Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
Nö.521
Schaakspel.
i
b
e7
No. 77.
Van A. E. STUDD te Londen. Een zeer puntig partijtje werd in den herfst
Kt probleem behoort bij het met den Isten prijs van 1885, te New-York gespeeld, tusschen de
bekroonde no. 68 van ons Weekblad. heeren Ph. Richardson (wit) en E. Delmar (zwart).
ZWART Russische verdediging.
e2 e4
gl - f3
fl c4
bl c3 (l
el X f2
d2 d4
hl el f
c3 e4
dl d3
d3 a3 f
c4 X d5 (3
e4 f6 f
a3
18 f
h6 f
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1]
12
13
14
X
X
e5
f6
e4
f2? (2
f8 c5 f
e5 X «34
e8 f8
c5 b6
d7
el e8 f mat.
d5
f8 g8
d8 X «15?
g7 X f6
g8 X f8
f8 g8
g
d e
WIT.
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat.
(Wit 9 en Zwart 3 stukken met K. d4.)
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 75
van J. H. Blackburne.
1) Volgens Bilguer's handleiding het eerst
aangegeven door Kieseritzky.
2) De sterkste verdediging is 4 . . .. e4 X c3,
5 d2 X c3, f7 f6!
3) Een mooi berekend lokaas en zwart hapte
toe! Neemt zwart den R. niet, dan staat wit
veel beter.
l f6 d5, e6 X d5 (a; 2 g8 b8!, onverschillig
-a) Als boven, K. f5 (b; 2 e2 d4 f, K. onv.;'
b) K. X d5 (c; 2 g8 - g7 f, K. onv.;
c) d2 c3 )d; 2 d5 X e3, onversch.;
d) Anders 2 g8 g7 f, K. onv.;
No. 75bis van S. Loyd. l a7 a8 R., K. f8; 2 b7
1) Als voren f7 e8; 2 f5 e6, wat zw. wil; 3 b7 b8 D. -j- mat
2) f7 g8; 2 f5 g6, idem; 3 b7 b8 T. f mat'
No. 75 ter van G, J. Slater. l e6 e7 (3; 2 b5 f5 -f-, K. onv ? 3
3 D. b5, g8 of c4 c5 f mat
3 f3 f4 of g8 X e6 f mat.
3 e2 d4 of g7 f6 f mat,
3 D. b8 of g7 f mat.
3 g7 d4 of föf mat.
b8 D. f, f8 f7; S R, mat.
e7
e8 Pd. of do d7 f
b3; 2 cl d2, b3 )
Pd. of f6
17 f mat.
mat.
C afJ; 3 d2 c2,
3) e6 e7. e8 f7; 2 b5 d5 f, K. onv.; 3 e7
No. 75 quater van Paul Hasse. l c3 cl! a2
a3 b4; 4 c2 b2 f mat.
Problemen. No. 77bis 3zet van M. Kappelaro te Linz. Wit K b7 T g6 R hG en a2
P<J. e6 en h2 (6. Zwart K. e5, R, c3 en h7, P. b5 )4 met K. e5. '
3zet 77 ter. Zeer tijn probleem van F. W. Martindale. Wit K. h4, D a6 T b7 Pd b8 en
«6, R. g2, P. c3, c4, d5, e4, g5 en go (12.
Zwart K. e5, D, c7, P. c5, do, g7 en h5 (6 met K. e5. Wit begint en geeft mat.
De volgende 3zet is van een vermaard Zweedsch componist Alfred Arnell te Gothenburg. Het
probleem munt uit door een zeer mooi hoofdspel.
Wit K. c8, R. c7, T. f2 en b.4, Pd. e4 en f5, P. c2 (7. Zwart K. e5, Pd. b7, P. d6 en b.6.
4 met K. eö. Wit begint en geeft in drie zetten mat.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist is opgelost door Nico te Driebergen no. 76; door Henri no. 75 en 76 met bis ter en
quater (in eindspel Ace Perdu moet eene vergissing schuilen daar l h7 b.8 Dame moet wezen).
Door H. J. d. H. no. 76, met bis en ter en quater beiden te Amsterdam. W. v. H. te Delft no. 75 en
76 met bis en quater.
VOOR EENEN HALVEN GULDEN KAN
MEN SCHATRIJK WORDEN.
Op het einde der vorige eeuw, leefde er in Frank
fort aan de Mam een Israëliet, dien wij Mozes
Meyer zullen noemen. Mozes Meijer had een
bank?aakje, dat echter niet hard vooruitging. De grooto
Fransche revolutie deed den handel zoodanig kwij
nen, dat de kooplieden allen even hard over slechte
zaken klaagden. l
Wat den held van myn verhaal betreft, hij had |
juist zijne balans van 1792 afgesloten en daaruit
bemerkt, dat zijn vermogen, in plaats van zooals
gewoonlijk te vermeerderen, was verminderd. Ver
beeldt u den schrik van M. Meijer, toen hij deze
bedroevende uitkomst gewaar werd; reeds voorzag
hjj binnen kort tijdsbestek zijn ondergang en zonder
verder een oogenblik te verliezen, bezon hij op
middelen, om dien zoo mogelijk te bezweren. Zijn
besluit was snel genomen. Alle onnoodige uitgaven
werden terstond op zijn budget geschrapt, zelfs
zjjn kaartpartijtje, zijn geliefkoosd lansquenet, dat
hem zoo menige gulden gekost, maar ook vele aan
gename uren verschaft had, onderging zonder
genaSe hetzelfde lot. In plaats van na de beurs naar
het "Scoffiiehuis te gaan en tijd en geld met het
snóode- kaartspel te verkwisten, maakte Mozes
Meijer eene wandeling op de Zeil" en doodde
zijne verveling met de verschillende winkels te be
kijken. Op eene wandeling bleef hij voor een boek
winkel staan; zijn oog viel op een boek dat voor
de glazen stond met den zonderlingen titel: De
kunst van het schaakspelen door Gustavus Selenus,
Hertog van Brunswijk." Of onze held dacht, dat het
Duitsche rijk spoedig een beter veldheer, dan den
Hertog van Brunswijk zou noodig hebben, of dat
h\j alleen zijn kaartpartijtje door een beter spel
vervangen wilde, kan ik niet zeggen. Het zij genoeg
te weten, dat Mozes Meijer vijf minuten later, tegen
OUD-AMSTERDAMSCHE
VERSCHEIDENHEDEN.
Een locaal voor blijvende tentoonstelling ran
meubelen in de zeventiende en achttiende
eeuw.
Onze tijdgenooten verbeelden zich dikwijls dat,
in de negentiende eeuw alles zooveel beter is
ingericht dan vroeger, en dat zij met hunne in
stellingen die van den ouden tijd geheel in den
schaduw kunnen stellen. Wilden zij echter den
blik wat meer terug wenden dan zouden zij vaak
kunnen bespeuren, dat zij in menig opzicht een
lesje bij het voorgeslacht konden nemen.
De tentoonstellingen van onze dagen hebben
hoofdzakelijk ten doel, om het publiek in kennis
te brengen mot den besten fabriekant of den
besten werkman, en tevens om dezen beiden de
gelegenheid te geven voordeel te doen met elk
anders ondervindingen on toepassingen. De
vaktententoonstellingon, die hier ter stede in den
laatsten tijd op kleiner schaal door bizondere
vereenigingen gehouden worden, zijn in dit opzicht
het meest doeltreffend, maar in den rogol duren
zij slechts kort. In de zeventiende eeuw vatte
men, van 't zelfde oeginsel uitgaande, de zaak
gereede betaling van vijftig cents bezitter van het
werk was. Die eindeloozo wandelingen op de Zeil"
werden nu door een ijverig studeeren in het
schaakwerk vervangen en in korten tijd was Meijer de
beste schaker van Frankfort. De roep die van hem
uitging, verbreidde zich zelf zoover buiten do stad,
dat de rijksvorst in don omtrek, hem bij zich op
zijn slot ontbood om met hem te spelen. Onze vriend
Mozes was niet slechts een knap schaker maar
tevens een slim diplomaat. In plaats van den vorst
aanhoudend te kloppen, wat hij best had kunnen
doen, verloor hij nu en dan eenigo partijen, doch
won daarentegen de oprechte vriendschap van zijn
beschermer. Deze gemoedelijke partijen zouden wel
eenwig hebben geduurd, als niet een Fransen leger
zich veroorloofd had. Mainz in te nemen en den
omtrek voor de Heeren Rijksvorsten onveilig te
maken. De schaakpartijen moesten nu ophouden.
want de vorst, slechts om de veiligheid van den
staat bezorgd, (l'etat c'est moi), deed, wat hij niet
laten kon. vertrouwde zijne schatten Mozes Meijer
ter bewaring en beheer toe en vlood met zijn door
luchtig personaadje ver van daar.
De verdere loop mijner geschiedenis is u allen
welbekend, want mijn held is niemand anders dan
Anselm Meijer later Baron von Rothschild, mijn
oudoom en grondvester van ons huis.
Met de grootste belangstelling had ik het ver
haal aangehoord. Mijn plan, dat tevens de moraal
der geschiedenis is, was fluks gevormd, on welke
leeperd zou het kunnen laten, niet eveneens de
uitvoering er van te beproeven? Er is juist geeu
geschikter oogenblik daarvoor dan nu: schaakwerken
zijn er in menigte en goedkoop, aan verjaagde
vorsten is ook nog geen gebrek on dus wacht ik
van dag tot dag dat een hunner mij zijne schatten
toevertrouwt.
(Vrij gevolgd naar J. Kolisch).
broeder op. Hot waren de vakgenooton zelvcn, dio
de handen aan 't werk sloegen on met hulp van
de stad een permanent tentoonstellings-gebouw
inrichtten, gelijk onze tijd er nog geen kont.
Van dit gebouw en van zijne inrichting willen
wij don lezer een denkbeeld trachten te geven.
Wellicht valt er iets voor onze voorstanders van
tentoonstellingen uit to loeren.
Als men op de sluis stond over den Singel, en
den Hüiligcnwog langs keek, dan stuitte het oog
op con laag gebouw met betrekkelijk hoog dak
en welks gevel mot het stadswapen prijkte. Schoon
het er niot eerbiedwaardig uitzag, zou iedereen
u hebben weten te vertellen, dat dit gebouw een
goede eeuw geleden nog do kapel van het St.
Jorishof was geweest, dio na do geuswording van
Amsterdam tot wereldsche doeleinden was inge
richt en door de thesauri oren dor stad verhuurd aan de
overliodeu van het Sint Josephsgilde speciaal voor
het ambacht der kastenmakers of schrijnwerkers.
een der aanzienlijkste van de vele ambachten,
waaruit dit gilde was samengesteld.
Het gebouw, dat aanvankelijk halfweg de
Olieslagerssteeg diep was en omstcoeks 1670 tot op
hot Ilokin werd doorgetrokken, had een ver
dieping gelijkstraats, een eorste of zolderverdieping
en een zolder In het huis woonde een beëedigdc
bewaakster van stadswege aangesteld, die boek
hield van het ingebrachte en verkochte goed, van
koopers, prijzen enz. Zij onderhield het gebouw;
haar was uitdrukkelijk bevolen tweemalen 's weeks
stof aftenemen en overigens tegen beschadiging
der voorwerpen te waken. Daarin werd zij bij
gestaan door de vrouwen der pandbroeders", die
ieder een week lang van 's morgen 8 tot 11 ure
en 's namiddags vau l ure tot aan 't luiden van
den poortklok op 't pand" moesten aanwezig zijn,
en met haar de 5 procent van de verkoopsom
der verkochte goederen, die de fabriekanten moes
ten betalen, deelden. Later werd deze provisie
met een oortje verhoogd, en uit al de oortjes werd
de huursom aan de stad betaald. Er ging dus in
het pand" nogal wat om!
Wie waren die pandbroeders"?
Slechts zoodanige leden van het kistenmakers-,
wij zouden zeggen meubelrnakersgilde, die een
winkel hadden en zich aan de overlieden hadden
kenbaar gemaakt als gegadigden tot het
pandbroederschap door betaling van 3 gl. 4 st. Dan
werd door overlieden ieder half jaar om de plaat
sen geloot, en bleven er ten slotte plaatsen open,
dan werd wederom door loting aangewezen wie
die zouden hebben, totdat zich een nieuwe gega
digde in de loop van 't half jaar zou aamelden.
Dan werd hij er weer bij loting uitgezet. Ieder
pandbroedcr bracht er zijn goed heen, en verkocht
hij het, dan mocht hij 't drie dagen nog op zijn
plaats laten staan vóór hij het door een nieuw
stuk verving. Onafgewerkte stukken werden ge
weigerd.
Eigenaardig was die plaatsing ingericht. In de
benedenzaal mocht ieder pandbroeoer slechts n
kast, kevie (spijskast) of staand tresoor (buffet met
opzet) brengen, en bleef er wandruimte boven het
meubel over dan mocht daarboven een glazenkast,
harnaskast of iets dergelijks neergehangen worden.
Ieder dezer voorwerpen moest geprijsd zijn en
bovendien gemerkt met des vervaardigers merk.
Hieruit schijnt men te mogen afleiden, dat er geon
gelegenheid gegeven werd voor reclame, die men
in dien tijd niet soliede achtte. De voorwerpen,'
dacht men, zouden wel voor zich zelven spreken,
en door schoone woorden mocht het publiek niet
om den tuin geleid worden.
Voorwerpen van minderen rang waren op de zol
derverdieping te vinden. Daar mocht ieder neder
zetten twee trektafels, twee comptoiren
(schrijflessenaars), twee schijven (rondo tafels) of twee
schabellen (lage zitbankjes), twee servetpersen,
twee glasborden en een tonnenstool (kinderstoel)
en daar de bovenste zolder voor de kleinere voor
werpen was ingericht, mocht men op geen dezer !
voorwerpen iets plaatsen. Op dien zolder nu von- j
den slaapbanken (houten ledikanten), kisten en
kleine werken hun plaats. Niemand mocht er meer ]
dan twee kisten of ledikanten en kleine werken '<
brengen. Stoelen vond men er niet. De
stooldraaiers behoorden tot oen ander ambacht onder j
het St. Josephsgüd en hadden dus met de meubel
makers niets to maken.
Wij vinden hier weer de bepalingen terug waar
door do gilden zorg droegen voor de gelijkheid
van iederen gildebroeders rechten. De met fortuin
begunstigde meester had feitelijk niets boven den
met klein kapitaal werkenden gildebroeder voor.
Wie slechts aan de gestelde eischen voldeed, werd
in de rechten, dio hij met ieder ander gemeen had,
gehandhaafd, opdat de kleine meester niet onder
zou gaan iu den strijd om 't bestaan. Daarom ook
was men er hier op uit, om geen betere kansen te
geven aan dcngene, die zich niet dezelfde moeiten
en kosten getroostte, om een meester te zijn
in zijn vak, gelijk men zich dien droomde.
Een meubelmaker naar den aard moest winkel
houden. Er konden grooten zijn, die dit niet ver
kozen, en kleinen, die er niet toe in staat waren, j
Stelde men beide in de gelegenheid het pand tot
hun winkel te maken, dan zouden de
winkelhouders door hunne concurrentie te lijdon hebben
gehad, wijl zij vermoedelijk goedkooper konden
leveren dan genen. Vandaar do boven reeds ge
noemde bepaling, dat slechts winkelhouders pand
broeders konden zijn.
Allerlei andere bepalingen gingen op hetzelfde
doel: bevorderen der gelijkheid, af. In het pand
mochten behalve op de uren vóór of na den
bezoektijd en op de dagen der week, dat het goed
werd afgestoi't, de pandbroeders noch hunne
vrouwen toegelaten worden. Hot gebeurde maar
al te vaak, dat de pandbroeders, om do provisie
te ontduiken, de bezoekers uitnoodigden om in
hunne winkels te komen koopen, of dat zij, ver
nemende dat iemand een bepaald voorwerp koo
pen wilde, den gegadigde beloofden, dat stuk
thuis to halen. Om het laatste tegen te gaan
werd bepaald, dat de provisie evenzeer moest be
taald worden als zulk een voorwerp binnen veer
tien dagen zou verkocht worden.
Werd er naar een meubel gevraagd, dat niet
op het pand was, dan mocht de gildebroeder,
wiens vrouw op het pand vertoefde, het aannemen.
maar had de vrager het terstond noodig, dan moest
hij verwezen worden naar een der broeders, in
wiens winkel hot to vinden was.
Xa de vergrootiug der stad. in het midden der
zeventiende eeuw, was de aanvraag om plaats zóó
groot, dat ook het pand moest vergroot worden
en wel met tweo daarachter liggende huizen op
het Rokin. De pandbroeders vrouw kon bot toen
niet meer alleen af. Ken tweede kwam haar helpen.
Bij de opheffing dor gilden, toon ieder de be
voegdheid kreeg, om het vak uitteoefen en, dat hij
verkoos, begon liet pand in verval te geraken. Nog
eonigc jaren sleepte liet een kwijnend bestaan
voort. Ten slotto besloot de stadsregeering het
to vcrkoopen. In 1815 werd bot in veiling ge
bracht en voor /' 8800 toegewezen. Had de stad
het aan zich gehouden dan zou zij in lateren tijd
de gelegenheid hebben gehad door den afbraak van dit
pand een broedo straat naar 't Rokin, op de Leidsche
straat correspondecrende, to maken. Toen zag men
daarvan echter misschien nog niet de noodzakelijk
heid in. Maar iets meer dan een halve eeuw later
kwam het perceel weer ouder den hamer. Toen
begon Amsterdam to herleven maar het stads
bestuur nog niet. Wederom ging het terrein met
den opstal in particuliere handen over. liet schil
derachtige Spui had behouden kunnen blijven, als
men zich toen had rekenschap gegeven van de
beteckcnis, die deze plek grond voor een zoozeer
begeerden verkeersweg bezat.
Allerlei.
EEN NIEUWE OPTISCHE ILLUSIE :
GALATHEA.
Toen in der tijd de wijlen Heer Maju, hier te
lande de Spectres Impalpables" en het levend
sprekend menschenhoofd aan het publiek vertoonde
als Optische Illusie, meende men dat het Non
plus ultra van wondervolle illusie" bereikt was.
De Galathea, door do Heeren Bamberg en
Chambly in de benedenzaal van het Odeon voor
het publiek tentoongesteld, bewijst het tegendeel.
Zij overtreft alles wat tot heden van dien aard
is gezien.
Een wit marmeren buste, die voor de oogen van
het publiek door den vertooner van haarplaats
genomen en aan de toeschouwers wordt getoond,
zoodat men zich van de soliditeit der buste kan
overtuigen en do zekerheid krijgt dat men geen
schijn of spiegelbeeld ziet, wordt weer op haar
voetstuk geplaatst en ontvangt plotseling leven
en beweging; kleur komt op do wangen, de strakke
trekken ontspannen zich langzaam; de oogleden
trillen openen zich en de oogen zien rond;
in n woord, het koude marmeren beeld veran
dert voor do oogen van den verbaasden toeschouwer
in een schoonen vrouwenkop, die vriendelijk glim
lachend rondziet.
Intusschen verhaalt do heer Bamberg of de
heer Chambly in 't kort de geschiedenis van
Pygmalion: hoe de beroemde beeldhouwer verliefd
werd op het beeld dat zijn hand had gewrocht.
hoe de Godin Venus op zijn bede eerst het mar
mer bezielde en hoe zij het later weer 't loven
ontnam en versteende.
't Is geheel onbegrijpelijk Jioe de illusie wordt
te weeggebracht, maar zij is zoo volkomen, dat men
onwillekeurig een huivering gevoelt, wanneer de
levenswarme trekken van hot meisje eensklaps
als versteent; 't is alsof haar de adem van de
lippen wordt weggenomen en trek voor trek van
haar gelaat verstijfen, terwijl do frissche kleur on
merkbaar in doodscho marmer bleekheid verkeert.
Nogmaals wordt het beeld bezield en levend, en
nogmaals versteent het in tegenwoordigheid der
verbaasde toeschouwers, om eindelijk voor aller
oogen te veranderen in een mand met bloemen,
die onmiddellijk door don vertooner van het voet
stuk wordt afgenomen en aan het publiek ter
bezichtiging wordt overhandigd.
Wij zoggen niet te veel, wanneer we volmondig
verklaren: dit is do fraaiste optische illusie"
dio in den laatsten tijd werd vertoond. On
getwijfeld zullen de hoeren Bamberg en Chambly
die reeds vijf weken lang bezig waren met het
stellen der apparaten, zich een druk bezoek voor
hun moeite beloond worden.
PROFESSOR IIERMANN.
Te Carlsbad is dezer dagen de beroemde goo
chelaar professor Hermann in den ouderdom van
71 jaren overleden. Hij had den zonderlingen
voornaam Compars" aangenomen; overigens wist
hij zich gewoonlijk in ecu waas van geheimzinnig
heid te hullen, wat zijn afkomst betrof; hot
eenige, waar hij voor uitkwam, was, dat hij van
Joodsche ouders afstancle. Door zijn ouders, die
eveneens goochelaars waren, was hij te Yersailles
op een kostschool geplaatst, waar hij evenwel niet
veel leerde. Daarentegen wist hij zich de kunst
eigen te maken om allo geluiden van de ver
schillende vogels na te bootsen. Juist was hij eens
bozig, zich in do bosschon van Fontainebleau
hierin te oefenen, toen de koninklijke familie
voorbij kwam. Men noodigde don knaap uit, eene
proeve van zijn kunst in do Tuileriën te geven,
en hij slaagde erin, koning Lodewijk Philips
eenige oogenblikken zijn zorgen te doen vergoten.
Later studeerde hij in do medicijnen en leidde
een kommervol bestaan, totdat zijn talent als
goochelaar hem van allo financieele zorgen ont
hief. Hij reisde letterlijk de gehcele wereld rond.
overal voorstellingen gevend en steeds met schit
terend succes. Op een soiree in Weencn loerde
hij de gevierde zangeres Kosa Chillay kennen,
werd op haar verliefd en vroeg terstond om hare
hand. Zij schonk hem dio, maar hij bleek het paard
van Trojo binnengehaald te hebben, zoodat na vier
jaar het huwelijk weder ontbonden word. Te
Gibraltar ontmoette hij eene Franchise, met wie
hij ten tweeden male in hot huwelijk trad.
Ondcrtusschen was Hermann een rijk man geworden en
bezat hij in Weencn een weelderig ingerichte
woning, opgevuld met kunstwerken en rariteiten
van allerlei aard. Bij den grooten Krach"
ver! loor hij alles en was hij genoodzaakt weder geheel
! opnieuw te beginnen.
i lu de laatste jaren had hij nogmaals een groot
vermogen weten to verworven, on eene woning die
i tot de bezienswaardige zaken in Weencn be
hoorde. Hij had een zeer in 't oogvallend
uitcri lijk; to gelijk sluw on vriendelijk had zijn gelaat,
mot gitzwarte knevels en baard versierd, een
Mcphisto-achtigc uitdrukking. Zijn spierkracht was
i verbazingwekkend en hij bezat een buitengewone
behendigheid en scherpzinnigheid. De meeste
zijj nor toeren zijn door andere goochelaars
overgei nomen, zooals liet te voorschijn tooveren van ge
vulde goudvisch - kommen uit zijn zakken, het
i doormidden scheuren vau vogels, die een
oogcnblik daarna gezond en wel wegvlogen. Het was
aardig' hem in kleine gezelschappen to ontmoeten,
waar hij zijn toeren zonder apparaten volbracht
en men hem beter op de vingors kon zien.
Zoodra hij de kaarten in handen nam, werd men in
een ware tooverwerold verplaatst. liet toppunt
van verbazing en gelach werd gewoonlijk bereikt
als hij oen zoooven gekocht spel kaarten aan
1 iemand ter hand stolde, kom verzocht daaruit
con kaart te denken en hij onmiddellijk daarna
de door den persoon gedachte kaart er uitzocht.
Professor Iliicht, die eens dit kunstsuk bijwoonde,
! dacht er dagen lang over na om te ontdekken,
hoe dit mogelijk was en zeker zou hot zeer
bolangrijk zijn geweest, wanneer Professor Ilcrmani;.