijk vernuft tot nu toe op liet veld van kennis en wetenschap heeft geoogst, wordt het algemeene voordeel, door de drukpers aangebracht. Midden in dien tijd en op de plaats van gisting zelve leefde en verkeerde Anna Bijns. I)c nieuwe be weging zag zo met leede oogen aan en achtte zij verderfelijk. Luthcr was voor haar de bron van alle kwaad. Openlijk treedt ze tegen hem op. Haar strijdverzen worden in andere talen, zelfs in het Latijn vertaald. Als zij in Antwerpen de verkon diging zijner loer hoorde en hot toenemen der aanhangers bespeurde, werd haar gemoed gaande en trok zij hartstochtelijk tegen hem te velde. Haar voorbeeld werd door velen gevolgd en met hen raast en tiert zij op Lutlier. Van hun lief lijke uitdrukkingen is oen bloemlezing saam te stellen. Luther ia een glorieus sottoor, een aerdigh stutere, een inntere, de Lutheranen sef/ltcnen de kercke metten liielcn; zij eercn jMtiiniiioit, hooren de gliet yen in liuechus kcrckc, daar Vcnua clerkcn in 't wilde sinr/lteii: si/ brengen den iyd orer met liriisaeH, boeteren, bommen, fluiten, druisen en spriiif/hen: dut iryf'en kinderen souden belwercit, hangen by den '/toeren. Kortom al vner icinunt schnldicJi t tree boeren, Inj sou met een Lutltci'dcn wel betalen. De verwoede strijd door haar met Luthcr op hot papier aangegaan, schijnt haar den reuk van heiligheid te bobben aangebracht en haar die zich zelf mot pn-tiercn gelijk stelde als kuisch en eerbaar aan de nakomelingschap to hebben overgeleverd. In dien strijd is zij in haar volle kracht, de gloed der overtuiging spreekt uit haar, zij is welsprekend. Bij een bepaling van de kunst waarde harer gedichten komen vooral de gedichten tegen Luther in aanmerking. Daar vindt men raak werkelijke poëzie, evenals in die waarin zij, uit de diepte harer ellende om vergeving smeekt. Al wat zij gedicht heeft voor poëzie te houden, haar zelf als een groote dichteres te beschouwen, gaat niet aan. Het nut, de strekking zijn bij haar te veel hoofdzaak voor ware poozie, het haarkloven, knutselen en speldenzoeken der beoefenaars van Rhetorica was ook haar te veel eigen; zij stond nog met twee voeten in het leerdicht om in alle opzichten kunstenares te kunnen zijn. Met uitzondering van enkele gedich ten zijn haar werken slechts belangrijk voor de ontwikkelingsgeschiedenis, het leven, de ondeugden, het kostuum, de kinderspelen, enz. in de eerste helft der l Ge eeuw. Als vrouw boezemt zij, on danks alles, wel sympathie in; zij had den moed. haar eigen leven te leven. Maar om haar naar waarde te kunnen schatten, om het tegenstrijdige op te lossen, moet er nog meerder licht over haar opgaan en wordt met verlangen en belangstelling het tweede stuk der Nieuice Refereinen, door wijlen Dr. Jonckbloet en Dr. W. L. van Heiten, tegemoet gezien. Mei '87. J. H. RÖSSING. ' HET KIND IN DE LETTERKUNDE. (Eene motie van aanvulling.) Het tooneel verbeeldt een schoollokaal te Turijn. Een onderwijzer, signor Perboni, een vijftigtal jon gens zijn aan het werk. Onverwacht komt de directeur met een nieuwen leerling, die een zeer donker gelaat toont met groote zwarte oogen, geheel in het zwart gekleed. De directeur fluistert met signor Perboni, de zwarte knaap ziet met verbaasde oogen in het rond. De meester neemt hem bij de hand en zegt tot de klasse: Je moogt in je schik zijn, jongens! Vandaag is een kleine Italiaan op school gekomen, gebo ren te Reggio in Calabrië, zoowat vijfhonderd mijlen van hier. Verwelkomt uw kameraad, die van zoo ver is gekomen. Hij is geboren in een be roemd land, dat groote mannen aan Italiëheeft gegeven, dat nog dagelijks krachtige landbouwers en dappere soldaten levert, in een der heerlijkste streken van ons vaderland, met groote wouden en hooge bergen, bewoond door eene kloeke en schrandere bevolking. Ontvangt hem vriendelijk, opdat hij vergetc hoe ver hij is van do plaats' waar hij geboren werd; en doet hem ondervinden, dat ieder Italiaanscho knaap, in welke Italiaansche school hij ook kome, daar broeders vindt!" Dit gezegd hebbende, stond hij op on woes op de wandkaart van Italiëde plaats aan, waar Reggio in Calabriëligt. Toon riep hij luid: Eruest Derossi, de jongen, die altijd de eerste prijzen krijgt!" Derossi stond op. Kom hier'.", zei do meester. Derossi kwam uit de bank, naar het tafeltje, bij den jongen Calabrees. Omdat je do eerste van de klasse bent", zoide meester, moog je uit naam van alle jon gens den nieuwen kameraad verwelkomen! Geef hem den wclkomstkus van de kinderen van Piemout aan het kind van Calabrië!" Derossi omhelsde den Calabrezer knaap, zeide luide met zijne heldere stem: Wees welkom!" En kuste hem met blijdschap op beide wangen. Alle jongens klapten in de handen. Stilte!" riep de meester. Op school wordt er niet in de handen geklapt!" Maar wij konden wel zien, dat hij niet uit zijn humeur was. De nieuwe jongen uit Calabriëheette Garrone. Weinige dagen later gebeurde het, des morgens, voordat signor Perboni in do klasse was, dat vier of vijf groote jongens den armen Crossi plaagden omdat hij rood haar, n verlamden arm, en eene moeder had, dio groenten verkocht. Do ongeluk kige jongen kon zich niet verdedigen. Hij moest niet machtolooze woede verdragen, dat men hem met kastanjeschillcn in het gezicht wierp. Men bootste den gang van zijne moeder, do groenvrouw na, als zij mot Uvcc korven onder de armen hem kwam halen aan de deur. Rood van woede slingerde Crossi een inktkoker naar zijn kwelgeest, maar de jongen bukte, en de inktkoker kwam terecht tegen de borst van den meester, die juist binnentrad. Er volgde groote stilte. Do meester begaf zich bleek van ontroering naar zijn tafeltje en vroeg: Wie heeft dat gedaan?" Allen zwegen. En de stem luider verheffend, schreeuwde de meester; Wie is het V" Toen stond Garrone. do knaap uit Calabrië, door medelij don Yoor don armen Crossi gedreven, van zijne plaats op on zcide vastberaden: Ik heb hot gedaan!" De onderwijzer ziet hem aan, neemt de ver baasde schooljongens op on zegt met bedaarde stem: Neen, je hebt het niet godaan!" En na een oogenblik stilte voegde hij er bij: De schuldige zal niet gestraft worden, wie is het?" Crossi staat van zijne plaats op en zegt schreiende: Zo hebbon me gesard, ze hebben me belecdigd, ik ben woedend geworden, ik heb .... Goed! Ga zitten." zei do onderwijzer, en wie hebben hem gesard?" Met gebogen hoofd stonden de vier plagers op. ..Jelui hebt een knaap beleedigd, die je niets gedaan had" zei do meester Jelui hebt een ongelukkige gesard, een zwakken jongen, die zich niet verweren kan, aangevallen. Jelui hebt een van de laaghartigste en schandelijkste daden verricht, die ooit door een menscholijk schepsel kau worden gepleegd! Jelui bont lafaards!" Vervolgens ging hij door de banken naar de plaats van Garrono, dio mot neergeslagen oogen stond te wachten en hem aanziende, de hand op zijn hoofd leggende, zeidc hij: En 'ij, jij bent een nobele knaap!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl