Historisch Archief 1877-1940
?"*?
No< 526
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
lariteit verspeelt dient heen te gaan,... Nu zie
ik al aan uw gezicht, dat ge denkt: Pasquino
wil den burgemeester weg hebben. Geen haar
op myn hoofd dat er aan denkt. De
ondergeteekende mag den burgemeester gaarne lijden, al
dineert hg nooit met hem in gezelschap van
vorstelijke personages en hooge diplomaten; ik
vind d«n burgemeester niet alleen een beminne
lijk man. maar ook een gentleman, een man op
wiens vriendschap ik trotsch zou zijn, -want alles
wat ik van hem weet, getuigt van een
schranderen geest en een nobel gemoed. Het eenige wat
ik tegen hem heb, is dat hij door zijn gladde
welsprekendheid minder gladde raadsleden wel
eens medesleept, waar 't misschien beter was dat
ze zich niet lieten medesiepen. Maar dit is toch
eigenlijk de schuld van die raadsleden; en dat
we zulke raadsleden hebben, is weer de schuld
van de kiezers; en dat de kiezers hen gekozen
hebben, is weer de schuld van onze voortreffelijke
kiesvereenigingen.
' Keen, ik wil den burgemeester niet weg heb
ben, maar de kiesvereenigingen, zooals die van
Handel en Nijverheid, zouden dat willen, even
goed als ze de wethouders willen opruimen.
Ja, dat zijn mooi3 dingen, die kiesvereenigingen.
Ik weet niet hoe het op andere plaatsen met die
nuttige instellingen geschapen staat, maar hier
zijn ze modellen van. onpartijdigheid, eerlijkheid,
gemoedelijkheid, kortom van alles wat maar mooi
is op politiek gebied. Ala ik geen lid van een
kiesvereeniging ben, dan is het waarschijnlijk
alleen omdat ze mij op het punt van onpartij
digheid enzoovoort niet voor vol aanzien.
Nu zegt men wel, dat die campagne tegen
burgemeester en wethouders voornamelijk is
ontBtaan uit een zekere badhuis- of Kurhaus-quaestie,
en dan zou eigenlijk n persoon de man zijn die
den boel in beweging had gebracht; maar er
wordt zooveel gezegd, en ik denk te goed over
kiesvereenigingen in 't algemeen, de Haagsche in
't bijzonder en Handel en Nijverheid"
allerbijzonderst, om te kunnen gelooven dat iemand die
een persoonlijke quaestie met het gemeentebestuur
heeft gehad, die zal gaan overbrengen op't gebied
der verkiezingen. Neen daartoe leenen zich geen
kiesvereenigingen; daartoe zijn ze te onpartijdig,
enzoovoort.
Maar hoe 't zij, als nu de gemeente genoeg
bewerkt is om den burgemeester met zachten
dwang te nopen weg te gaan. of dat hij, als een
natuurlijk gevolg zijner onverdiende impopulari
teit, eens niet herbenoemd werd, dan moet den
Haag een anderen burgemeester te hebben, en
dit is nu eigenlijk do zaak waar ik op neer
wenscht te komen. Waar dien te vinden? Lief
hebbers genoeg, maar evenmin als alle hout
timmerhout is, kan men van eiken liefhebber zeggen
dat hij een geschikt burgemeester voor den Haag
zou zijn. Ik weet wel iemand, die er als 't ware
voor geknipt is, maar ik durf hem bijna niet
noemen; ge zoudt me wel eens van ijdelheid
kunnon verdenken; misschten wel van egoïsme,
en dat zou me erg spijten; want wezenlijk ik
ben noch ijdel noch zelfzuchtig en daarom alleen
zou ik zoo goed voor burgemeester zijn.
Wat betreft mijn liefde voor de Haagsche bur
gerij, mijn juist inzicht in de gemeentebelangen
en wat er al zoo meer toe behoort om een
modelburgemeester te zijn, daarvan zwijg ik liefst, uit
nederigheid. Iedereen kent me; het eenige wat ik
tegen me heb, is dat ik geen lid van een kies
vereeniging ben, maar dat kan ik spoedig worden
als ze mij ook maar eerst leeren kennen, doch
daar schijnen ze tot nog toe geen moeite voor te
doen. Nu, ge hebt begrepen wien ik als candidaat
wensen te stellen, voor 't geval we hier een bur
germeesters-vacature mochten krijgen. Ik zou,
als hoofd der vorstelijke gemeente, dadelijk de
afgeschafte kermis in feitelijke herinnering bren
gen, door in de kermisweek alle orgeldraaiers uit
het heele land naar hier te trekken, wat heel
gemakkelijk zou gaan; met poffertjes- en
wafelkramen zou ik 't zelfde doen, wat ook weinig
moeite zou kosten; ik gaf alle koffiehuizen en
kroegen permissie om gedurende die week dag en
nacht open te blijven; ik verleende verlof aan alle
schouwburg- en concertzalen alsmede aan 't Ge
bouw om 7 X 24 uren onafgebroken voorstellin
gen te geven. Als ik dan niet dadelijk populair
was, weet ik 't niet. Wat ik verder zou doen om
den Haag met zijn bewoners tevreden, vergenoegd
en gelukkig te maken, kan ik u op 't oogenblik
niet zeggen, omdat me de plaatsrnimte er niet
voor gegeven is; maar uit hetgeen ik zooeven
heb opgenoemd, zult ge 't wel tenaastenbjj kun
nen gissen.
Voorloopig hebben de heeren opposanten eenige
satisfactie: n wethouder is er uitgeknikkerd, de
twee andere en nog een raadslid komen in her
stemming; als die heeren donzelfden weg opgaan,
komt .onze burgemeester in een moeilijk parket,
zou ik denken. Enfin, ik hoop dat hij blijft,
want in zijn plaats komen, doe ik waarschijnlijk
toch niet. PA.SQUINO.
Gemeentezaken.
TENTOONSTELLING VAN VOEDINGSMID
DELEN, TE AMSTERDAM.
Ik ben niet zonder een zeker zwak voor de
dusgenaamde Voedingsmiddelententoonstelling."
Mijn vader, die nog al wat aan iyzika deed,
was het niet genoeg eene verbeterde
raapoliezuivering te hebben uitgevonden. Hij voerde, om
streeks het jaar 1836, hier, allengs op grooter
schaal, de toepassing is van het stelsel Appert, en
verzon den naam van Verduurzaamde Levens
middelen", om daarmee Preserved fresh
provisions" en Conserves alimeiitaires" van hollandsche
bereiding aan te duiden.
Zonder dat ik mij tot het vak van den
comestiblehandel bizonder getrokken voelde, meende mijn
vader, dat hierin voor mij een toekomst kon
liggen, en toen de oude W. II. Suringar, die mij
zeer genegen was, mij, den dichtenden jonkman,
zijn spijt uitdrukte, dat hij mij geen flink
praktiesch brok in mijn ziel kon zetten", ontwaarde ik
toch bij mij-zelf wel eenige vatbaarheid voor de
pittoreske indrukken, die ik aan het optreden en
werken in de voor mij overgenomen zaak dag aan
dag te danken had. Van mijn 18e jaar af, ging
de literatuur hand aan hand met de bestudeering
van Apperts bain-marie; ik heb honderd-duizend
blikjens naar de Oost helpen verzenden en druk
meêgearbeid in een tijd, dat er nog niet zooveel
medaljes werden uitgeloofd als tegenwoordig, om
ons de groote gouden van de Maatschappij tot
Bevordering van Nijverheid te bezorgen en de
medalje van den Admiraal der vloot Prins
Frederik.
Ofschoon ik dan ook, als dag- en weekbladschrij
ver, mijn toegang had tot de tegenwoordige
Tentoon-stelling, zou ik bizonder graag als
oud-konservateur een toegangsbewijs gekregen hebben. Ik
heb er, per post, tweemaal om geschreven aan
het Bestuur; maar die Heeren schijnen de ont
vangen brieven niet te beantwoorden.
Wat ik hierboven meedeelde zou dus aan mijne
bevoegdheid om over de ten-toon-gestelde artike
len te oordeelen, wel eenigen nadruk bijzetten,
en al verwezenlijkt de type kruyenier niet precies
mijn ideaal van een maatschappelijk mensch, ik
moet van mij-zelf getuigen, dat ik bijvoorbeeld
genoeg warenkennis heb, om met eenig gezach
te kunnen verklaren, dat alge m e ene waren
kennis op een school te willen onderwijzen een
ongerijmdheid is.
Maar dit en passant. Ik heb hier alleen het
woord gevraagd, om iets over de lesthetische fysi
onomie der Ten-toon-stelling te zeggen.
Als men den doorrit" van het Muzeüm hooft
afgestapt, staat men tegenover een breedeu, wat
gedrukten gevel, geflankeerd door twee vierkante
torens, waarnaast, buitenwaards nog twee
te-rugspringende lagere facades zichtbaar zijn, als be
kleeding van de tentachtige houten dwarsbeuken
die zich bij het hoofdschip der ten-toon-stolling
aansluiten.
Ik zeg houten dwarsbeuken. Niet dat het voor
gebouw van een ander materiaal vervaardigd is;
maar het bootst zeer begoochelend gebakken steen
na. De torens prsezonteeren zich in een
zwierigen stijl. De toegang tot het eigenlijke lokaal
krijgt men door drie groote bogen (cintres
surbaissés). Boven deze ontwikkelt zich een rij van
elf poortjens, wier bestemming niet duidelijk is.
In drie vau deze staat een spierwit afgietsel vaa
een krijgsman van 1600, met een vaandel.
De verlichting van schip en beuken is voldoende;
de ijver der jonge Dames, die bij sommige der
met eet- en drinkwaren beklcedo obelisken, kegels
en kubussen wachthouden, niet minder.
Het doet mij leed, dat er, uit het oogpunt der
architektonische vormen, niets merkwaardigs onder
de uitstallingen te vinden is, behalve een fraai,
beglaasd meubel van den Heer Bussink te Deventer,
wiens naam ik echter te vergeefs in den met
zorg bewerkten en zelfs wetenschappelijke!!
Officieelen Catalogus" gezocht heb. Het notenhouten
meubel is in den weeldorigon golvendon stijl der
XVTHe Eeuw, met bloemen van lichte houtsoort
ingelegd.
Voor dat de naam van Zomerdijk Bussink in
Amsterdam den liefhebbers van goode maaltijden
dierbaar werd, straalde hij reeds van den luister,
die den Deventer koek" omgeeft. Het schijnt,
dat de Bussinks in de vorige Eeuw het geheim
der aroma van dat bakwerk der Magistraat, die
men zegt, dat er vroeger uitsluitend over beschikte,
afhandig hebben weten te maken.
Tk kan niet nalaten, bij deze gelegenheid, ten
zeerste mijne verwondering uit te spreken, dat do
koek, dat zocr bizonder nedcrlaudsch artikel,
zoo weinig op deze ten-toon-stelliug voorkomt.
De ingezetenen van de Hoofdstad heeten
amsterdamsche koeküters, overal in het land, in tegen
stelling met het buitenland, is do koek in aan
zien, verschillende spreekwijzen geven getuigenis
van zijn geliefdheid, en, tegenover dozijnen
exhibities van chokolade, komon hier maar zeer
weinige koekmonsters voor. Daarentegen vond
ik er met genoegen holle houten vormen voor
St.-Nikolaas vrijers. 1)
Het belangrijke van con ten-toon-stelling be
staat niet hierin, dat men, op kleine schaal, een
kosraopolietische vertooning houdt, elders mot veel
meer grootschhcid aangericht, maar dat men, met
gepast zelfgevoel, voordischt wat do vreemdeling
ons te benijden heeft. En daarom, al zie ik niet
in, wat de XVIIc-eouwschc bouwstijl meer
bizouder met Voedingsmiddelen" te maken hooft, kan
men hot inrichten van een XVlle-couwsch
IIollandsch Marktplein" de Commissie" ten goede
houden. Misschien trouwens hooft zij in aanmer
king genomen, dut de meesterstukken van Frans
Hals en Van der Helst geen Sixtynsche
Madonnaas noch Laatste Oordcelen zijn, maar weder Maal
tijden, en dus do voedingsmiddelen" zich tamelijk
wel thuis zouden voelen to midden dor huizen
van de Hollandsche Renaissance. Maar in allen
geval zouden de Iloplieden en Vaandrigs op deze
schutterstukken geen Spaanschen
kakaodranlt boven H o 11 a n d s c h e n koek de voorkeur
hebbon gegeven.
Hoc 't zij hot Marktplein" is allerliefst:
treffend door de juiste tc-rug-geving van den be
oogden stijl; treffend, door do technische vol
maaktheid, waarmee uien in hout on verf ander
bouwmateriaal hoeft nagebootst; treffend, door de
onbekrompenheid van zoo menige bron, waaruit
al die kosten zijn goedgemaakt.
Ik begin al aanstonds, ook om to voorkomen
dat men de gunst in twijfel zou trekken, waarin
do chocolade bij mij staat, mot mijne hulde te
bieden aan don heer Van Houten, voor zijn
Cacaohuya de Adelaar. Dit hoekhuis mot verdiepingen
doet waarlijk don heer C. Muysken, als architekt,
alle eer. En als men door decorateur" verstaat
de schilder; dan mag ook de heer Walraven mot
lof vermeld worden. Bovendien zijn de stoelen om
de tafeltjes van oen vorm, gelijk Goltzius er in
1612 Tesselschade op on hooft laten pozeeren.
Bij do talrijke bierhuizen hebbon do stoelen
niet zeldon een meer Duitsch dan Hollandsen
charakter.
liet bierhuis van do Dclibroiiioery is gevolgd
naar het oude weeshuis to Middelburg; do Amster
damse Melck inrigting (Ki.'iU) naar het voor
malig, lang gesloopt, Oude-Mannenhuis te Amster
dam, door don architokt Ed. Cuypers.
Ontegenzeggelijk zit echter de XVlIo-ceuwsche
geest er bij vele onzer exposanten nog maar dun
op. De keukcn-raaerto van Nic. Maes zou u raar
aangekeken hebben, als gij gevraagd hadt, of ze
dat witte vocht in de Melck inrigting" gehaald
had! Wij zullen eerlang nog van cigareninrich?
tingen, hoodeninrichtingen. garen- en lintinrich
tingen hooren spreken, als men de winkels wil
aanduiden, waar het een of ander te krijgen is.
Het woord magazijn, verbonden aan eenige koop
waar, is ook al geen zeldzaamheid meer.
Bizonder wakker betoonen zich beide, de bakker
en de brouwer waar de Haan boven in den gevel
staet". De broodfabriek" is in XVIe eeuwschen
stijl, en heeft tot architekt den heer A. Salm GBz.
De puntboogbetimmering achter de toonbank en
de elektrische avondverlichting vallen wel een
beetjen buiten de tijd.
De K. N. Beijersch-bierbrouwerij" heeft een
bizonder fraaijen pakhuisgevel, met smalle
vensterbogen. De architect Boersma heeft daartoe zijne
motieven aan verschillende huizen ontleend. De
heer Jos. Stevens heeft de wanden (?inwendig")
aardig behandeld als voorzien mot oude barsten.
Ook de betimmering (met een gallerij) en de stof
feering met oude potten is in harmonie met de
rest.
Do brouwerij de Hoybe g is van hardsteen, en
roept, mot succes, den voorbijganger toe: Ghij
meught mijn buyrman meyen".
Het huis, waar do heer Blooker socolate"
schenkt, heeft een houten gevel (of voorschot)
en draagt het jaartal van 1520. De oude
wandbetimmering is afkomstig uit Enkhuizen; de
schouw is gevolgd naar eene vroeger bestaande
in de Ravengang te Amsterdam; de tegels zijn
uit Enkhuizen; de haardplaat heeft het wapen
der Unie". Deze en andere timmeringhen", waar
geon bouwmeester bij opgegeven is, zijn van den
heer J. Springer.
Naast den heer Blooker komt nog een als
schotwerk behandelde gevel voor, waarachter Cibil's
bouillon" geschonken wordt. Hier hooft eon Mid
delburgsen model gediend.
'tEghte Amstelbier" wordt achter 2 fraaye
trapgevels met cierlijko ankers getapt. Een aardig
rijmtjen verciert den luifel.
's Hecron C. Saurs vischmarkt (van do XVIIIe
Eeuw) brengt een aardige afwisseling aan. Zelfs
het Suyrkraam"tjen op con overhuifde kruiwagen
ontbreekt niet, zoo min als de plaatkockenkraam.
De loeback-ivinkel van Pitje, patje, poe" prijkt
met een pothuis; andere gevels hebben een schuin
luik tot kelderingang.
Do Heer A. Salm G.Bz. heeft de Bierbrouwerij
de Amstel naar hot stadhuis te Franoker
gokopiëord.
Zeer belangrijk is de bakkerij van 5 ghe
nteresseerdon", een hoekhnis, welks accidents de
construction Didron Ainézoudon hebbon doen
watertanden.
De Hooren Haages en Lovort hebben eon krans"
uitgestoken; al behoeven, strikt genomen, hun
dranken dion niet, en hebben een oud huis in de
Dijkstraat zijn balksleutol-stukkon ontsloopt.
Do Commissie" verdient een warm
komplimcnt, voor al wat zij ter verrijking dezer
tentoon-stelling van XVIIe eeuwsche burger-bouw
vormen godaan heeft. Het stadhuis van Woerden
is een meesterstuk, en in 't algemeen moot men
zich verwonderen over do fraaye rozultaten, waar
toe studielust, smaak en ondernemingsgeest de
scheppers van dit Marktplein gcloid bobben.
Ik zal de Commissie" dan ook geen proces
aandoen over het toelaten en afwijzen van voor
werpen, bestemd om ter ten-to.on-stelling te para
deoren. Kooplieden van papeteries roepen natuurlijk,
als men de aanmerking maakt, dat papier maeh
hot lompenfabrikaat nog niet tot voedings
middel verheft": Als of or geen menu-s en
invitatie-briefjens gedrukt moeten worden!" Tegen
den lekkeren cigaar na don eten" zal ik het
niet opnemen; maar mij dunkt de kunsttanden
had men ook niet moeten afwijzen.
Do boekwinkel, waarin het vootsel desgeestes"
aangeboden wordt, geoft u werkelijk wol don
indruk van dien van Plantijn, en al zijn de koop
waren van don Heer E. Delaunoy niet eetbaar,
wij zijn hem dank schuldig voor zijn te Makkum
gekopieerde Slaeutve dook.
Nog mag niet onvermeld blijven (uit do
Tcntoon-stollingszaal) eon Iraayo keuken, door den
Hoer Deenik ontworpen, aan welken vriend van
stijl-gerechtigheid wij twintig oude deurkloppers
verschuldigd zijn, die bij in do ville morte"
genaamd Enkhuizon, gekocht hooft en, allo, op
dit terrein gebruikt.
Wat zijn we vooruitgegaan! Ik herinner mij
altijd nog eon gesprek, dat ik, een kleine veertig
jaar geledon, op do kamer van Rein Craoyvangcr
(ten huize van den Princcngrachtcr timmerman van
Nes) met don genoemden kunstschilder, mijn
onvorgotelijkon vriend, en 'Sander Oltmans voerde, over
onzen bouwstijl dor XVIIe oouw. Do beide kun
stenaars hadden juist hun schilderij voltooid, van
Prins Maurits, in 1618, tor gelegenheid van zijn
coup d'état, door Amsterdam gehuldigd. Het is
niet de schitterendste bladzij onzer historie
maar Reinier was oen Utrechtenaar en Oltmans
was het or maar om te doen geweest oude
gevcltjens te schilderen.
Ik hief mijn jammerklachten over do veldwinnende
slooping zoo volor XVIle-eeuwsclio gcvoltjens weer
aan, on voegde er de noodigo vervloekingen onzer
plattc-lijstmakors aan toe. Ik vond warmen weer
klank bij Oltmans, die, sedert zijn studie op hot
Valkhof, zich voel mot bouwstijl bemoeid had. Hij
merkte mij op, dat de stijl goed was gebleven in
do XVIIe eeuw, tot dat de pilaster" aan het
woord was gekomen. Genade vond de pilaster in
baksteen, maar zijn veroordeeling trof inzonderheid
Van Campen en do Vingboons. Intusschen wilde
hij dozon mannen do oneor niet aandoon ze in
oonen adom mot de makers der plattelijstgevels
te noemen. Do toekomst dacht ons duister.
En kom nu eens ! Oud-Hollaud steekt het hoofd
weer op, en al zoudon niet al de literarische noch
plastische vorciersclcn op bet marktplein onbe
rispelijk zijn in de oogen der metselaars en
liedtjonszangers van hot tijdvak 1580?1630 (zoo als
hot behoorde), wij hebben reuzenschreden
voorwaards gedaan, on onze oude bouwkunst is in
oerc hersteld.
Ik kan dit artikel niet eindigen zonder in de
eerste plaats nog vermeld te hebben eone
grotkonstructic van aanzienlijke hoogte, in do
tentoon-stollingszaal door de vennootschap voor het
Minorva-water" gebouwd, en die een
verfrisschenden waterval aanbiedt; ten tweede, een staaltjen
van de geestige middelen, waardoor debitanten
tegenwoordig hun waai' aan den man weten te
brengen.
Ik zwijg van den aardigen Horoskoop of eigen
lijk waarzeggerij uit de hand, door de heeren
Haages en Levert uitgegeven. Zij zijn overtroffen
door de reklame der Compagnie des produits
Kemmerich. Deze levert vleesch-extract a la Liebig.
Zij zegt 14 Eere-diplomaas en gouden medaljes te
hebben. Zij roept de poëzie en de teekenkunst te
hulp om haar fabrikaat aan te bevelen. Volgens
eene elegante illustratie verdrong men zich in 1865
voor haar middeleeuvvsch Pavillon" te Andwerpen;
op ons Marktplein héft zij natuurlijk een
XVIIeeeuwsch schafthuis. Maar bovendien geeft zij een
prentenboek uit, op welks eerste bladzij aan
schouwelijk wordt gemaakt, hoe een bengel, die
anders zijn soep niet eten wil, twee porties
Kemmerichs bouillon vraagt. Vervolgens krijgen we,
in 't gekleurde prenteboek, met een
Prinzesschen" te doen, dat in het woud door
aardmannetjens naar hun Zwergehauselein" mee
wordt genomen. Zij heeft het daar goed,
maar moot voor de mannekens de keuken
doen. Op zekeren dag houdt een Rittersmann"
stil voor de poort van 't kasteeltjen; hij vindt
zijne beminde Princes, die juist soep kookt; maar
terwijl hij haar kust, en wederkust, zingt de ketel:
Eins, zwei, drei, die Zeit verrinnt!
Küsse nur das holde Kind!
Kuss um Kuss, so koch ich ein,
AVerde bald verandert sein.
Spare viele Mühe,
Jetzt bin ich noch Brühe,
Bald jedoch compact
In Form von Kemmerich's Fleisch-extract.
Eins, zwei, drei, die Zeit verrinnt,
Küsse mrr, du holdes Kind!
De laatste illustraties laten ons den Ridder zien,
die de Princes meeneemt op zijn ros, en de
Princes, aan wie als bruilofts-goschenk doof de
aardmannetjens de bouillonkock prezent wordt
gemaakt, waartoe haar soep verkookt was.
Men woet intusschen, dat niet alleen door
dergelijke balladen de kunst van het
spijzenbereiden tor . ten-toon-stolling smakelijk wordt ge
maakt; maar dat de kunst van muzici en
akrobaten en het gohoele volksleven er bij ingeroepen
wordt. Ook do wetenschap leent haar diensten.
Zij loeraart in den Catalogus" en in de tijde
lijke kookschool". Trouwens het is een diep
gezegde van den grooten Engelschen oekonomist:
Man is a cooldng animal".
15 Juli, 1887. ALB. TH.
1) Van B. J. van Assen. 2e Leliedwarsstraat,
No. 24.
Kunst en Letteren.
FRANZ LISZT.
(Intieme en authentieke mededeelingen)
In de Juli-aficvcring van Westermann's
Monatshefte heeft Adolf Stern, do bekende
literairhistoricus en dichter, een opstel over Liszt ge
schreven, dat van persoonlijke en nauwkeurige
kennis getuigt, en zeer geschikt is om een helderder
licht te verspreiden over do veelbewogen loopbaan
van don meester, om wien zich roods bij zijn leven
zulk een kring van mythen had gevormd, dat elke
authentieke bijdrage hoogst welkom mag worden
genoemd.
Adolf' Stern was student to Jena, en had juist
voor zijne eerste dichterlijke proeven een uitgever
gevonden, toon hij in 185G don gevierden maestro
leerde kennen, die destijds bij het hof van
Weimar in blakende gunst stond. De kring vol kunst
zin en geestesleven, dien men Nieuw Weimar"
noemde, cu waarvan de Altenburg, het verblijf
van de vorstin Wittgenstein, hot verzamelpunt
was, nam ook den jeugdigen schrijver op. Sedert
is de band tusschon Liszt en zijn zooveel jongeren
beschermeling ontstaan, on zelfs in later jaren door
de betrekking der beiclo mannen tot het
Deutscltes Musikcerein nog nauwer toegeknoopt.
De Altenburg!" roept Adolf Stern in zijn
boven aangehaald opstel uit. Hoe lang is het
reeds geleden, dat zich de poorten vau deze def
tige hecrenhuizingo voor mij on honderd anderen
hebben gesloten, die gewend waren uit- on in te
gaan, maar hoe levendig staat mij desniettegen
staande hot inwendige van het gebouw voor den
geest on het gezelschap, dat zich daar om de
vrouw des huizes en Liszt placht to vereenigen.
Do kamers van Liszt in do rez-de-chaussée,
de muziekzaal, waarin ik trio's van Beetho
ven en Schubert hoordo spelen door Liszt,
Singer en Coszmann, zooals ik die waarschijn
lijk nooit moor zal hooron, het salon met
hot portret van vorst Lichnowsky en met de
wonderlijke collectie van meerschuimen
pijpenkoppen en barnstcenen mondstukken, do prachtig
ingerichte bibliotheek, de Moorsche salon, de
zitkamor op de oersto, de groote muziekkamer op
de tweede verdieping van de Altenburg, met het
spiuot", het kleine donkerbruine klavier van
Mozart... Honderd herinneringen van een rijk
buitengewoon loven omgaven hem, die stil door
deze vertrekken kon dwalen maar bovenal
deed toch het tegenwoordige zijn rechten gelden.
Want, afgezien van het goed recht dor bewoners
des huizes op de levendigste deelneming on de
zuiverste vereering, ging hier zelden een langer
tijdsverloop voorbij, zonder dat zich om den disch
van Liszt een kring van begaafde en beminnelijke
menschen veroonigdo. Hier ging dikwijls genoeg
do feestavond over in den feestdag; meestal ech
ter gaf de verheffende stemming, die het gevolg
was van oen artistiek succes, tot zulke bijeen
komsten aanleiding. Duidelijk staat mij nog ieder
der personen voor den geest, dio in een schoonen
Meinacht, bij schitterende verlichting, maar bij ge
opende vensters die het uitzicht gaven op een bloei
enden tuin, vroolijk den avond vierden, waarop de
medewerking van Johanna Wagner als gast eene
heerlijke uitvoering van Gluck's Iphigenia had moge
lijk gemaakt; evenzoo de rij der dischgenooten, den
dag na de onthulling van het gedenkteeken voor
Goothe en Schiller aangezeten ter eere van
meester Rietschei, die in zijne innemende een
voudigheid, half verrukt, half verlegen, de w
l