De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 10 juli pagina 5

10 juli 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. leider, maar een gemeenteraadslid streeft minder naar juistheid van redeneering, eerstens als hij een boer is en tweedens als het er om tedoenishow Tiot to do it. Zondag te 2 uur is de ty'd waarop de burgerluidjes en de boeren hun middagmaal gebruikt heb ben, de eersten zich gereed maken te gaan kuieren, de laatsten geregeld, niet in maar op bed gaan liggen, het oogenblik waarop de zich noemende fatsoenlijke lui op het punt zijn, allen, om bij elkaar visites te maken, zoodat niemand iemand thuis vindt, ieder bij ieder kaartjes met -een vouwtje er in, aan de meid afgeeft en thuis komende verzekert dat het een erg vervelende vertooning is, waarna hooge hoed, handschoenen en vrouwelijke zondagstooi voor een week opge borgen 'worden, tenzij er een intieme kennis in den loop der week jarig is, bij wie advokaat moet gedronken worden. Het was dan 2 uur in den namiddag op dien ?eersten zomersenen Zondag, toen ieder naar buiten vloog om te vernemen waar de brand was, aan gekondigd door dezelfde dorpsklok die aan de Teldwerkende boeren, op gewone dagen het mid'daguur kenbaar maakt, dezelfde klok, door den zelfden kreupelen schoenmaker op dezelfde wijs ,in beweging gebracht, doch met een toon zóó verschillend, dat elk terstond als ware het voelt: er is brand!" Vele vrouwen stormden het marktplein op, om na zich omgekeerd te hebben, zich te vergewissen, dat haar dak nog ongerept op de muren rustte. Jongens loopen rond, het woord brand" uit galmende, steeds op de tot hen gerichte vraag ?waar het vuur woedt, hun onwetenheid betuigende. Niemand weet waar het is. Bij het brandspuit huisje verzamelt zich een menigte werkvolk, niet zoo zeer om de spuit in orde te brengen, als wel om te genieten van het op handen zijnde gehaspel. Da brandmeester hoorde onder degenen die op bed lagen en nu hij in zijn hemdsmouwen bij de verzamelde kijkers komt, blijkt dat de sleutel van het spuithuisje nog in een kastje thuis is blijven liggen, een kastje op zijn slaapkamer, het laadje links zoodra je de onderdeurtjes open doet. Weigezinden vliegen naar 's mans woning, wél hebben zij dat kastje en nog een ander, ge heel leeg gescharreld, maar een sleutel was er niet; de man in de hemdsmouwen gaat nu zelf en komt terug na een kleine schermutseling met z\jn vrouw, die dacht het sleuteltje behoorde ?op enz., na eerst zijn Zondagsche jas en daarna zijn alledaagsche te hebben aangetrokken. Nu wordt het heiligdom ontsloten. Onder de aanwezigen bevinden zich slechts zes van de tien spuitgasten, die allen te gelijk de netjes, met regelmatige bochten opgehangen slangen aangrij pen, door n halen en zóó verwarren, dat ze «en kluw garen gelijken, een speelsche poes tenprooi. "Wie is aan de beurt om paarden voor het werktuig te leveren ? Ziedaar een niet weinig gewichtige vraag, want dewijl daar f 3.?beloo ning op staat, mag men niemand voorbij gaan die recht op dat voordeeltje heeft, te zoeter nu het Zondag is, en de timmerman-brandmeester wil zich liever niet aan onaangenaamheden, zelfs aan onuitbluschbare vete wagen. Iedereen schreeuwt een naam doch geen drie personen noemen denzelfden. Onderwyl heeft de stroom Zondagsche menschen zich als bij instinct Oostelijk op, buiten het dorp bewogen. Niemand noemde de plaats waar het vuur om zich heen greep, maar als door de on merkbare ingeving gedreven die een postduif de richting huiswaarts doet kiezen, sloeg men den goeden weg in. Al spoedig zag men de vlammen door het ge boomte schitterden, hetgeen aan elk kenbaar maakte, dat Duifjeshoef in brand stond. De stemming onder de wandelaars werd vroolyker, er werd zelfs gelachen om het geluk dat den eigenaar voortdurend bybleef, een man die in zaken steeds voorspoed ondervond, wiens talrijke kinderen zich onberispelijk gedroegen en zich een plaats in de wereld veroverden, die man moest nu een flinke assurantie-vergoeding ontvangen voor een cavaille, zóó oud en versleten dat hij vroeger reeds beslo ten had alles neer te halen. De boer was redelijk verzekerd, er was nog geen oogst binnengehaald en allen die tot zijn huis be hoorden waren gered, het vee was verbrand, de stumperts,maarhierovermaaktemenzichnietergmoeilijk, ze waren nu toch dood, het lijden van garnalen en kreeften was veel erger, verzekerde een juffrouw die waarschijnlijk wel de eersten, maar stellig nooit de laatsten gegeten had, niettegenstaande ze nu door sierlijke, maar blijkbaar zeer knellende uitmonstering en door tal van echt gouden ringen, zich het air trachtte aan te geven van nu twee standen hooger te staan dan van Maandag tot Zaterdagavond het geval was. Op de plaats des onheus was het werkelijk wel gezellig, de tegenwoordigheid der boerenfamilie, gezeten op een mesthoop, deed aan het huiselijke der omgeving weinig afbreuk, niettegenstaande de zware, flinke vrouw, als gevolg van den schrik en ook omdat het toch moeilijk anders kon, zat te schreien,, hetgeen haar niet mooier, noch fris?scher maakte. Zij was omgeven door een stoet belangstellende vrouwen, aan welke zij in vochtige termen kenbaar maakte, hoe het eigenlijk gebeurd was, hetgeen ten s'lotte bleek haar volkomen on bekend te zijn. Ik en menen baas, we waren op bed gaan liggen, nadat we den middag op hadden, de kinderen waren ook gaan slapen en we wisten van niks, van niks, zeg ik oe. Daar stoot onze Janes me in men ribbes en schreeuwt: moeder de boel staat in brand!" en de boel stong in brand. Jesses marante wa verschoot ik. Ikke der uit en enz., alles onderbroken door snikken en vegen met de hand in het gelaat. De boer zat te berekenen hoeveel hij voor de verbrande dieren kon krijgen en de jongste kinren kropen bij moeder saam, dood verschrikt en niet recht begrijpende wat er eigenlijk gebeurd was, de ouderen zich interressant voslende. De 15 jarige Janes vooral was het heertje, hij had het paard los gemaakt, een feit dat hij aan ieder een vertelde. De grondeigenaar was aanwezig, even als de heer burgemeester, de eerste zette een zeer be denkelijk gezicht, aan de omstanders trachtende wijs te maken dat hij er een leelijk hoopje geld op toe gaf. Een paar Indische dames die juist een neef uit Batavia, zoo kersversch gedebarkeerd, over had den, bekommerden zich weinig om het geval en zetten eenvoudig het gesprek voort dat het brandgeklep slechts even gestoord had, zoodat men Maleisch-Hollandsche woorden en het onvermijdehjk, maar in den regel zoo vriendelijk klinkend vraagwoord Ja?" tusschen de echt Noordbrabantsche woorden in hoorde. Een paar dronken jongens, hadden zich in een droge sloot neergezet en zaten elkaar de hel dendaden te vertellen die zij hadden kunnen doen, zonder dat de een evenwel eenige aandacht schonk aan hetgeen zijn makker voor wetenswaar dig aan den man trachtte te brengen. En het vuur woedde! Woning en stal waren reeds uitgebrand, het dak lag in een vuurgloed te midden der vier muren, een schuur was ge spaard gebleven, dewyl de wind den gloed er van afdreef. Het was onmogelijk het gebouw dichter dan op 20 meter te naderen, wilde men niet verschroeid worden. Iedereen was overtuigd dat er niets te doen viel dan rustig huiswaarts te keeren daar hetgeen te verbranden viel, vernield was, en er slechts diende gezorgd te worden dat met den aanwakkerenden wind het smeulende vuur bedwongen werd. De Spuit! Daar komt de Spuit" riepen alle kinderstemmen en ook werkelijk zag men_ejp|]t'; groot wit paard de kromming van den weg o"ïi£ slaan, in dien loggen, kameel-achtigen draf, aan boerenpaarden eigen, die niet gewoon zijn anders dan stapvoets te gaan. Het hooge voermans zadel waarop een burgerjongen zat te hotsen, versterkte den kameel-indruk. Hoe die jonge man het daarenboven uithield zonder zeeziek te worden, is tot heden voor aHe gewone men schen een raadsel. Het bleek weldra dat het witte beest een toestel op lage wielen voortsleepte, waarvan de assen niet op de maat van het ge wone karspoor waren gezet, zoodat het gevaarte door sprongen en voortdurende slingeringen, tel kens dreigde om te slaan, hetgeen voorkomen werd door de menigte jongens en mannen, die de dravende lijfwacht van de redmachine vormden. De burgemeester zette nog ernstiger gezicht dan daareven, hij gelastte aan den hijgenden tim merman, die zijn jas weer had uitgedaan, de spuit wat uit het. bereik van den gloed te brengen en vervolgens gebruik te maken van het water in den put, vlak- achter het brandende gebouw, ge lukkig boven den wind. Hierop ontstond een verwarring, die de verba zing wekte van den jongst gedebarkeerden Indischman, maar overigens als iets zeer gewoons door de inboorlingen werd aangemerkt, als een noodzakelijk nummer van het programma. Iedereen schreeuwde, iedereen gaf bevelen, nie mand gehoorzaamde, de timmerman zag zoo rood als een sociale vlag, de oogen puilden hem uit het hoofd, men gag dat hij schreeuwde, maar die stem uit al de anderen te onderkennen was on mogelijk. Men trok in verschillende richtingen aan de slangen, tot ze dreigden te scheuren. Eindelijk werd het aan eenigen onder de be drijvige menige duidelijk, dat de burgemeester verlangde een muur om te doen stooton, dienaar de verkeerde zijde dreigde te vallen. Als razende stormden eenigen met haken en boomen op het gebouw aan en trokken een muur om, helaas niet die welke bedoeld werd, ook niet in de gewenschte richting, want hij viel op den put, waar van de toegang thans onherroepelijk, voor heden althans, was afgesloten. Niettegenstaande men even hard bleef schreeu wen, bevelen en trekken, scheen iedereen als bij ingeving te begrijpen dat de spuit hare Schuldigkeit had gethan, dat de spuit kon gaan, hetgeen geschiedde onder gezang der manschappen, alsof ze hoogst voldaan waren over den verrichten ar beid, terwijl dezelfde jongeheer zijn hooge zit plaats had ingenomen op het hooge zadel boven groote paard. Niettegenstaande dit alles waren er pruttelaars die niet tevreden waren, pruttelaars die zelfs beweerden dat de brandweer een schande voor het dorp was! De burgemeester tartte elk dier overmoedigen, n gaatjo, het kleinste, in de slangen te vinden of iets flat haperde aan de pomp. Tot zijn. verbazing waren die oproerkraaiers hier niet mede tot zwijgen to brengen, en gloorde er iets als een nevelachtig bewustzijn in zijn brein dat de beste brandbluschmiddelen vruchteloos zijn als ze niet bediend worden, of zóó dat zij geen nut kunnen stichten, zooals bij don brand van Duifjeshoef toen de verwarring allen toegang tot water afsloot, en zonder water kon men met een brandspuit niets uitrichten, dat begreep hij. Er werd een commissie benoemd uit de raads leden om een behoorlijk brandreglement saam te stellen. Men had er wel een, een ouderwetsch in 4 kolommen op een groot geol geworden vol papier, maar dat was verouderd en was gebleken volkomen onbruikbaar te zijn bij gelegenheid dat een gecallangeerde zich voor den kantonrechter liet verdedigen, en Je advocaat na allerlei scherpe en valsche zetten tegen burgemeester en wet houders en tegen den raad, tot ontslag van rechtsvervolg5B&_,concludeerde, op grond dat de te ijve rige secretaris, het feit dat de brandweer-vctturdening heusch was afgekondigd, daaronder had vermeld, niet in de sacramenteele woorden bij de gemeentewet voorgeschreven, maar in den hom eigen, bloemrijken stijl die wel elks bewondering moest wekken, maar door de nuchtere wet ver oordeeld werd, terwijl de kantonrechter overeen komstig de conclusie van den advocaat den over treder ontsloeg. De commissie moest een nieuwe verordening maken. Ik geloof dat ze liever het kunststuk van De Ruyter had nagedaan. Zij schaften zich alle mogelijke verordeningen van naburige gemeenten aan en kwamen toen tot de overtuiging dat de gemeente voor de to bewijzen diensten zou moe ten betalen, en ziet dat was toch wat al te bar. Men besloot een advocaat in do stad te gaan raadplegen, hetgeen men deed met de oude hooge hoeden op, die een mode teekendcn van voor twintig jaren en men kwam doodolijk verschrikt terug, want de advocaat had iets gezegd van den Hoogon Raad die de gemeenteverordeningen allen onuitvoerbaar had verklaard a propos van sneeuw ballen die te Waalwijk gegooid waren. De burgemeester had eerst geoordeeld dat die beslissing den Raad uit den brand hielp, want dat men nu niet behoefde to doen daar niemand tot het onmogelijke gehouden is, maar bij nader inzien begrijp hij dat de inlichtingen der com missie de zaak nog duisterder maakten. Hij kwam op den verstandigen inval den raad voor te stellen een verordening door den advokaat te doen maken. Dit voorstel van burgemeester en wethouders zal behandeld worden in de eerste vergadering, waarschijnlijk over vier weken, bij welke gelegenheid ik voorzie dat een voorzichtige zal aanraden vooraf te vragen welken .peg», de advokaat bedingt, hetgeen zes a zeven weken, later aan den Raad word kenbaar gemaakt, hon derd tegen een dat de eisch te hoog zal geacht worden, althans te zwaar voor de gemeentekas, en dat de zaak verder blijft rusten. Inmiddels kan het dorp geheel afbranden^ Dit alles heeft geen plaats gehad, maar kon. ge schied zijn en die gebeurtenis zou misschien kun nen dienen om sommige besturen er aan te fierinneren dat een goede brandweer een goed ding is. Schaakspel. No. 80. DRIE. 2-ZETTIGE PROBLEMEN. WIT BE6INT. Eerste ZWART. Van GEO SLATER te Bolton. No. 80 bis van Geo Slater. 1ste prijs in het prijs in het tornooi van Nashville American. Tornooi van Sheffield Independent" Wit K. f2, D. g5, T. c3 en d4, R. a7, Pd-. d6 (7. Zwart K. e5, T. e6, R. e8, Pd. b4 en aö, pions d3, f5 en g6 (8. No» 80 ter van H. en E. Bettmann. 2den. prijs in het tornooi van Nashville American''. Wit K. f3, T. e2 en c3, R. g2 en h8, D> g8, Pd. c8 en c5 (.8. Zwart K. d5, D. e6, T. b6 en c6, Pd. h6 en hl, R. f4, P. b5, c7, d7 en g5. (11 stukke». No. 80 quater van F. Faverner te Bolton. 3den prijs in het Tornooi van Nashville American." Wit K. b7, Pd. c7 en e5, T. f3, R. h4, D. gl (6. Zwart K b4, Pd. a3, pions b3 en a5 (4 met K. b4. INGEZONDEN OPLOSSINGEN.. Juist is opgelost door Henri no. 78bis en 79ter; C. T. v. H. no. 78 met bis, ter en quater alsmede 79 met bis, ter en quater; C. C. W. M. 78 met bis, ter en quater, alsmede 79 met bis, ter en quater allen te Amsterdam. Dezelfde nummers 78 tot en met bis, ter quater zijn juist opgelost door H. J. den H.; Mei" en S. zonder 79) allen te Amsterdam. BRIEFWISSELING.. Henri en H. J. d. H. te A. Heden ontbreekt de tijd. Volgende week kunnen wij u beantwoor den. Inmiddels veel dank. 3 D. d3 f mat. 3 Pd. - d6 f mat. 3 Pd. d2 f mat. 3 e2 e4 t mat abcdefg h WIT. Wit speelt voor en geeft in twee zetten mat. (Wit 7 en Zwart 8 stukken met K. d6.) OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 78 van W. Jensen te Kopenhagen. l Wit 63 gl, zw. K. X d5 a) 2 D. d6 f, K. onv. a) Als boven, e7 X «15; b) 2 D. e5t,i'6 X e5; b) , R. X fó; c) 2 D. d6t,onversch ; c) , Pd. c6; 2 Pd. - d2t,K. X d5; Wij meenen ons tot het hoofdspel te kunnen bepalen, vermits men bij ander tegenspel van zwart in een der bovenvermelde varianten overgaat. No. 78bis van J. G. Campbell, l gl h2!, g5 g4; 2 e2 gl!, c4 d4; SbSX^fmat. Sterk misleidend door de groote eenvoudigheid : gl en e2 staan in den weg ! No. 78ter van B. M. Neill. l a8 g2üK. f6 d); 2 g2 hl!, onv.; 8 mat door D. h8 of al of hl c6 of e3 g4. d) l a8 g2! , K. d4; e) 2 e3 X g*i onv.; 3 g2 e4 of d5 X ^ f mat. e) Als boven, h3 f4 of gl f) 2 e3 X g* t, onv. ; 3 g2 b2 ot X f2 t mat. f) , f2?dl,d.3ofe4;2 g2 e4f, e5 f6; 3 e3 g4 j mat. Zeer mooi! No. 78quater van Frits Hoffmann: l d2 bl!, al X c2; 2 e3 g2, cl e2; onv.; 4 Pd of Raadsheer zet mat. (Niet moeilijk maar Aardig! 3 R. -^ Consultatiepart ij gespeeld in de Amsterdamsche Schaakclub den 13 Juni '87. Gecompr. Evans gambiet. Zwart. De Hoeren M. en F. d5 X d4 f3 e4 Wit. De Heeren D. v e2 e4 gl - f3 tl b2 c2 d2 O dl c4 bl cl a,3 al dl b3 fl c4 el c4 b4 c.' d4 O b3 e5 X X c3 - el d3 e4! c3 c5 c.r> X d5 F. en S. l 2 3 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 e5 c6 c5 e7 _ b8 f8 c5 X l>4 b4 .a5 e5 d4 d8 f6 d4 e4 X g(> dl cl 03 X g<5 göf5 f5 h3 el e7 e7 d7 a3 b2 O a5 f6 g e7 O c,3 (2 g8 _h8 f8 e8 g(5 h5 e7 - d5 d7 d(5 c6 X e5 b2 d7 h3 d6 d7 f.3 f6 f6 X d6 d7! d7 f7 f f4 - g-r> t 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 eS f3 f e4 h5 g6 f h7 X g6 c8 e6 eG X »2 a2 c7 o c5 e8 h7 e2 e8 cG d7 b8 h6 a5 h8 e8 e2 d5 c6 e8 h7 a7 h6 g5 abandonneert. X g2 - g3 (l Om de ontwikkeling van c8 te beletten. (2 Een miszet b7 b5 ware wellicht beter. HET SIGNAAL Ssemen had als jongen geleerd fluitjes te maken van wilgentakken. Hij haalde het binnenste uit den wilgentak, boorde, waar het noodig was, gaatjes erin, bevestigde aan het einde een mond stuk en maakte dit alles zoo kunstig, dat men op de fluit alles kon blazen wat men wilde. In zijn vrijen tijd maakte hij nu, toen hij baanwachter geworden was, cene groote hoeveelheid van die pijpjes, en zond ze naar een bekenden mars kramer om ze op de markt te verkoopen; hij kreeg er een a twee kopeken per stuk voor. Den derden dag na de inspectie liet Ssemen de taak om den trein van zes uur te ontvangen, aan zijne vrouw over; zelf nam hij een mes en ging door het bosch om stokjes te snijden. Zoo kwam hij tot aan het einde van zijn afdeeling. Daar maakte de spoorweg oen scherpen hoek: Ssemen daalde den spoorwegdijk af, en ging door het boschje naar het dal. Wel een halve werst van de spoorbaan verwijderd, lag een moeras, en dicht daarbij groeiden prachtige wilgen, die heerlijke stokjes voor zijne pijpjes konden leveren. Hij sneed een grooten bundel stokken af, en ging naar huis. Zoo dwaalde hij door het boschje. De zon stond laag aan den horizon. Doodsche stilte heerschte in het rond; men hoorde alleen het getjilp der vogels en onder de voeten de dorre takjes kraken. Ssemen ging zoo een goed eindweegs verder; spoedig was hij naast de spoorbaan. Plotseling scheen het hem, alsof er nog een geluid hoorbaar was. alsof er ijzer tegen ijzer klonk. Ssemen liep vlugger voort. Wat kan dat beduiden?" dacht hij. Hij trad uit den zoom van het boschje. Voor hem verrees de spoorwegdijk. Plotseling ziet hij boven aan den dijk een man, nedergohurkt, die ijverig met iets bezig was. Ssemen klom omhoog, zachtjes naar hem toe; hij dacht, dat de man schroeven wilde stelen. Toon hij er naar keek, was de man opge staan; in do handen droeg hij een koevoet. Hij schoof dezen onder de rail, n ruk en de rail was op zijde geschoven. Het werd Ssemen zwart voor de oogen, hij wilde schreeuwen, hjj kon niet! Hij herkende Wassili en liep op hem_ toe, deze echter rende met koevoet en schroefsleutel hals over kop van den spoorwegdijk naar beneden. Wassili Stephanowitch, vadertje, mijn duifje, keer terug, geef den schroefsleutel hier, laat ons samen den rail op zijn plaats leggen, geen mensch zal ervan weten'. Keer terug, red uwe ziel van het verderf!" Maar Wassili keerde niet terug, hij verdween in het kreupelhout. Ssemen stond voor den verschoven rail. Z\jne stokken waren hem uit de hand gevallen. Binnen kort moest er een trein passeeren geen goede rentrein een passagierstrein! Waarmede hem tegenhouden; hij had immers niets bij zich, geen vlag! De rail op zijne plaats te schuiven is onmo gelijk; men kan met de hand geen schroeven inslaan. Hij moet trachten, zijn wachtershuisje te bereiken, om iets bij de hand te hebben. O Heer, help!! Ssemen loopt op het huisje toe; hij h\jgt maar loopt verder, hij voelt, dat weldra de krachter hem zullen begeven. Hij moet vallen. Zoo loopt hij uit het kreupelhout; het is zeker nog we tweehonderd meters, meer kan het niet verschillen daar daar hoort hij het fluitje der fabriek. Het is zes uur! Twee minuten over zessen moei de trein passceren! Heer, erbarm u over de on schuldige zielen ! smeekt hij. Ssemen ziet reeds il den geest de locomotief met het linker rad di j verschoven rail vatten, zij wankelt, valt ter zijde l scheurt de leggers op, versplintert ze in kleim l stukjes, buigt het ijzer, ??hij ziet den trein vai den dijk, 100 voet hoog, naar beneden storten... | de wagons derde klasse zijn opgepropt vol, _ kinderen, kleine kinderen! ... De arme kleine: zitten nog argeloos, zonder voorgevoel van het na derend onheil, in den trein. O Heer, wijs mij de. waren weg! bidt hij. Neen neen, naar het wacb tershuisje en terug naar de plaats des onheus t loopen, daartoe is de tijd te kort Ssemen liep niet meer verder naar het huisje

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl