Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD' VOOR NEDERLAND.
No.522.
Van over de Grenzen.
Koningin Victoria heeft haar gouden
jubelfeest gevierd, en niet slechts de vele verwan
ten der met eene talrijke nakomelingschap
gezegende vorstin, maar ook de vertegenwoor
digers van bijna alle gekroonde hoofden en
regeeringen in en buiten Europa zijn haar
op-dien feestdag komen begroeten.
Het is den Engelschen niet moeielijk ge
weest, eene schitterende tegenstelling te ma
ken tusschen het voorheen en' het thans, en
met voldoening terug te zien op het vele
goede, dat is tot stand gebracht, sedert Vic
toria als achttienjarig meisje haren
kinderloozen oom opvolgde. Dat men bij deze gele
genheid niet, althans liefst zoo kort mogelijk,
bij de schaduwzijde stilstond, laat zich hooren.
Er is wie zal het ontkennen? sedert
1837 meer dan eens noodeloos en roekeloos
bloed vergoten, om van Groot Brittanniëeen
>Grreater Britain" te maken. Toch heeft Vic
toria, eene constitutioneele vorstin bij uitne
mendheid, zelden of nooit misbruik gemaakt
yan de groote macht, die haar was toever
trouwd, maar integendeel, door doen zoowel
als door laten, veel goeds gesticht.
-Het egoïsme harer weduwensmart, dat haar
jaren lang van eens rechtstreeksche aanraking
met haar volk terug hield, zou gevaarlijk heb
ben kunnen worden, indien zij niet in haren
oudsten zoon een officieusen plaatsvervanger
had gevonden, die steeds bereid is om de
kleine, maar drukkende lasten, aan het hoofd
van een grooten. staat opgelegd, zooveel mo
gelijk voor haar te dragen. Hare zorg voor
het materieel welzijn van haar talrijk kroost
moge meer van moederlijke dan van vorste
lijke gezindheid getuigen, maar Engeland is
rijk genoeg om de betrekkelijk geringe kos
ten te betalen van een koningschap, dat het
nog kan eerbiedigen. Kortom, wanneer alle
vorsten hunne plichten vervullen en met het
wassen van den democratiseren vloed de ba
kens weten te verzetten, zooals koningin Vic
toria heeft gedaan, dan zullen feesten, gelijk
het thans in Engeland gevierde, werkelijk
jubelfeesten voor Europa zijn.
*
* *
De uiterste linkerzijde van de Fransche
Kamer kan haren spijt over de oplossing der
laatste ministerieele crisis nog niet verkrop
pen, en laat niets onbeproefd, om het
m^nisterie-Rouvier verdacht te maken. Prisonnier
de la droite, die qualificatie was de eerste
beschuldiging. Dag op dag werd betoogd, dat
het ministerie zich aan de rechterzijde, dat is
aan de vijanden der Republiek had verkocht,
terwijl men met eenigen eerbied voor de waar
heid slechts had kunnen zeggen, dat de heer
Rouvier op den duur en in de toekomst niet
den steun zou kunnen missen van dat ge
deelte der rechterzijde, dat zich niet langer
als werktuig door den heer Clémenceau en
diens vrienden wilde laten gebruiken.
Intusschen is er niets gebeurd, wat dit verwijt
der radicalen en intransigenten kon wet
tigen. Het ministerie, dat zijn ontstaan te
danken had aan de algemeen geworden
overtuiging, dat bezuiniging in den vorm
van inkrimping der gewone uitgaven drin
gend .noodig was, heeft die ondankbare
taak flink aanvaard. Er moet minstens zestig
millioen worden bezuinigd, had de com
missie van rapporteurs over de vorige begroe
ting gezegd, en de heer Rouvier schrapte niet
minder dan zeventig millioen. In de discussie
over de nieuwe legerorganisatie toonde de
regeering niet de minste geneigdheid om aan
de eischeii der rechterzijde te gemoet te ko
men. En toen eene interpellatie over de han
delingen van den pas afgetreden minister
ook alleine, en in Amerika zouen ze dan toch
samen wezen;"
»'t Leut doen ! 't Bleef toch op den vreem
den, en samen zouen w'r d'r toch nooit zin,
sund Heintje Heur graf was toch dichte
bie, we komen d'r alle Zondagen langes!"
zei ie.
Maar hoe 't moest, dat wist ze zelve niet.
Alleen wist ze wiskunstig zeker, zóó kon
het niet.
En dat alles was nog het slimste niet; ar
moede, kommer, ontbering, men wende aan
alles; maar Heintjen, die bleef weg!
Evert hield zoo schrikkelijk veel van Hein
tjen, zoo schrikkelijk veel. 't "Was ook zoo'ii
hupsch en handig, zoo'ii sneeg deerntjen ge
weest, zqo'n heele hulp al, en zoo wijs voor
d'r leeftijd.
Heel natuurlijk in zoo'n wieg en bakermat.
Hij werkte nu in de houtbosch. Zij thuis en
op het land. De aardappels waren in den
grond, de rogge stond te groeien, de koeien
_ epen op een stuk grasland, en nu kon
ie met z'n dochtertjen, dat nu de oudste was,
een beetje_n verdienen tot een begin der
schulddelging.
Een echt monnikenwerk!
Mijn jongen kwam thuis, even nadat zij
met haar ledige boter- en eicrmand vertrok
ken was. Hij liet mij triomfantelijk zijn
schrift zien, dat uit was.
'k Moest het even doorbladeren. Mooi schrij
ven is 'n dino; van belang tegenwoordig!
't Gaat goed, mijn jongen! Je begint wezen
lijk mooi te schrijven!... Wat .stond daar?
De meester had het keurig netjes als voor
beeld op de laatste bladzijde voorgeschreven:
De tegenspoed is nuttig voor den mensch!
Daar vent, 't is mooi! Neem maar weg,
neem maar gauw weg! 't Is ijselijk mooi.
Mijn jongen begreep er niets van; ik
evenmin.
Neen, ik evenmin meester! Och, ga even
naar mijne onttakelde botervrouw, naar haar
echtgenoot, liefst als ze Zondags uit de kerk,
langs Heintjens graf, huiswaarts keeren, en
eyrtel het haar en hem óók eens:
De tegenspoed is nuttig voor den mensch!
Granet dreigde dezen laatsten in pijnlijke
verlegenheid te brengen, wist de heer Rouvier
het gevaar af te wenden van eene openbare
discussie, die voor hem zelf slechts een triomf
had kunnen zijn.
Zoo stuitten n voor n al de pijl en af.
Doeh nu werd de aanval van eene andere
zijde beproefd. In den Intransigeant gaf de
Rochefort eene reeks van zoogenoemde ont
hullingen, waaruit moest blijken, dat het vorige
kabinet was gevallen ten gevolge van de in
triges van den heer Von Bismarck en
dat de heer Grévy met den heer
Herbette en den Duitschen rijkskaiiseiier had
samengespannen, om den heer Ferry weder
minister-president te doen worden, of althans
diens wederoptreden voor te bereiden. Denaam
van Jules lerry oefent nu eenmaal op het
gros der intransigenten dezelfde werking uit
als de roode doek op den stier; men kan zich
dus denken, welk een storm van verontwaardi
ging zich bij vele ongetwijfeld welgezinde,
maar niet zeer scherpzinnige lieden laat op
wekken, als men dien naam, te pas of te
onpas, met dien van den heer Von Bismarck
samenkoppelt. Bedenkt men daarbij dat de
uitspraak van het hoog gerechtshof te Leipzig
in de zaak der Elzas-Lotharingers, die wegens
het zenden van bijdragen aan de lAgue des
Patriotes aan hoogverraad schuldig zijn be
vonden, in Frankrijk weder veel kwaad bloed
heeft gezet, dan komt men tot het besluit, dat de
laatste aanval op het ministerie werkelijk een
gevaarlijk karakter heeft. Wel is hij, naar het
schijnt, even ongemotiveerd als de vorige, maar
Basile's leer : Calomniez, calomniez, il en restera
toujours quelque chose is nog steeds van
toenassing. Er bestaat dan ook werkelijk reden
om te vreezen, dat het kabinet onder deze
herhaalde, zeker niet van goede trouw ge
tuigende aanvallen zou bezwijken, indien het
niet een kamerontbindiiig als een zwaard van
Damocles boven de hoofden der oppositie
kon laten zweven. Zondert men enkele groote
steden, zooals Parijs, Lyon en Marseilïe uit,
dan zijn de intransigenten van allerlei be
naming in het land verre van talrijk, en
belooft eene algemeene verkiezing weinig of
niets voor de versterking dier partij. De
kansen der monarchisten staan nog veel on
gunstiger, en dezen zullen zich dus wel
wachten om met de vrienden van den heer
Clémenceau gemeene zaak te maken, ten
einde het ministerie te doen vallen, en zich
zelven daardoor eene gevoelige nederlaag te
bereiden.
De Duitsche Rijksdag is uiteengegaan, en
heeft bij de sluiting van de laatste zitting
aan de regeering een extra-pluimpje gegeven,
waarop in de eerste plaats de
nationaal-liberalen trotsch kunnen zijn. Voor de conserva
tieven toch is het aannemen der
regceringsontwerpen niet slechts een dierbare plicht,
maar langzamerhand een gewoonte geworden.
Dadelijk na het uiteengaan van de wetge
vende vergadering werd het sociaal-democra
tisch _lid Kracker gearresteerd, wiens qualiteit
hem in de parlementaire vacantie niet langer
voor dergelijke maatregelen vrijwaart. Een
oud-lid der Duitsch-vrijzinnige partij, de
majoor op nonactiviteit Huize, werd door een
raad van eer van den militairen stand ver
vallen verklaard, omdat hij bij gelegenheid
van de verkiezingen tegen het militair
septennaat had gesproken. Zooals men ziet, houdt
de lieer Von Bismarck de oude traditie in
eere, en is het meer dan eene oratorische
figuur, wanneer hij zijne politieke tegenstan
ders vijanden des rijks noemt, en hen door
een rechterlijk vonnis of een militairen maat
regel van discipline onschadelijk tracht te
maken.
Maar roep het dan hard, ze mochten 't an
ders niet verstaan. Licht eten ze dan wat
smakelijker; en toch, een paar zijden spek zouen
misschien nog wél zoo nuttig zijn in hunne
oogen, kortzichtigen, die ze zijn,
slechtgeloovigen_pok misschien, want de' tegenspoed,
zooals zij die kennen en gewoon zijn, die
tegenspoed met ziekte, dood, pacht en ont
vanger, een climax! die tegenspoed, hoe nut
tig ook, maakt velen het gelooven moeielijk,
meester!
't Is wel jammer van zoo veel nuttigheid,
maar 't is zoo. l
De houtbosch was een paar uur loopen van j
hunne woning, en n goed uur van de mijne. :
't Was heerlijk weer, echt ouwerwetsch Mei
weer! Hier en daar hadden de berken reeds
een onderste zijtakje uitgestoken, dat met
fijne lichtgroene zijden blaadjes prijkte. De
berken waren verrukkelijk! Piramidale
bouquettcn van donkerbruine twijgen aan zilveren
stammen, met fiji^e groene lovertjes; en daar
aan, in bevallig afhangende tressen, als waren
ze er voorzichtig en losjes tegenaan geplakt,
hingen de donzige, paaisch-gele en
paarschgroene bloementrosjes, de fluweelen katjes,
die flauwtjes in de morgenzou wiegelden, nu
het zuidewindje er schalk tegen blies.
Het eikenhout knopte, de haagdoorn nog
sterker. Nog een paar warme dagen als lieden,
nog een bui zoo als gisteren, en 't loof en de
jneidoornbloesem, Lente's bruidstooi! waren
er. De knopjes hadden hier en daar zichtbaar
openingswecën.
De rogge, door de eikensingels omzoomd,
was een en al pracht van groen verzilverde
linten, zooals ze daar welig stond te dringen
en te rekken om vooruit te komen, terwijl ze
glinsterend bogen, straks zouden ze golven!
voor den wind. die met ze stoeide, vooruit,
omhoog, hoog, hooger! en om vrucht te geven,
veel vrucht, die slecht zou betaald worden
misschien.
Maar dat laatste kan de lievo natuur niet
helpen. Die blijft dezelfde zorgende, koeste
rende moeder, die mildelijk geeft, on iedere
lente nieuw leven te zien geeft en te genieten;
voor de bevoorrechten, wat 't genieten betreft.
Terwijl de Duitsche keizer langzamerhand
herstelt en de ziekte van den kroonprins,
volgens het oordeel van den Engelschen doc
tor Mqrell Mackenzie, geenerlei gevaar ople
vert, lijdt de heer Von Bismarck weder aan
zijn oude kwaal, neuralgie en slapeloosheid,
in die mate zelfs, dat de Duitsche
regeeringsorganen het verzoek bevatten, om hem tot
nader order niet met correspondentie!! lastig
te vallen. Zelden zijn ziekten in gansch Eu
ropa met zooveel belangstelling besproken
als de drie bovengenoemde!!. Geen wonder,
want het is niet onmogelijk, dat de natuur
lijke loop der dingen binnen korten tijd aan
leiding geeft tot gebeurtenissen, die alle poli
tieke berekeningen omverwerpen.
E. D. PIJ/EL.
Uit het Haagje.
help(
1,1.
Ge herinnert u, of misschien herinnert ge 't u
niet. en dit zal ik u volstrekt niet kwalijk nemen,
want we hebben tegenwoordig zooveel te onthou
den, dat ik nog geen twee jaar geleden in dit
zelfde blad eene beschrijving gaf van hot
openingsfeest van het Scheveningsche Kurhaus. Ge hebt
zeker geen exemplaar van dat nummer bij de
hand 't is van den 19n Juli 1885 anders
zou ik u verzoeken, het eens in te zien. . . Of
neen, doe dat nu maar niet. Later, als ge dit
gelezen hebt, kunt ge 't eens naslaan en dan
krijgt ge misschien iets van den indruk, dien ik
ondervond, toen ik verleden Zaterdag, den 18n
Juni, den verjaardag van den slag van Waterloo,
's avonds rondwandelde in de groote Concertzaal
van het nieuw opgebouwd Kurhaus. 't Was als of
ik in die twee jaren niet weg was geweest; of
ik 't zelfde zag en beleefde, wat ik toen had ge
zien en beleefd. De mcnschen waren dezelfde en
ik was ook dezelfde. We hadden twee jaren stil
gestaan, of wilt ge liever, we hadden twee jaar ge
danst in 't zelfde gebouw, op denzelfden vloer,
op de maat van dezelfde muziek, altijd door
champagne gedronken en gesoupeerd, en zonder
oen zweem van vermoeienis te gevoelen, of boven
ons theewater te zijn. Ja, zoo iets overkomt een
mensch niet veel. IJe illusie was volkomen dezelfde,
en ieder die het eerste en hot tweede openingsfeest
bijwoonde, heeft onder dien invloed verkeerd;
want ik heb 't wel vijftigmaal hooren zoggen:
,,Ik kan me niet verbeelden, dat we weg zijn
geweest".
In mijn laatsten brief meen ik te hebben ge
zegd, dat het hcropeningsfeest, in den vorm van
een contra-partij aan de directie van het Kurhaus,
wegens ongenoegzame deelneming veel kans had
in 't water te vallen; edoch bij deze gelegenheid
is 't gebleken, dat de ondergeteekende behoort
tot de soort van profeten, die wol brood eten,
maar als 't op voorspellen aankomt, gerust thuis
kunnen blijven. De contra-partij is er geweest,
trots alle profetieën van sceptici, zooals ik en
honderd anderen. En of we ons vermaakt heb
ben 'i Wel. kostelijk. Lees mijn brief van 19 Juli
1885. Alles was 't zelfde, en wat hebbon we toen
een plezier gehad!
Toch niet geheel 't zelfde. Hier on daar was
wel eenig verschil. Vooreerst waren er niet de
helft van de feestvierders van twee jaren geledon.
Waar waren de anderen ? Gewis ontbraken er
velen op 't appèl, die zeer gqUlige redenen voor
hunne afwezigheid hadden; tenminste, ik miste
er, die op 't oogcnblik ergens op een buitenplaats
in Indiëzitten en misschien dolgraag van de partij
waren geweest, maar gëcxcuseerd zijn, nu ze weg
bleven. En dan miste ik er ook, die, helaas, voor
goed zijn verhuisd naar die andere buitenplaats,
waar niemand voor zijn pleizier heengaat, om de
droevige reden, dat ook niemand er ooit van terug
keert. Maar ik miste anderen, die naar mijn be
rekening er heel goed konden geweest zijn, als ze
hadden gewild. Blijkbaar hebben ze niet gewild];
't Is de schuld der menschheid, neen ook
niet. _'t komt van 't gebrek aan
nienschelijkheid in de maatschappij, waar de tegenspoed
zoo nuttig is voor den buurman, dat de
rogge zich vaak vruchteloos haast om vrucht
te geven.
Dat kan dus noch de rogge, noch de natuur
"pen.
En bovendien ! ze kunnen er ook jenever
uit stoken, die goed betaald wordt, en heel
nuttig is. nét als de tegenspoed, voor den
accijns. Waarom is 't woord mannelijk? 't
moest vrouwelijk zijn van wege de vrucht
baarheid! voor den accijns, de ontvangers,
de bedelaars-kolonies, gevangenissen en liet
kerkhof; dat is yecii climax!
En daar te midden in de houtbosch, 't was
een bosch van kreupelhout, daar te midden
van zooveel weelde, de nachtegalen zongen
er bij tegen en na zonsondergang, 'k hel) ze
gehoord en 't was goddelijk! daar zat hij te
houten.
Een heele stapel geschilde knuppels en ge
kloofde spulkjes dat woord staat niet in
Van Dale, maar 't koorde erin lagen er al.
Een heele berg van bossen schors stond
er al.
Een hooge mijt van rijnhout er naast ook al.
Eene breede en lange strook van den sin
gel was reeds geveld.
't Was 't \yerk van ccn dag of drie.
Ze zaten ieder voor een blok, dat oven met
het ondereind in den grond stond om vast
te staan.
Hij zag er precies zoo uit als ik gedacht
had, een stevige, gespierde, forsch gebouwde
vent, niet een goedig, ietwat domen weekelijk
uitzicht. Bruin gebrand, geel getint, en zoo
mager als de spulken, die hij kloofde.
Zij zat naast hem, hel. zat naast hem, want
't was een kind van ruim tien jaar, en had
op de schoolbanken dienen te zitten. Daar
had ze kunnen le.crcn. dat tegenspoed nuttig
is; nu sleet en verschroeide en verhardde ze
er onder, zonder te weten, dat het door de
tegenspoed kwam. Ze vond het nu heel na
tuurlijk.
Arm kroost, dat 't natuurlijk gaat vinden,
maar dat is hun zaak, en omdat het mij niet
aangaat, zal ik me ook niet vermoeien uiet te
zoeken naar de redenen, waarom ze niet hebben.
gewild.
Dan was de partij ditmaal iets minder gekleed,
zou ik zeggen. Twee jaar geleden had zich mijn
oog verlustigd aan de prachtige sleep-japonnen
der dames, die de honneurs waarnamen, en ik heb
u toen in mijn brief van den 19n Juli nog opmerk
zaam gemaakt op den gëimproviseerden sleep, die
mevrouw Pasquino aan haar staatsie-japon had
gehecht, een sleep zoo kolossaal, dat de goede
vrouw op mij het effect maakte als zag ik de
groote zeeslang door de zaal zweten. Neen,
de dames, die de place d'honneur innamen, had
den ditmaal haar slepen thuis gelaten. Nu heette
het toilette de ville, maar er was toch een strikje
en bloempje meer aan dan gewoonlijk. En de
dansende vrouwelijke jeugd wat heb ik weer
allerliefste Haagsche juffers gezien! zag er in
haar toilette de promenade, eenigszins gewijzigd
naar de omstandigheden, als naar gewoonte uit
om te stelen. Ik heb echter van geen enkelen
diefstal vernomen; toch zou 't mij niet verwon
deren, als er jongeheeren waren geweest, die het
hart van een jonge dame, en jonge dames, die 't
hart van een jong heer mee naar huis hadden
genomen. In dat waarschijnlijk geval hoop ik,
dat die diefstallen bij wijze van ruil hebben plaats
gehad, en dan zal de zaak wel terecht komen.
Voor zoover ik weet, is er maar eens gerede
voerd en wel door den man daartoe zoo
uitj nemend geschikt, onzen burgemeester Patijn. Ik
zou heel gaarne die sierlijke ovatie getrouw weer
geven, maar ik moet dit nalaten om de eenvoudige
reden, dat ze mij niet geheel ter oore is gekomen;
ik stond nog al ver van den spreker af, die
me bovendien telkens den rug toekeerde, niet uit
onbeleefdheid jegens mij, maar uit beleofdbeid
jegens den directeur-generaal van 't Zeebad
Scheveningen. den heer Reiss, die aan 's Burgemees
ters rechterhand stond en voor wien een gedeelte
der toespraak bestemd was. De geschiedenis
der twee laatste jaren van het Zeebad leverde
de stof tot de speech, en een minder goed rede
naar dan de heer Patijn zou die stof met succes
hebben verwerkt; onnoodig dus te zoggen, dat de
spreker zich uitmuntend van zijn taak kweet;
dat hij zijn toehoorders op aangrijpende wijze
terugvoerde naar dien avond, twee jaren geleden,
toen ze op dezelfde plaats stonden als nu, in
feestelijke stemming, en toen weinigen konden ver
moeden, dat ruim een jaar na de feestelijke in
wijding van het nieuwe Kurhaus, er niets van het
trotschc gebouw zou zijn overgebleven dan eenige
verbrande muren en oen reusachtige puinhoop.
De heer Reiss ontving den welverdienden lof
j voor zijn ijver en geestkracht en bij dien lof bleef
het niet. De redenaar had het beste voor bet
laatst bewaard, zooals hij zeide en dat was de
medodoeling, dat het Z. M. den Koning en Groot
hertog had behaagd, den heer Reiss te benoemen
tot officier der orde van de Eikenkroon. Dit
bouquet op 's burgemeesters oratorisch vuurwerk werd
ontvangen met algemeen handgeklap en de fanfares
van het orkest en toen beijverde zich iedereen,
den wakkeren directeur zijn golukwenschen aan
te bieden. Waarlijk, de onderscheiding is wel
verdiend en wordt ook algemeen toegejuicht.
Ik zou u nog van 't souper kunnen verhalen,
dat uitmuntend was, maar ik doe 't liever niet;
ik heb 't altijd onplezierig gevonden, als ik moest
hooren vertellen, hoe lekker een ander had gege
ten en gedronken, zonder dat ik er bij was
gewoest; on dat zal met u ook wel 't geval zijn.
Alleen wil ik vermelden, dat we, waarschijnlijk
ter herinnering aan den slag van Waterloo,
Saumon du Rhin d la Wellington hebben gege
ten. Ook kwam er op 't menu voor een Gateau
Mousse Orange; of dat een hulde moest verbeel
den aan do nagedachtenis van den held van
Quatre-Bras en Waterloo, weet ik niet, maar dan
was zo van eenigszins twijfelachtigen aard.
We zijn niet laat naar huis gegaan, 't Was
in do ellende te zitten spulkcn kloven, te
midden der weelde!
! Ze, waren beiden gewapend met eene kleine
h andbijl. Met het achtereind beukten ze de
knuppels om er de schors af' te wringen, en
.j met liet scherp hakten ze de rijzen, kapten
l do stammen, hieuwen ze op maat, en kloof
den het hout als het geschild was.
Ze gingen 's morgens al heel vroeg naar
de bosch, want ze dienden er om zes uur te
zijn. Ze namen dan een keteltje koffie, en
! voor ieder een paar sneden brood mede tot
middagmaal, en keerden 's avonds tegen zes
uur weer huiswaarts, om wat aardappelen
j met vet en groente te eten, en voorts te gaan
slapen.
Op die manier konden ze dan met hun
! beiden :<wel zoo'n goeie gulden daags verdie
nen, amper-aii vuuf on twientig stüvers."
't Was monnikenwerk zei ik? 't Is niet
waar! 't Was geen monnikenwerk.
De monniken zijn wel wijzer!
Ik noem 't niet, wat voor werk 't is. Maar
ik was blij, waarachtig lezer! ik was het, dat
niet //,: de gelukkige eigenaar heette van al die
landerijen met al die lioutwallen en singels
er om. Nu bleef' ik mij verbeelden, dat de
nachtegaal óók voor inij zong, en niet enkel
voor z'n wijf jen, en voor dien armen houter
en z'ii tienjarig dochterken e tt qq.
Zij huilde. Ik zag 't eerst toen ik dicht
bij haar kwam. De tranen liepen nog langs
hare wangen, en ik zag hunne vochtige spo
ren op het versleten maar helder keurslijf jen,
dat ze droeg, 't Jakjen lag er naast, en naast
dat jakjcn de oorzaak harer en zijner droef
heid. Want ook Evcrt had iets in z'n oogen,
| on om z'n mond, dat meer was dan rechttoe.
Heilig, ik geloof, dat ie gehuild'had, de groote,
! forsciic kerel!
En waarom?
Een enkele knuppel, door al te forschen
bijlslag te fel getroffen, vloog, een oogenblik
te voren, gierend over zijn hoofd, en plofte
togen den koffieketel, die achter hem stond,
en verbrijzelde in drie stukken een rond
kommetje van grof aardewerk; A-yn
komnietjen, zei ie.