Historisch Archief 1877-1940
No. 521
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5
-werd ik bang voor mijnheer Hansen en voor de
politie." Kleine was als woedend met een stok
op een stoel aangevallen, waarbij Hansen uitlegde
dat Kleine zich verbeeldde een wild dier voor
zich te hebben. Kleine echter hield voor het ge
recht" vol, dat hij zeer goed wist dat hij op een
stoel sloeg en hij er alleen op los was gestormd,
omdat Hansen het hem bevolen had. Ik zelf was
?eens bij een dergelijk geval tegenwoordig. Een
jonge man verklaarde openlijk, dat hij alles wat
hij gedaan had met volle bewustzijn en zonder
eenigen invloed van Hansen had verricht.
Natuurlyk ontstond er hevig rumoer onder de toeschou
wers, maar zij eindigden met voor Hansen partij te
trekken tegen den ongelukkigen waarheidsvriend.
Door een agent werd deze van het tooneel ver
wijderd en was genoodzaakt de zaal te verlaten.
Door David Kleine is nu nog een gewichtig punt
aan het licht gekomen. Evenals, hij gelooven velen
dat wanneer alles reeds in vollen gang is, het
magnetiseeren eerst beginnen moet, en. dat het
geen zij tot dusverre deden alleen voorbereidende
maatregelen waren. Oogen dicht, gij kunt ze niet
meer openen, volg mij, sneller, doe de oogen
open." Dit alles doet het medium op bevel,
totdat hij opeens bemerkt dat Hansen een buiging
maakt, het publiek applaudisseert en hij zelf naar
zijn plaats in de zaal kan terugkeeren.
Uit het proces in Dresden 1879 door Hansen
gevoerd tegen Küche en Hacker, die hij van
chantage beschuldigde en dat door hem gewonnen
werd, bleek duidelijk dat Hansen aan de
bovengenoemden twee honderd thaler voor hun mede
werking had beloofd. Na overleg met zijn zaak
gelastigde had hij hun kort en goed medegedeeld,
-dat h\j geen plan had zijn belofte na te komen.
Den 14 Mei van hetzelfde jaar verklaarde een
man, die met Böllert allerlei kunsten had ver
toond, dat alles knoeien was en dat het publiek
bedrogen werd! De mediums zijn betaald"
zeide hij, ik zelf ben reeds bij Hansen geweest
en heb daar dezelfde dingen gedaan als hier, en
daarvoor drie mark gekregen. Ik heet Grimm en
woon in de Teltowerstraat 50." De heer Böllert
gaf _ waaraan hij zeer wijs deed geen gevolg
aan deze zaak, want wellicht had hem hetzelfde
lot getroffen als Hansen, die den natuurkundige
Fischer,omdat deze hem als een gemeene bedrieger"
had gebrandmerkt, een proces aandeed en het ter
-eerste instantie en in hooger beroep verloor. Zoo
doende gaf het Weener gerechtshof den beklaag
de verlof, Hansen voor gemeene bedrieger" uit
te maken.
Door bovengenoemde onbewuste medewerking
wordt het aantal personen, geschikt geoordeeld
om gehypnotiseerd te worden, verbazend groot.
Onder dertig of veertig, die zich hiervoor in
theater of andere zalen aanbieden, worden er van
vijftien tot twintig goedgekeurd; in bijzondere
gezelschappen is de verhouding geheel anders.
Ik heb Böllert in een besloten gezelschap aan
't werk gezien. Onder de twaalf heeren die zich
aldaar bevonden, was er geen enkele voor medium
geschikt. Een van hen kwam slechts in een min
of meer abnormalen toestand. Het viel hem
moeielijk de oogen open te houden. Later zeide hjj mij
een licht, stekend gevoel te hebben waargenomen.
Het neerdrukken van zijn hoofd op de borst had
iij onaangenaam gevonden, alsook het staren
op den kristallen bal. En ofschoon Böllert be
weerde dat de bewerking volkomen gelukt was,
verklaarde hij geen oogenblik zijn volle bewustzijn
verloren te hebben. Ook hij had zich verbeeld, dat
alles eerst moest beginnen toen het gedaan was.
Op bevel had hij dus zijn oogen gesloten en weder
geopend; volg mij," had Böllert hem toogeroepen
-en hij had hem gevolgd; ontwaak" en hij had
zijn oogen geopend; dit nu had hij alles vrijwillig
gedaan in afwachting van hetgeen nu volgen zou,
maar er volgde niets dit was alles. Met de
andere heeren was in 't geheel niets aan te van
gen geweest
Böllert scheen iets van dien aard voorzien te
hebben want hij had twee sujetten meegebracht
die hij vroeger reeds onderhanden had gehad.
Deze deden natuurlijk alles wat hij van hen ver
langde. Een van hen werd bevreesd gemaakt voor
een wild dier, kroop onder de vleugelpiano in
verbeelding dat het een verborgen hol was : ont
waak" riep Hansen hem toe, waarop de ongeluk
kige met zijn hoofd tegen den bodem van de piano
terecht kwam. De andere ging op twee van el
kaar verwijderde stoelen liggen en Böllert ging
op hem staan on stak met naalden in zijn wan
gen en ooren. Deze twee mediums zijn er echter
niet in geslaagd mij van de echtheid der geheime
Hansensche kracht te overtuigen. Het boren van
naalden door wang en oor is buitendien niet dan
kinderspel. Terwijl ik dit opstel schrijf, heb ik
het beproefd en ontdekt dat het niets dan een
vasten wil vereischt; daarbij is geen droppel bloed
te voorschijn gekomen, en ik geef de verzekering
dat ik in geen hypnotischen toestand verkeerde.
Ook het liggen op de twee stoelen is veel min
der moeilijk dan men zou meenen. Met eenige
oefening zou ik het er bijna zoo ver als het knap
ste medium in kunnen brengen.
Veel zonderlinger schijnt het mij toe, dat deze
voorstellingen zoo zelden verstoord worden en
meestal tot groote tevredenheid der toeschouwers
eindigen. Eerst zijn zij verbaasd en later verma
ken zij zich uitstekend met do vertooning van
nagebootsten waanzin. Daarom is het publiek
dan ook gewoonlijk op de hand van Hansen en
Böllert en, deze durven steeds op nieuw optreden.
De tegenstanders van llansen en Böllert en
die zijn velen, roepen steeds om de inmenging
der politie. Zulke zaken, beweren zij, moesten
niet geduld worden. Wanneer zij, die zich tot
die kunsten willen leenen. daarvan geen nadeeligo
gevolgen ondervinden en anderen er mede amusee
ren, zoo zie ik niet in, waarom de politie zich
met deze kinderachtige vermaken zou bemoeien.
Wat mij minder bevalt is, dat men de wetenschap
er bij wil halen en zelfs op den voorgrond tracht
te stellen. Zoolang men de zaak als aardigheid be
schouwt, is er niets tegen in te brengen. In vroegere
tijden behoorde het hypnotisme bij de goochelaars te
huis. Ik herinner mij als kind nog een zekeren Miljava
Frickel. Professor te Athene" stond op de pro
gramma's van de kermistent; omdat nog geloof
waardiger te maken, verscheen hy op het tooneel
in een Grieksch costuum. Zijn voornaamste kunst
stuk bestond in het volgende: Een jonge man
moest op een bankje gaan zitten, en beide elle
bogen op twee banboesrottingen steunen. Zijn
hoofd nam hij tusschen zijn handen. Daarop begon
Miljava Frickel als waanzinnig om hem heen te
springen wy zouden dat hypnotiseeren hebben
genoemd Vervolgens trok hij het bankje weg
zoodat de jonge man alleen op de ellebogen
steunde. Daarna nam hij ook de linker bamboes
rotting weg, tilde het lichaam in de hoogte,
zoodat dit, een rechten hoek met den stok vormend,
in de lucht bleef zweven. Frickel nam zijn
tooverstaf en zwaaide er onder het lichaam mede
heen en weder, om te laten zien dat nergens steun
was aangebracht.
Het onmogelijke scheen nu mogelijk geworden,
misschien wel met behulp van machineriën, die
in elk geval uitstekend vervaardigd waren, want
ik herinner mij zeer goed, hoe iedereen zich het
hoofd er mede brak om te ontdekken, hoe dit ""
zonderlinge kunststuk uitgevoerd werd. Bij mijn
ouders aan huis werd de zaak door doktoren en
andere wetenschappelijke mannen druk besproken.
Tegenwoordig zou dit kunststuk weder voor de
uitwerking van magnetisme of hypnotisme worden
aangezien. In die dagen ongeveer veertig jaar
geleden waren deze benamingen niet in zwang^
en werden al deze soort van kunststukken een
voudig als goocheltoeren beschouwd, en voor mij
bleef bovengenoemde kunst steeds een der-fraaiste ,
welke ik ooit zag.
Miljava Frickel noemde zich zelf professor in
de goochelkunst en daarom heeft hij ook nooit
gevaar geloopen, om zooals Hansen wedervaren
is, voor gemeenen bedrieger te worden uitgemaakt.
V A R, I A.
GLADSTONE EN DE GROOTE GODEN
OPSTAND.
De Engelsche oud-premier geeft sinds eenigen
tijd in de Contemporary Review merkwaardige
studiën over zijn lievelingsdichter Homerus. Deze
maand is zijn onderwerp de groote opstand der
goden van den Olympus." Eens vertelt hij
was Zeus op het punt zich van zijne opperheer
schappij ontzet te zien door eene samenzwering,
waaraan deelgenomen word door Hera (Juno),
koningin des hemels, Zeus' zuster en vrouw,
door Poseidon (Neptunus), zijn jongeren broe
der, en Athene of Pallas, de uit Zeus' hoofd
geborene. De samenzwering mislukte; Zeus
werd gered door Thetis, de zilvervoetige godin,
die op den bodem der zee, omringd van hare
nimten, woonde, en aan wie een zoon beloofd was,
de eerste van alle stervelingen onder Zeus'
vreedzamen scepter.
Thetis was eene handige vrouw, zeer knap in
zaken, en in den raad der goden gaarne aange
hoord. Zij kwam op het denkbeeld een zoon van
Poseidon ter hulp te roepen, een honderdarmigen
reus, die in kracht zijn vader overtrof; men noemde
hem vroeger Briareus, maar zijn Achaïsche naam
was Aigaion. Zij wist dezen over te halen zijn
vreeselijk gelaat op den Olympus te vertoonen en
deed hem nevens Zeus op den troon zitten. Dit
middel deed deed de samenzweerders hun eigen
zwakheid inzien en zij onderwierpen zich.
Thetis was trotsch op dezen dienst, door haar
aan den koning der goden bewezen. Zij was ge
woon zich er op te beroemen aan den huiselijken
haard, bij Peleus, een sterfelijk koning en haar
echtgenoot, en zong het verhaal ervan bij de
wieg van haar kind, den jongen Achilles. Vandaar
dat Achilles, als Agamemnon hom heeft beleedigd
en hij zich niet kan wreken over die beleediging,
zich tot zijne moeder, de godin, wendt, en haar
aan het verhaal herinnert, opdat zij het bij Zeus
als wapen en argument tegen de Achaeers gebrui
ken zal. Dit is het verhaal van Homerus, uit den
eersten zang der Ilias.
Men moet daarbij opmerken, dat de traditie
van een oorlog in den hemel en een opstand,
door Goden en Godinnen gewaagd, bij meest alle
volkeren gevonden wordt.
Hetgeen de Homerische legende onderscheidt
is, dat Zeus, hoewel in rang boven zijn tegen
standers verheven, van hetzelfde geslacht is als
zij. Het geldt hier niet een twist tusschen den
Schepper en oproerige schepselen, maar een
werkelijken burgeroorlog. Deze legende is zuiver
Achaeisch. Men vindt in Homerus een groot aan
tal van die legenden, ouder dan de Trojaansche
oorlog en dan het eigenlijke onderwerp der ge
dichten. Het is lang de gewoonte geweest deze
verhalen te beschouwen als hors d'oemre, bewijzen
van 's meesters breedspraldgheid of verzwakking.
Is het niet beter", vraagt Gladstone, onnatuur
lijker, er een strengere verklaring aan te geven
en een nieuw bewijs van het historische in het
werk te vinden?"
Het is buiten twijfel, dat het loven der goden,
zooals het in deze gedichten verteld wordt, een
voudig een beeld en een tegenhanger is van
aardsche gebeurtenissen. Zelfs de voorkeur der voor
naamste goden in de Tragaansche oorlog wordt
bepaald door bijzonderheden van eeredienst, van
plaats of volk. Waarom zou men deze uitleg
gingen der theurgie tot de feiten van den oorlog
beperken, en stelselmatig alles schrappen wat
vóórTrojaansch is? Zal het niet veeleer het doel van
den dichter geweest zijn, alle gebeurtenissen uit
de oudste geschiedenis des lands in zijn verhaal
in te vlechten ? Zeer zeker is van vele legenden
den sleutel nog niet gevonden. Maar men mag
het vraagstuk als oplosbaar beschouwen en reeds
nu mag men den verzoenenden en matigenden
invloed van Thetis, in verband brengen met
Griekenlands oudste geschiedenis.
Gladstone ontwikkelt deze stelling in tweeerlei
zin, waarvan, naar wij meenen do eene door andere
autoriteiten niet zoo sterk erkend wordt. Zijne
conclusie is, dat de Homerische strijd, de opstand
die op eene schikking uitloopt, het mythisch ver
haal is van gebeurtenissen, die in Hellas hadden
plaats gevonden, het vervangen van Achaïsche
beschaving door de godsdienstvormen en begrippon
der Pelasgen. Maar ook, dat de goden ieder voor
zich de voornaamste elementen in die revolutie ver
tegenwoordigen. Zeus den oorspronkelijken gods
dienst, Poseidon den phenicischen invloed. Ilera de
nationaliteit die inde oorlogen van bet heldentijdvak
voor haar bestaan streed, Athene het bewonde
renswaardig type van diep, kalm en helder ver
stand, dat eerst tot grondslag heeft gestrekt aan
de legende en toen aan de historie van het volk,
zoo klein in aantal, zoo schitterend van vernuft.
Alle samenstellende deelen van het jonggeboren
hellenisme vindt men dus in de handeling voor
gesteld; de oude Zeus ondergaat hun invloed, de
nieuwe Zeus is hun resultaat.
VON SCHEFFELS BRIEVEN.
In eene biographie van Joseph Victor von
Scheffel, door Johannes Proelsz uitgegeven, komen
een aantal humoristische brieven voor, door Scheffel
aan de Heidelberger intimi, de Engern", geschre
ven. Een van deze, over een bezoek aan het
klooster Rheinau, in 1858 geschreven, voert tot
titel: Over benadeeling door kloostervolk". Na
een humoristische inleiding over verschillende
uitstapjes, vervolgt hij:
Maar in het klooster Rheinau, geachte Engere,
heb ik zwaar onrecht moeten lijden. En dat was
zoo: Ik begeef mij op een schoonen Junidag,
's Zondags ante Petrum et Paulum, op een lang
Rijnschip, en vaar bij den waterval van
Schaffhausen af op den groenen Rijn aan welks oever
iet verlatene, maar nog met ruïnen omgeven
Schwabeneck en de Keltische landingsplaats Rohl
ligt ??het dal in. Ik land ook behoorlijk op het
eiland, dat -net oude klooster draagt, en vorder
toelating; drie gronden voor huisvesting waren
zeer beslist voorhanden: 1. Oud-Keltische
sympathiën voor Sanct Fintanus, die zich hier heeft
opgesloten en vreeselijke Keltische
bezweringswoorden, ataich Okysel en farkysel in den nacht
heeft uitgebruld, wanneer de duivels hem plaagden ;
2. de bovenaardsche bibliotheek en
3. de onderaardsche bibliotheek.
Over 't geheel heeft de plaats een goeden naam,
gelijk dan ook de Wurtembergsche Ulanen, die
in den Badenschen bezettingstijd er dikwijls te
paard een bezoek kwamen brengen, telkens hun
volkomen tevredenheid uitspraken.
Dus land ik op mijn lang Rijnsclup, en vor
der toelating en gastvriendschap .... en vooral
was mijn hoofddoel gericht op den Rheinauer
slaapdronk, die indertijd ook den luitenant von
Zeppelin als ccne zeer verstandige inrichting
voorkwam.
Gezegde slaapdronk bevindt zich namelijk ip.
de gestalte eener maatflesch (2 liter) gevuld met
Auslese uit de wijnbcrgen, genoemd ZumKorb",
op de kemenade van den gast. Wie echter een
maal het druivensap, dat op den Korb" wast.
geproefd heeft, oplettend heeft geproefd, vergeet
het zijn leven lang niet meer. Daarom is de
Rheinaner Verperslok een kenteeken der plaats,
gelijk de Dood te Bazel en de kapelaan met de
roode paraplu te Löfrlingen bij Neustadt. Item
was de ontvangst te Rheinau, gelijk het een
peregrinus honcstus past,... en gaf men mij een
liefelijke hooge slaapkamer, in een hocktorentje,
voor welks vensters de Rijn krachtig en trotsch
voorbij stroomt, zoodat mij een nacht in den
maneschijn, met behulp van dat, wat in don Korb"
i'gedijt, een welgevallig doel van den tocht scheen.
Ik heb mij ook fatsoenlijk gedragen, met de
prelaten getafeld, met pater Ambrosius en mijn
collega den pater leodeyari in den kloostertuin een
dapperen Rambo gekegeld, en toen in de onder
aardsche bibliotheek een nauwlettend topograpisch
onderzoek gehouden, en vele der codices gepro
beerd, maar niet alle, want er waren 2 X 40
stukvaten, en de kracht van den 57er was groot,
merk goed op. waarde Engere", dat niemand
wist, van wat naam en gezindheid de gast was.
Bij het avondmaal moest ik geslacht, afkomst,
en vroegere standplaats kenbaar maken. .. .
Ik merkte, dat de een den ander even aan de
pij trekt. Item hield mij weder knap en trok
tegen 10 uur naar mijn slaapkamer, de verrassing
vroolijk te gemoot. Hoogwaardigste Engere, daar
stond op rnijn tafel hot hooge drinkglas het on
derste boven, de maatflesch lag rampzalig en leeg
op haar buik, het bord lag verkeerd, en naast
alles stond een lovonsgroote houten paardenpoot!
Men moet symboliek bestudeerd hebben, om te
weten dat onder zulk een plastischon vorm steeds
eene beteekonis verborgen is. Ditmaal was
het geen mystische. Hoogwaardigste Engere. . . .
des anderen daags bedankte ik voor de ge
noten gastvrijheid, gaf koks en dienaren een
fatsoenlijke fooi, sprak Okysel na farkysel, en
vertrok naar de Zwitsersche houtvesters bij
Schaffhausen. In het klooster Rheinau had
den zij Ekkehard gelezen, en gezegde slaapdronk
was de wraak van den broeder keldermeester!
Hoogwaardigste Engere, ik verzoek om stille
condoleantie! Ad fontes Danubii, 18 Juli 1858
Josephus voin Diirron Aste."
Ernst Possart, sedert tal van jaren aan het M
nchencr Hoftheater verbonden, heeft het gevraagde
ontslag, waarvan onlangs reeds melding is ge
maakt, verkregen on zal zich nu, volgons betrouw
bare berichten vut Berlijn, als tooneelspeler on
sociétaire bij de onderneming van Blumcnthal,
Theater des Lebenden, aansluiten. Dit is de eerste
gewichtige overeenkomst welke tot dusverre is
aangegaan door een der vele nieuwe
schouwburgondernemingen te Berlijn, die met elkander wed
ijveren om de beste krachten der Duitsche
tooneelkunst te werven en aan zich te verbinden.
Uit Milaan wordt aan de Allg. Ztg. geschreven:
Dezer dagen is van hier naar Genua verzonden,
om vervolgens naar Buenos-Ayres te worden ge
transporteerd, een uit het atelier van Frudico
afkomstig vervoerbaar model van een schouwburg.
Het is zes meter lang en twee meter hoog, een
waar kunstwerk uit hout, metaal en stoften ver
vaardigd en keurig van uitvoering. Dit model,
| naar hetwelk de groote nieuwe schouwburg te
i Bucnos-Ayres zal worden gebouwd, is volgens de
bestelling van den President der Argontijnschen
Republiek door den ingenieur Ciachis ontworpen.
Het geeft volkomen het geheele gebouw weder,
zoowel wat de buitenzijde als de inwendige in
richting betreft: de zaal. het tooneel met de daarbij
behoorende vertrekken, terwijl alle voorzorgen
genomen en al die verbeteringen aangebracht
zijn, waarvan de treurige ervaringen bij de laatste
schouwburgbranden opgedaan, de noodzakelijkheid
aantoonden. Het gebouw zal 13000 vierkante me
ters beslaan, en de 112 loges, drie galerijen en
het parterre zullen 4000 toeschouwers kunnen be
vatten. De diepte van het tooneel is op 45 meters
berekend, waarbij nog 15 meters van het
proscenium komen, zoodat de eigenlijke Scène bijna
zoo groot zal zijn als die der Scala te Milaan.
Elke rij loges, elke rang zal een eigen steenen
trap en een afzonderlijken uitgang hebben, zoodat
er daarvan dertig voorhanden zullen zijn. Naast
de loge van den President der Republiek, zullen
zich eenige salons bevinden, waarin receptie kan.
worden gehouden.
De kosten worden op 7 millioen gulden geschat.
De directie van het Mozarteum te Salzburg
is voornemens bij gelegenheid van het eeuwfeest
der eerste opvoering van den Don Juan",. gedu
rende twee dagen feestvoorstellingen te
organiseeren en deze opera met medewerking der
grootste kunstenaars plechtig te doen uitvoeren.
De heer Reichmann uit Weenen is uitgenoodigd
de titelrol te vervullen, Fraulein Bianchi zal
zich met die van Zerlina belasten en de heeren
Vogl, Siehr en Fuchs van het Münchener
hoftheater hebben ook reeds hunne medewerking toe
gezegd. De hofkapelmeester, de heer Richter zal
de leiding der feestuitvoering op zich nemen.
De internationale wedstrijd betreffende het
plan voor een nieuwe fac,ade van den Dom te
Milaan, heeft, zooals bekend is, op den tweeden
Pinksterdag de uitspraak der jury ten gevolge
gehad, eene uitspraak door velen met spanning te
gemoet gezien en waarvan de gewichtige resultaten in
dertijd zijn medegedeeld Van del!8mededingersdie
te zamen 126 ontwerpen hadden ingezonden, zijn
er vijftien gekozen, welke binnen kort geroepen
zullen worden in engeren kring nogmaals tegen
elkander in het strijdperk te treden. De namen
dezer kunstenaars met opgaaf van het nummer en
het motto waaronder hun inzendingen geschied
den zijn volgens het Centraalblad voor bouw
kunde de volgende: Ontwerp No. 9 C/ii vivra
vèdra," van D. Brade. Kendal (Engeland); Nr. 11,
Ad Dei Gloriam," van Ludwig Becker. Mainz;
Nr. 20, (zonder motto) van Gaetano Moretti,
Milaan; Nr. 22 Fax et Labor," van Anton
Waber, Weenen; Nr. 25 Soli Deo. Gloria," van
Hartel en Neckelmann. Leipzig; Nr. 58 (zonder
motto) van Rudolf Duck. Weenen; Nr. 63?64
van Giuseppe Brentquo. Milaan; Nr. 68 van
C. Deperthes. Parijs; Nr. 72 Boma-Ainor" van.
Theodor Ciaghin. Petersburg; Nr. 74?75, (zon
der motto) van Luca Boltram. Milaan; Nr. 81
van Tito Azzolini. Bologna; Nr. 94 Organica," van
Enrico Nordio. Triest; Nr. 97, 91, 99, 100, 101.
Zaid-e"'. Sic itur ad astra." 11 fine del
Domo di Milano sara 'f' van Carlo Ferrario.
Milaan. Nr. 102, 103, 104. Scuola Campionese
Ars non moritura" Vecchi Studi", van
Cesare Bianchi, Milaan; Nr. 119 (zonder motto)
van Ginseppe Locali. Milaan. Een der jury
leden, de architect Professor Celeste Clericetti
in Milaan, overleed 29 Mei, dus kort voor dat
de werkzaamheden der jury geëindigd waren. In
zijn plaats had de hoofdcommissie van toezicht
over de monumenten in de provincie Milaan"
den architect Augusto Guidini te Milaan tot
jurylid verkozen. De vier rechters, krachtens
art. 6 der algemoene voorwaarden, door de mede
dingers zelven aangesteld, waren: de architect
Conte Emilio Alemagna uit Milaan; de architect
d'Andrade uit Genua : de schilder Marelli uit
Napels en de beeldhouwer Ferrari uit Rome,
wiens jongste werk, een ruiterstandbeeld van ko
ning Victor Emmanuel, pas onlangs te Veneti
werd onthuld. Het zijn dus zeven Italianen, drie
Oostenrijkers, twee Duitschers, een Franschman
een Engelschman en een Rus, die ten slotte
naar deze zegepalm zullen moeten dingen.
Dinsdag 21 Juni zullen de HH. Frederik
Muller & Co., Van Pappelendam en Schouten in
de zaal Pictura, Wolvenstraat, het tweede gedeelte
van^het kostbare kabinet-Cremcr verkoopen, door
onzen consul in Zwitserland, die later te Brussel
verblijf hield, nagelaten. Evenals het eerste ge
deelte, bevat ook dit deel der verzameling talrijke
stukken van de besten onzer oude meesters.
Bij Ad. Hoste te Gent verscheen Gedichten voor
Huls en School, door Jacob Stinisscn. De dichter,
van wien wij onlangs Gedachten over opvoeding
en onderwijs" aankondigden, is in zijn verzen een
braaf, gemoedelijk huisvader, die veel van zijn
vrouw en kinderen houdt en zijn best doet om
door de wereld te komen. Waarschijnlijk ook met
het oog op dit laatste bevat de bundel verzen,
die aan Vlaamsche mannen van naam en invloed,
Buis, van Boers, Conscience, Heremans, gericht
werden, tijdens de liberalen nog de macht hadden.
Wat den vorm betreft, voor eenige jaren zouden
verzen als de volgende:
Met lippen, streelend zacht als rozentint,
Met kersen.koón, die steeds tot zoenen nopen,
Een peerlenoog, dat tuigt van hoop en
Geluk; de lokken golvend op den wind,
vreemd geklonken hebben in Nederland, thans
niet meer. Tot dezelfde fantastische prosodie
behoort:
De malsche bloemcntrossen
In 't milde zonnelicht
En 't zedig lelieken der dalen ....
en even kunsteloos is:
In d' ouden tijd, reeds wijd van hier,
Was reizen steeds niet zoet;
Men baadde toen door dras en wier,
Te paard, doch meest te voet....
Jacob Stinissen's verzen getuigen echter" van
zooveel goeden wil en hartelijkheid, dat men, ter
wille van de vele vrienden, die hij ongetwijfeld
hebben moet, de uitgave van deze gedichten gaarne
billijken kan.