Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
,..
bet
over de Grenzen.
.Italiaansche ministerie heeft zijn
prerloren. Agostino Depretis, »de vos van
", zooals zijn tegenstanders hem
, »Barbabianca". zooals hij in de
hulie tijdschriften heette, is in het laatst
. ., J** week bezweken en in deze week
|i vorstelijke, eerbewijzen grafwaarts
ge
het treurig bericht van den dood van
o Depretis zich uit het Piemonteesche
Stradella over Italiëverspreidde1', -t
t Jlobert de Fiori in de Neue Freie
'?»zal een ongeloovig lachje
menig'lippen hebben doen krullen. «De oude
S al zijne tiidgenooten begraven," hoorde
! afgevaardigden dikwijls zeggen, en nog
! Weinige weken hadCavallotti den minister
jrfêHinenlandsche zaken, Crispi, voorspeld,
, Óók, deze vóór Depretis zou vallen.
Ca-^ dacht natuurlijk niet aan den
physi1, en toen Crispi hem spottend
ant»O neen, onorevole Cavallotti, niet
ilen de begravenen zijn," lachte de
i, en Depretis, met den hem
eigenaarWik vol zelf bespotting en
wereldver~ opziende, en naar de uiterste
linkerj partij van Cavallotti) wijzend, sprak
[lelijk verneembare stem: «Gij zoUdt
Hen, dat ik dood was. Maar maakt u
jgerust. De oude sterft zoo gauw niet."
otti antwoordde: «Uw systeem wenschen
toe l" En Depretis hernam: «Mijn
zal'na mij blijven. Gij lieden zult
en ondergaan."
^ tis is tien jaren lang doorgegaan voor
onmisbaren man. Aan het roer gekomen
de vertegenwoordiger der linkerzijde, heeft
?zich langzamerhand meer en meer leden
- _recnterzijde tot vriend weten te maken,
dat men hem echter eene bepaalde
iiening van beginselen ten laste kon
Slechts van de irredentisten, van de
seinen en revolutionnairen had hij
pp besliste wijze afgekeerd. Het
trasforhad hem langzamerhand weder doen
en tot zijn ouden tegenstander
MinDoch toen het bij de laatste ministe
le crisis noodig bleek, een der hoofden
de Penlarchia in het kabinet op te nemen,
men vermoeden, dat deze transformatie
pretis'" laatste zou zijn, niet slechts omdat
ifjae gezondheid hem begaf, maar ook omdat
glooiende en plooibare politiek in de
btige persoonlijkheid van den
Siciliaanstaatsman haar meerdere moest vinden.
omkeering in Italië's staatkunde, met
name in de houding van het kabinet
tegen.over Oostenrijk en Duitschland, is echter
niet te wachten. In zoover, doch in zoover
? alleen, kan men zeggen, dat het systeem van
Depretis zal blijven.
i Bijna terzelfder tijd als Depretis overleed
4e Russische staatsman Katkoff. Scherper
contrast dan tussehen deze beide naturen
j,* bestond, kan men zich bezwaarlijk denken.
? Plooien en schipperen waren uitdrukkingen
'?"ie in Katkoff's woordenboek niet
voorkwajen,, en eene aansluiting bij Duitschland en
fe, Oostenrijk achtte deze patriot voor zijn land
IK ifr ergste van alle rampen. In tegenstelling
p£~"3»et de »Zapaniiki", de «westerlingen", die
r Meenden, dat de Russen geen aanspraak
, konden of mochten maken op eene eigene,
' «elfstaidige ontwikkeling en beschaving,
,»naar hun voordesl moesten doen met de
*. Tültachten der Westersche cultuur, leerden de
^ SStrwmophili, zooals zij zich eene halve
Ui t feuw geleden noemden, dat elke aanraking
"" met die Westersche beschaving voor de Rus
sen verderfelijk was; dat Rusland in zich zelf
van het eenmaal grootsche kasteel hadden
* aanschouwd, trokken wij verder: naar de rots
partij en langs het paadje, door dezen hollen
Weg en over die weiden: wij wandelden langs
' -de Geul, aanschouwden heerlijke panorama's,
vleiden ons hier en daar in den schaduw,
loofden «het Geuldal" hetwelk op lieve
? - punten banken doet verrijzen bewonderden
- de mooie allee voor het kasteel, zetten
? ons neder in deze en geene «uitspanning,"
'»«wamen ook terecht in Ond-Valkenburg en....
x verlustigden ons in »schön Annchen."
. Heeft Hildebrand in Oosterhout Keetje van
, ' de Made mogen bewonderen, wat zou hij
hebben gezegd _van »Schön Annchen." Al
zou men zelf zich kunnen verzoenen met de
- fooien-azende kellners der Duitsche logemen
ten en hunne neefjes in Holland, al zou men
zelfs vriendschap_ kunnen koesteren voor het
immer lachende, immer schmeigelende wezen
»Herr Ober" geneeten, dan nog zou men alle
aarcons, Jan's en kellners geven voor die ne
jonge waardin uit »de Geulvallei."
»Ze is iets te dik," meenden de dames; wel
ia, zelfs de vleesch gewordene Venus van
Melos zou onvolmaakt heeten, doch wie Ann
chen zoo eenvoudig geestig heeft zien lachen,
de kuiltjes in haar wangen heeft aanschouwd
en haar_ kleine voetjes heeft bewonderd zoo
coquet in _ de blauwe kousjes gehuld wie
"Annchen in haar Limburgschen tongval heeft
hooren mallen, wordt behoudend en geeft het
nieuwe Valkenburg heel gaarne voor het oude.
Binnen in de herberg zaten eenige
boeren, zij mopperden over »Geuldal". Was
niet die vereeniging oorzaak dat de boeren
nu die Geul waaraan %ij toch niets had
den moesten schoonmaken en schoonhou
den en al het vuil wat vader en groot
vader steeds in het water hadden geworpen
«rge^s anders moesten bergen.
«Ben-jij nu voor of tegen het Geuldal, Ann
chen ?" vroeg een der jongelui.
Annchen liet eens haar mooie tanden zien en
de kuiltjes_in hare blozende wangen bewonde
ren, doch hield zich onzijdig door te zwijgen.
alle hulpbronnen bevat, en eene roeping had
te vervullen, waarvan het zich noch door
verlokkingen, noch door bedreigingen uit het
afgeleefde en verdorven Westen mocht laten
terughouden. De oud-Slavische
nationaalgeest moest worden aangekweekt, niet
slechts in Rusland, maar ook daar bui
ten, waar volkeren van Slavischen stam
woonden, en daartoe moest als uiterlijk zicht
bare band, de handhaving der
oud-vaderlandsche gebruiken in eere worden gehouden,
terwijl de orthodox-Grieksche godsdienst, met
den czaar als opperhoofd, de zuurdeesem zou
zijn, die het geheel zou doortrekken. Die rich
ting, waarvan Katkoff de invloedrijkste en
en meest talentvolle vertegenwoordiger is ge
weest, Openbaarde zich, in eigen land door
een streng conservatisme en eene eerbiedige
erkenning van het autocratisch gezag des
Godgezalfden heerschers ; tegenover het buitenland
trad zij op als Panslavisme, en maakte aan
spraak op onvoorwaardelijke heerschappij over
de verspreide elementen van de groote Sla
vische volkenfamilie, hetzij deze bij andere
rijken waren ingedeeld, hetzij ze een zekere
mate van onafhankelijkheid genoten.
Wanneer wij Katkoff het hoofd dezer rich
ting noemen, dan moeten wij niet uit het oog
verliezen, dat de Panslavisten van heden niet
even consequent zijn als hunne slavophile
voorgangers van vijftig jaren geleden. Kat
koff en zijne geestverwanten coqueteerden
met het republikeinsche Frankrijk en prezen
de voordeelen aan eener Fransch-Russische
alliantie. Het moet trouwens erkend worden,
dat de houding der Slavische volkeren op
het Balkan-Schiereiland, nadat zij door
Rusland van 'het Turkschejuk waren bevrijd,
voor de Panslavistische droomers een onzacht
ontwaken is geweest.
Katkoff's naam is in de laatste maanden
het symbool en het vereenigingspunt geweest
voor allen in Rusland, die meenen dat de dag
der afrekening met Duitschland en Oostenrijk
gekomen is. In zoover zullen de vrienden
van den Europeeschen vrede zijn heengaan
niet kunnen betreuren. Doch het is de vraag,
of' hij niet, met meer recht dan Depretis zal
kunnen zeggen: »Mijn systeem zal na mij
blijven."
In het Weener Fremdenblatt kwam dezer
dagen een opstel voor van den Rus Nikolaas
Colchis , over de ontwikkeling van de
nationaal-Russische leer op letterkundig gebied.
Het slot van dit opstel moge hier een plaats
vinden,
»Eene werkelijkheid is in de laatste tijden
het gronddenkbeeld geworden van de
Slavophilen, om op oud-Slavische fondamenten
eene nationaal-Russische beschaving op te
bouwen met de leuze: n God, n recht,
n waarheid!" Deze gedachte heeft
oogenblikken doen ontstaan, waarop in Rusland
geen partijen meer bestonden, en de geheele
natie als n man dacht en handelde. Zóó
was het in het jaar 1861, bij de afschaffing
van de lijfeigenschap, en in 1863, toen Rus
land, geheel geïsoleerd en aan zich zelf over
gelaten, krachtig optrad tegenover
binnenen buitenlaiidsche vijanden. Toen waren
niet slechts het leger, de diplomatie en de
pers eensgezind, hetgeen reeds op zich
zelf een zeldzaam geval is, maar de
wil van den monarch was in volkomen
overeenstemming met het vurig verlangen
des volks. Iets dergelijks heeft ook thans plaats,
en men bemerkt het reeds aan de verwonder
lijke overeenstemming van alle organen
deiRussische pers. De Sfavophile en de
Europeesche beken schijnen zich tot n grooten, na
tionaal Russischen stroom te hebben vereenigd.
Aksakoff's laatste vermaning: «Niets van
Duitschland's genade!" staat niet meer alleen.
Dat waren ook de laatste woorden van den
strijdbaren held Skobeleff en van den in Rus
land zoo hoog geschatten dichter Dostojeffsky
«En je herberg heet nog wel »de Geulvallei",
merkte een ander op, op een uithangbord
wijzende.
«Dat hebben ze ons van de commissie thuis
gestuurd !"
Goddank, de commissie had er nog geen
kellner bijgezonden, en de »brave lieden"
hebben er tot heden nog niet «iets in gevonden."
Maar wij moesten voort ; ik was gekomen
om Valkenburg te zien in zijn nieuwe waar
digheid ; noemt de commissie het niet een
Luft-kur-ort en stelt zij zich niet ten doel de
nieuw gepromoveerde badplaats door allerlei
vermakelijkheden nog meer in trek te brengen.
Eiken Zondag een «concert bij Vossen",
nu en dan een kinderpartij, af en toe een
pic-nic en ditmaal weer een concert-promenade.
En zoo zagen wij dan een corps hoornbla
zers verschijnen op het programma ver
meld als »muziek van het 2e reg. inf'. hoor
den voor elk hotel »een vroolijk mopje" bla
zen en tegen zes uur schaarden wij ons in
rij en gelid achter de muziek, om ieder
gewapend met een Chineesche lampion aan
een stok den Sint Pietersberg in te trekken.
Lustig marcheerden wij voort; mijn vriend
de Rotterdamsche makelaar even goed
zijn ballonnetje op den maat der muziek be
wegende als het deftige raadslid uit de
Amsterstad, omringd door een paar kleine kin
deren; de dames even vroolijk en opgeruimd
als de jongelui, die al spoedig de bekende
melodieën in koor aanhieven. In onze verbeel
ding werden wij weder teruggevoerd naar
onze kinderdagen, toen wij achter den ouden
Verhoeven (geeft dansles en speelt op kin
derpartijen) op de maat van de viool lustig
twee aan twee marcheerden, in het oneindige
herhalende «Mijnheer van Son is een brave
kapitein, enz."
Alle heeren-gasten volgden; ieder char-un
had al spoedig zijne chaeune gevonden, hier
uit plichtbesef, gindsch uit hoffelijkheid, elders
om nog meer begrijpelijke redenen en vroolijk
drongen wij in de onderaardsche gewelven,
aardig verlicht door heel primitieve lichten
De bedreiging aan het adres van Duitschland
was echter slechts het omhulsel der gedach
ten: de kern is .en blijft de waarschuwing;
«Rusland vege zijn eigen baan schoon en
keere tot zich zelf in, maar zie niet altijd
naar buiten!"
Met die kern kan men vrede hebben.
Maar in de laatste dagen van Katkoff's leven
en werken schijnt men in Rusland meer
waarde aan het omhulsel te hebben gehecht.
Zal dit nu zoo blijven ?
Op die vraag Kan alleen de tijd antwoor
den, maar lang zal men op dit antwoord niet
behoeven te wachten.
E. D. PIJZEL.
Uit het Haagje.
We zijn deze week zoo gelukkig geweest twee
feesten op eenen dag te vieren. Eigenhjk gezegd
hebben we verleden Dinsdag den heelen dag door
in feestelijke stemming verkeerd. Dat begon 's och
tends om negen ure, om om eerst tegen midder
nacht te eindigen. Zelfs geloof ik, dot een aantal
feestvierders er nog een aardig stukje van den
Woensdag hebben aangeknoopt.
Het eene feest diende om onze Oranjegezinde,
het andere om onze vaderlandslievende gevoelens
lucht te geven, en daar in ons gezegend Nederland
beide gevoelens hand aan hand gaan, behoef ik u
niet te zeggen hoe we ons hart hebben opgehaald.
Nu is 't waar, het eene feest, namelijk dat voor
onze vaderlandsche gevoelens, duurde maar van
's morgen s negen tot 's namiddags vijf uren, maar
welk een genot, bijvoorbeeld voor den portier van
't stadhuis, die al dien tijd in zijn glazen loge
gezeten, de feestvierders kan zien binnenkomen
met hnn stembriefje in de hand, of nog veilig in
den zak, met gezichten stralende van heiligen
ijver voor de zaak des vaderlands, meei speciaal
die van de gemeente 's-Gravenhage, en 't ge
bouw weder verlatende met de zelfvoldoening op
't gelaat, die alleen 't besef van verheven plichts
betrachting geven kan. Welk een feest voor dien
portier! En iedereen, die maar verkoos, kon van
dat feest mede genieten, als hij maar tijd had.
Daartoe had hij niets anders te doen dan zich in
de nabijheid van 't stadhuis, liefst bij den ingang,
op te stellen, wat ik dan ook verscheiden
straatjongens heb zien doon. Wel een bewijs
dat het kies- of stemfeest een mooi feest is, want
niemand weet beter over de betrekkelijke waarde
eener openbare festiviteit te oordeelen dan de
straatjongen.
Voor de stemmers zelve was het feest van veel
korter duur, hoewel ze reeds dagen te voren er
van genoten hadden, zooals men allicht doet wan
neer men iets prettigs in 't vooruitzicht heeft.
De heele aardigheid was in een minuut
afgeloopen, maar 't was dan ook een minuut vol
zaligheid. Ik heb er nog plezier van.
De andere festiviteit stond in onmiddellijk ver
band met onze koningsgezinde gevoelens ; ze gold
den verjaardag onzer koningin.
Maar voor dat ik verder ga,"heb ik nog een
gewichtige opmerking te maken, of liever, een
aanmerking op mezelf. Ik sprak van twee feesten
maar 't waren er eigenlijk drie ; het derde was
het slottooneel van den turnerwedstrijrl, een al
leraardigst kinderfeest, dat ik met plezier zou
gezien hebben als ik er den tijd toe had gehad,
maar waarvan ik de bijzonderheden met veel vol
doening in onze kranten heb gelezen, zooals gij
waarschijnlijk ook hebt gedaan.
Nu kom ik op het Koninginnefeest terug. Dat
was voor ons, Hagenaars, een blijde nagalm van
het laatste Koningsfeest, inderdaad. Zooveel
vlaggen als den 19n Februari waren er niet, maar
toch heel veel. Eerebogen heb ik niet gezien, maar
die hadden we ditmaal, als naar gewoonte in onze
harten opgericht, een wel niet zichtbare, maar
uiterst goedkoope manifestatie en daarom niet
minder goed gemeend. De kranten hebben zeker
en niet het minst door de papieren toortsen
en lantaarnen der bezoekers en bezoeksters.
Is de Sint Pietersberg van Valkenburg de
zelfde, welken men in Maastricht gaat bewon
deren, de gangen zijn hier lager, doch daar
entegen minder regelmatig, wat het effect ver
hoogt. Ook zijn de teekeningen en beeldhouw
werken in het Valkenburgsche deel over het
algemeen gelukkiger dan in dat bij de hoofd
stad gelegen. Enkele koppen zijn hier al
bijzonder goed geslaagd.
Indrukwekkend vooral is bij zoo'n concert
promenade de verlichte vijver, waarop zich
een bootje beweegt. Onwillekeurig denkt men
daarbij aan den ongelukkigcn LodeAvijk van
Beieren in zijn gondel, Lohengrin imiteerende,
en hoe eenvoudig met bengaalsch vuur het
effect ook worde verhoogd, de indruk is niet
minder verrassend.
Wel tweemaal moesten wij dien vijver langs
de ijverige commissarissen lieten geen plekje
onbezocht en nu en dan als de tocht
wat al te eentonig dreigde te worden hielp
de muziek weer duchtig mee om de
vroolijkheid te verhoogen. Voor de portretten van
alle leden van het koninklijk huis in een
groote groep op den steen geteekend werd
het »Wien Neerlands bloed" aangeheven; onze
Limburgsche broeders zongen lusttg mee en
toen een der commissieleden een »Leve de
Koning" aanhief, scheen aan de hoera's geen
einde te zullen komen.
Kalmer was het in »de kapel," in het laatst
der vorige eeuw de schuilplaats van Max
Delacroix, Valkenburg's pastoor, die den eed
op de constitutie van '93 had geweigerd, en
21 maanden lang door hem werkelijk als be
dehuis in gebruik genomen.
In deze krocht, door Walter Claessen in
steen uitgehouwen, kwamen de getrouwe
geloovigen samen en van de kinderen die daar
gedoopt ziju, is wie duidt het den Valken
burgers ten kwade, dat zij liet als een aan
trekkelijkheid te meer beschouwen Maria
Wagermans (geboren 1SOO) nog in leven.
Wijselijk was het wachtwoord:
«doormarvermeld, hoeveel reizigers de verschillende maat
schappijen den 2en Augustus j.l. per spoor en tram
naar den Haag hebben vervoerd. Ik heb die be
langwekkend statistiek ditmaal niet gelezen, wel
een bewijs, dat ik geen aandeelhouder in een of
meer deze even philantropische als belanglooze
instellingen ben. Maar dit kan ik wel zeggen,
dat het aantal der vreemde bezoekers groot
was. Ik heb geen statistische opgaven noodig
om het feit te constateeren, want een Hagenaar
onderscheidt dadelijk zijn provinciaal even goed
van zijn stadgenooten als de Parijzenaar dat
doet. Men kent die vreemde eendvogels in de
bijt 't allereerst aan hun slenterenden gang en hun
verwonderd rondkijken, dan aan hun tooi, die iets
Zondagsch heeft, en de mandjes en reistaschjes
die ze meevoeren. Ik heb er duizenden opgemerkt
en telkens dacht ik met een onwillekeurigen glim
lach op de lippen: Voordat ik Hagenaar was en
nu en dan hier kwam om mee van de partij te
zijn, moet ik er ook zoo idioot hebben uitgezien".
Van de groote parade kan ik alleen zeggen,
dat ze begunstigd werd door goed weer; ik meen
zelfs dat do Oranjezon mee op 't paradeveld was,
en dat veld was ditmaal niet het Malieveld, want
want dit was door de tierende jeugd in beslag
genomen, maar wel het Alexanderveld, een mooie
ruimte, die echter door de ruiterij in zoodanigen
toestand is gebracht en wordt gehouden, dat onze
brave voetknechten na het defileeren door die
zand- of modderwoestijn, er niet heel parade
achtig meer uitzien. Enfin, een prinsjesdag wordt
hun toch als een feestdag aangerekend, licht dat
ze dan bij hun thuiskomst nog een kleinigheid
te doen krijgen.
Ik hoorde bij die gelegenheid o. a. ook de op
merking maken, dat eenige hooge officieren, Mj
dit militair feestvertoon tegenwoordig, volgens
matige berekening, elk een een driehonderdtal
parades in de residentie hadden bijgewoond. Ik
kan me begrijpen dat iemand er dan eindehjk
plezier in gaat krijgen, als hij 't nog niet had.
't Is wel niet zoo schitterend als zoovele veld
tochten en gevechten, maar toch ook briljant,
tenminste men kan er bij ons evengoed generaal
mee worden. Het glanspunt ik zou wel licht
punt kunnen zoggen, maar als ik in een krant
schrijf, doe ik als andere krantenschrijvers en ik
zeg: glanspunt dat was de illuminatie ia 't
Haagsche bosch. De draaiorgels en
poftertjeskramen moet ik ditmaal tot mijn leedwezen met
stilzwijgen voorbij gaan, omdat ik er allicht aan
leiding in zou vinden, een kleine hatelijkheid aan
het adres van den burgemeester te debiteeren,
en dat wil ik vermijden. Hij slaapt dezer dagen
met die drommelsche verkiezingen en herstem
mingen, toch al niet op rozen, waarom hem
dan nog een doren in 't vleesch gedrukt ?
Nu 't glanspunt dan. Nieuw was de illuminatie
niet. 't Is dan ook heel moeilijk iets nieuws te
vinden voor iets wat zoo periodiek terugkomt.
Maar iets wat niet nieuw is, kan daarom toch
wel mooi zijn en blijven. En waarlijk de
boschilluminatie, vooral die rondom de Vijvers, is altijd
mooi. Door eenvoudig vetglaasjes in bochtige lijnen
langs de oevers op te hangen, krijgt men door de
terugspiegeling in 't water een toovorachtig eftect!
En dan op den achtergrond van den tweeden
vijver die Chineesche tempel met zijn duizenden
lichtjes, al diende hij niet voor den oersten
keer, als ik me wel herinner, was waarlijk
oogverblindend. Denk u daarbij tussehen de twee
vijvers de muziek der huzaren, op een geïmpro
viseerd orkest; de spiegelgladde watervlakte ver
levendigd door ... gondels zal ik maar zeggen,
van nabij gezien zullen 't wel gewone schuiten
zijn geweest, verlicht met gekleurde ballons,
nu en dan Bengaalsch en electrisch licht bran
dende, vuurpijlen en luchtballons in de lucht
werpende, en dan zult ge u, met uw gewone ver
beeldingskracht, wol een denkbeeld kunnen maken,
van 't algemeen effect. Voeg er dan de maan nog
bij, die haar zilver tooverlicht over de hooge
kruinen van 't dicht geboomte wierp, en het
tooneel is volmaakt.
Maar niets is er volmaakt op dit wereldrond,
cheeren;" de piëteit der eene helft had in
botsing kunnen komen met den al te gulgauwen
lach der andere, en voort ging het weer naar
»den tweedrup" en »deii driedrup" en einde~
lijk langs de »reuzentrap" in de heerlijke,
vrije natuur terug, na eerst den inwendigen
mensch te hebbon gelaafd aan het «buffet in
het Romeinsche gedeelte."
«Wat doe je al niet voor je pleizier," hoorde
ik opmerken, toen wij na eerst den trap
in den berg te hebben beklommen langs
een steil bergpaadje daalden, »als het doen
moest, zou je het vreeselijk vinden!"
Er lag wat waarheid in die verzuchting,
doch wij hadden ons geamuseerd, menige
kwinkslag had ons doen lachen, een enkele
grappenmaker had alle vermoeienis doen ver
geten, in het vermaak lag iets kinderlijks en
daarom ook zooveel bekoorlijks.
De pret was daarmee uit: de muziek ging
naar huis, de gasten verstrooiden zich en om
elkaar een arm te geven, daarvoor bestond
geen noodzakelijkheid meer. Een half' uur
later zaten de mecsten in hunne respectieve
hotels aan het avondmaal men volgt in
Limburg de Duitsche levenswijze.
Voor mij was echter niet gedekt;_ ik had
plaats moeten ruimen voor gasten, die reeds
vroeger hadden besteld en die niet in de hun
toegedachte kamers konden logeeren, wijl
andere gasten nog niet waren vertrokken.
Geen hoekje was er meer voor mij te vinden
en ik trok naar Maastricht, waar nog hotels
met «beschikbare kamers" te over zijn.
Ik zal terugkomen, heb ik beloofd^ en ik
zal woord houden: Limburg is mooi, heel
mooi; doch wie er van wil genieten, wie nog wil
profiteeren van dat aardige, goedkoope, vrije
Limburg, ga er spoedig heen en bestelle ka
mers vóór liet te laat is.
24 juli '87. F. A. Buis.