De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 31 juli pagina 1

31 juli 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N». 527 DE AMSTERDAMMER A°. 188? WEEKBLAD VOOE NEDERLAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad N o. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 31 Juli, Abonnement per 3 maanden f i.?. fr p. p. f 1.1& Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , , 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel 0.40. I IV H O U D: IN BURGERPLICHT," door H. J. B. FEUILLETON: Een. bezoek aan Monte-Carlo. VAN OVER DE GRENZEN, door E. D. Pijzel. UIT PARIJS, door G. KUNST EN LETTE REN: Uit de Maasstad, door V. Cuore, door E. D. Pjjzel. Het aanstaande Letterk. Congres te Amsterdam, door Alb. Th. Dr. S. A. v. d. Chijs, Geschiedenis van Dordrecht's krankzinnigenhuis. VARIA. Oud-Amst. Verseheidenheden. SÜHAAKSPEL. Toby's Monument. Op de oaderofficierskamer, door Wéha. ALLERLEi. RECLAMES. BEÜRSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. In Burgerpligt." Door Amsterdam's voornaamste en invloed rijkste kiesvereeniging werd Maandagavond een votum van groote beteekenis uitgebracht : met groote meerderheid van stemmen, werd de wensehelijkheid uitgesproken, dat de Eerste Kamer der Staten-Generaal het gewijzigde wetsontwerp van den heer Schaepman tot verandering van Hoofdstuk X der Grondwet moge aannemen. Burgerpligt, welks afge vaardigden ter Liberale Unie elkander zoo opvallend weerspreken, heeft thans partij ge kozen door het standpunt van het onveran derd behoud van art 194 der Grondwet te verlaten. Waar wij aan deze beslissing eenige be schouwingen wenschen te wijden, zullen wij niet lang stilstaan bij de treurig mislukte poging van den heer Mouthaan en zijne medestanders, om door het opwerpen der prealabele quaestie eene uitspraak van Burgerptifft*'<te-»aai;komen. De argumenten voor hunne motie van orde waren, het woord van den heer Becker was ons niets te scherp zoo kinderachtig mogelijk. De meerderheid, waarmede die motie verworpen werd, was dan ook verpletterend. De Voorzitter der ver gadering heeft, meer dan hij wellicht ver moedt, reden, om over die verwerping zich te verheugen. Na zich aanmerkingen ver oorloofd te hebben op het indienen van een verzoek van 23 leden, dat de vergadering had doen samenkomen, scheen hij den woordvoerder dier leden, in geval de motie van orde mocht worden aangenomen, niet meer in de gelegenheid te willen Feuilleton. Een bezoek aan Monte-Carlo. Den 19en Januari 1871 streed het in Parijs opgesloten Fransche leger zijn laatsten wanhopigen strijd een strijd op leven en dood. Vier oneindige maanden lang had het in vol slagen werkeloosheid, zoowel naar lichaam als naar geest, moeten lijden. Angst en twijfel waren voor hoop en geestdrift in de plaats getreden. Toen kwamen ontmoedigende be richten over geleden verliezen, nederlaag en verraad, toen koude, toen honger en eindelijk het bombardement, zoodat den dapperen krij gers, uitgemergeld door ellende en gebrek, geen sprankje hoop, geen enkelen uitweg overbleef. Zulk een toestand kon niet eeuwig blijven voortduren, en een laatste wanhopige poging was onvermijdelijk. De geheele bevolking drong op een beslissenden uitval aan en de Nationale Garde, voor het meerendeel be staande uit gezeten burgers, vaders van huis gezinnen, in den strijd des levens vergrijsd, eischte de eer den vijand tegemoet te treden. De Goeverneur begreep dat het uur van krachtig handelen was aangebroken en besloot tot den slag van Montretout. Gedurende den geheelen dag en daaropvolgenden nacht, doorkruisen troepen uit de omliggende forten Parijs, in de richting van Mont Valérion. Vooral een der soldaten trekt mijn bizondere aandacht, een man van ongeveer veertig jaren, met een gebronsd ge laat en trekken die van groote geestkracht fewagen. Ik vraag wie hij is en hoor dat _ ij John Burter heet, dat hii een Amerikaan is en sedert vijftien jaren kapitein van een koopvaardijschip, dat hem in eigendom toe behoort. Op den dag waarop het gevecht bij Mon tretout plaats greep, streed John Burter als stellen, om dat verzoek tegen die aanmer kingen te verdedigen. Ware de motie aaigenomen, er zou zeker een poging zijn gedaan, om den Voorzitter tot beter begrip van zijne taak te brengen, en het toch niet zeer groote prestige van den heer Jolles zou daar zeker niet bij hebben gewonnen. Zoodra de strijd op de hoofdzaak zelf ge voerd werd, viel er een opvallend gebrek aan evenredigheid tusschen de krachten van aanval en verdediging op te merken. Noch de heer Jolles, noch ille ipse, de heer Levy, was tegen den heer Willeumier opgewassen. Waar de voorsteller der motie op het gevaar had gewezen dat verwerping van het voorstel-Schaepman aan den geheelen arbeid der Grondwetsherziening zou doen loopen, beje gende men hem met de bewering, dat ge heel de Revisie niet veel meer is dan eene verduidelijking van het reeds bestaande, een argument, waarvan de onwaarheid in het oog springt zelfs van wie allerminst tot de bewonderaars van het werk der heeren Heemskerk c. s. mocht behooren, Waar de heer Willeumier den eisch der billijkheid en rechtvaardigheid had doen gelden, dat in eene Grondwet, wier herziening door een derde deel der Volksvertegenwoordiging kan worden tegengehouden, geene partijbepalin gen zullen voorkomen, antwoordde hem de heer Jolles met de oude, dwaze leuze: geen concessiën aan de clericalen! Waar de heer Willeumier, die op de offervaardigheid der kerkelijke partijen tot instandhouding hunner bijzondere scholen gewezen had, de vrees der doctrinaire liberalen voor grooter vrijheid van den gewonen wetgever had bestreden, kwam de heer Levy met spiksplinternieuwe onthullingen over de booze bedoelingen der tegenpartij, met citaten uit »Ons Program'' en uit den Syllabus, voorgelezen met even veel ontroering, als" zag hij den gifbeker v»-' Socrates, de brandstapels van Bruno en Huss, de gevangencel van Galilei in het verschiet! De zoo onwederlegbaar juiste opmerking van den heer Willeumier, dat in elk geval het voorstel-Schaepman door de Eerste Kamer behoort te worden aangenomen, opdat de Tweede Kamer na de beslissing der kiezers vernomen te hebben, er zich in tweede lezing over kunne uitspreken, werd eenvoudig door de heeren Jolles en Levy genegeerd. Het schijnt bij die heeren vast te staan, dat de uitspraak der kiezers eerst dan eene groote beteekenis erlangt, eerst dan eerbiedwaar dig wordt, als zij in overeenstemming is met hetgeen geleerderen en wijzeren als »eischen een leeuw, en toen 's avonds de trompetter den aftocht blies, lag de dappere kapitein, zwaar gewond, maar nog ademend, te midden van een aantal door hem verslagen vijanden op het slagveld. Zijn moedig onversaagd ge drag was door den bevelvoerenden Generaal niet onopgemerkt gebleven, en toen de ge wonde hem voorbijgedragen werd, rukte hij het eeremetaal, dat zijn eigen wapenrok ver sierde, los en hechtte het op de borst van John Burter met de woorden: «Kapitein, ontvang dit kruis het is de hoogste onderscheiding die Frankrijk een dapper man kan bewijzen in den naam van mijn vaderland, geef' ik het u". Den volgenden dag stierf John Burter in de ambulance, maar voor hij voorgoed de oogen sloot vertrouwde hij het kruis een zijner vrienden toe, terwijl hij zeide: »Geef dit kruis aan mijn zoon het zal hem een talisman zijn, d^e hem voor afdwalen zal behoeden op het pad van eer en plicht. Wanneer ooit een onedele gedachte zich aan hem opdringt en hij ziet dit kruis aan, dan zal het hem aan zijn vader herinneren en ik ben zeker, dat liet hem zal terughouden van elke daad of elke gedachte, die een man van eer onwaardig is." Lang nadat de bovengemelde gebeurtenissen plaats grepen, voerde het toeval mij naar de kust der Middellandsche zee. Verscheidene dagen vertoefde ik in Monaco, niet om te spelen, want die onzalige hartstocht heb ik Goddank! nooit gekend, maar om familiezaken te regelen. Ochtend aan ochtend had ik aan het strand doorgebracht en het waarlijk prachtig schouwspel bewonderd en genoten, dat de natuur ten toon spreidt voor den wandelaar die van Nice naar Genua gaat, ;oeii ik op zekeren morgen lust kreeg om het Casino van Monte Carlo binnen te treden. Green grooter tegenstelling is denkbaar. Terwijl het uitzicht dat men boven op het ;erras van Monte Carlo geniet, het oog verrukt, den geest verheft en 't opgetogen gemoed in ubelende klanken zich doet uiten wordt iet hart door den aanblik van het speelhol van den Rechtsstaat" erkend hebben ! Heeft de heer Levy de magische woorden »Staatshoogheid" en »Staatsénheid" uitge sproken, dan blijft voor gewone staatsburgers niet anders over dan het hoofd te buigen, en te denken: het zal wel zoo wezen, want wie verklaarde ooit, grooter afkeer te hebben van dreunende phraseologieën, dan de geniale uitvinder van het «kiesrecht naar rechtsbekwaamheid!" ;. Een merkwaardig moment in de vergade ring van Maandagavond was het optreden van den heer Gerhardt. Niet, dat de feite lijke mededeelingen van dien ijverigen onderwijsvriend aan hen, die op de hoogte der zaak waren, veel nieuws leerden. Zij wisten, dat niettegenstaande art. 194 der Grondwet en de schoolwetten van 1857 en 1878 het Lager Onderwijs in Nederland nog zeer veel te wenschen overlaat. De beteekenis van het op treden des heeren Gerhardt was eene andere. Deze spreker herinnerde aan iets, waarop het inleidingswoord des heeren Willeumier niet voldoende licht had geworpen, aan de reden, waarom vooral de vrienden des volks, de aanhangers eener oprecht democra tische staatkunde het verdwijnen van art. 194 uit de Grondwet en de vervanging dier be paling door eene voor alle onze staatkun dige partijen gelijkelijk aannemelijke moeten wenschen. De rede van den heer Gerhardt was in den aanvang wat breed opgezet en hare conclusie werd door den Willeumier beter en scherper dan door hem zelf ge trokken. Zij luidde: Zonder leerplicht zult gij de achterdeurtjes niet sluiten, die ook de beste wetgeving tegen den kinderarbeid open laat, zult gij het onderwijs niet aan de kin deren der minder bedeelden verzekeren, en leerplicht zult gij bij de bestaande par tijverhoudingen in Nederland nooit of te nimmer verkrijgen, tenzij ge aanvangt met het geven eener voor alle partijen, gelijkelijk billijke en rechtvaardige schoolwet Ziedaar, naar onze meening, in waarheid de kern der aanhangige quaestie. Ziedaar de meest klemmende reden, om aanneming van het gewijzigde voorstel-Schaepman te ver langen. Kenschetsend voor den onpraktischen aard van het doctrinaire liberalisme was de wijze, waarop de heer Gerhardt door den Voorzit ter en den heer Levy bejegend werd. De heer Jolles begreep van den aanvang aan niet, in hoe nauw verband de klachten van den heer Gerhardt met het behandelde onder onderwerp stonden en verzocht den spreker bedroefd, het gezicht beneveld en de ziel van den toeschouwer vervuld met een onuitsprelijk gevoel van neerslachtigheid en weemoed Stel u een prachtige zaal voor, door tallooze gaskronen. schitterend verlicht; de wanden zijn keurig behangen en met kostbare schilder stukken gestoffeerd, maar het geheele ameu blement bestaat uitsluitend uit tafels en stoe len. Op elke tafel ziet men een roulette, kleine geldschopjes en een gesloten geldkistje. Lang zamerhand stroomen de bezoekers binnen en wordt de zaal gevuld. Lieden van allerlei slag en landaard en van het meest uiteenloopend karakter, nemen om de verschillende tafels plaats; de croupiers komen binnen, openen de kistjes, vullen ze met bankbiljetten en zetten stapels goudstukken op hoopjes voor zich. Het spel begint. De bankier werpt een ivoren balletje op een schijf, die in een rondom genummerden cirkelvormigen bak op een spil draait. Er zijn zes en dertig nummers in, zonder de nul mede te tellen. Ieder speler kiest een num mer, waarop hij een som gelds zet. De crou piers betalen ze&'eii dertig malen de som van den inzet, door den gelukkigen speler ge waagd op het nummer, waarvoor het balletje stil houdt. Al het geld dat op de andere nummers werd ingezet, vormt de winst van het Casino. Een heer van een krijgshaftig uiterlijk staat bij een der fafeltjes. Hij zet een gouden twin tig francsstuk in en of' hij wint of verliest, de som die hij inzet verandert nooit altijd is het twintig francs tegelijk. Aan de over zijde der tafel zit een jonge vrouw de win nende nummers op te schrijven; uren achter een is zij in deze bezigheid verdiept en wan neer zij des avonds in haar hotel is terug gekeerd besteedt zij haar tijd met het maken van ontelbare kansberekeningen. Zij rekent na hoeveel malen elk nummer in den loop van den dag gewonnen heeft, dan gaat zij ze onderling vergelijken en bepaalt zóó het nummer, waarop zij den volgenden morgen het geld zal wagen waarover zij te beschikken heeft. Aan een ander tafeltje staan twee perom bij de zaak zelf te blijven ; wie zich blind getuurd heeft op het clericale spook, kan trou wens moeielijk inzien, dat er een nog veel ern stiger schoolstrijd te volstrijden valt, dan die tot dusver tegen de kerkelijke partijen gevoerd werd. De heer Levy verklaarde zich een even warm vriend van den leer plicht als de heer Gerhardt, en kon maar niet inzien, dat het al of niet behouden van art. 194 daarmede in verband stond; wie aan de eigen wenschen kracht meent bij te zetten, door ze in abstracto te formuleeren als »eischeu van den Rechtsstaat,1'' denkt er trouwens niet aan uit te zien naar midde len om de behoeften van het practische leven te vervullen. De meerderheid der vergadering gaf blijk van beter inzicht in de behoeften des Lands dan de tegenstanders der aan te nemen motie. Het moest dan ook den meest oppervlakkigen toeschouwer treffen, dat onderwijs mannen van zoo onverdachte vrijzinnigheid en zoo onmiskenbare verdiensten als de heeren Willeumier, de Beer en Gerhardt het laten varen, van art. 194 voorstonden tegenover den heer Jolles en den schrijver van een paar redevoeringen, wier grootste verdienste eene van rhetorischen aard is. Aan het slot der vergadering gaf de meer derheid van het Bestuur nog een treffend bewijs van een prikkelbaar karakter. De heer Willeumier verlangde terecht, dat het orgaan der Kiesvereeniging Burycrpligt de aan te nemen motie zou brengen ter kennis van de Eerste Kamer. Met volkomen misken ning van zijne taak, die alleen bestaat in het certificeeren van de echtheid der medegedeelde besluiten van Biirgcrplifjt en wier vervulling geenszins instemming met die besluiten van de Bestuursleden individueel veronderstelt, maakte het Bestuur bezwaar, om aan dat verlangen te voldoen. Uit overdreven beschei denheid gaf de heer Willeumier toen dat deel van zijn voorstel prijs. Gelukkig verliest het votum van Burgerpligt daardoor in het minst niet zijne beteekenis. In het algemeen wordt de positie Van de meerderheid des bestuurs in Burycrpligt zoo langzamerhand onhoudbaar. Op 21 Febr. had die meerderheid zich belachelijk gemaakt en zich geblameerd door de wijze, waarop zij uit meiden-praatjes omtrent het beweerd anti-semitisme van den heer Becker munt zocht te slaan, om dien door haar niet gewenschten candidaat voor het lidmaatschap van den gemeenteraad te weren. Dadelijk daarop (20 Febr.) werd tot straf haar voorsonen van een geheel verschillend karakter tegenover elkaar. De eene is door het spel verdierlijkt, de andere is onverschillig. Oogen schijnlijk is hij de bedaardheid in persoon. Of hij wint of verliest, de uitdrukking van zijn gelaat blijft altijd dezelfde. De wisselin gen der fortuin laten hem schijnbaar koud. Geen zenuwachtige trek verraadt wat er in zijn hart omgaat en als de roulette zijn bun deltje banknoteii verzwolgen heeft, schijnt hij zich zijn verlies in het minst niet aan te trekken. Vandaar dat men hem bestempeld heeft met den naam van *de man met het stalen voorhoofd." Eenige oogciiblikken had ik in de speelzaal doorgebracht, toen ik er een jong paar zag binnentreden. De dame was eene Franfaise; de man sprak Engelsen, maar met een sterk Amerikaansch accent. Ongetwijfeld was het een jonggehuwd paar, dat Monaco tot het doel van zijn huwelijksreisje had gekozen. Beide zetten zich aan een der tafeltjes neder en beginnen te spelen. »Den negenden December zijn wij getrouwd," fluistert de jonge vrouw haren echtvriend in het oor »laat ons nummer 9 kiezen mis schien brengt het ons geluk aan". »Zooals ge wilt" antwoordt haar echtgenoot en vijf pond sterling wordt op het nummer van hun huwelijksdag gewaagd. Het balletje wordt geworpen en begint zijn kringloop op de sncldraaiende schijf. Met de ellebogen op de tafel wacht de man, in bijna onverschillige houding, den uitslag af; de dame, blijkbaar minder kalm, houdt haar lorgnet voor de oogen om beter te kunnen zien. Ontelbare malen vliegt het balletje rond, maar begint gaandeweg minder snel te draaien, wentelt langzaam voorbij de nummers 33, l, 20, 14 en 31 en blijft ten slotte op nummer negen liggen. De croupier telt 1.80 pond sterling af in goudstukken, die hij luide doet klinken en naar de jonge vrouw toeschuift. Lachend neemt zij een schopje en stapelt een kleinen berg goud vóór zich op tafel. »Als wij 100 pond hadden gewaagd, in plaats

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl