De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 26 juni pagina 3

26 juni 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 522 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zelfs bijzonder vroeg. Of is vier uur 's morgens soms laat? De gereedstaande trams, die ons beloofd waren, hadden misschien gereed gestaan; maar waren vermoedelijk ingerukt, voordat iemand er aan dacht, naar huis te gaan. Toch kwamen we thuis. Toe vallig duikelden we een carriool op, waarin n heer zat, die wel zoo vriendelijk was, ons een plaatsje in te ruimen. Zie zoo, we hadden het Badhuis weer inge wijd met een allerprettigst feest. Laten we intusschen hopen, dat hoe plezierig zulke feesten ook zijn, en hoe gaarne we anders ook alle goede dingen in drieën doen, we 't ditmaal bij twee mogen laten. Dat zij zoo. Den volgenden avond hebben we de kennis making met Mannstadt en zijn kapel vernieuwd. Ik behoef u niet te zeggen, hoe de professor bij zijn verschijning werd toegejuicht, en dat hij een krans kreeg, spreekt ook van zelf. 't Was zelfs een buitengewoon fraaie. De jubel-ouverture van Weber, waarmee het eerste concert werd geopend, eindigde met het Volkslied, dat staande werd uitgevoerd, staande aangehoord, gebisseerd en ten slotte stormachtig toegejuicht. Terwijl in de stampvolle zaal Mannstadt's muziek werd genoten, speelde buiten, de Muziekvereeniging Dunkler" van Rotterdam, voor een talrijk gehoor, dat de zaal te warm en het terras niet te koud vond. Nu, ieder zijn smaak. Ik doe niets af aan de verdiensten van genoemde Vereeniging; ik wil ook. niets kwaads zeggen van het weer op dien Zondag avond ; maar ik zat toch maar liever binnen en daarom bleef ik binnen. Nog een enkel woord over de groote Concertzaal! Ze gelijkt op de vorige; maar ik geloof, dat ze ruimer is. Het decoratief, boven tegen den koepel, is vrij wat fraaier dan het vorige. Ge herinnert u die visschers-pinken, alle op elkaar gelykende en voor mijn oog alle even onooglijk. Ze zijn .... vergaan, in 't vuur, en men heeft den goeden smaak gehad, ze er niet weer uit te rakelen, 't Zijn nu allegorische en mythologische voorstellingen, Neptunus met zijn familie en gevolg van Tritons en Najaden, die een zeer goed effect maken. Mag ik besluiten met u een standje te maken, omdat ge vergeten hebt onder mijn vorigen brief mijn naam te laten drukken? Of heb ik hem er niet onder geschreven? Wees dan zoo goed en geef mij een uitbrander. Ik blijf daarom toch, tt PASQUINO. Uit Parijs. 't Is hier met de temperatuur hollen of stilstaan, een ijskelder of een oven! Na een lente, die geen lente was, maar een soort van nawinter met een koude, die nog geen veertien dagen geleden velen in pelsjassen gedoken des avonds langs do boule vards deed loopen, zonder dat iemand daarin iets vreemds vond, hebben we eensklaps een mid-summer gekregen met hondsdagen-hitte, die het meest primitieve adamscostuum wensdielijk zou maken, vooral wanneer men naar de komedie wou gaan. Maar men gaat er niet meer heen. De rampzalige brand van de Opéra-Comique en de brandende zonnestralen spannen samen om den genade slag aan al wat schouwburg heet, te geven. Parys heeft in een oogwenk zijn zomcrsche gewoonten weder aangenomen en leeft letterlijk in de open lucht. De restaurants, waar men zijn middagmaal gebruikt onder de boomen of dood eenvoudig op de straat, en de zomer-tbéatres maken prachtige zaken en het publiek mijdt ang stig iedere plek, waar deuren zijn, dio al te goed sluiten, of voetlichten, die te veel hitte geven. Iedereen dus, die het Parijsche stof niet van zijn voeten heeft afgeschud, gaat rexpirer, gelijk de geijkte term luidt, op die plaatsen, welke de zomer in de mode brengt. En er zijn daaronder Maar Evert, is dat nu zoo slim? »Ja menheer !" maar menheer moest 't eerst weten en begrijpen. Zie, als Ijvert de drie stukken voorzichtig tegen elkander hield, kijk zoo 't ging met die stijve kneukels niet heel vlug! dat de rood geruite rand juist aan n sloot, dan kon ik lezen tusschen zijn duim en roesterige vingers door, in roodc krulletters getrokken: Heintje. 't Was haar kommetjeu! ze had het eens te Elburg op de kermis gekocht van den Kamper koopman, die altijd met aardewerk op de yischmarkt stond, 't Was te Herfst al drie jaar, dat ze 't gekocht had, en sedert had zij er altijd uif gedronken, en 't na gebruik zelf weer voorzichtig schoongemaakt en in de spinde gezet, en het dus heel gehouden en ongeschonden bijkans drie jaren lang. eiiige uren vóór haar dood nog, had hij haar er uit te drinken gegeven, en ze had hem dankbaar toegeknikt en gefluisterd: «Voatien, a'kker niet meer binne, dari is 't kummegien veur oe!" en dat had hij aange nomen, en er sedert z'n hart opgezet, en 't als goud in eere gehouden; en nu hier in de houtbosch nu was 't kapot! En nu had ie 'n gevoel »krek geliek of d'r bie hum eigenst ok wat ebreukcn was van binnen." Ik kreeg een idee! «Geef mij die scherven! Ik zal ze bewaren! Ik vind de geschiedenis van dat kommetjcn mooi! Geef ze mij tot aandenken!" 't Kon niet, 't speet hem, dat ie menheer dat weigeren moest, maar 't kon niet. Voor'n rijksdaalder dan?" 't Kon toch niet! Hoewel ie het loon van twee en 'n halven dag, minstens van twee zware dagen arbeid, kon verdienen met mij die waardelooze scherven af te staan, 't kon zilver niet van z'n hart. Hij moest althans die stukken, die xclioartjex zei ie, be waren, als 't restje van wat ie van z'n Ilcintjen, z'n Hcnnemaii, zei ie, gekregen had; en met weemoedigen eerbied hielden zijn stijve knuisten de stukken bijén, en wikkelde hij ze weer voorzichtig in de plooien van het jakjen, dat z'n dochterkeii bij haar werk had uitgetrokken. die werkelijk bekoorlijk zijn. De cafés-concerts b. v, zien er in n woord alleraangenaamst uit. Het helder verlichte tooneel, gestoffeerd met zijn spiegels en in lichtkleurig zomertoilet gekleede figurantes, de boomen, die van onderen door tal van gasvlammen verlicht, de fijnste tonen en tin ten van groen vertoonen, zij vormen te zamen een van de meest karakteristieke landschapjes van Parijs die dikwijls onze impressionnisten doen watertanden en dan ook met hun schelle tonen, hun rijkdom van grillige lichteffecten als voor hen gemaakt schijnen te zijn. Ongelukkig dat men in deze omgeving, waaraan de poëzie niet ontbreekt, in die zalen met den hemel tot dak, waar men zoo op zijn gemak zijn bock kan drinken, onder het genot van een sigaar, zelden iets te hooren bekomt, dat ?der moeite waard is en het middelmatige over schrijdt. Men wordt geregeld onthaald op allerlei flauwe en geestelooze moppen" en de meest platte en vuile dingon, die men niet kan eegyen, worden daar gezongen. En dit schynt wel ieder jaar erger te worden, ofschoon, naar het zich laat aanzien, de zomer van 1877 het op dit punt zóó bont zal maken, dat verergering niet meer mogelijk is. En nog altijd vindt men een publiek, dat niet moede wordt dio zoutelooze, domme en scabreuse liede ren te applaudisseeren. Waar gaan wij heen? Dat heeft zeker die Spaansche donna ook gevraagd aan haren burggraaf, toen deze haar op klaarlichten dag in het bois de Boulogne aan de bewaking harer strenge duenna ontvoerde. Die schaking heeft eerst heel wat monden in bewe ging gebracht en de bladen waren vol van het ongehoorde" feit, dat spoedig niet moer dan een afgesproken stukje bleek te wezen, blijkens de eigen verklaring der geschaakte schoone, die on danks de groote desillusies van haar eerste door echtscheiding ontbonden huwelijk niet vreesde de proef nog eens te herhalen. Dit is de eene lezing van de schaking van Mdll. Mercedes de Campos door den burggraaf de Lacour de Garboeuf. Latere berichten luiden geheel anders. Volgens ! deze zou de zaak lang zoo onschuldig niet wezen, en Mdlle de Campos het slachtoffer zijn van een complot dieven en oplichters, die zich niet zonder geweld te plegen van haar zouden hebben meester gemaakt en haar ontvoerd. Waarhoen weet men niet juist. Ook de burggraaf is verdwenen, om voor een dood gewonen burger mot name Mielvaque plaats te maken, die eenige jaren geleden op der gelijke wijze de ontvoering eener rijke erfgename in een stadje van Charento moet hebben beproefd. Ik geloof, dat de laatste lezing zal blijken nader bij de waarheid te zijn dan de eerste. Behalve deze ontvoering houdt nog een andere de Parijzenaars in zekere spanning. Gold het daar een meisje van hooge geboorte, hier betreft het ! een telg van oudadelijk geslacht, den baron j Bayniond Seillière, die zonder vorm van proces. alleen op het getuigenis van twee geneesheeren, door zijn familie voor krankzinnig verklaard en in een particuliere inrichting voor zenuwlijders", die van dokter Falret te Vanves, opgesloten is geworden. De baron, dio pas uit Amerika was gekomen, ontving van zijne tante, de hertogin de Bergues, oen uitnoodiging om te komen dineeren. Na hot diner, waaraan behalve hij ook nog een vriend der familie, dokter Motet, deelnam, liet men hem alleen in de eetzaal, wat hij natuurlijk heel vreemd vond. Toen hij do zaal verliet, werd j hij door drie knechts opgewacht, die hem zonder i complimenten bcetpakten en in oen rijtuig stopI ten, waarmede men naar Vanves reed, on daar 1 werd hij in handen van dokter Falret overge leverd. Maar kan dat maar zoo gebeuren? vraagt gij verwonderd. In ons goede Frankrijk kan dat wer kelijk maar zoo gebeuren. Zoolang de door den Senaat reeds geprojecteerde nieuwe wet op de krankzinnigengestichten nog niet door do Kamer is behandeld on kracht van gewijsde heeft ver kregen, zoolang kan geen Franschman zeker zijn, dat hij niet door do welwillende zorg en bedoeling Nooit vergeet ik den blik, waarmee hij pp die scherven iiederzag, nooit de teederheid, waarmee hij ze vasthield en bergje, nooit de diepe zucht, die uit zijn breede borst oprees, toen bij zich weer voor z'n blok plaatste en een nieuw talhout begon te beuken. i 'k Heb van hem gedaan gekregen, maar j 't kostte heel wat overreding, 'k heb 't nochtans j gedaan gekregen, dat ie mij toch die stukken i toevertrouwde. Zelf knoopte hij ze in mijn j zakdoek, en ik had huiswaarts keerende het air van 'n kiviet of anderen eieren zoeker. Een flesehje kit deed wonderen. Twee dagen later had hij 't kommetjen, wezenlijk stevig en knap gelijmd, weer in z'n handen, en keek mij aan met een gezicht, dat mij tot door de ziel ging. >En wat bin ik noe menheer wel schuldig?" »Zou 't je '11 gulden waard wezen, Evert ?'' ??'u Gulden menheer!" en een lichtstraal flikkerde uit de oogeu, terwijl hij zijn kommetje met waren wellust aanstaarde, >'n Gulden menheer! Al waeren 't er twee, dan zou ik nog menheer. . . düzendmoal bedanken !'' I)e rest is duidelijk. Evert had 'n gelukkigen dag! Toen ik een oogenblik later was heengegaan hoorde ik hem achter mij zingen. De eerste maal wellicht, buiten kerktijd, sedert Ileintjens dood. Maar, niet waar lezer ! maar zoo'n man, die bij zooveel ontbering, zooveel zorgen, zooveel schuld, enz. enz. het quasi-aanbod van twee dagen arbeidsloon afsloeg voor een paar scherven, die man was gek! Juist. _ Hij hield zeker nog geen mecëtcrs genoeg over ! Zoo is 't. En omdat ie gek was. heb ik 't tafereeltje uit de houtbosch verteld. Wat heb je aan iiguren, die niet gek zijn ? 't Is heel natuurlijk, dat niemand ze teekent! II. ZEOKK DK BIÏIJL. van bloedverwant of vriend en de medewerking van twee geneesheeren, den een of anderen dag wakker wordt in een der openbare of bijzondere inrichtingen voor krankzinnigen en de aangename tijding verneemt, dat men hem voor gek houdt. En menigmaal nebben dergelijke gek verklaarde menschen ondervonden, dat het veel gemakkelijker is een Moriaan wit te wasschen dan die minder vleiende reputatie weder te verliezen. Ook de heer Seillière ondervindt dit reeds. Alles wordt beproefd door zijn eigen broeder, door zijn vrienden; zelfs de tusschenkomst van den gezant der Vereenigde Staten is door hem ingeroepen, op grond dat Seillière reeds lang te voren verklaard had zich als Amerikaan te willen laten naturaliseeren, maar tot nog toe alles te vergeefs. De doctoren, ook Charcot, vorklaren hem voor krankzinnig, terwijl zijn beste vrienden be weren, dat dit niet het geval is en alleen toege ven, dat do baron altijd een ietwat geëxalteerde persoonlijkheid is geweest. En de baron blijft te Vanves in zeer strenge afzondering .,... Wat er achter zit, waarom men hem gok heeft doen verklaren? Daarover doen allerlei ge ruchten, ook de meest dwaze, de ronde. Zoo wordt beweerd, dat de baron met een aardig fortuin uit Amerika zou zijn teruggekomen, dat hij met een patent voor vleeschpoedcr'' zou heb ben verdiend, en men belust is op dit fortuin. Anderen meenen, dat hij terug is gekomen om twee natuurlijke kinderen te laten wettigen, wat zijn familie zou willen beletten. Nog anderen vertellen, dat hij voor de familie Orléans comproinittcerende bescheiden in zijn bezit zou heb ben, welke men op dio wijze zou willen machtig worden. Maar het rechte van de zaak weet niemand, 't Is maar te hopen dat het geval Seillière don stoot moge geven om de onmogelijke wet op de krankzinnigen van 18.!i8 spoedig door een betere te vervangen, die voor de persoonlijke vrijheid hechter waarborgen levert. Het rechte van de zaak, waar hot Coquelin ainébetreft, weet men thans. Telkens weder werd er vermoed en verteld, dat hij binnenkort weder tot het huis van Molière zou terugkeeren en deze fin-diseur dus ten slotto voor hot Parijscho tooneel behouden blijven. Niets van dat alles. Coquelin gaat het voorbeeld volgen van Sarah Bernhardt en twee jaar lang een kunstreis maken door de Nieuwe wereld. Of hij daar de zoo gewenschte roem en dollars zal vinden, mag wel even betwijfeld worden, omdat men in Amerika zijn taal niet verstaat en Coquelin nu eenmaal een man en geen vrouw is en hij de comédie maar geen tragédie speelt. Zoo dicht in de buurt van het tooneel is de mededeeling niet misplaatst, dat Ilenri de Bornier op het oogenblik bezig is de laatste hand te leg gen aan zijn Mahomet, drama in verzen van vier bedrijven, dat hij voor de Comédio Francaise be stemd heeft. Over een maand zal het nieuwe stuk van den schrijver der Noces d'AUila zijn eerste proef bestaan voor het Cabinet de lecture". De Bornier's Mahomet zal weinig overeenkomst hebben mot dien van Voltaire. Volgens de eigen verklaringen van den schrijver zal het een Arabier zijn en een echte ook, met al do gebreken en deugden aan zijn ras eigen en het genie daarenboven; een Mahomot zooals die werkelijk bestaan heeft en niet de kwakzalver, de huichelaar, de heerschzuchtige, die niet eens in staat is het geheim van zijn plannen en be doelingen te bewaren." De rol van Mnhomct zal gecreëerd worden door Monnet-Sully. Van de comédie-Franraise te scheiden zonder met een enkel woord gewag te maken van do laatste penncvrucht van zijn directeur Jules Claretie, zou een onbeleefdheid wezen. Claretie, wiens veelomvat tende werkkring hem toch nog tijd schynt over te laten tot het schrijven van romans, heeft on langs zijn Lc cnndiilat het licht doen zien. Dio camlidat moet een pendant zijn van zijn Monsieur Ie Ministre. A. B. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Parkschouwburg: De Jit/rbier t'an fierilla. Fransche-Laanschouwburg: Een scheiding. Afgesprongen, Ik heb nooit het voorrecht gehad II barbicre j di Seviglia" in liet oorspronkelijke te hooren; j maar zeker was Cast'tl-Blazc, zoo als FranroisHonri-BIaze zich noemde, als komponist en lite rator wel do man om een franschen text to leveren dio sloot op Piossini-s kleurrijke mclodiën on die C'aron do lïeaumarchais, don schrijver van hot bowogïngvolle blijspel, niet onwaardig was. Te-recht bleef, in de opera, alles wat ecu cenigszins didaktischc strekking had achter-wcgo : 't is louter charaktervollc luim 011 muziek. Er ademt, in don Barbier", ecu zoo zuidelijke humor, zoo veel komieks, dat het bijna een arlekinadc is, uit de bloeitijd van dat r/enre. Even-min als men in den ,,Barliicr" hot hart voelt kloppen van den dichter, die do revolutie van hot laatst der XVIIIe Eeuw hielp voorberei den, even-min heeft Rossini, 10 jaar na dat hij don ..Barbicre" komponoerde (181!*?1829), zich j door de wellicht demokratische tendens van don ..Guillaumo Teil" laten bohcerschen. De Muze heeft do allereerste, allerhoogste plaats gelijk hot in een kunstwerk behoort, en de komponist i is zich naauwlijks bewust, of hij hot Koningschap [ of do Republiek helpt vieren. l Wij zijn den lieer do Groot veel dank schuldig, \ dat hij, bij de vlucht zijner Tenoren, middel gcj vonden heeft in do leemte to voorzien. Ons althands hooft het niet gehinderd, dat en de lieer ! Vitaux on do Hoer van de Kcrckhovcn hunne jmrtij in het Kransch gezongen hebben. Wij laton j do beoortleeling der muzikale hoedanigheden van l dezen jongen Vlaming aan de pen over, die deze taak op zich genomen heeft. Hij is nog vreemd ! op het tooneel van don Parkschouwburg on schijnt ; buitendien nog niet veel jaren als akteur to zijn opgetreden. Vindt hij gelegenheid zich meer malen te vertoonen, men zal steeds aan hom ge wonnen hebben. Hij had, in don Barbier", ge zorgd voor ecu afwisseling van historicsch ge paste en fraaye kostumen (helft der XVIIe Eeuw). Een kleinen Henri-quatre had hij zich op zijn kin moeten veroorloven. De korte japon van Mevr. van Zant, die ons eene sympathieke Bosine gaf, was zeker nog een operette-herinnering. De pupil van den Spaanschen doctor draagt anders den damesrok van 1650; laatstelijk nog mademoiselle Vuillaume. De verdienstelijke Heer Albers is juist geen. geknipte Figaro. Audacieux etfluefis haast een. vereischte voor dezen, maar zijne natuurgave in aanmerking genomen, heeft de Heer Albers, ook in deze rol, wel voldaan. Het ongeaccentueerde, dat de Heer Schmier (Basilió) in zijn voordracht heeft, sprak zich ook uit in zijn grime. Wij zijn sterker geteekende Basilioos gewoon. Daarentegen moet men het zeker aan de geringe ondervinding van den Heer Orelio toeschrijven, dat hij zich zoo monsterlijk gegrimeerd had. De akteur, die voor den No taris" optrad, heeft zeker gemeend, dat hij een schoorsteenveger had voor te stellen. Maar dit zijn vlekjens, die het genot van het geheel maar weinig verstoren konden. Une séparation" van den smaakvollen Ernest Legouvéis eene ongemeene kompozitie. De Heer Delpierre heeft een jonge vrouw en een geliefden eonigen zoon; maar hij heeft be sloten tot eiken prijs rijk te worden, o. a. ook om dien zoon, zoo als hij zich voorstelt, geluk kig te maken. Hij wendt daartoe een misdadig middel aan. Een groot Heer, met name Zamofski, heeft in een poolsche samenzwering meegedaan. De helft van zijn verbeurd verklaard vermogen zal het loon zijn van hem, die hem in handen levert van de Russische Regeering. Hiertoe vindt Delpierre gelegenheid en doet het, in het grootste geheim. Mevr. Delpierre echter ontdekt het, en. is diep verontwaardigd. Al had haar man een moord gedaan, of ontrouw op ontrouw gepleegd, zij zou het hem vergeven hebben; maar deze laagheid?neen, zij verlaat hem. Voor den naar Siberiëvervoerden samenzweerder interesseert zich de Heer Clavel, die toevallig getuige is van een scène tusschen het echtpaar, waarbij de man de vrouw een klap geeft. Een vonnis van echt scheiding wordt uitgesproken. Tien jaren verloopen. Delpierre wil zich van bun zoon meester maken; maar de vrouw dreigt, dat ze, in dat geval, den zoon zal zoggen, wat de vader misdaan heeft. Intusscben heeft Claïel moeder en zoon steeds beschermd. De moeder wil tot geen prijs den braven jongen aan den slechten vader overlaten. Do zoon, die zijn vader voor braaf houdt, bemint ook hom vurig. In een badhotel leest een Heer de lijst der gasten, en den naam van Delpierre ontmoetende, zegt hij, dat hij dien booswicht, zoo hij hier was, de zaal uit zou gooyen. De zoon daagt daarop den vreemdeling uit; deze is de Graaf Zamofski, uit Siberiëontvlucht. Groote ontsteltenis bij den vader. Nu ontdekt ook Clavel, dat Delpicrre 't is, die zijn vriend in 't ongeluk gestort heeft. Ook voor den zoon ligt de schuld j des vaders bloot. Deze, door wroeging en angst j gekweld, verklaart afstand te doen van het on rechtvaardig geld, en wil afscheid nemen van vrouw en zoon. Do laatste valt hem toch nog aan do borst. Deljiierre bevoelt beiden aan Clavel, on loopt in vertwijfeling woch. Een schot valt. j Hy hooft zich van het leven beroofd. Op het wechloopen had do gordijn kunnen vallen. Het schot is wel wat melodramaticsch. Er komen fijngoschrcvon tooncclcn in hot stuk voor. Het munt l uit door eene aangename afwisseling en een harI moniesch plan. Het werd uitmuntend gespeeld. Do Heer L. i Bouwmeester heeft, van het begin tot het eind, | de hoofdrol door do afwisselende lotgevallen heen i meesterlijk ontwikkeld: met groote gematigdheid en niet minder diepte. De cdelo, ongelukkige Mevr. Delpierre vond in Mevr. Frenkel een waardige vertolkstcr. Do moeilijke rol van den zoon werd, met beminnelijken eenvoud, door den lieer de Jong vervuld. Onnoodig te zeggen, dat de lieer Morin, als Clarel. volkomen op zijn plaats was. i Van do kleinere rollen in hot stuk kweten zich do Dames (,'hr. Poolman, Van Sluytors on Lorj ! en do Hoeren Ising on Meynadier hoogst vol doende. Ook de jongejuffrouw Heilbron, die den zoon in zijn kindsheid voorstelde, verdient een j pluimtjeu. [ Ken geestige kleine komedie besloot den avond. Zij wordt bijna geheel afgespeeld tusschen de Hoeren Clous en Schulzc. Do laatste gaf ons l weer een goodigoii. beschaafden niais te genieten. i Do Hoer Clous heeft in hot laatste jaar ontzaglijk in gemak van bewegingen gewonnen. Do Heer Wensma was een hartelijke knecht. De drie Hoeren waren alle drie blond, wat te vermijden is. Mevr. Rössing had do welwillendheid om het kleine vrouwonrollctjon naar cisch te leveren. Als de Hertog van Meiningen in den schouw burg geweest was, zou hij gevraagd hebben, waarom wij, Hollanders, op klaarlichten dag uit de tooncclvonstors steeds in hot donker kijken. 21 Juni. A. Th. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. In liet voorgaande nummer hebben wij onzen lexors het een en ander medegedeeld over de Concerten dor Pliilhtii-iiionixc/ie Kapel onder de leiding van prof. Mannstadt in het Paleis voor Volksvlijt gegeven. Indien men rekening houdt met het seizoen, kan men bezwaarlijk klagen over bet bezoek, 't Was ons zelfs gegund onder die genen, welke thans actüdo próscnco" maakten, enkele:-! aantotrcit'en, wier tegenwoordigheid bij 'muzikale uitvoering in den afgeioopen winter zoo zeer gemist werd. liet afscbeidsconcert van Vrijdag schonk den bekwamen dirigent do gelegenheid als Solist op te treden. Beter begeleiding of samenspel dan bij orkest on solist werd opgemerkt, is haast niet denkbaar. Trouwens in do hoofdstad zijn we zoo weinig aan gocdo orkestbegeleiding gewoon, dat bet waarlijk eene bizondcre genieting werd eene artistieke eenheid waar to nomen als hier geboden word. Zou het te betreuren zijn, indien onze dirigen ten daardoor opgewekt werden om aan de voor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl