De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 24 juli pagina 4

24 juli 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 528 huldigingen ontving. Dan doorleef ik den avond, waarop in Juni 1858 op den het volle succes van Hebbel's Genourerd gevierd, en waarop Liszt den dichter, dieng verlangen, stukken uit Beethoven's zgn eigen Ungarische Shapsodien en aoo veel meer voorspeelde, en waarop Hebbel die opgewonden stemming verkeerde, die hem buitengewoon beminnelijk maakte. De situatie, z\jn ziel het meest trof, heeft Hebbel ver in het volgende gedicht aan de vorstin W(ittgenstein): Netz im vollen dunklen Haar, Troddel fremd und wunderbar, Angen, die mich linst zu reinstem Glück auf Perugino's schönstem Stück, 8p~s<?hlagst du hier dem Meister still und stumm Instrument die heugen Blatter urn, , Herr und Sklav des Tones, langst die Welt nun auch mich in seinen Banden halt. horchst du selbst, doch rührst du dann un(l wann, weihend ihm die wilden Locken an: Ufs, als ob er zwiefach Funken sprüht, Zwiefach zünden die inir in's Gemüth! Met groote warmte beschrijft Adolf Stern wat heeft gedjian, om de werken van Wagner te verschaffen, maar hij wijst er tevens Of, dat hij dezelfde hartelijke en nauwgezette zorg ook aan de werken van andere meesters bosfcêedde, wanneer deze naar zijne meening niet ?waarde werden geschat of ten onrechte eene opvoering daarvan werd tegengehouden. Hij denkt " aan Berlioz. aan Schumann en diens Gtnofeva, aan Peter Cornelius en diens Barbier ren Bagdad. Het laatste werk is zelfs de oorzaak ?eest, dat Liszt de betrekking van kapelmeester opera te Weimar nederlegde. De verhouding tasschen den genialen toonkunstenaar on den iu 'Ifö7 tot intendant der groothertogelijke schouwftoargen benoemden Dingelstedt was reeds zeer gespannen, toen de eerste uitvoering van Curnelius' .tOpera plaats had. De val van het origineele, bekoorlijke werk stond vast, eer nog een toon daar van in het openbaar was gehoord. Dat de opzet, telijke grof heid gericht was tegen eene bijzonder reine en beminnelijke kunstenaarsnatuur en een Urerk trof, dat geenerlei pretentie maakte, maar toch degeÜjk was, was voor de aanleggers van het kabaal eer eene aansporing dan een hinderpaal. Cornelius' werk. ofschoon door het grootste deel van het onbevooroordeelde publiek met waardeering, ja met warme toejuiching begroet, werd door de minderheid uitgefloten. Het gevo/g beantwoordde geheel aan de verwachting. Liszt verklaarde, geen opera meer te willen dirigeeren." Ook over de verhouding van Liszt tot de gravin cf-Agoult (Daniel Stern) verdienen de beschouwin gen van Stern te worden geraadpleegd, te meer omdat de medeelingen van Louise Ramann in hare uitvoerige Liszt-biographie op dit punt niet al te betrouwbaar zijn. Terwijl de laatstgenoemde schrijfster deze liaison voorstelt als eene dwaasheid, waarover Liszt zijn leven lang berouw heeft gehad, en de schuld geheel op de hartstochtelijke gravin werpt, die vele jaren later als eene soort van letterkundige virago een minder aangenamen indruk maakte, doet Stern aan de waarheid behoorlijk recht wedervaren." De teekenaar, die in een vroolijke bui aan Goethe's Rattenjanger r.on Hatneln de trekken van Liszt gaf, had wcrkeIjjk geen ongelijk: Liszt was de vielgereiste Sanger", de onwederstaanbaar innemende, zij ? muszten alle hinterdreiri" en tot aan het einde z\jner dagen bleef hem, even als men van Caesar en Goethe beweert, de wondervolle aureool bij, ' die allen omstraalt, voor welke de volle glans van vrouwenliefde heeft geschenen. De mythe, die het , leven van Liszt reeds dreigt te omhullen, en de armelijke phantasie van zekere romanschrijvers hebben het den aanstaanden biograaf niet gemak kelijk gemaakt om de medewerking der vrouwen aan het weefsel van het lot, aan de ontwikkeling van het karakter van den kunstenaar zonder vergoêluking en zonder overdrijving voor te stellen. Voor niemand, die Liszt heeft gekend, kan er eenige twyfel overblijven, dat de hartstocht en het vluchtig zoete geluk aan zijne ontwikkeling evenveel aandeel hebben gehad als de onderwor penheid en eene de gansche wereld vergetende verdieping in studie en arbeid." Zie hier ten slotte Stern's karakteristiek van den genialen kunstenaar: Liszt was, wat men ook ten bewijze van het tegendeel moge hebben verteld, musicus met lichaam en ziel. Geen tweede kunstenaar uit den nieuweren tijd heeft zulk eene machtige en eigenaardige maatschappelijke positie ingenomen en in zoo nauwe betrekking gestaan tot kringen, welke zich als de groote wereld bij uitnemendheid plegen te beschouwen. Uitstekende virtuosen van vroegeren tijd hebben de gunsten der maatschappij betaald met opoffering van hun beste deel, met verloochening van alle oorspron kelijke kracht, met den hoogen prijs hunner ge zonde ontwikkeling; zij zijn geworden, wat Liszt zelf met eene zeer treffende uitdrukking Komtessenkünstler'1' noemt. Andoren waren voor kor ten tijd lievelingen en schoolkinderen van de groote wereld en werden als lastig ter zijde ge schoven, zoodra hunne artistieke natuur zich grootsch en in volle vrijheid ontwikkelde en hun muzikaal geweten hun verbood, nog langer concessiën te doen aan de geblaseerde verveling en de genotzucht der patroniseerende kringen. Liszt daarentegen deelde met Goethe het geluk, dat hij de vriend der vorsten, de lieveling der vrouwen kon zijn, zonder zich zelfs het geringste te vergeven. Hij verstond de kunst, om de vluch tige sympathie te maken tot eene blijvende, de geestdrift tot werkelijke vcreering, die hem zijn levenlang getrouw bleef. Hij maakte nooit ten eigen behoeve misbruik van zijne betrekkingen roet de ho >gste kringen, maar beschouwde zich overal als g :zant der kunst in de maatschappij... Liszt verloochende nooit zijne werken, zijne roe ping zijne kunstgenooten, en hij eischte op eigen aardige, welwillende wijze, die van hoogen trots en dwingenden ernst getuigden, achting voor de kunst, ook daar waar hij op kundige waardeering niet mocht rekenen. . . Ziedaar, uit den mond van een bij uitstek be voegd beoordeelaar, lofs genoeg. Miskend. Uit het Engelsch van Flo rence Marryat, door Hanna van Brielen, Arnhem, P. Gouda Qniut 1887. Doet de titel van een weemoedig of sentimen teel verhaal denken, Miss Marryat biedt ons in ..Miskend" een roman aan zooals er reeds zoovele zijn, geborduurd op het stramien van huwelijken a la Gretna Green. De karakters zijn meest allen flauw geteekend, de helden en heldinnen hande len allen onberispelijk en zonderling, de intrige biedt weinig nieuws. Nergens oorspronkelijkheid van gedachte of vinding, overal grenzelooze mid delmatigheid, en vele lezeressen die grooten deels te vergeefs op tranen-wekkende tooneeltjes hebben gevlast zullen zich althans kunnen troosten met het slot, dat tot opschrift kan dra gen; eind goed, al goed." Het verhaal is overigens vloeiend geschreven en goed vertaald, en wellicht door de kritiek miskend", zal Florence Marryat's pennevrucht even goed als het een vertaalster aantrof in haar net Hollandsen gewaad nog vele lezers vinden. N. M. De Mijnheers en hun Polderland, door den bril van een Duitscher bekeken. Uitgegeven onder toezicht van H. de Veer. Leiden, S. C. van Doesburgh. 1887. Deze titel kan beteekenen, dat het boek ge schreven is door een Duitscher die Nederland en zijn bewoners door zijn bril bekeken had on wiens opmerkingen men niet in het licht durfde geven zonder H. de Veer te raadplegen over vorm en inhoud. Ook kan er mee bedoeld zijn, dat een Hollander trachtte te beschrijven hoe ons volk en ons land er uitzien, als men door een bril van een Duitschor kijkt. Misschien is do titel een letterkundige fictie en doodeenvoudig II. de Veer de auteur; taal en stijl zijn er goed genoeg voor. De eerste onderstelling wordt gesteund door het woord van aanbeveling," waarin de Veer meedeelt dat hij, voldoende aan het verzoek van den Hollandschen uitgever (is er ook nog een andere uitgever ?) den schrijver inleidt bij ons publiek, omdat de vreemdeling, die hier een oor deel velt over ons on over ons land hom toe schijnt een fatsoenlijk man te zijn, die al is 't hem niet gelukt zicb geheel vrij te houden van vooroordeelen, ons toch kennelijk wel gezind is en zijn best gedaan heeft om ons niet meer op te leggen dan wij verdienen." Inderdaad verdient zulk een welwillendheid van de zijde eens vrecmdelings waardeering, vooral wanneer die vreemdeling een Duitscher is. Het kostte den man natuurlijk eenige inspanning, ons niet meer op te leggen dan wij verdienen, maar enfin! hij heeft zijn best gedaan en dat is al wel. Zulke vreemdelingen" zegt de Veer. moot men beleefd ontvangen, geduldig aanhooren en indien zij opmerkingen in het midden brengen, welke geheel of' ook maar ten deele gegrond zijn, daar mede zijn voordeel doen". Hier maak ik een conditie, dat zij namelijk niet te veel van mijn geduld vergen; in dit geval wil ik mijn voordeel doen met hunne opmerkingen, die niet ten deele, maar geheel gegrond zijn. En onze auteur vergt wel eens wat te veel van ons geduld. Hij neemt den schijn aan van te schrij"en voor zijn landgenooten om hen beter in te lichten aangaande de menschen die zij gewoon zijn met den spotnaam van de Mijnheers" aan te duiden en het polderland waarvan zij zich geen denk beeld kunnen maken. Hij heeft op reis en in ons land met vele beschaafde en beminnelijke Hollandsche heeren en dames kennis gemaakt, is hier beleefd en voorkomend ontvangen, wat natuurlijker dan dat hij de zotte denkbeeloen wil weerleggen die iu zijn land aangaande ons gekoesterd worden? Er zijn in ons land weinig-ontwikkelde men schen, die meenen dat ongeveer alle Duitschers op den een of anderen Mof" gelijken, dien zij met zijn knapzak in het land zagen komen. Zij houden dientengevolge die bovenlanders voor een volkje dat voor zijn meerderen kruipt, maar als het tot welvaart gekomen is een hoogor toon aan neemt en zijn minderen trapt. Wanneer het voor ons lezend publiek nog noodig was, zou een be schaafd Nederlander ook gaarne een boek schrij ven om zijn landgenooten beter in te lichten en de goede smaak zou hem verbieden aan dit bock den titel te geven van de Moffen en hun Poepenland." Het is dan ook een selioone taak de volken te leeren elkanders deugden op te merken on op prijs te stellen. Maar deze taak is voor onzen Duitscher te zwaar geweest. Hij heeft zijn best gedaan om ons niet meer op te leggen dan wij verdienen, maar het is hem niet gelukt; zijn vooroordeelen waren hem te machtig en zijn bril heeft hom parten gespeeld. Langzamerhand verliest hij zijn doel uit het oog, begint hij zijn volk te verheffen ten koste van het onze en als hij eindelijk inziet dat de Mijnheer zeer moeilijk te treffen is en zijn schilderij niet deugt, erkent hij brutaal weg pag. 303: De Mijnheer bezit rele goede eigen schappen, welke in dit boekje niet of slecht* ter loops zijn vermeld, omdat het mij niet om, zijne deugden, maar om zijne fouten en te kort ko mingen te doen was. (ik cursiveer.) Deze wijze van schilderen doet mij denken aan de vertrouwelijke mcdcdeeling van Fritz Reuter, dat hij bij voorkeur menschen portretteerde die een wrat of een doodvlek op hot aangezicht had den. Hij schilderde dan eerst de wrat of' de doodvlek en later daaromheen de tronie van zijn patiënt zoo goed en zoo kwaad als het ging. waarmee hij dit succes behaalde dat men ten minste altoos in hot conterfeitsel eonige gelijkenis met het origineel kon zien. Niemand zal evenwel beweren en Fritz Reuter beweerde het ook niet dat dit do ware manier van portretteeren is. Het is oen zeer slechte manier on onze auteur kon er niet het ne resultaat mee bereiken dat hij hoopte te bereiken (pag. 302), den lezer te overtuigen dat do mijnheer" in geen geval beter is dan eenig ander, dan do Franschinan of de Duitscher en dat hij het recht niet heeft met zekere minachting die hem bijzonder eigen is, op ons of anderen neer te zien." Hij behoeft dit resultaat ook niet meer te bereiken; wij be schaafde Hollanders weten zeer goed, dat wij het recht niet hebben met minachting neer te zien op andere volken en vooral niet met een zekere minachting die ons bijzonder eigen zou zijn.. Het is ons bekend dat wij gebreken hebben, zelfs zeer leelijke vlekken, dat er gebrek is aan energie, aan ernst, aan godsdienstzin, aan echte beschaving, er wordt ook in Nederland te veel gedronken en gevloekt, er is te weinig liefde voor orde en tucht. Alleen wij ontkennen dat men ons bohoorlijk geteekend heeft, wanneer men bij voor keur de aandacht heeft gevestigd op deze gebre ken die wij bovendien voor een groot deel met andere volken gemeen hebben. De Hollander is bijv. niet de huisvader die met zeker welbehagen zijn zoon dronken ziet te huis komen. Vadervreugd ' om kinderdeugd! Hij is nog iets anders dan de man mét de doodvlok. Een Nederlander die zich door de liefde ge drongen gevoelt als de boetprofeet van zijn volk op te treden, mag bij voorkeur de aandacht vesti gen op onze ondeugden en die hekelen. Als de Veer of een ander landgenoot dit deed met het doel om ons te verbeteren, wij zouden hem dank baar moeten zijn. maar dan moest hij niet een Duitschen bril opzetten, beginnen met den schijn aan te nemen als of hij de naburen beter aan gaande ons wilde inlichten om ons daarna te bespotten en op aansluiting aan Duitschland te wijzen, als op het eonige middel ter behoudenis. Een Duitscher, die ons zóó de passie preekt, kan ons niet stichten. V. H. ELME CARO. Eenigen tijd geleden maakte een chroniqueur van Figaro bet onderscheid tusscben ccnements purisiens en geheel gelijke gebeurtenissen die hot publiek koud laten. Als mad. Lureau-Escalaïs, een der eerste zange ressen aan de groote opera, baar voet verstuikte. zou dat geen evenement puristen zijn ; als haar ambtgenootc Fidès Devriès, of Judic, of Réjano, of Vanzamlt hetzelfde overkwam, was hot een eve nement parisien. Eene preek van een der pastoors of vastenpredikers in de Madeleine, in Nötre-Dame de Lorette, Saint-Germain l'Auxerrois of een der andere prachtige tempels van Parijs, is geen evene ment parisien, maar wel, wanneer do prediker pater Didon of pater Montsabrey is. Een colicgo van een beroemden professor is slechts zeer zelden een evenement parisien, maar een evenement esa^ntiellement parisien was al wat den gevierden professor Caro betrof. Renan, Pasteur en Charcot behooren tot hot Parijsche leven, maar van geen hunner komt de positie overeen met die van Caro. Renan is van het drietal de eenige wiens naam met die van Caro het tintje belachelijkheid deelt, dat tot ccne echt Parijsche reputatie behoort. Caro was de vereerde en geliefde philosoof der voorname Parijsche dames, voor welke men reeds sedert eenige jaren den spotnaam Carolines" heeft uitgevonden. Als philosophe a la mode deelde hij met Alexandro Dumas den room en het zeker eenigzins pikante ambt van biechtvader" der wereldsche dames, gelijk door een der bezoekers van zijn Woensdagmiddag-colleges geschilderd wordt. Do beide ncadémieiens troosten do bedroefden, heffen de gevallenen op, moedigen de zwakken aan en beloonen de sterken. Dagelijks brengt hun de post zoetgourende briefjes van aristocratische hand, waarin men ben om philosophischo recepten voor zielelijden en gewctcr.scrisissen smeekt. Caro's fau teuil in zijn salon gelijkt op ecu biechtstoel. De dames openbaren hem de geheime bekomme ringen harer edele en kiesche zielen, zonder dat hij er naar behoeft te vragen. Hij troost en be moedigt ze, overstroomt ze mot de gedistingeerde phrasen cener geestige en dichterlijke moraal, en zoek/ mot haar on voor haar Ie rnti bonhcur. Kwade tongen beweren, dat de dames hem aan hooren en dan doen al wat baar behaagt, edel en morool of andersom. Een van Caro'spénitentes be weerde eens: Hij is oen toovenaar, maar geen heksenniecster", een charmeur, maar geen sorcier. In al zijn glorie troont de pbilosophiscbe paus van Parijs op zijn Woensdagmiddagen, do conf rences, waarheen de voornaamste dames der we reldstad bijoüiistroomcn. Do overoude straten rondom de Sorbonnc zijn reeds een uur vóór den aanvang der conference mot rijke cqnipages, blin kende coupes, correcte bedienden en nieuwsgie rigen gevuld. Het publiek van do zaal herinnert aan het beroemde publiek der Académie, wanneer daar de receptie van een nieuw lid plaats heeft. Vooreerst de oude kring van studenten, abbcs, litteraturen, Caro's eigenlijke leerlingen, dan de dames van verschillenden geur, yhlaug-yhlang, wliite-rose en oppoponax, dat wil zeggen aristocratie, bourgeoisie en dciiii-inoitile. Onder de tochoorderesscn ziot men menig mooi ernstig kopje, maar nog meer verwelkte en opgeschilderdcschoonheden. Ecu zonderling verschil maken de eenvoudige schooljuffrouwen en btts-bleus met de zeer j wereldsche légancc van 's meesters vriendin nen uit de allerhoogste wereld. Modistcn uit de provincie kunnen bier de toekomstige modes ko men bcstudeeren, ofschoon men er ook. zooals verleden jaar eon chroniqiicur opmerkte, meer malen une bonne femme vissée a son ctibas ziet zitten. Do entree van den professor maakt sensatie en stof; de studenten trappelen, de dames wagen hare handschoenen er aan en applaudisseeren. Bij het bijna geestelijk uiterlijk van de professor is dit theatraal applaus allcrzomlerlingst. Li demi-dieu!" mompelt er een. Caro spreekt; hij is geen eigenlijk redenaar, maar een onvergelij kelijk ciiiwiir, het stroomt van zijn lippen als iets prikkelends, wcldoends en verhoffends. Aran zijn beroemde handen bedient hij zicb als een vol maakt acteur, maar iedere geste is smaakvol en nooit overdreven. Van tijd tot tijd klopt hij op de groene tafel, wringt zich de beupon, draait zich in den fauteuil half om, aan oratorische passie ten prooi. Voor dezen Apollo der Sorbonne zitten nu, met glinsterende oogcn, in geestdrift, de schooncjwisiennes, en houden dictaat. Zölling, een Duitsch schrijver over Parijs, beweert een dezer dictaten gezien te hebben van eene comtesse. De titel en het begin getuigen van de ijverigste oplettendheid, dan begint de dame verstrooid te worden, dan teekent zij opeens een bijzonder interessante de finitie op, dan volgt een lange rij onleesbare krul len en dan groot, keurig: je vom aime '.. . En wie is de gelukkige? Caro, Carissimo, schrijft de schoonc hand er onder". Met eene periode van onvergelijkelijke juistheid en oratorischen glans sluit Caro zijn college-uur. Hij maakt eene onlerispelijke buiging en ijlt met vlugge schreden heen. Een drievoudig applaus davert door de zaal. Do getrouwen ijlen naar het zijvcrtrok, waarin de geliefde meester gevlucht is, en hij ontgaat de bewijzen harcr bewondering, vereering en aan bidding geenszins, Caro Carissimo! Na Paillcrons comedie, Le monde oül'ons'ennuie, waarin Caro als professor Bellac werd voorgesteld, hebben de dames der groote wereld zich lang zamerhand teruggetrokken, en dit was Caro een groot verdriet. Toch bleet' hij met evenveel ijver tot het laatst zijne colleges, over la theorie des passions, la philosopie de la nature, Ie spiritua lisme on dergelijke onderwerpen geven. V A R I A. De laatste dag van inzending voor de driejaarlijksche schilderijententoonstelling van de stad Brussel, is bepaald op l September. De sluiting l November. Terwijl op de vorige driejaarlijksche expositie 641 meters muurlengte in beslag werd genomen, wordt thans slechts 2!>5 nieter beschik baar gesteld. De jury zal dus zeer streng zijn met aannemen. Intusschen heeft zij bepaald dat van alle rich tingen, ook van de novateurs, doch van allen slechts het meest karaktcnistioke werk zal worden aangenomen. Velen, die moede zijn van de groote schilderijen-i.azars, waar men zich altijd afvraagt; hoe is 't mogelijk dat de Jury dat allemaal aannam, zich een verblijdend teeken in het nemen van zulk een maatregel. Intusschen heeft eon partij waarvan de Féd raiion artislii^ie zich aan hot hoofd hoeft gesteld, zich in een adres aan de regeering over deze be paling en over het niet-uitloven van medailles beklaagd. Of dit veel zal helpen ? Maar in kunstzaken vecht men te Brussel gaarne. Bij do firma Boussod, Valadon on Co. in den Haag is tijdelijk een van Millets voornaamste wer ken: La baratteuse" to bezichtigen. De Graphic geeft een sorie Sketches at the London Police-Courts'", croquis van Paul llcnouard. met tekst van Robinson. Het valt niet te verwonderen dat liet werk van den Franschon teokenaar in Engeland zoo geapprecieerd wordt. Ileuouard geeft in zijn talent iets dat op merk waardige wijze het luchtige der Franschcn en het karaktervolle van de teekeniugen der Engelschcn vereenigt. Bij den uitgever Wcissenbruch te Brussel is de tweede druk verschenen van de zeer merkwaar dige Jfistüire (les -Jieaux-Artn en Jj(J//iqne door Camillo Lomonnier. Deze tweede druk is geheel bijgewerkt. Merkwaardig is het boek ook vooral door de uitingen over de jongste kunstvorrichtingcn in België. De etsen die ingekomen zijn op de prijsvraag van de vereeniging tot bevordering vau Beeldende kunsten alhier zijn voor de stemhebbende leden van Arti et Amicitiae in een der bovenzalen van het gebouw op bet llokin tentoongesteld. Zos etsen zijn ingezonden. In de kunstgalerij van de heoren Obach. Cockspur-street te Londen zijn o. a. met schilderijen van Willet en Rousseau ook wcrkon van onze landgenooten Israëls, Mauve en Mesdag ten toon gesteld. Het album van de Nederlandsche Etfchib voor 1887 zal dezer dagen verschijnen. Behalve van tien der werkende leden zijn er. naar vdj ver nemen, tweo etsen van gcïnvitecrde artiston, nl. van do heeren Mauve en Blomme in opgenomen. Van het werk: Die Renaissance in Belgiëund Holland" door Everbeck, dat bij Seemann te Leipx.ig wordt uitgegeven, zijn de 19de en 20ste afle vering verschenen. Zij handelen over bouwwerk iu Nijmegen en Utrecht. De Engelscho kunsttt losoof en redacteur van den Portfolio, P. G. Hamorton, heeft bij Seeley en Co. te Londen een nieuw boekdeel: Imagination in Landscape Painter" uitgegeven. liet handelt voornamelijk over Gainsborougb, Constable en Turner. De Fêdération artistique van 1(> Juli wijdt een opgewonden artikel aan onzon landgenoot, den kunstschilder Hubert Vos. Hij wordt met Ingres, Manet on Turner vergeleken. Do schrijver vermeldt ook dat Vos zich eerlang te Londen zal gaan vestigen. In de cole des Beaux-Arts to Parijs, waar nog kort geleden do werken van Millet geëxpo seerd werden, worden nu van 2G tot 2!> Mei de schilderijen van de mededingers voor den Prix de Rome van dit jaar voor het publiek ter bezich tiging gestold. De 10 mededingers die Woens dag jl. hunne loges verlaten hebben, waren daar 02 dagen aan 't werk geweest. Het opgegeven onderwerp was : De dood van Themistodes. In do Iterue Jndcticnrlaric van Juli komt eon Chronique de Hambourg" voor van onzen land genoot Ary Prins (A Cooplandt). I)c kroniek handelt over een scbildorijenttentoonstelling waar van de Hollanders o. a. Artz, Hemkes, Van do iSando Bakbuysen, Tholen en Gabriël vertegen woordigd zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl