Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
leider, maar een gemeenteraadslid streeft minder
naar juistheid van redeneering, eerstens als hij een
boer is en tweedens als het er om tedoenishow
Tiot to do it.
Zondag te 2 uur is de ty'd waarop de
burgerluidjes en de boeren hun middagmaal gebruikt heb
ben, de eersten zich gereed maken te gaan
kuieren, de laatsten geregeld, niet in maar op
bed gaan liggen, het oogenblik waarop de zich
noemende fatsoenlijke lui op het punt zijn, allen,
om bij elkaar visites te maken, zoodat niemand
iemand thuis vindt, ieder bij ieder kaartjes met
-een vouwtje er in, aan de meid afgeeft en thuis
komende verzekert dat het een erg vervelende
vertooning is, waarna hooge hoed, handschoenen
en vrouwelijke zondagstooi voor een week opge
borgen 'worden, tenzij er een intieme kennis in
den loop der week jarig is, bij wie advokaat
moet gedronken worden.
Het was dan 2 uur in den namiddag op dien
?eersten zomersenen Zondag, toen ieder naar buiten
vloog om te vernemen waar de brand was, aan
gekondigd door dezelfde dorpsklok die aan de
Teldwerkende boeren, op gewone dagen het
mid'daguur kenbaar maakt, dezelfde klok, door den
zelfden kreupelen schoenmaker op dezelfde wijs
,in beweging gebracht, doch met een toon zóó
verschillend, dat elk terstond als ware het voelt:
er is brand!"
Vele vrouwen stormden het marktplein op, om
na zich omgekeerd te hebben, zich te vergewissen,
dat haar dak nog ongerept op de muren rustte.
Jongens loopen rond, het woord brand" uit
galmende, steeds op de tot hen gerichte vraag
?waar het vuur woedt, hun onwetenheid betuigende.
Niemand weet waar het is. Bij het brandspuit
huisje verzamelt zich een menigte werkvolk, niet
zoo zeer om de spuit in orde te brengen, als wel
om te genieten van het op handen zijnde
gehaspel. Da brandmeester hoorde onder degenen
die op bed lagen en nu hij in zijn hemdsmouwen
bij de verzamelde kijkers komt, blijkt dat de
sleutel van het spuithuisje nog in een kastje thuis
is blijven liggen, een kastje op zijn slaapkamer,
het laadje links zoodra je de onderdeurtjes open
doet. Weigezinden vliegen naar 's mans woning,
wél hebben zij dat kastje en nog een ander, ge
heel leeg gescharreld, maar een sleutel was er
niet; de man in de hemdsmouwen gaat nu zelf
en komt terug na een kleine schermutseling met
z\jn vrouw, die dacht het sleuteltje behoorde
?op enz., na eerst zijn Zondagsche jas en
daarna zijn alledaagsche te hebben aangetrokken.
Nu wordt het heiligdom ontsloten. Onder de
aanwezigen bevinden zich slechts zes van de tien
spuitgasten, die allen te gelijk de netjes, met
regelmatige bochten opgehangen slangen aangrij
pen, door n halen en zóó verwarren, dat ze
«en kluw garen gelijken, een speelsche poes tenprooi.
"Wie is aan de beurt om paarden voor het
werktuig te leveren ? Ziedaar een niet weinig
gewichtige vraag, want dewijl daar f 3.?beloo
ning op staat, mag men niemand voorbij gaan
die recht op dat voordeeltje heeft, te zoeter nu
het Zondag is, en de timmerman-brandmeester
wil zich liever niet aan onaangenaamheden, zelfs
aan onuitbluschbare vete wagen.
Iedereen schreeuwt een naam doch geen drie
personen noemen denzelfden.
Onderwyl heeft de stroom Zondagsche menschen
zich als bij instinct Oostelijk op, buiten het dorp
bewogen. Niemand noemde de plaats waar het
vuur om zich heen greep, maar als door de on
merkbare ingeving gedreven die een postduif de
richting huiswaarts doet kiezen, sloeg men den
goeden weg in.
Al spoedig zag men de vlammen door het ge
boomte schitterden, hetgeen aan elk kenbaar
maakte, dat Duifjeshoef in brand stond. De
stemming onder de wandelaars werd vroolyker, er
werd zelfs gelachen om het geluk dat den eigenaar
voortdurend bybleef, een man die in zaken steeds
voorspoed ondervond, wiens talrijke kinderen zich
onberispelijk gedroegen en zich een plaats in de
wereld veroverden, die man moest nu een flinke
assurantie-vergoeding ontvangen voor een cavaille,
zóó oud en versleten dat hij vroeger reeds beslo
ten had alles neer te halen.
De boer was redelijk verzekerd, er was nog geen
oogst binnengehaald en allen die tot zijn huis be
hoorden waren gered, het vee was verbrand, de
stumperts,maarhierovermaaktemenzichnietergmoeilijk,
ze waren nu toch dood, het lijden van garnalen en
kreeften was veel erger, verzekerde een juffrouw
die waarschijnlijk wel de eersten, maar stellig
nooit de laatsten gegeten had, niettegenstaande
ze nu door sierlijke, maar blijkbaar zeer knellende
uitmonstering en door tal van echt gouden ringen,
zich het air trachtte aan te geven van nu twee
standen hooger te staan dan van Maandag tot
Zaterdagavond het geval was.
Op de plaats des onheus was het werkelijk wel
gezellig, de tegenwoordigheid der boerenfamilie,
gezeten op een mesthoop, deed aan het huiselijke
der omgeving weinig afbreuk, niettegenstaande
de zware, flinke vrouw, als gevolg van den schrik
en ook omdat het toch moeilijk anders kon, zat
te schreien,, hetgeen haar niet mooier, noch
fris?scher maakte. Zij was omgeven door een stoet
belangstellende vrouwen, aan welke zij in vochtige
termen kenbaar maakte, hoe het eigenlijk gebeurd
was, hetgeen ten s'lotte bleek haar volkomen on
bekend te zijn. Ik en menen baas, we waren op
bed gaan liggen, nadat we den middag op hadden,
de kinderen waren ook gaan slapen en we wisten
van niks, van niks, zeg ik oe. Daar stoot onze
Janes me in men ribbes en schreeuwt: moeder
de boel staat in brand!" en de boel stong in
brand. Jesses marante wa verschoot ik. Ikke der
uit en enz., alles onderbroken door snikken
en vegen met de hand in het gelaat.
De boer zat te berekenen hoeveel hij voor de
verbrande dieren kon krijgen en de jongste
kinren kropen bij moeder saam, dood verschrikt en
niet recht begrijpende wat er eigenlijk gebeurd
was, de ouderen zich interressant voslende. De
15 jarige Janes vooral was het heertje, hij had
het paard los gemaakt, een feit dat hij aan ieder
een vertelde.
De grondeigenaar was aanwezig, even als de
heer burgemeester, de eerste zette een zeer be
denkelijk gezicht, aan de omstanders trachtende
wijs te maken dat hij er een leelijk hoopje geld
op toe gaf.
Een paar Indische dames die juist een neef uit
Batavia, zoo kersversch gedebarkeerd, over had
den, bekommerden zich weinig om het geval en
zetten eenvoudig het gesprek voort dat het
brandgeklep slechts even gestoord had, zoodat men
Maleisch-Hollandsche woorden en het
onvermijdehjk, maar in den regel zoo vriendelijk klinkend
vraagwoord Ja?" tusschen de echt
Noordbrabantsche woorden in hoorde.
Een paar dronken jongens, hadden zich in een
droge sloot neergezet en zaten elkaar de hel
dendaden te vertellen die zij hadden kunnen
doen, zonder dat de een evenwel eenige aandacht
schonk aan hetgeen zijn makker voor wetenswaar
dig aan den man trachtte te brengen.
En het vuur woedde! Woning en stal waren
reeds uitgebrand, het dak lag in een vuurgloed
te midden der vier muren, een schuur was ge
spaard gebleven, dewyl de wind den gloed er van
afdreef. Het was onmogelijk het gebouw dichter
dan op 20 meter te naderen, wilde men niet
verschroeid worden. Iedereen was overtuigd dat
er niets te doen viel dan rustig huiswaarts te
keeren daar hetgeen te verbranden viel, vernield
was, en er slechts diende gezorgd te worden dat
met den aanwakkerenden wind het smeulende
vuur bedwongen werd.
De Spuit! Daar komt de Spuit" riepen alle
kinderstemmen en ook werkelijk zag men_ejp|]t';
groot wit paard de kromming van den weg o"ïi£
slaan, in dien loggen, kameel-achtigen draf, aan
boerenpaarden eigen, die niet gewoon zijn anders
dan stapvoets te gaan. Het hooge voermans
zadel waarop een burgerjongen zat te hotsen,
versterkte den kameel-indruk. Hoe die jonge
man het daarenboven uithield zonder zeeziek
te worden, is tot heden voor aHe gewone men
schen een raadsel. Het bleek weldra dat het
witte beest een toestel op lage wielen voortsleepte,
waarvan de assen niet op de maat van het ge
wone karspoor waren gezet, zoodat het gevaarte
door sprongen en voortdurende slingeringen, tel
kens dreigde om te slaan, hetgeen voorkomen
werd door de menigte jongens en mannen, die de
dravende lijfwacht van de redmachine vormden.
De burgemeester zette nog ernstiger gezicht
dan daareven, hij gelastte aan den hijgenden tim
merman, die zijn jas weer had uitgedaan, de spuit
wat uit het. bereik van den gloed te brengen en
vervolgens gebruik te maken van het water in
den put, vlak- achter het brandende gebouw, ge
lukkig boven den wind.
Hierop ontstond een verwarring, die de verba
zing wekte van den jongst gedebarkeerden
Indischman, maar overigens als iets zeer gewoons
door de inboorlingen werd aangemerkt, als een
noodzakelijk nummer van het programma.
Iedereen schreeuwde, iedereen gaf bevelen, nie
mand gehoorzaamde, de timmerman zag zoo rood
als een sociale vlag, de oogen puilden hem uit
het hoofd, men gag dat hij schreeuwde, maar die
stem uit al de anderen te onderkennen was on
mogelijk. Men trok in verschillende richtingen
aan de slangen, tot ze dreigden te scheuren.
Eindelijk werd het aan eenigen onder de be
drijvige menige duidelijk, dat de burgemeester
verlangde een muur om te doen stooton, dienaar
de verkeerde zijde dreigde te vallen. Als razende
stormden eenigen met haken en boomen op het
gebouw aan en trokken een muur om, helaas
niet die welke bedoeld werd, ook niet in de
gewenschte richting, want hij viel op den put, waar
van de toegang thans onherroepelijk, voor heden
althans, was afgesloten.
Niettegenstaande men even hard bleef schreeu
wen, bevelen en trekken, scheen iedereen als bij
ingeving te begrijpen dat de spuit hare
Schuldigkeit had gethan, dat de spuit kon gaan, hetgeen
geschiedde onder gezang der manschappen, alsof
ze hoogst voldaan waren over den verrichten ar
beid, terwijl dezelfde jongeheer zijn hooge zit
plaats had ingenomen op het hooge zadel boven
groote paard.
Niettegenstaande dit alles waren er pruttelaars
die niet tevreden waren, pruttelaars die zelfs
beweerden dat de brandweer een schande voor
het dorp was! De burgemeester tartte elk dier
overmoedigen, n gaatjo, het kleinste, in de
slangen te vinden of iets flat haperde aan de
pomp. Tot zijn. verbazing waren die oproerkraaiers
hier niet mede tot zwijgen to brengen, en gloorde
er iets als een nevelachtig bewustzijn in zijn brein
dat de beste brandbluschmiddelen vruchteloos zijn
als ze niet bediend worden, of zóó dat zij geen
nut kunnen stichten, zooals bij don brand van
Duifjeshoef toen de verwarring allen toegang tot
water afsloot, en zonder water kon men met een
brandspuit niets uitrichten, dat begreep hij.
Er werd een commissie benoemd uit de raads
leden om een behoorlijk brandreglement saam te
stellen. Men had er wel een, een ouderwetsch in
4 kolommen op een groot geol geworden vol
papier, maar dat was verouderd en was gebleken
volkomen onbruikbaar te zijn bij gelegenheid dat
een gecallangeerde zich voor den kantonrechter
liet verdedigen, en Je advocaat na allerlei scherpe
en valsche zetten tegen burgemeester en wet
houders en tegen den raad, tot ontslag van
rechtsvervolg5B&_,concludeerde, op grond dat de te ijve
rige secretaris, het feit dat de
brandweer-vctturdening heusch was afgekondigd, daaronder had
vermeld, niet in de sacramenteele woorden bij de
gemeentewet voorgeschreven, maar in den hom
eigen, bloemrijken stijl die wel elks bewondering
moest wekken, maar door de nuchtere wet ver
oordeeld werd, terwijl de kantonrechter overeen
komstig de conclusie van den advocaat den over
treder ontsloeg.
De commissie moest een nieuwe verordening
maken. Ik geloof dat ze liever het kunststuk van
De Ruyter had nagedaan. Zij schaften zich alle
mogelijke verordeningen van naburige gemeenten
aan en kwamen toen tot de overtuiging dat de
gemeente voor de to bewijzen diensten zou moe
ten betalen, en ziet dat was toch wat al te bar.
Men besloot een advocaat in do stad te gaan
raadplegen, hetgeen men deed met de oude hooge
hoeden op, die een mode teekendcn van voor
twintig jaren en men kwam doodolijk verschrikt
terug, want de advocaat had iets gezegd van den
Hoogon Raad die de gemeenteverordeningen allen
onuitvoerbaar had verklaard a propos van sneeuw
ballen die te Waalwijk gegooid waren.
De burgemeester had eerst geoordeeld dat die
beslissing den Raad uit den brand hielp, want
dat men nu niet behoefde to doen daar niemand
tot het onmogelijke gehouden is, maar bij nader
inzien begrijp hij dat de inlichtingen der com
missie de zaak nog duisterder maakten. Hij
kwam op den verstandigen inval den raad voor
te stellen een verordening door den advokaat te
doen maken. Dit voorstel van burgemeester en
wethouders zal behandeld worden in de eerste
vergadering, waarschijnlijk over vier weken, bij
welke gelegenheid ik voorzie dat een voorzichtige
zal aanraden vooraf te vragen welken .peg», de
advokaat bedingt, hetgeen zes a zeven weken,
later aan den Raad word kenbaar gemaakt, hon
derd tegen een dat de eisch te hoog zal geacht
worden, althans te zwaar voor de gemeentekas,
en dat de zaak verder blijft rusten.
Inmiddels kan het dorp geheel afbranden^
Dit alles heeft geen plaats gehad, maar kon. ge
schied zijn en die gebeurtenis zou misschien kun
nen dienen om sommige besturen er aan te
fierinneren dat een goede brandweer een goed ding is.
Schaakspel.
No. 80.
DRIE. 2-ZETTIGE PROBLEMEN. WIT BE6INT.
Eerste
ZWART.
Van GEO SLATER te Bolton. No. 80 bis van Geo Slater. 1ste prijs in het
prijs in het tornooi van Nashville American. Tornooi van Sheffield Independent"
Wit K. f2, D. g5, T. c3 en d4, R. a7, Pd-. d6 (7.
Zwart K. e5, T. e6, R. e8, Pd. b4 en aö, pions
d3, f5 en g6 (8.
No» 80 ter van H. en E. Bettmann. 2den. prijs in
het tornooi van Nashville American''.
Wit K. f3, T. e2 en c3, R. g2 en h8, D> g8,
Pd. c8 en c5 (.8.
Zwart K. d5, D. e6, T. b6 en c6, Pd. h6 en hl,
R. f4, P. b5, c7, d7 en g5. (11 stukke».
No. 80 quater van F. Faverner te Bolton.
3den prijs in het Tornooi van Nashville American."
Wit K. b7, Pd. c7 en e5, T. f3, R. h4, D. gl (6.
Zwart K b4, Pd. a3, pions b3 en a5 (4 met K. b4.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN..
Juist is opgelost door Henri no. 78bis en 79ter;
C. T. v. H. no. 78 met bis, ter en quater alsmede
79 met bis, ter en quater; C. C. W. M. 78 met
bis, ter en quater, alsmede 79 met bis, ter en
quater allen te Amsterdam. Dezelfde nummers
78 tot en met bis, ter quater zijn juist opgelost
door H. J. den H.; Mei" en S. zonder 79)
allen te Amsterdam.
BRIEFWISSELING..
Henri en H. J. d. H. te A. Heden ontbreekt
de tijd. Volgende week kunnen wij u beantwoor
den. Inmiddels veel dank.
3 D. d3 f mat.
3 Pd. - d6 f mat.
3 Pd. d2 f mat.
3 e2 e4 t mat
abcdefg h
WIT.
Wit speelt voor en geeft in twee zetten mat.
(Wit 7 en Zwart 8 stukken met K. d6.)
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 78
van W. Jensen te Kopenhagen.
l Wit 63 gl, zw. K. X d5 a) 2 D. d6 f, K. onv.
a) Als boven, e7 X «15; b) 2 D. e5t,i'6 X e5;
b) , R. X fó; c) 2 D. d6t,onversch ;
c) , Pd. c6; 2 Pd. - d2t,K. X d5;
Wij meenen ons tot het hoofdspel te kunnen bepalen, vermits men bij ander tegenspel van zwart
in een der bovenvermelde varianten overgaat.
No. 78bis van J. G. Campbell, l gl h2!, g5 g4; 2 e2 gl!, c4 d4; SbSX^fmat.
Sterk misleidend door de groote eenvoudigheid : gl en e2 staan in den weg !
No. 78ter van B. M. Neill. l a8 g2üK. f6 d); 2 g2 hl!, onv.; 8 mat door D.
h8 of al of hl c6 of e3 g4.
d) l a8 g2! , K. d4; e) 2 e3 X g*i onv.; 3 g2 e4 of d5 X ^ f mat.
e) Als boven, h3 f4 of gl f) 2 e3 X g* t, onv. ; 3 g2 b2 ot X f2 t mat.
f) , f2?dl,d.3ofe4;2 g2 e4f, e5 f6; 3 e3 g4 j mat. Zeer mooi!
No. 78quater van Frits Hoffmann: l d2 bl!, al X c2; 2 e3 g2, cl e2;
onv.; 4 Pd of Raadsheer zet mat. (Niet moeilijk maar Aardig!
3 R. -^
Consultatiepart ij gespeeld in de
Amsterdamsche Schaakclub den 13 Juni '87.
Gecompr. Evans gambiet.
Zwart.
De Hoeren M. en F.
d5
X
d4
f3
e4
Wit.
De Heeren D. v
e2 e4
gl - f3
tl
b2
c2
d2
O
dl
c4
bl
cl a,3
al dl
b3
fl
c4
el
c4
b4
c.'
d4
O
b3
e5
X
X c3
- el
d3
e4!
c3
c5
c.r>
X d5
F. en S.
l
2
3
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
e5
c6
c5
e7 _
b8
f8
c5 X l>4
b4 .a5
e5
d4
d8
f6
d4
e4 X g(>
dl cl
03 X g<5
göf5
f5 h3
el e7
e7 d7
a3 b2
O
a5
f6
g
e7
O
c,3 (2
g8 _h8
f8 e8
g(5 h5
e7 - d5
d7 d(5
c6 X e5
b2
d7
h3
d6
d7
f.3
f6
f6
X d6
d7!
d7
f7 f
f4
- g-r> t
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
eS
f3 f
e4
h5 g6 f
h7 X g6
c8 e6
eG X »2
a2
c7
o
c5
e8
h7
e2
e8
cG
d7
b8
h6
a5
h8
e8
e2
d5
c6
e8
h7
a7
h6 g5
abandonneert.
X
g2 - g3
(l Om de ontwikkeling van c8 te beletten.
(2 Een miszet b7 b5 ware wellicht beter.
HET SIGNAAL
Ssemen had als jongen geleerd fluitjes te maken
van wilgentakken. Hij haalde het binnenste uit
den wilgentak, boorde, waar het noodig was,
gaatjes erin, bevestigde aan het einde een mond
stuk en maakte dit alles zoo kunstig, dat men
op de fluit alles kon blazen wat men wilde. In
zijn vrijen tijd maakte hij nu, toen hij
baanwachter geworden was, cene groote hoeveelheid van
die pijpjes, en zond ze naar een bekenden mars
kramer om ze op de markt te verkoopen; hij
kreeg er een a twee kopeken per stuk voor.
Den derden dag na de inspectie liet Ssemen
de taak om den trein van zes uur te ontvangen,
aan zijne vrouw over; zelf nam hij een mes en
ging door het bosch om stokjes te snijden. Zoo
kwam hij tot aan het einde van zijn afdeeling.
Daar maakte de spoorweg oen scherpen hoek:
Ssemen daalde den spoorwegdijk af, en ging door
het boschje naar het dal. Wel een halve werst
van de spoorbaan verwijderd, lag een moeras,
en dicht daarbij groeiden prachtige wilgen, die
heerlijke stokjes voor zijne pijpjes konden leveren.
Hij sneed een grooten bundel stokken af, en ging
naar huis. Zoo dwaalde hij door het boschje. De zon
stond laag aan den horizon. Doodsche stilte heerschte
in het rond; men hoorde alleen het getjilp der
vogels en onder de voeten de dorre takjes kraken.
Ssemen ging zoo een goed eindweegs verder;
spoedig was hij naast de spoorbaan. Plotseling
scheen het hem, alsof er nog een geluid hoorbaar
was. alsof er ijzer tegen ijzer klonk. Ssemen liep
vlugger voort.
Wat kan dat beduiden?" dacht hij. Hij trad
uit den zoom van het boschje. Voor hem verrees
de spoorwegdijk. Plotseling ziet hij boven aan den
dijk een man, nedergohurkt, die ijverig met iets
bezig was. Ssemen klom omhoog, zachtjes naar
hem toe; hij dacht, dat de man schroeven wilde
stelen. Toon hij er naar keek, was de man opge
staan; in do handen droeg hij een koevoet. Hij
schoof dezen onder de rail, n ruk en de
rail was op zijde geschoven. Het werd Ssemen
zwart voor de oogen, hij wilde schreeuwen, hjj
kon niet! Hij herkende Wassili en liep op hem_
toe, deze echter rende met koevoet en
schroefsleutel hals over kop van den spoorwegdijk naar
beneden.
Wassili Stephanowitch, vadertje, mijn duifje,
keer terug, geef den schroefsleutel hier, laat ons
samen den rail op zijn plaats leggen, geen mensch
zal ervan weten'. Keer terug, red uwe ziel van
het verderf!" Maar Wassili keerde niet terug,
hij verdween in het kreupelhout.
Ssemen stond voor den verschoven rail. Z\jne
stokken waren hem uit de hand gevallen. Binnen
kort moest er een trein passeeren geen goede
rentrein een passagierstrein! Waarmede hem
tegenhouden; hij had immers niets bij zich, geen
vlag! De rail op zijne plaats te schuiven is onmo
gelijk; men kan met de hand geen schroeven
inslaan. Hij moet trachten, zijn wachtershuisje te
bereiken, om iets bij de hand te hebben. O Heer,
help!! Ssemen loopt op het huisje toe; hij h\jgt
maar loopt verder, hij voelt, dat weldra de krachter
hem zullen begeven. Hij moet vallen. Zoo loopt
hij uit het kreupelhout; het is zeker nog we
tweehonderd meters, meer kan het niet verschillen
daar daar hoort hij het fluitje der fabriek.
Het is zes uur! Twee minuten over zessen moei
de trein passceren! Heer, erbarm u over de on
schuldige zielen ! smeekt hij. Ssemen ziet reeds il
den geest de locomotief met het linker rad di
j verschoven rail vatten, zij wankelt, valt ter zijde
l scheurt de leggers op, versplintert ze in kleim
l stukjes, buigt het ijzer, ??hij ziet den trein vai
den dijk, 100 voet hoog, naar beneden storten...
| de wagons derde klasse zijn opgepropt vol, _
kinderen, kleine kinderen! ... De arme kleine:
zitten nog argeloos, zonder voorgevoel van het na
derend onheil, in den trein. O Heer, wijs mij de.
waren weg! bidt hij. Neen neen, naar het wacb
tershuisje en terug naar de plaats des onheus t
loopen, daartoe is de tijd te kort
Ssemen liep niet meer verder naar het huisje