Historisch Archief 1877-1940
N». 527
DE AMSTERDAMMER
A°. 188?
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad N o. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 31 Juli,
Abonnement per 3 maanden f i.?. fr p. p. f 1.1&
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , , 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
I IV H O U D:
IN BURGERPLICHT," door H. J. B.
FEUILLETON: Een. bezoek aan Monte-Carlo.
VAN OVER DE GRENZEN, door E. D. Pijzel.
UIT PARIJS, door G. KUNST EN LETTE
REN: Uit de Maasstad, door V. Cuore, door
E. D. Pjjzel. Het aanstaande Letterk. Congres
te Amsterdam, door Alb. Th. Dr. S. A. v. d.
Chijs, Geschiedenis van Dordrecht's
krankzinnigenhuis. VARIA. Oud-Amst. Verseheidenheden.
SÜHAAKSPEL. Toby's Monument. Op
de oaderofficierskamer, door Wéha.
ALLERLEi. RECLAMES. BEÜRSOVERZICHT.
ADVERTENTIËN.
In Burgerpligt."
Door Amsterdam's voornaamste en invloed
rijkste kiesvereeniging werd Maandagavond
een votum van groote beteekenis uitgebracht :
met groote meerderheid van stemmen, werd
de wensehelijkheid uitgesproken, dat de Eerste
Kamer der Staten-Generaal het gewijzigde
wetsontwerp van den heer Schaepman tot
verandering van Hoofdstuk X der Grondwet
moge aannemen. Burgerpligt, welks afge
vaardigden ter Liberale Unie elkander zoo
opvallend weerspreken, heeft thans partij ge
kozen door het standpunt van het onveran
derd behoud van art 194 der Grondwet te
verlaten.
Waar wij aan deze beslissing eenige be
schouwingen wenschen te wijden, zullen wij
niet lang stilstaan bij de treurig mislukte
poging van den heer Mouthaan en zijne
medestanders, om door het opwerpen der
prealabele quaestie eene uitspraak van
Burgerptifft*'<te-»aai;komen. De argumenten voor
hunne motie van orde waren, het woord
van den heer Becker was ons niets te scherp
zoo kinderachtig mogelijk. De meerderheid,
waarmede die motie verworpen werd, was dan
ook verpletterend. De Voorzitter der ver
gadering heeft, meer dan hij wellicht ver
moedt, reden, om over die verwerping zich
te verheugen. Na zich aanmerkingen ver
oorloofd te hebben op het indienen van een
verzoek van 23 leden, dat de vergadering
had doen samenkomen, scheen hij den
woordvoerder dier leden, in geval de motie
van orde mocht worden aangenomen,
niet meer in de gelegenheid te willen
Feuilleton.
Een bezoek aan Monte-Carlo.
Den 19en Januari 1871 streed het in Parijs
opgesloten Fransche leger zijn laatsten
wanhopigen strijd een strijd op leven en dood.
Vier oneindige maanden lang had het in vol
slagen werkeloosheid, zoowel naar lichaam
als naar geest, moeten lijden. Angst en twijfel
waren voor hoop en geestdrift in de plaats
getreden. Toen kwamen ontmoedigende be
richten over geleden verliezen, nederlaag en
verraad, toen koude, toen honger en eindelijk
het bombardement, zoodat den dapperen krij
gers, uitgemergeld door ellende en gebrek,
geen sprankje hoop, geen enkelen uitweg
overbleef.
Zulk een toestand kon niet eeuwig blijven
voortduren, en een laatste wanhopige poging
was onvermijdelijk. De geheele bevolking
drong op een beslissenden uitval aan en de
Nationale Garde, voor het meerendeel be
staande uit gezeten burgers, vaders van huis
gezinnen, in den strijd des levens vergrijsd,
eischte de eer den vijand tegemoet te treden.
De Goeverneur begreep dat het uur van
krachtig handelen was aangebroken en besloot
tot den slag van Montretout.
Gedurende den geheelen dag en
daaropvolgenden nacht, doorkruisen troepen uit de
omliggende forten Parijs, in de richting van
Mont Valérion. Vooral een der soldaten
trekt mijn bizondere aandacht, een man van
ongeveer veertig jaren, met een gebronsd ge
laat en trekken die van groote geestkracht
fewagen. Ik vraag wie hij is en hoor dat
_ ij John Burter heet, dat hii een Amerikaan
is en sedert vijftien jaren kapitein van een
koopvaardijschip, dat hem in eigendom toe
behoort.
Op den dag waarop het gevecht bij Mon
tretout plaats greep, streed John Burter als
stellen, om dat verzoek tegen die aanmer
kingen te verdedigen. Ware de motie
aaigenomen, er zou zeker een poging zijn gedaan,
om den Voorzitter tot beter begrip van zijne
taak te brengen, en het toch niet zeer
groote prestige van den heer Jolles zou daar
zeker niet bij hebben gewonnen.
Zoodra de strijd op de hoofdzaak zelf ge
voerd werd, viel er een opvallend gebrek
aan evenredigheid tusschen de krachten van
aanval en verdediging op te merken. Noch
de heer Jolles, noch ille ipse, de heer Levy,
was tegen den heer Willeumier opgewassen.
Waar de voorsteller der motie op het gevaar
had gewezen dat verwerping van het
voorstel-Schaepman aan den geheelen arbeid der
Grondwetsherziening zou doen loopen, beje
gende men hem met de bewering, dat ge
heel de Revisie niet veel meer is dan eene
verduidelijking van het reeds bestaande,
een argument, waarvan de onwaarheid in
het oog springt zelfs van wie allerminst tot
de bewonderaars van het werk der heeren
Heemskerk c. s. mocht behooren, Waar de
heer Willeumier den eisch der billijkheid
en rechtvaardigheid had doen gelden, dat
in eene Grondwet, wier herziening door een
derde deel der Volksvertegenwoordiging kan
worden tegengehouden, geene partijbepalin
gen zullen voorkomen, antwoordde hem de
heer Jolles met de oude, dwaze leuze: geen
concessiën aan de clericalen! Waar de heer
Willeumier, die op de offervaardigheid der
kerkelijke partijen tot instandhouding hunner
bijzondere scholen gewezen had, de vrees der
doctrinaire liberalen voor grooter vrijheid
van den gewonen wetgever had bestreden,
kwam de heer Levy met spiksplinternieuwe
onthullingen over de booze bedoelingen der
tegenpartij, met citaten uit »Ons Program''
en uit den Syllabus, voorgelezen met even
veel ontroering, als" zag hij den gifbeker v»-'
Socrates, de brandstapels van Bruno en Huss,
de gevangencel van Galilei in het verschiet!
De zoo onwederlegbaar juiste opmerking
van den heer Willeumier, dat in elk geval
het voorstel-Schaepman door de Eerste Kamer
behoort te worden aangenomen, opdat de
Tweede Kamer na de beslissing der kiezers
vernomen te hebben, er zich in tweede
lezing over kunne uitspreken, werd eenvoudig
door de heeren Jolles en Levy genegeerd.
Het schijnt bij die heeren vast te staan, dat de
uitspraak der kiezers eerst dan eene groote
beteekenis erlangt, eerst dan eerbiedwaar
dig wordt, als zij in overeenstemming is met
hetgeen geleerderen en wijzeren als »eischen
een leeuw, en toen 's avonds de trompetter
den aftocht blies, lag de dappere kapitein,
zwaar gewond, maar nog ademend, te midden
van een aantal door hem verslagen vijanden
op het slagveld. Zijn moedig onversaagd ge
drag was door den bevelvoerenden Generaal
niet onopgemerkt gebleven, en toen de ge
wonde hem voorbijgedragen werd, rukte hij
het eeremetaal, dat zijn eigen wapenrok ver
sierde, los en hechtte het op de borst van John
Burter met de woorden: «Kapitein, ontvang
dit kruis het is de hoogste onderscheiding
die Frankrijk een dapper man kan bewijzen
in den naam van mijn vaderland, geef' ik
het u".
Den volgenden dag stierf John Burter in
de ambulance, maar voor hij voorgoed de
oogen sloot vertrouwde hij het kruis een zijner
vrienden toe, terwijl hij zeide: »Geef dit kruis
aan mijn zoon het zal hem een talisman
zijn, d^e hem voor afdwalen zal behoeden op
het pad van eer en plicht. Wanneer ooit een
onedele gedachte zich aan hem opdringt en hij
ziet dit kruis aan, dan zal het hem aan zijn
vader herinneren en ik ben zeker, dat liet
hem zal terughouden van elke daad of elke
gedachte, die een man van eer onwaardig is."
Lang nadat de bovengemelde gebeurtenissen
plaats grepen, voerde het toeval mij naar de
kust der Middellandsche zee. Verscheidene
dagen vertoefde ik in Monaco, niet om te
spelen, want die onzalige hartstocht heb ik
Goddank! nooit gekend, maar om
familiezaken te regelen. Ochtend aan ochtend had
ik aan het strand doorgebracht en het waarlijk
prachtig schouwspel bewonderd en genoten,
dat de natuur ten toon spreidt voor den
wandelaar die van Nice naar Genua gaat,
;oeii ik op zekeren morgen lust kreeg om het
Casino van Monte Carlo binnen te treden.
Green grooter tegenstelling is denkbaar.
Terwijl het uitzicht dat men boven op het
;erras van Monte Carlo geniet, het oog verrukt,
den geest verheft en 't opgetogen gemoed in
ubelende klanken zich doet uiten wordt
iet hart door den aanblik van het speelhol
van den Rechtsstaat" erkend hebben !
Heeft de heer Levy de magische woorden
»Staatshoogheid" en »Staatsénheid" uitge
sproken, dan blijft voor gewone staatsburgers
niet anders over dan het hoofd te buigen,
en te denken: het zal wel zoo wezen, want
wie verklaarde ooit, grooter afkeer te hebben
van dreunende phraseologieën, dan de geniale
uitvinder van het «kiesrecht naar
rechtsbekwaamheid!"
;. Een merkwaardig moment in de vergade
ring van Maandagavond was het optreden
van den heer Gerhardt. Niet, dat de feite
lijke mededeelingen van dien ijverigen
onderwijsvriend aan hen, die op de hoogte der
zaak waren, veel nieuws leerden. Zij wisten,
dat niettegenstaande art. 194 der Grondwet
en de schoolwetten van 1857 en 1878 het
Lager Onderwijs in Nederland nog zeer veel te
wenschen overlaat. De beteekenis van het op
treden des heeren Gerhardt was eene andere.
Deze spreker herinnerde aan iets, waarop
het inleidingswoord des heeren Willeumier
niet voldoende licht had geworpen, aan
de reden, waarom vooral de vrienden des
volks, de aanhangers eener oprecht democra
tische staatkunde het verdwijnen van art. 194
uit de Grondwet en de vervanging dier be
paling door eene voor alle onze staatkun
dige partijen gelijkelijk aannemelijke moeten
wenschen. De rede van den heer Gerhardt
was in den aanvang wat breed opgezet en
hare conclusie werd door den Willeumier
beter en scherper dan door hem zelf ge
trokken. Zij luidde: Zonder leerplicht zult
gij de achterdeurtjes niet sluiten, die ook de
beste wetgeving tegen den kinderarbeid open
laat, zult gij het onderwijs niet aan de kin
deren der minder bedeelden verzekeren,
en leerplicht zult gij bij de bestaande par
tijverhoudingen in Nederland nooit of te
nimmer verkrijgen, tenzij ge aanvangt met
het geven eener voor alle partijen, gelijkelijk
billijke en rechtvaardige schoolwet
Ziedaar, naar onze meening, in waarheid
de kern der aanhangige quaestie. Ziedaar de
meest klemmende reden, om aanneming van
het gewijzigde voorstel-Schaepman te ver
langen.
Kenschetsend voor den onpraktischen aard
van het doctrinaire liberalisme was de wijze,
waarop de heer Gerhardt door den Voorzit
ter en den heer Levy bejegend werd. De
heer Jolles begreep van den aanvang aan
niet, in hoe nauw verband de klachten van
den heer Gerhardt met het behandelde onder
onderwerp stonden en verzocht den spreker
bedroefd, het gezicht beneveld en de ziel van
den toeschouwer vervuld met een
onuitsprelijk gevoel van neerslachtigheid en weemoed
Stel u een prachtige zaal voor, door tallooze
gaskronen. schitterend verlicht; de wanden
zijn keurig behangen en met kostbare schilder
stukken gestoffeerd, maar het geheele ameu
blement bestaat uitsluitend uit tafels en stoe
len. Op elke tafel ziet men een roulette, kleine
geldschopjes en een gesloten geldkistje. Lang
zamerhand stroomen de bezoekers binnen en
wordt de zaal gevuld. Lieden van allerlei
slag en landaard en van het meest
uiteenloopend karakter, nemen om de verschillende
tafels plaats; de croupiers komen binnen,
openen de kistjes, vullen ze met bankbiljetten
en zetten stapels goudstukken op hoopjes voor
zich. Het spel begint.
De bankier werpt een ivoren balletje op
een schijf, die in een rondom genummerden
cirkelvormigen bak op een spil draait. Er
zijn zes en dertig nummers in, zonder de nul
mede te tellen. Ieder speler kiest een num
mer, waarop hij een som gelds zet. De crou
piers betalen ze&'eii dertig malen de som van
den inzet, door den gelukkigen speler ge
waagd op het nummer, waarvoor het balletje
stil houdt. Al het geld dat op de andere
nummers werd ingezet, vormt de winst van
het Casino.
Een heer van een krijgshaftig uiterlijk staat
bij een der fafeltjes. Hij zet een gouden twin
tig francsstuk in en of' hij wint of verliest,
de som die hij inzet verandert nooit altijd
is het twintig francs tegelijk. Aan de over
zijde der tafel zit een jonge vrouw de win
nende nummers op te schrijven; uren achter
een is zij in deze bezigheid verdiept en wan
neer zij des avonds in haar hotel is terug
gekeerd besteedt zij haar tijd met het maken
van ontelbare kansberekeningen. Zij rekent
na hoeveel malen elk nummer in den loop
van den dag gewonnen heeft, dan gaat zij ze
onderling vergelijken en bepaalt zóó het
nummer, waarop zij den volgenden morgen
het geld zal wagen waarover zij te beschikken
heeft. Aan een ander tafeltje staan twee
perom bij de zaak zelf te blijven ; wie zich blind
getuurd heeft op het clericale spook, kan trou
wens moeielijk inzien, dat er een nog veel ern
stiger schoolstrijd te volstrijden valt, dan
die tot dusver tegen de kerkelijke partijen
gevoerd werd. De heer Levy verklaarde
zich een even warm vriend van den leer
plicht als de heer Gerhardt, en kon maar
niet inzien, dat het al of niet behouden van
art. 194 daarmede in verband stond; wie
aan de eigen wenschen kracht meent bij te
zetten, door ze in abstracto te formuleeren
als »eischeu van den Rechtsstaat,1'' denkt er
trouwens niet aan uit te zien naar midde
len om de behoeften van het practische
leven te vervullen.
De meerderheid der vergadering gaf blijk
van beter inzicht in de behoeften des Lands
dan de tegenstanders der aan te nemen
motie. Het moest dan ook den meest
oppervlakkigen toeschouwer treffen, dat onderwijs
mannen van zoo onverdachte vrijzinnigheid
en zoo onmiskenbare verdiensten als de heeren
Willeumier, de Beer en Gerhardt het laten
varen, van art. 194 voorstonden tegenover den
heer Jolles en den schrijver van een paar
redevoeringen, wier grootste verdienste eene
van rhetorischen aard is.
Aan het slot der vergadering gaf de meer
derheid van het Bestuur nog een treffend
bewijs van een prikkelbaar karakter. De
heer Willeumier verlangde terecht, dat het
orgaan der Kiesvereeniging Burycrpligt de
aan te nemen motie zou brengen ter kennis
van de Eerste Kamer. Met volkomen misken
ning van zijne taak, die alleen bestaat in het
certificeeren van de echtheid der medegedeelde
besluiten van Biirgcrplifjt en wier vervulling
geenszins instemming met die besluiten van
de Bestuursleden individueel veronderstelt,
maakte het Bestuur bezwaar, om aan dat
verlangen te voldoen. Uit overdreven beschei
denheid gaf de heer Willeumier toen dat
deel van zijn voorstel prijs. Gelukkig verliest
het votum van Burgerpligt daardoor in het
minst niet zijne beteekenis.
In het algemeen wordt de positie Van de
meerderheid des bestuurs in Burycrpligt zoo
langzamerhand onhoudbaar. Op 21 Febr.
had die meerderheid zich belachelijk gemaakt
en zich geblameerd door de wijze, waarop
zij uit meiden-praatjes omtrent het beweerd
anti-semitisme van den heer Becker munt
zocht te slaan, om dien door haar niet
gewenschten candidaat voor het lidmaatschap
van den gemeenteraad te weren. Dadelijk
daarop (20 Febr.) werd tot straf haar
voorsonen van een geheel verschillend karakter
tegenover elkaar. De eene is door het spel
verdierlijkt, de andere is onverschillig. Oogen
schijnlijk is hij de bedaardheid in persoon.
Of hij wint of verliest, de uitdrukking van
zijn gelaat blijft altijd dezelfde. De wisselin
gen der fortuin laten hem schijnbaar koud.
Geen zenuwachtige trek verraadt wat er in
zijn hart omgaat en als de roulette zijn bun
deltje banknoteii verzwolgen heeft, schijnt hij
zich zijn verlies in het minst niet aan te
trekken. Vandaar dat men hem bestempeld
heeft met den naam van *de man met het
stalen voorhoofd."
Eenige oogciiblikken had ik in de
speelzaal doorgebracht, toen ik er een jong paar
zag binnentreden. De dame was eene
Franfaise; de man sprak Engelsen, maar met een
sterk Amerikaansch accent. Ongetwijfeld was
het een jonggehuwd paar, dat Monaco tot
het doel van zijn huwelijksreisje had gekozen.
Beide zetten zich aan een der tafeltjes neder
en beginnen te spelen.
»Den negenden December zijn wij getrouwd,"
fluistert de jonge vrouw haren echtvriend in
het oor »laat ons nummer 9 kiezen mis
schien brengt het ons geluk aan".
»Zooals ge wilt" antwoordt haar echtgenoot
en vijf pond sterling wordt op het nummer
van hun huwelijksdag gewaagd.
Het balletje wordt geworpen en begint zijn
kringloop op de sncldraaiende schijf. Met
de ellebogen op de tafel wacht de man, in
bijna onverschillige houding, den uitslag af;
de dame, blijkbaar minder kalm, houdt haar
lorgnet voor de oogen om beter te kunnen zien.
Ontelbare malen vliegt het balletje rond,
maar begint gaandeweg minder snel te draaien,
wentelt langzaam voorbij de nummers 33, l, 20,
14 en 31 en blijft ten slotte op nummer negen
liggen.
De croupier telt 1.80 pond sterling af in
goudstukken, die hij luide doet klinken en
naar de jonge vrouw toeschuift. Lachend
neemt zij een schopje en stapelt een kleinen
berg goud vóór zich op tafel.
»Als wij 100 pond hadden gewaagd, in plaats