De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 19 juni pagina 4

19 juni 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 521 ft Garrone keel? hem met glinsterende oogen aan en fluisterde hem eenige woorden in het oor. Daarna zich wendend tot de vier schuldigen reide de meester: Ik vergeef het u!" De drie hier medegedeelde bladzyden zyndoor mij vertaald uit Edmondo de Amicis laatste werk: Ctsore. Libro per i ragazzi. 43a edizione, Milano, Fratelli Treves, Editori, 1887." Dit jongensboek, door de Italianen met buitengewone sympathie ontvangen, biedt tallooze schoone bladzijden aan, gevloeid uit de pen van den hartelijksten en edelsten dichter onder de nu levende Italiaansche auteurs. Daar ik voor eenige dagen met ongemeene vol"doening het Gids-artikel van Dr. G. Kalff Het Kind in de Letterkunde" gelezen heb, doe ik eene motie van aanvulling en vraag ik eene plaats TOOT Edmondo de Amicis onder de schrijvers over en voor knapen. Ik ken weinig boeken, waarin de beste zijden van het menschelijk hart, waarin liefde, medelijden, fierheid, vaderlandsche trots, dapperheid, oprechtheid schitterender overwinnin gen vieren over zelfzucht, laagheid en huichelarij. De vertaler, die Cuore" in het Nederlandsen vertolkt, de uitgever, die het boek aan Nederlandsche lezers in handen geeft, kunnen beiden er vast op rekenen een vruchtbaar werk te doen. Wil men mij vergunnen, Edmondo de Amicis, onder de auteurs te rangschikken, die op onverbeterhjke wijze den knaap en het schoolleven van den knaap, hebben geschilderd, dan vraag ik tevens vergunning mijne motie van aanvulling nog wat te mogen uitbreiden. Met ingenomenheid het opstel van Dr. G. Kalff lezende, kwam mij telkens de een of ander auteur voor den geest, die nog had kunnen genoemd worden. Het ligt volstrekt niet op m\jn weg hiermee in de verste verte een verwijt te doen aan den ver dienstelijken auteur van: Het Kind in de Let terkunde". Dit onderwerp uit te putten, kon niet liggen in het plan van zijn opstel. Zoo ik hier nog eene kleine bijdrage tot aanvulling lever, gelieve hij dit te beschouwen, als een teeken van dankbare belangstelling. Onder de Nederlandsche schrijvers, die zich ver dienstelijk maakten in de schildering van het kinderleven, rangschik ik nog Betje Wolfïen Aagje Deken. In Sara Burgerhart trekt Abra ham Blankaart zich het lot van Hendrik Redelijk, een der tien kinderen van DominéRedelijk, aan. Hy maakt een adelborst van den jongen en brengt hem in persoon aan boord. Het tafereel van hunne verschijning op het schip met den knaap in zijne nieuwe uniform, het onthaal aan de matrozen bereid, is voortreffelijk geslaagd. (II bl. 376.) In Willem Leevend komen alleraardigste brieven van een kind, Jetje Veldenaar, (I, bl. 40, bl. 60; Dl bl. 151). Mij heugt een kindergedicht: Wat pikt er tegen 't vensterglas, Alsof het vroeg: doe open ! Zoo 't eens die kleine vogel was, Die 'k op de plaats zag loopen. Och, ja! daar zit hij, koud en stram ; Hoe tjilpt hij om wat eten Och, dat ik nu mijn boterham Maar niet had opgegeten." Het is het eerste couplet van een der kinder liederen door Dr. Jan Pieter Heije geschreven een man, die, waar van Alphen herinnerd werd, zeer zeker aanspraak heeft, om genoemd te worden. De Genestet zei eenmaal van dit liedje, dat het ieder treffen moest, die kinderen bezit, eene tuin kamer, een plasje en een weinig dichterlijk gevoel." Met teleurstelling las ik bij Dr. Kalff, dat De Genestefs Jong Hollandsch Binnenhuisje geenszins een meesterstuk is, evenmin als Benja min af en moest mij tevreden stellen met den halven lof, dat deze stukjes groote aantrekkelijkheid en ook dichterlijke waarde hebben." Ware het mij vergund een aesthetisch oordeel te vellen, ik zou aan de bleeke letterkundige kinderen, die men Woutertje" en ,,de(n) kleinen Johannes" noemt, een minder verheven rang toekennen dan dr. Kalff deed. Ook viel het mij tegen, dat madame Pene d'Ast (Louisa Siefert) alleen in het voorbijgaan genoemd werd. Haar bundel Eayons perdus (1868) bevat meesterlijke poëzie en is door Sainte-Beuve, Victor Hugo, Victor de Laprade, Leconte de Lisle en Frangois Coppée met geestdrift geprezen. Dat Gustave Droz, die in zijn Monsieur, Madame et Sébéen in Babolain zeer aardige Fransche kin deren teekende, ook geprezen had kunnen worden, spreekt van zelf. Dat de kleine Pauline Quenu en de wilde Cadine uit Le Ventre de Paris, dat Jeanne Grandjean uit Une page d'amour van Zola de eer eener aanhaling verdienen, geloof ik wel. Onder de Nederlandsche schrijvers over kinde ren behooren nog gerangschikt te worden: H. de Veer voor zyn Trou-ringh en wel inzonderheid voor zijne hoofdstukken: Hoe men met vrouw en ges kinderen voor nog geen drie gulden per dag op reis kan gaan (1,172), Klein Vrouwtje (I, 205), Mama n de jongens (I, 216), Alles om de kinde ren (H, 22), Klein Vrouwtje gaat heen (II, 771) en Met ons beitjes (II, 183); voorts F. HaverSchmidt voor zijne novellen Familie en kennissen, A. L. de Rop, voor zijn gedicht Naar School, waarin hij een accoord aanslaat, dat nu dieper en aangrijpender doorklinkt bij De Amicis; C. Honigh voor zijn bundel Geen Lente; en niet het minst Weruméus Buning, die ons in zijne Marine Schet sen kinderen uit het volk als Jan Matters voor oogen stelde de scheepsjongens, die onder Jan Maat en het gieren van den stormwind opgroeien tot flinke Nederlandsche matrozen. DB. JAN TEN BRINK. KEIZERIN MARIE-LOUISE. Omtrent het levenslot en den levensloop der Oostenrijksche aartshertogin, die om redenen van hooge politiek in een gedwongen huwelijk met Napoleon DU heeft moeten toestemmen, zou niet veel nieuws te vertellen zijn. Zij leefde in Frankr\jk, waar bijna ieder, die vorsten van nabij gekend heeft, er interessante Mémoires overheeft uitgegeven; omtrent Marie-Louise is alles verteld door haar particulieren secretaris Méneval en haar majordomus Bausset, terwijl nog kort geleden de gedenkschriften uitkwamen van de générale Durand, die als dame du palais van Marie-Louise, oogge tuige van haar huiselijk leven is geweest. Dit alles was echter van vreemden afkomstig, de heldin zelve had nog niet gesproken. Wel was er van tijd tot tijd een brief van haar hand aan gehaald, maar een eigenlijke correspondentie was er nog niet verschenen. Thans is dit geschied, en zeer volledig en zeer intiem, ofschoon er geen woord in staat, dat de door en door goedige aartshertogin niet aan iedereen had kunnen schrijven. In n deel ver scheen Correspondanee de Marie-Louise, 1799 1847", een reeks van brieven uit haar prilste jeugd tot het jaar van haren dood, aan twee vertrouwde vriendinnen gericht. Het waren hare gouvernante, gravin Colloredo, later prinses van Lotharingen, en de dochter van deze, Victoire de Poutet, later gravin de Crennevillc. De taal der correspondentie is Fransch, maar een heel cu rieus Fransch, geheel doorspekt niet Duitsche woorden en germanismen. Vooral in de kinder brieven vindt men allerlei verrassingen van dien aard. De kleine aartshertogin ziet sol daten schieten sur une Scheiben, en allemand, parce que je ne peux pas Ie dire en francais"; zij heeft goeden appetit" en eet surtout des Speknödeln," dikwijls ook du Lebzelten", en zendt aan hare vriendin Victoire uit Presburg des Mohnbeigln". Zij geeft hare gouvernante pianoles, Ie discant va passablement, mais Ie Bass pas", zegt van eene ongewachte bezoekster: je voudrais qu'elle soit au Kukuk!'' en vertelt eens, nadat haar een kies getrokken is: je n'ai pas fait: au!" Met enkel Duitsch, maar ook het zoogenaamde Fransch van de Duitsche hoven, waar preuve" (Theaterprobe) voor répétition" en jour de nom" (Namenstag) voor fête" ge zegd wordt, vindt men er veel in, en zelfs platWeener dialect, verfranscht, als wanneer zij ver telt dat de menschen tegenover hare woning, font un grand Gemurmel, de sorte que ma tcte n'est pas ensemble"; de Weeners praten hier van beianand". Tot in het laatst van haar leven vindt men zulk een mozaiek-taal, die iets aardigs naiefs aan haar brieven geeft. Zij past geheel bij den in druk dien de brieven zelf maken; Marie Louise is als klein kind een innig goedig, zacht meisje, dat steeds beterschap belooft, als zij iets misdaan heeft, alles verzint om iemand te troosten en allerlei belooft of weggeeft. Zij schrijft over aller lei kleine voorvallen in haar kinderleven, bijvoor beeld hoe zij eens au blauen Haus" in een ledige kamer een troon vonden, daarop gingen zitten, om te zien hoe het stond, en toen blindemannetje er om hoen gingen spelen. In 1809 komen de berichten omtrent de over winningen der Franschen in de brieven voor. Oostenrijk maakt haastig krijgstoerustingen, Na poleon nadert Weenen. Keizer Franz is bij het leger; zijn gezin is naar de burcht Ofen gevlucht, en Marie-Louise schrijft angstige brieven; zij mist haren vader en haar geliefd Weenen, als troost heeft zij zich een stuk van het Weener plaveisel laten oversturen. Dat zij over Bonaparte, de schuld van al die onrust, niet veel goeds schrijft, laat zich begrijpen. In 1803 vindt men reeds, als zij aan hare vriendin van een nieuwen Plutarchus" schrijft, die alle beroemde mannen, van Homerus tot Bonaparte vermeldt, deze laatste naam be vlekt het werk, en mij zou het aangenamer ge weest zijn, als het was opgehouden bij Frans II, die toch ook opmerkelijke daden heeft volbracht, door het Theresianum te herstellen.!' Ook elders schrijft zij over den Corsikaan,'' en in 1809 is zij overtuigd dat deze onderdrukker, die op de wijze der Hunnen" oorlog voert, de Antichrist" in levenden lijve is. Maar weldra ziet men, dat voorzichtigheid hare pen in bedwang houdt; de post is niet veilig meer; de Hongaarsche post meester, die lederen voormiddag dronken is, kon de brieven wel verwaarloozen. Men heeft immers in den Moniteur brieven afgedrukt van hare grootmoe der, de koningin van Napels, vol smaadredenen over Keizer Napoleon, hetgeen grootmama zeker niet geschreven heeft." Na den wapenstilstand van 1809 is er sprake van een congres, en MarieLouise weot, dat hot dicht bij hun toevluchtsoord zal gehouden worden, ik vrees dus een bezoek, en ik verzeker u, dat dit mij de ergste kwelling zou zijn." Toch begint men, bij al don haat, er reeds belang in te stellen, hoe de veroveraar er uitziet, en hoe hij doet; te Schönbrunn kan men keizer Napoleon dagelijks op de parade te midden zijner garde zien, en dat moet een heel indruk wekkend gezicht zijn." Zij vindt het aangenaam, dat hij zich Duitsche tragedie heeft laten voor spelen en de acteurs geprezen heeft, met een muziekstuk van Jadin dweept zij, ofschoon hot aan Madame Bonaparte is opgedragen." Toch blijft zij met hart en ziel Oostenrijksche, en met innig genot vertelt zij don geestigen streek van een Weener, die op den Napoleonsdag aan de op hoog bevel voorgeschreven geestdrift deelnam met dit opschrift: Zur Weihe An Napoleons Geburtsfest," en de beginletters, Z. W. A. N. G., met dikke bloedroode letters had geschilderd. Nu komt het noodlot voor Marie Louise. In 1809 wordt de echtscheiding tusschen Napoleon en Joséphine uitgesproken en reeds noemt men Marie Louise als zijne tweede vrouw. Zij zelf ge looft er niet aan: Napoleon", schrijft zij, heeft nog veel te veel lust om ons kwaad te doen, dan dat hij zoo iets zou vragen; hij zal ook geen blauwtje willen loopen en papa is te goed om mij in zulk een ernstig geval dwang aan te doen". En in een anderen brief: Ik laat de menschen praten en geof er niet om, maar de arme prinses, die hij kiezen zal, beklaag ik". Kort daarop echter komt de berusting, wanneer het haar lot mocht zijn. Ik leg mijn lot in de handen der eeuwige Voorzienigheid, die alleen weet, wat ons gelukkig kan maken. Mocht het noodig zijn, ik ben bereid, mijn persoonlijk geluk aan het welzijn van den staat te offeren." In de brieven teekent zich nu het meegaande karakter der prinses af, die langzamerhand meer met het denkbeeld vertrouwd wordt, wel nog niet naar de aanvraag verlangt, maar toch gestreeld is, den grooten Napoleon" wellicht aan hare voeten te zullen zien. Met drie maanden tusschenruimte. 23 Januari 1810 en 24 April van hetzelfde jaarj vinden wij eerst: ik hoop dat het bij de praatjes blijft, ik zal zeker de eenige zijn, die mij over het aanzoek niet verheug," en daarna, gedateerd uit Compiègne: Lieve Victoire, moge u ook spoedig een geluk ten deel vallen, gelijk aan dat, hetwelk ik thans geniet." Marie Louise had namelijk blijkbaar haren man leeren beminnen, zoo hartstochtelijk, als hare natuur het maar gedoogde. Napoleon had duizend attenties en verrassingen voor haar gehad; hunne eerste ontmoeting had op beiden een uiterst aangenamen indruk gemaakt; hem zelf had de jonge aartshertogin met hare blauwe oogen, frissche wangen, onberispelijke taille en donkerblonde haren, daarbij bescheiden en goedaardig, bijzonder behaagd. Marie Louise schrijft aan Victoire acht maanden lang brieven over hetzelfde thema, en zelfs op l Januari 1811: ik kan u niets beters wenschen, dan een geluk dat op het mijne ge lijkt." In Mei 1811: ik hoop dat mijn zoon ook daarin op zijn vader zal gelijken, dat hij al degenen die hem kennen, gelukkig maakt," en in Juni 1812 uit Praag: Gij kunt u voorstellen, hoe ge lukkig ik ben, weer in den schoot mijner familie te zijn ; alleen de scheiding van den keizer be derft mijn geluk, want zonder hem kan ik geen vreugd gemeten." De brieven van Marie Louise bewijzen, met die van Méneval en de générale, dat het verhaal van een slechte verhouding tusschen haar en haar man verzonnen is. Dit duurde zoo tot Elba, toen de keizer en zijn vrouw gescheiden werdon. Marie Louise en haar zoon keerden naar Weenen terug en een tijd lang wisselde zij nog brieven met den keizer, dien zij gaarne in zijn verbanningsoord gevolgd had. Thans werd zij inderdaad een offer der politiek, want alles werd gedaan om haar te doen vergeten, dat zij de vrouw van den panenu geweest was, en dit gelukte ook langzamerhand. Werden hare brieven door Metternich gelezen? In 1814 schrijft zij nog: Hoe zou ik op dezen dag (Napoleonsdag) geluk kig kunnen zijn, wanneer ik een zoo plechtigen feestdag moet doorbrengen ver van de twee per sonen, die mij het dierbaarste zijn!" Men had haar ook van haren zoon gescheiden; zij moest te Parma als hertogin gaan heersenen en mocht hem niet medenemen. Al zeer spoedig liet haar zwak karakter zich omkeeren. Te Aix leerde zij in 1815 reeds gene raal Neipperg kennen, en de brieven aan Victoire getuigden toen reeds van genegenheid voor den generaal, met wien zij later een morganatisch huwelijk sloot. Do brieven uit die periode zijn minder belangrijk, tot dat bijna tragisch de koude woorden klinken, waarmede zij aan Victoire over de tijding van Napoleons dood schrijft: Ik moet bekennen, dat de tijding mij diep geschokt heeft; ofschoon ik nooit een levendig gevoel voor hem gekoesterd heb, kan ik toch niet vergeten, dat hij de vader van mijn zoon is, en dat hij, wel verre van mij te mishandelen, gelijk de menschen meenen, mij altoos alle achting betoond heeft, het eenige wat men in een politiek huwelijk verlan gen kan." Marie Louise las het bericht van Na poleons dood in een Italiaansche courant, men had niet noodig geacht, het liaar uit Weenen te doen mededeelen! In 1829 stierf ook generaal Neipperg, in 1832 de hertog van Reichstadt, in 1847 zij zelve, do weduwe van den wereldveroveraar. Hare laatste jaren bracht zij in kalme allodaagsche zwaarmoe digheid door, en liet in Parina den naam van een weldadige, goedaardige vorstin na. Wetenschap. WONDERMANNEN, naar PAUL LINDAU. De verschijning van Sirius brengt volgens een oud volksgeloof steeds hersenstoringen bij don aardbowoner teweeg. Ditmaal heeft deze schoon ste aller vaste sterren haar onzaligen invloed, ten minste in Berlijn, cenigszins vervroegd. De vorige week zijn wij allen meer of minder onder den invloed geweest van hetgeen tegenwoordig hypnotisme" en dierlijk magnetisme" wordt genoemd. Waar het juiste begrip van een zaak ons in den steek laat, gebruiken wij gaarne een wetenschappelijke benaming en misschien zou het geheel zich gevoegelijk in het geleerde woord Apateticisme" laten samen vatten. Karl Hansen en Theo Böllert hebben hier maan den lang voorstellingen gegeven. Hetgeen ge noemde heeren ons te aanschouwen gaven, werd door hen hypnotisme en magnetisme genoemd. Hansen, die werkelijk een meester op dit gebied is, haast zich echter hierbij te voegen, dat hij deze woorden alleen gebruikt, om gemakshalve de in hem aanwezige kracht een naam te geven die door de wetenschap erkend wordt. De bena ming dierlijk magnetisme", zoo zeide Hansen voor de rechtbank, berust op een dwaling, maar dezo dwaling kon hij niet veranderen. De uitwerking echter wist hij te weeg te bren gen door het medium eenvoudig aan te raken, en onder zekere omstandigheden was dit zelfs onnoodig. Tusschen hetgeen de wetenschap hypnotisme" noemt en de verschijnselen door Hansen teweeg gebracht, bestaat groot onderscheid. De gehypno tiseerde moet, eenmaal ontwaakt, steeds opnieuw gehypnotiseerd worden. Hansen kan iemand uit dien toestand opwekken en daarna alleen door een enkele aanraking, ook wel door hem scherp aan te staren, in den hypnotischen toestand terug doen zinken. Somtijds gelukt het hem die uit werking op een geruimen afstand te weeg te brengen. Zooals men ziet, beijvert Hansen zich om zoo min mogelijk met de lastige en ongewenschte be moeiingen van de wetenschap in aanraking te komen. Het hypnotisme, dat wil zeggen, de kunst matig voortgebrachte verlamming van ons denk vermogen, vereenigd met tijdelijke gevoelloosheid en verstijving der ledematen, is een toestand door de wetenschap aangenomen en het is meerendeels door Hansen's voorstellingen, dat de eerste grond slagen tot een meer wetenschappelijk onderzoek zijn gelegd, waardoor de tot nog toe geheel on verklaarbare verschijnselen van magnetisme en hypnotisme eenigszins werden opgehelderd. Maar van wetenschappelijke feiten is bij de heeren Hansen en Böllert geen sprake en naai1 mijn in zien doet men de ernstige geleerden groot onrecht aan, met hun namen bij deze vertooningen te misbruiken. Wij zullen dus alles wat wetenschappelijk onder zoek dienaangaande aan het licht heeft gebracht, weglaten, om ons alleen bezig te houden _met hetgeen de heeren Hansen en Böllert ons te aan schouwen geven. Dit is een merkwaardig verschijnsel, dat al de wondermannen" van onzen tijd de zee hebben overgestoken en hun tooverkunsten uit Amerika en Australiënaar Europa hebben overgebracht. In ons oud, nuchter Europa wil het bovennatuur lijke niet recht gedijen. Ook Hansen is lang in den vreemde geweest. Met wetenschappelijke studiën heeft hij zich nooit veel bezig gehouden, daarentegen leidde hij vroeger een vrij avon tuurlijk leven. Hij bezit een buitengewone spier kracht en eens, nadat hij zich, zooals hij beweert, sedert jaren met het hypnotisme had beziggehou den, had hij die zonderlinge eigenschap en onverklaarbare kracht in zich ontdekt en was hij in Australiëzijn voorstellingen begonnen. Daar zoowel als hier bezit alles wat tot het geheimzinnige behoort een groote aantrekkings kracht en de tafeldans, die uit Amerika werd overgebracht, alsook de kunstverrichtingen ge broeders Davenport met hun tooverkast hadden den weg reeds voor het wonderbaarlijke gebaand. Het succes van al deze wondermannen was des te grooter, doordien eenige ernstige, bekende autoriteiten zooals William Crookes in Engeland en Zöllner in Duitschland, met energie voor de werkelijkheid der feiten opkwamen. Ik zal mij als leek wel wachten met deze geleerde heeren in tegenspraak te komen, maar zeker is het toch dat geen uitvinding zoo dwaas kan zijn of zij heeft vroeger of later een wetenschappelijk gevormd, geheel overtuigd verdediger gevonden. Natuur kundigen als Virehow, Helmholz, Du BoisRaymond, Westphal en anderen zijn met kracht van wapenen in het strijdperk getreden en willen van do zaak niets weten. Den leeken blijft dus, daar de geleerden het, zooals gewoonlijk niet eens zijn, de keus om zich onder de geloovigen of ongeloovigen te scharen. Ik voeg mij bij de laatsten-^ Hetgeen bij de voorstellingen ^.chiedt, is aan iedereen bekend. De gehypnotiseerde kan in drie verschillende toestanden geraken. De kataleptische, de suggestieve (door inblazing) en die der hal lucinatie. Tot den eersten toestand behooren het dicht vallen der oogen, welke men, hoe men er ook tegen strijdt, tegen den wil van den meester niet kan open houden; het uitgestrekt liggen op twee stoelen, met het hoofd op den oenen, de hielen op den anderen stoel, welke houding vergezeld gaat van een algemeene verstijving, zoodat de meester zich boven op den verstijfde kan plaatsen, zonder dat dezo zelfs eenigszins doorbuigt; de gevoelloosheid, zoodat men zonder eenige pijn te veroorzaken hem met naalden in wangen en ooren kan prikken. Tot den tweeden toestand behoort het slaafsch navolgen van alles wat de meester beveelt. Op bevel zal de gehypnotiseerde knielen, springen, loopen, dansen enz. De derde toestand is de dwaasste; de ver tooning van de als door waanzin aangegrepenen is allerbelachelijkst; een demonische kracht schijnt dan op alle zintuigen te werken. De gehypnotiseerde voelt ijskoude, dan weder brandende hitte, angst voor ratten en muizen die niet aanwezig zijn, hij verbeeldt zich dat er brand is, of dat hij zal ver drinken, hij vecht met wilde dieren enz. Ook liefelijke beelden kunnen worden opgewekt: oen leelijke, plompe huisknecht wordt een verlei delijk schoon meisje; rauwe aardappelen laat de meester hem als lekkernij eten, inkt geeft hij hem voor Piüdesheimer en een stuk hout houdt hij voor een fijne sigaar. Zeker is het, dat dit alles werkelijk plaats heeft en dus kan ik begrijpen dat ernstige lieden, dit bijwonend, tot het besluit komen, dat er toch iets van aan moet zijn. Waar schijnlijk zal er dan ook wel iets van aan zijn". Do aanrakingen die Hansen zijn personen doet ondergaan, het lang staren op een glinstcrenden kristallen bal, do drukking op voorhoofd on oogen, het voor en achteroverbuigen van het hoofd, maakt do menschen reeds eenigszins duizelig en veroor zaakt een onaangename gewaarwording. De Wee ner medische faculteit verklaarde op den 18 Fe bruari 1880, dat het samendrukken der boven liggende bloedvaten bedenkelijke storingen in het hoofd kon veroorzaken, zoodat dit oogenschijnlijke bewusteloosheid te weeg brengen, en licht ge vaarlijk worden kan. Professor Meynert noemt den greep waarmede Hansen het hoofd van den gohynotiseerde tegen de borst drukt, den door Hyrtl beschreven beulengreep", die vóór het invoeren der guillotine in Frankrijk in gebruik was. Hij beweert dat die drukking zeer goed verdooving kan veroorzaken en aldus voor een vertooning kan dienstbaar worden gemaakt. Zoo heel onschuldig is het dus niet, zich aan Hansen's bewerking te onderwerpen. Men bevindt zich in een vreemden, verdoofden toestand. Het is dus niet aan te nemen dat allen, die zich door Hansen laten hypnotiseeren, betaalde sujetten of grappenmakers zijn. Daarbij komt dat de meesten onbewust medewerken, op hoop, de zaak te zien gelukken, en dat zij, die zich laten hypnotiseeren geen wilskracht genoeg bezitten, om er zich tegen te verzetten. Juist deze onbewust medewerkende sujetten, die niet betaald worden en uit het aanwezende publiek worden gekozen, dragen er het meest toe bij om de leer van Hansen te ver spreiden. Als verdediger dezer soort van onbewuste me dewerkers, verscheen als een der vermakelijkste getuigen in het proces van Hansen contra Fischer in het jaar 1880 een zekere heer Kleine. Het geen deze Kleine met volle overtuiging verhaalde, is zeer leerzaam. Eerst dacht ik," zeide h\j, dat het eigenlijke magnetiseeren nog beginnen moest, maar bemerkende dat de zaak al aan den gang was, besloot ik verder maar mee te doen. Daarna

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl