De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 19 juni pagina 5

19 juni 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 521 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 5 -werd ik bang voor mijnheer Hansen en voor de politie." Kleine was als woedend met een stok op een stoel aangevallen, waarbij Hansen uitlegde dat Kleine zich verbeeldde een wild dier voor zich te hebben. Kleine echter hield voor het ge recht" vol, dat hij zeer goed wist dat hij op een stoel sloeg en hij er alleen op los was gestormd, omdat Hansen het hem bevolen had. Ik zelf was ?eens bij een dergelijk geval tegenwoordig. Een jonge man verklaarde openlijk, dat hij alles wat hij gedaan had met volle bewustzijn en zonder eenigen invloed van Hansen had verricht. Natuurlyk ontstond er hevig rumoer onder de toeschou wers, maar zij eindigden met voor Hansen partij te trekken tegen den ongelukkigen waarheidsvriend. Door een agent werd deze van het tooneel ver wijderd en was genoodzaakt de zaal te verlaten. Door David Kleine is nu nog een gewichtig punt aan het licht gekomen. Evenals, hij gelooven velen dat wanneer alles reeds in vollen gang is, het magnetiseeren eerst beginnen moet, en. dat het geen zij tot dusverre deden alleen voorbereidende maatregelen waren. Oogen dicht, gij kunt ze niet meer openen, volg mij, sneller, doe de oogen open." Dit alles doet het medium op bevel, totdat hij opeens bemerkt dat Hansen een buiging maakt, het publiek applaudisseert en hij zelf naar zijn plaats in de zaal kan terugkeeren. Uit het proces in Dresden 1879 door Hansen gevoerd tegen Küche en Hacker, die hij van chantage beschuldigde en dat door hem gewonnen werd, bleek duidelijk dat Hansen aan de bovengenoemden twee honderd thaler voor hun mede werking had beloofd. Na overleg met zijn zaak gelastigde had hij hun kort en goed medegedeeld, -dat h\j geen plan had zijn belofte na te komen. Den 14 Mei van hetzelfde jaar verklaarde een man, die met Böllert allerlei kunsten had ver toond, dat alles knoeien was en dat het publiek bedrogen werd! De mediums zijn betaald" zeide hij, ik zelf ben reeds bij Hansen geweest en heb daar dezelfde dingen gedaan als hier, en daarvoor drie mark gekregen. Ik heet Grimm en woon in de Teltowerstraat 50." De heer Böllert gaf _ waaraan hij zeer wijs deed geen gevolg aan deze zaak, want wellicht had hem hetzelfde lot getroffen als Hansen, die den natuurkundige Fischer,omdat deze hem als een gemeene bedrieger" had gebrandmerkt, een proces aandeed en het ter -eerste instantie en in hooger beroep verloor. Zoo doende gaf het Weener gerechtshof den beklaag de verlof, Hansen voor gemeene bedrieger" uit te maken. Door bovengenoemde onbewuste medewerking wordt het aantal personen, geschikt geoordeeld om gehypnotiseerd te worden, verbazend groot. Onder dertig of veertig, die zich hiervoor in theater of andere zalen aanbieden, worden er van vijftien tot twintig goedgekeurd; in bijzondere gezelschappen is de verhouding geheel anders. Ik heb Böllert in een besloten gezelschap aan 't werk gezien. Onder de twaalf heeren die zich aldaar bevonden, was er geen enkele voor medium geschikt. Een van hen kwam slechts in een min of meer abnormalen toestand. Het viel hem moeielijk de oogen open te houden. Later zeide hjj mij een licht, stekend gevoel te hebben waargenomen. Het neerdrukken van zijn hoofd op de borst had iij onaangenaam gevonden, alsook het staren op den kristallen bal. En ofschoon Böllert be weerde dat de bewerking volkomen gelukt was, verklaarde hij geen oogenblik zijn volle bewustzijn verloren te hebben. Ook hij had zich verbeeld, dat alles eerst moest beginnen toen het gedaan was. Op bevel had hij dus zijn oogen gesloten en weder geopend; volg mij," had Böllert hem toogeroepen -en hij had hem gevolgd; ontwaak" en hij had zijn oogen geopend; dit nu had hij alles vrijwillig gedaan in afwachting van hetgeen nu volgen zou, maar er volgde niets dit was alles. Met de andere heeren was in 't geheel niets aan te van gen geweest Böllert scheen iets van dien aard voorzien te hebben want hij had twee sujetten meegebracht die hij vroeger reeds onderhanden had gehad. Deze deden natuurlijk alles wat hij van hen ver langde. Een van hen werd bevreesd gemaakt voor een wild dier, kroop onder de vleugelpiano in verbeelding dat het een verborgen hol was : ont waak" riep Hansen hem toe, waarop de ongeluk kige met zijn hoofd tegen den bodem van de piano terecht kwam. De andere ging op twee van el kaar verwijderde stoelen liggen en Böllert ging op hem staan on stak met naalden in zijn wan gen en ooren. Deze twee mediums zijn er echter niet in geslaagd mij van de echtheid der geheime Hansensche kracht te overtuigen. Het boren van naalden door wang en oor is buitendien niet dan kinderspel. Terwijl ik dit opstel schrijf, heb ik het beproefd en ontdekt dat het niets dan een vasten wil vereischt; daarbij is geen droppel bloed te voorschijn gekomen, en ik geef de verzekering dat ik in geen hypnotischen toestand verkeerde. Ook het liggen op de twee stoelen is veel min der moeilijk dan men zou meenen. Met eenige oefening zou ik het er bijna zoo ver als het knap ste medium in kunnen brengen. Veel zonderlinger schijnt het mij toe, dat deze voorstellingen zoo zelden verstoord worden en meestal tot groote tevredenheid der toeschouwers eindigen. Eerst zijn zij verbaasd en later verma ken zij zich uitstekend met do vertooning van nagebootsten waanzin. Daarom is het publiek dan ook gewoonlijk op de hand van Hansen en Böllert en, deze durven steeds op nieuw optreden. De tegenstanders van llansen en Böllert en die zijn velen, roepen steeds om de inmenging der politie. Zulke zaken, beweren zij, moesten niet geduld worden. Wanneer zij, die zich tot die kunsten willen leenen. daarvan geen nadeeligo gevolgen ondervinden en anderen er mede amusee ren, zoo zie ik niet in, waarom de politie zich met deze kinderachtige vermaken zou bemoeien. Wat mij minder bevalt is, dat men de wetenschap er bij wil halen en zelfs op den voorgrond tracht te stellen. Zoolang men de zaak als aardigheid be schouwt, is er niets tegen in te brengen. In vroegere tijden behoorde het hypnotisme bij de goochelaars te huis. Ik herinner mij als kind nog een zekeren Miljava Frickel. Professor te Athene" stond op de pro gramma's van de kermistent; omdat nog geloof waardiger te maken, verscheen hy op het tooneel in een Grieksch costuum. Zijn voornaamste kunst stuk bestond in het volgende: Een jonge man moest op een bankje gaan zitten, en beide elle bogen op twee banboesrottingen steunen. Zijn hoofd nam hij tusschen zijn handen. Daarop begon Miljava Frickel als waanzinnig om hem heen te springen wy zouden dat hypnotiseeren hebben genoemd Vervolgens trok hij het bankje weg zoodat de jonge man alleen op de ellebogen steunde. Daarna nam hij ook de linker bamboes rotting weg, tilde het lichaam in de hoogte, zoodat dit, een rechten hoek met den stok vormend, in de lucht bleef zweven. Frickel nam zijn tooverstaf en zwaaide er onder het lichaam mede heen en weder, om te laten zien dat nergens steun was aangebracht. Het onmogelijke scheen nu mogelijk geworden, misschien wel met behulp van machineriën, die in elk geval uitstekend vervaardigd waren, want ik herinner mij zeer goed, hoe iedereen zich het hoofd er mede brak om te ontdekken, hoe dit "" zonderlinge kunststuk uitgevoerd werd. Bij mijn ouders aan huis werd de zaak door doktoren en andere wetenschappelijke mannen druk besproken. Tegenwoordig zou dit kunststuk weder voor de uitwerking van magnetisme of hypnotisme worden aangezien. In die dagen ongeveer veertig jaar geleden waren deze benamingen niet in zwang^ en werden al deze soort van kunststukken een voudig als goocheltoeren beschouwd, en voor mij bleef bovengenoemde kunst steeds een der-fraaiste , welke ik ooit zag. Miljava Frickel noemde zich zelf professor in de goochelkunst en daarom heeft hij ook nooit gevaar geloopen, om zooals Hansen wedervaren is, voor gemeenen bedrieger te worden uitgemaakt. V A R, I A. GLADSTONE EN DE GROOTE GODEN OPSTAND. De Engelsche oud-premier geeft sinds eenigen tijd in de Contemporary Review merkwaardige studiën over zijn lievelingsdichter Homerus. Deze maand is zijn onderwerp de groote opstand der goden van den Olympus." Eens vertelt hij was Zeus op het punt zich van zijne opperheer schappij ontzet te zien door eene samenzwering, waaraan deelgenomen word door Hera (Juno), koningin des hemels, Zeus' zuster en vrouw, door Poseidon (Neptunus), zijn jongeren broe der, en Athene of Pallas, de uit Zeus' hoofd geborene. De samenzwering mislukte; Zeus werd gered door Thetis, de zilvervoetige godin, die op den bodem der zee, omringd van hare nimten, woonde, en aan wie een zoon beloofd was, de eerste van alle stervelingen onder Zeus' vreedzamen scepter. Thetis was eene handige vrouw, zeer knap in zaken, en in den raad der goden gaarne aange hoord. Zij kwam op het denkbeeld een zoon van Poseidon ter hulp te roepen, een honderdarmigen reus, die in kracht zijn vader overtrof; men noemde hem vroeger Briareus, maar zijn Achaïsche naam was Aigaion. Zij wist dezen over te halen zijn vreeselijk gelaat op den Olympus te vertoonen en deed hem nevens Zeus op den troon zitten. Dit middel deed deed de samenzweerders hun eigen zwakheid inzien en zij onderwierpen zich. Thetis was trotsch op dezen dienst, door haar aan den koning der goden bewezen. Zij was ge woon zich er op te beroemen aan den huiselijken haard, bij Peleus, een sterfelijk koning en haar echtgenoot, en zong het verhaal ervan bij de wieg van haar kind, den jongen Achilles. Vandaar dat Achilles, als Agamemnon hom heeft beleedigd en hij zich niet kan wreken over die beleediging, zich tot zijne moeder, de godin, wendt, en haar aan het verhaal herinnert, opdat zij het bij Zeus als wapen en argument tegen de Achaeers gebrui ken zal. Dit is het verhaal van Homerus, uit den eersten zang der Ilias. Men moet daarbij opmerken, dat de traditie van een oorlog in den hemel en een opstand, door Goden en Godinnen gewaagd, bij meest alle volkeren gevonden wordt. Hetgeen de Homerische legende onderscheidt is, dat Zeus, hoewel in rang boven zijn tegen standers verheven, van hetzelfde geslacht is als zij. Het geldt hier niet een twist tusschen den Schepper en oproerige schepselen, maar een werkelijken burgeroorlog. Deze legende is zuiver Achaeisch. Men vindt in Homerus een groot aan tal van die legenden, ouder dan de Trojaansche oorlog en dan het eigenlijke onderwerp der ge dichten. Het is lang de gewoonte geweest deze verhalen te beschouwen als hors d'oemre, bewijzen van 's meesters breedspraldgheid of verzwakking. Is het niet beter", vraagt Gladstone, onnatuur lijker, er een strengere verklaring aan te geven en een nieuw bewijs van het historische in het werk te vinden?" Het is buiten twijfel, dat het loven der goden, zooals het in deze gedichten verteld wordt, een voudig een beeld en een tegenhanger is van aardsche gebeurtenissen. Zelfs de voorkeur der voor naamste goden in de Tragaansche oorlog wordt bepaald door bijzonderheden van eeredienst, van plaats of volk. Waarom zou men deze uitleg gingen der theurgie tot de feiten van den oorlog beperken, en stelselmatig alles schrappen wat vóórTrojaansch is? Zal het niet veeleer het doel van den dichter geweest zijn, alle gebeurtenissen uit de oudste geschiedenis des lands in zijn verhaal in te vlechten ? Zeer zeker is van vele legenden den sleutel nog niet gevonden. Maar men mag het vraagstuk als oplosbaar beschouwen en reeds nu mag men den verzoenenden en matigenden invloed van Thetis, in verband brengen met Griekenlands oudste geschiedenis. Gladstone ontwikkelt deze stelling in tweeerlei zin, waarvan, naar wij meenen do eene door andere autoriteiten niet zoo sterk erkend wordt. Zijne conclusie is, dat de Homerische strijd, de opstand die op eene schikking uitloopt, het mythisch ver haal is van gebeurtenissen, die in Hellas hadden plaats gevonden, het vervangen van Achaïsche beschaving door de godsdienstvormen en begrippon der Pelasgen. Maar ook, dat de goden ieder voor zich de voornaamste elementen in die revolutie ver tegenwoordigen. Zeus den oorspronkelijken gods dienst, Poseidon den phenicischen invloed. Ilera de nationaliteit die inde oorlogen van bet heldentijdvak voor haar bestaan streed, Athene het bewonde renswaardig type van diep, kalm en helder ver stand, dat eerst tot grondslag heeft gestrekt aan de legende en toen aan de historie van het volk, zoo klein in aantal, zoo schitterend van vernuft. Alle samenstellende deelen van het jonggeboren hellenisme vindt men dus in de handeling voor gesteld; de oude Zeus ondergaat hun invloed, de nieuwe Zeus is hun resultaat. VON SCHEFFELS BRIEVEN. In eene biographie van Joseph Victor von Scheffel, door Johannes Proelsz uitgegeven, komen een aantal humoristische brieven voor, door Scheffel aan de Heidelberger intimi, de Engern", geschre ven. Een van deze, over een bezoek aan het klooster Rheinau, in 1858 geschreven, voert tot titel: Over benadeeling door kloostervolk". Na een humoristische inleiding over verschillende uitstapjes, vervolgt hij: Maar in het klooster Rheinau, geachte Engere, heb ik zwaar onrecht moeten lijden. En dat was zoo: Ik begeef mij op een schoonen Junidag, 's Zondags ante Petrum et Paulum, op een lang Rijnschip, en vaar bij den waterval van Schaffhausen af op den groenen Rijn aan welks oever iet verlatene, maar nog met ruïnen omgeven Schwabeneck en de Keltische landingsplaats Rohl ligt ??het dal in. Ik land ook behoorlijk op het eiland, dat -net oude klooster draagt, en vorder toelating; drie gronden voor huisvesting waren zeer beslist voorhanden: 1. Oud-Keltische sympathiën voor Sanct Fintanus, die zich hier heeft opgesloten en vreeselijke Keltische bezweringswoorden, ataich Okysel en farkysel in den nacht heeft uitgebruld, wanneer de duivels hem plaagden ; 2. de bovenaardsche bibliotheek en 3. de onderaardsche bibliotheek. Over 't geheel heeft de plaats een goeden naam, gelijk dan ook de Wurtembergsche Ulanen, die in den Badenschen bezettingstijd er dikwijls te paard een bezoek kwamen brengen, telkens hun volkomen tevredenheid uitspraken. Dus land ik op mijn lang Rijnsclup, en vor der toelating en gastvriendschap .... en vooral was mijn hoofddoel gericht op den Rheinauer slaapdronk, die indertijd ook den luitenant von Zeppelin als ccne zeer verstandige inrichting voorkwam. Gezegde slaapdronk bevindt zich namelijk ip. de gestalte eener maatflesch (2 liter) gevuld met Auslese uit de wijnbcrgen, genoemd ZumKorb", op de kemenade van den gast. Wie echter een maal het druivensap, dat op den Korb" wast. geproefd heeft, oplettend heeft geproefd, vergeet het zijn leven lang niet meer. Daarom is de Rheinaner Verperslok een kenteeken der plaats, gelijk de Dood te Bazel en de kapelaan met de roode paraplu te Löfrlingen bij Neustadt. Item was de ontvangst te Rheinau, gelijk het een peregrinus honcstus past,... en gaf men mij een liefelijke hooge slaapkamer, in een hocktorentje, voor welks vensters de Rijn krachtig en trotsch voorbij stroomt, zoodat mij een nacht in den maneschijn, met behulp van dat, wat in don Korb" i'gedijt, een welgevallig doel van den tocht scheen. Ik heb mij ook fatsoenlijk gedragen, met de prelaten getafeld, met pater Ambrosius en mijn collega den pater leodeyari in den kloostertuin een dapperen Rambo gekegeld, en toen in de onder aardsche bibliotheek een nauwlettend topograpisch onderzoek gehouden, en vele der codices gepro beerd, maar niet alle, want er waren 2 X 40 stukvaten, en de kracht van den 57er was groot, merk goed op. waarde Engere", dat niemand wist, van wat naam en gezindheid de gast was. Bij het avondmaal moest ik geslacht, afkomst, en vroegere standplaats kenbaar maken. .. . Ik merkte, dat de een den ander even aan de pij trekt. Item hield mij weder knap en trok tegen 10 uur naar mijn slaapkamer, de verrassing vroolijk te gemoot. Hoogwaardigste Engere, daar stond op rnijn tafel hot hooge drinkglas het on derste boven, de maatflesch lag rampzalig en leeg op haar buik, het bord lag verkeerd, en naast alles stond een lovonsgroote houten paardenpoot! Men moet symboliek bestudeerd hebben, om te weten dat onder zulk een plastischon vorm steeds eene beteekonis verborgen is. Ditmaal was het geen mystische. Hoogwaardigste Engere. . . . des anderen daags bedankte ik voor de ge noten gastvrijheid, gaf koks en dienaren een fatsoenlijke fooi, sprak Okysel na farkysel, en vertrok naar de Zwitsersche houtvesters bij Schaffhausen. In het klooster Rheinau had den zij Ekkehard gelezen, en gezegde slaapdronk was de wraak van den broeder keldermeester! Hoogwaardigste Engere, ik verzoek om stille condoleantie! Ad fontes Danubii, 18 Juli 1858 Josephus voin Diirron Aste." Ernst Possart, sedert tal van jaren aan het M nchencr Hoftheater verbonden, heeft het gevraagde ontslag, waarvan onlangs reeds melding is ge maakt, verkregen on zal zich nu, volgons betrouw bare berichten vut Berlijn, als tooneelspeler on sociétaire bij de onderneming van Blumcnthal, Theater des Lebenden, aansluiten. Dit is de eerste gewichtige overeenkomst welke tot dusverre is aangegaan door een der vele nieuwe schouwburgondernemingen te Berlijn, die met elkander wed ijveren om de beste krachten der Duitsche tooneelkunst te werven en aan zich te verbinden. Uit Milaan wordt aan de Allg. Ztg. geschreven: Dezer dagen is van hier naar Genua verzonden, om vervolgens naar Buenos-Ayres te worden ge transporteerd, een uit het atelier van Frudico afkomstig vervoerbaar model van een schouwburg. Het is zes meter lang en twee meter hoog, een waar kunstwerk uit hout, metaal en stoften ver vaardigd en keurig van uitvoering. Dit model, | naar hetwelk de groote nieuwe schouwburg te i Bucnos-Ayres zal worden gebouwd, is volgens de bestelling van den President der Argontijnschen Republiek door den ingenieur Ciachis ontworpen. Het geeft volkomen het geheele gebouw weder, zoowel wat de buitenzijde als de inwendige in richting betreft: de zaal. het tooneel met de daarbij behoorende vertrekken, terwijl alle voorzorgen genomen en al die verbeteringen aangebracht zijn, waarvan de treurige ervaringen bij de laatste schouwburgbranden opgedaan, de noodzakelijkheid aantoonden. Het gebouw zal 13000 vierkante me ters beslaan, en de 112 loges, drie galerijen en het parterre zullen 4000 toeschouwers kunnen be vatten. De diepte van het tooneel is op 45 meters berekend, waarbij nog 15 meters van het proscenium komen, zoodat de eigenlijke Scène bijna zoo groot zal zijn als die der Scala te Milaan. Elke rij loges, elke rang zal een eigen steenen trap en een afzonderlijken uitgang hebben, zoodat er daarvan dertig voorhanden zullen zijn. Naast de loge van den President der Republiek, zullen zich eenige salons bevinden, waarin receptie kan. worden gehouden. De kosten worden op 7 millioen gulden geschat. De directie van het Mozarteum te Salzburg is voornemens bij gelegenheid van het eeuwfeest der eerste opvoering van den Don Juan",. gedu rende twee dagen feestvoorstellingen te organiseeren en deze opera met medewerking der grootste kunstenaars plechtig te doen uitvoeren. De heer Reichmann uit Weenen is uitgenoodigd de titelrol te vervullen, Fraulein Bianchi zal zich met die van Zerlina belasten en de heeren Vogl, Siehr en Fuchs van het Münchener hoftheater hebben ook reeds hunne medewerking toe gezegd. De hofkapelmeester, de heer Richter zal de leiding der feestuitvoering op zich nemen. De internationale wedstrijd betreffende het plan voor een nieuwe fac,ade van den Dom te Milaan, heeft, zooals bekend is, op den tweeden Pinksterdag de uitspraak der jury ten gevolge gehad, eene uitspraak door velen met spanning te gemoet gezien en waarvan de gewichtige resultaten in dertijd zijn medegedeeld Van del!8mededingersdie te zamen 126 ontwerpen hadden ingezonden, zijn er vijftien gekozen, welke binnen kort geroepen zullen worden in engeren kring nogmaals tegen elkander in het strijdperk te treden. De namen dezer kunstenaars met opgaaf van het nummer en het motto waaronder hun inzendingen geschied den zijn volgens het Centraalblad voor bouw kunde de volgende: Ontwerp No. 9 C/ii vivra vèdra," van D. Brade. Kendal (Engeland); Nr. 11, Ad Dei Gloriam," van Ludwig Becker. Mainz; Nr. 20, (zonder motto) van Gaetano Moretti, Milaan; Nr. 22 Fax et Labor," van Anton Waber, Weenen; Nr. 25 Soli Deo. Gloria," van Hartel en Neckelmann. Leipzig; Nr. 58 (zonder motto) van Rudolf Duck. Weenen; Nr. 63?64 van Giuseppe Brentquo. Milaan; Nr. 68 van C. Deperthes. Parijs; Nr. 72 Boma-Ainor" van. Theodor Ciaghin. Petersburg; Nr. 74?75, (zon der motto) van Luca Boltram. Milaan; Nr. 81 van Tito Azzolini. Bologna; Nr. 94 Organica," van Enrico Nordio. Triest; Nr. 97, 91, 99, 100, 101. Zaid-e"'. Sic itur ad astra." 11 fine del Domo di Milano sara 'f' van Carlo Ferrario. Milaan. Nr. 102, 103, 104. Scuola Campionese Ars non moritura" Vecchi Studi", van Cesare Bianchi, Milaan; Nr. 119 (zonder motto) van Ginseppe Locali. Milaan. Een der jury leden, de architect Professor Celeste Clericetti in Milaan, overleed 29 Mei, dus kort voor dat de werkzaamheden der jury geëindigd waren. In zijn plaats had de hoofdcommissie van toezicht over de monumenten in de provincie Milaan" den architect Augusto Guidini te Milaan tot jurylid verkozen. De vier rechters, krachtens art. 6 der algemoene voorwaarden, door de mede dingers zelven aangesteld, waren: de architect Conte Emilio Alemagna uit Milaan; de architect d'Andrade uit Genua : de schilder Marelli uit Napels en de beeldhouwer Ferrari uit Rome, wiens jongste werk, een ruiterstandbeeld van ko ning Victor Emmanuel, pas onlangs te Veneti werd onthuld. Het zijn dus zeven Italianen, drie Oostenrijkers, twee Duitschers, een Franschman een Engelschman en een Rus, die ten slotte naar deze zegepalm zullen moeten dingen. Dinsdag 21 Juni zullen de HH. Frederik Muller & Co., Van Pappelendam en Schouten in de zaal Pictura, Wolvenstraat, het tweede gedeelte van^het kostbare kabinet-Cremcr verkoopen, door onzen consul in Zwitserland, die later te Brussel verblijf hield, nagelaten. Evenals het eerste ge deelte, bevat ook dit deel der verzameling talrijke stukken van de besten onzer oude meesters. Bij Ad. Hoste te Gent verscheen Gedichten voor Huls en School, door Jacob Stinisscn. De dichter, van wien wij onlangs Gedachten over opvoeding en onderwijs" aankondigden, is in zijn verzen een braaf, gemoedelijk huisvader, die veel van zijn vrouw en kinderen houdt en zijn best doet om door de wereld te komen. Waarschijnlijk ook met het oog op dit laatste bevat de bundel verzen, die aan Vlaamsche mannen van naam en invloed, Buis, van Boers, Conscience, Heremans, gericht werden, tijdens de liberalen nog de macht hadden. Wat den vorm betreft, voor eenige jaren zouden verzen als de volgende: Met lippen, streelend zacht als rozentint, Met kersen.koón, die steeds tot zoenen nopen, Een peerlenoog, dat tuigt van hoop en Geluk; de lokken golvend op den wind, vreemd geklonken hebben in Nederland, thans niet meer. Tot dezelfde fantastische prosodie behoort: De malsche bloemcntrossen In 't milde zonnelicht En 't zedig lelieken der dalen .... en even kunsteloos is: In d' ouden tijd, reeds wijd van hier, Was reizen steeds niet zoet; Men baadde toen door dras en wier, Te paard, doch meest te voet.... Jacob Stinissen's verzen getuigen echter" van zooveel goeden wil en hartelijkheid, dat men, ter wille van de vele vrienden, die hij ongetwijfeld hebben moet, de uitgave van deze gedichten gaarne billijken kan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl