De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 7 augustus pagina 2

7 augustus 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. ,.. bet over de Grenzen. .Italiaansche ministerie heeft zijn prerloren. Agostino Depretis, »de vos van ", zooals zijn tegenstanders hem , »Barbabianca". zooals hij in de hulie tijdschriften heette, is in het laatst . ., J** week bezweken en in deze week |i vorstelijke, eerbewijzen grafwaarts ge het treurig bericht van den dood van o Depretis zich uit het Piemonteesche Stradella over Italiëverspreidde1', -t t Jlobert de Fiori in de Neue Freie '?»zal een ongeloovig lachje menig'lippen hebben doen krullen. «De oude S al zijne tiidgenooten begraven," hoorde ! afgevaardigden dikwijls zeggen, en nog ! Weinige weken hadCavallotti den minister jrfêHinenlandsche zaken, Crispi, voorspeld, , Óók, deze vóór Depretis zou vallen. Ca-^ dacht natuurlijk niet aan den physi1, en toen Crispi hem spottend ant»O neen, onorevole Cavallotti, niet ilen de begravenen zijn," lachte de i, en Depretis, met den hem eigenaarWik vol zelf bespotting en wereldver~ opziende, en naar de uiterste linkerj partij van Cavallotti) wijzend, sprak [lelijk verneembare stem: «Gij zoUdt Hen, dat ik dood was. Maar maakt u jgerust. De oude sterft zoo gauw niet." otti antwoordde: «Uw systeem wenschen toe l" En Depretis hernam: «Mijn zal'na mij blijven. Gij lieden zult en ondergaan." ^ tis is tien jaren lang doorgegaan voor onmisbaren man. Aan het roer gekomen de vertegenwoordiger der linkerzijde, heeft ?zich langzamerhand meer en meer leden - _recnterzijde tot vriend weten te maken, dat men hem echter eene bepaalde iiening van beginselen ten laste kon Slechts van de irredentisten, van de seinen en revolutionnairen had hij pp besliste wijze afgekeerd. Het trasforhad hem langzamerhand weder doen en tot zijn ouden tegenstander MinDoch toen het bij de laatste ministe le crisis noodig bleek, een der hoofden de Penlarchia in het kabinet op te nemen, men vermoeden, dat deze transformatie pretis'" laatste zou zijn, niet slechts omdat ifjae gezondheid hem begaf, maar ook omdat glooiende en plooibare politiek in de btige persoonlijkheid van den Siciliaanstaatsman haar meerdere moest vinden. omkeering in Italië's staatkunde, met name in de houding van het kabinet tegen.over Oostenrijk en Duitschland, is echter niet te wachten. In zoover, doch in zoover ? alleen, kan men zeggen, dat het systeem van Depretis zal blijven. i Bijna terzelfder tijd als Depretis overleed 4e Russische staatsman Katkoff. Scherper contrast dan tussehen deze beide naturen j,* bestond, kan men zich bezwaarlijk denken. ? Plooien en schipperen waren uitdrukkingen '?"ie in Katkoff's woordenboek niet voorkwajen,, en eene aansluiting bij Duitschland en fe, Oostenrijk achtte deze patriot voor zijn land IK ifr ergste van alle rampen. In tegenstelling p£~"3»et de »Zapaniiki", de «westerlingen", die r Meenden, dat de Russen geen aanspraak , konden of mochten maken op eene eigene, ' «elfstaidige ontwikkeling en beschaving, ,»naar hun voordesl moesten doen met de *. Tültachten der Westersche cultuur, leerden de ^ SStrwmophili, zooals zij zich eene halve Ui t feuw geleden noemden, dat elke aanraking "" met die Westersche beschaving voor de Rus sen verderfelijk was; dat Rusland in zich zelf van het eenmaal grootsche kasteel hadden * aanschouwd, trokken wij verder: naar de rots partij en langs het paadje, door dezen hollen Weg en over die weiden: wij wandelden langs ' -de Geul, aanschouwden heerlijke panorama's, vleiden ons hier en daar in den schaduw, loofden «het Geuldal" hetwelk op lieve ? - punten banken doet verrijzen bewonderden - de mooie allee voor het kasteel, zetten ? ons neder in deze en geene «uitspanning," '»«wamen ook terecht in Ond-Valkenburg en.... x verlustigden ons in »schön Annchen." . Heeft Hildebrand in Oosterhout Keetje van , ' de Made mogen bewonderen, wat zou hij hebben gezegd _van »Schön Annchen." Al zou men zelf zich kunnen verzoenen met de - fooien-azende kellners der Duitsche logemen ten en hunne neefjes in Holland, al zou men zelfs vriendschap_ kunnen koesteren voor het immer lachende, immer schmeigelende wezen »Herr Ober" geneeten, dan nog zou men alle aarcons, Jan's en kellners geven voor die ne jonge waardin uit »de Geulvallei." »Ze is iets te dik," meenden de dames; wel ia, zelfs de vleesch gewordene Venus van Melos zou onvolmaakt heeten, doch wie Ann chen zoo eenvoudig geestig heeft zien lachen, de kuiltjes in haar wangen heeft aanschouwd en haar_ kleine voetjes heeft bewonderd zoo coquet in _ de blauwe kousjes gehuld wie "Annchen in haar Limburgschen tongval heeft hooren mallen, wordt behoudend en geeft het nieuwe Valkenburg heel gaarne voor het oude. Binnen in de herberg zaten eenige boeren, zij mopperden over »Geuldal". Was niet die vereeniging oorzaak dat de boeren nu die Geul waaraan %ij toch niets had den moesten schoonmaken en schoonhou den en al het vuil wat vader en groot vader steeds in het water hadden geworpen «rge^s anders moesten bergen. «Ben-jij nu voor of tegen het Geuldal, Ann chen ?" vroeg een der jongelui. Annchen liet eens haar mooie tanden zien en de kuiltjes_in hare blozende wangen bewonde ren, doch hield zich onzijdig door te zwijgen. alle hulpbronnen bevat, en eene roeping had te vervullen, waarvan het zich noch door verlokkingen, noch door bedreigingen uit het afgeleefde en verdorven Westen mocht laten terughouden. De oud-Slavische nationaalgeest moest worden aangekweekt, niet slechts in Rusland, maar ook daar bui ten, waar volkeren van Slavischen stam woonden, en daartoe moest als uiterlijk zicht bare band, de handhaving der oud-vaderlandsche gebruiken in eere worden gehouden, terwijl de orthodox-Grieksche godsdienst, met den czaar als opperhoofd, de zuurdeesem zou zijn, die het geheel zou doortrekken. Die rich ting, waarvan Katkoff de invloedrijkste en en meest talentvolle vertegenwoordiger is ge weest, Openbaarde zich, in eigen land door een streng conservatisme en eene eerbiedige erkenning van het autocratisch gezag des Godgezalfden heerschers ; tegenover het buitenland trad zij op als Panslavisme, en maakte aan spraak op onvoorwaardelijke heerschappij over de verspreide elementen van de groote Sla vische volkenfamilie, hetzij deze bij andere rijken waren ingedeeld, hetzij ze een zekere mate van onafhankelijkheid genoten. Wanneer wij Katkoff het hoofd dezer rich ting noemen, dan moeten wij niet uit het oog verliezen, dat de Panslavisten van heden niet even consequent zijn als hunne slavophile voorgangers van vijftig jaren geleden. Kat koff en zijne geestverwanten coqueteerden met het republikeinsche Frankrijk en prezen de voordeelen aan eener Fransch-Russische alliantie. Het moet trouwens erkend worden, dat de houding der Slavische volkeren op het Balkan-Schiereiland, nadat zij door Rusland van 'het Turkschejuk waren bevrijd, voor de Panslavistische droomers een onzacht ontwaken is geweest. Katkoff's naam is in de laatste maanden het symbool en het vereenigingspunt geweest voor allen in Rusland, die meenen dat de dag der afrekening met Duitschland en Oostenrijk gekomen is. In zoover zullen de vrienden van den Europeeschen vrede zijn heengaan niet kunnen betreuren. Doch het is de vraag, of' hij niet, met meer recht dan Depretis zal kunnen zeggen: »Mijn systeem zal na mij blijven." In het Weener Fremdenblatt kwam dezer dagen een opstel voor van den Rus Nikolaas Colchis , over de ontwikkeling van de nationaal-Russische leer op letterkundig gebied. Het slot van dit opstel moge hier een plaats vinden, »Eene werkelijkheid is in de laatste tijden het gronddenkbeeld geworden van de Slavophilen, om op oud-Slavische fondamenten eene nationaal-Russische beschaving op te bouwen met de leuze: n God, n recht, n waarheid!" Deze gedachte heeft oogenblikken doen ontstaan, waarop in Rusland geen partijen meer bestonden, en de geheele natie als n man dacht en handelde. Zóó was het in het jaar 1861, bij de afschaffing van de lijfeigenschap, en in 1863, toen Rus land, geheel geïsoleerd en aan zich zelf over gelaten, krachtig optrad tegenover binnenen buitenlaiidsche vijanden. Toen waren niet slechts het leger, de diplomatie en de pers eensgezind, hetgeen reeds op zich zelf een zeldzaam geval is, maar de wil van den monarch was in volkomen overeenstemming met het vurig verlangen des volks. Iets dergelijks heeft ook thans plaats, en men bemerkt het reeds aan de verwonder lijke overeenstemming van alle organen deiRussische pers. De Sfavophile en de Europeesche beken schijnen zich tot n grooten, na tionaal Russischen stroom te hebben vereenigd. Aksakoff's laatste vermaning: «Niets van Duitschland's genade!" staat niet meer alleen. Dat waren ook de laatste woorden van den strijdbaren held Skobeleff en van den in Rus land zoo hoog geschatten dichter Dostojeffsky «En je herberg heet nog wel »de Geulvallei", merkte een ander op, op een uithangbord wijzende. «Dat hebben ze ons van de commissie thuis gestuurd !" Goddank, de commissie had er nog geen kellner bijgezonden, en de »brave lieden" hebben er tot heden nog niet «iets in gevonden." Maar wij moesten voort ; ik was gekomen om Valkenburg te zien in zijn nieuwe waar digheid ; noemt de commissie het niet een Luft-kur-ort en stelt zij zich niet ten doel de nieuw gepromoveerde badplaats door allerlei vermakelijkheden nog meer in trek te brengen. Eiken Zondag een «concert bij Vossen", nu en dan een kinderpartij, af en toe een pic-nic en ditmaal weer een concert-promenade. En zoo zagen wij dan een corps hoornbla zers verschijnen op het programma ver meld als »muziek van het 2e reg. inf'. hoor den voor elk hotel »een vroolijk mopje" bla zen en tegen zes uur schaarden wij ons in rij en gelid achter de muziek, om ieder gewapend met een Chineesche lampion aan een stok den Sint Pietersberg in te trekken. Lustig marcheerden wij voort; mijn vriend de Rotterdamsche makelaar even goed zijn ballonnetje op den maat der muziek be wegende als het deftige raadslid uit de Amsterstad, omringd door een paar kleine kin deren; de dames even vroolijk en opgeruimd als de jongelui, die al spoedig de bekende melodieën in koor aanhieven. In onze verbeel ding werden wij weder teruggevoerd naar onze kinderdagen, toen wij achter den ouden Verhoeven (geeft dansles en speelt op kin derpartijen) op de maat van de viool lustig twee aan twee marcheerden, in het oneindige herhalende «Mijnheer van Son is een brave kapitein, enz." Alle heeren-gasten volgden; ieder char-un had al spoedig zijne chaeune gevonden, hier uit plichtbesef, gindsch uit hoffelijkheid, elders om nog meer begrijpelijke redenen en vroolijk drongen wij in de onderaardsche gewelven, aardig verlicht door heel primitieve lichten De bedreiging aan het adres van Duitschland was echter slechts het omhulsel der gedach ten: de kern is .en blijft de waarschuwing; «Rusland vege zijn eigen baan schoon en keere tot zich zelf in, maar zie niet altijd naar buiten!" Met die kern kan men vrede hebben. Maar in de laatste dagen van Katkoff's leven en werken schijnt men in Rusland meer waarde aan het omhulsel te hebben gehecht. Zal dit nu zoo blijven ? Op die vraag Kan alleen de tijd antwoor den, maar lang zal men op dit antwoord niet behoeven te wachten. E. D. PIJZEL. Uit het Haagje. We zijn deze week zoo gelukkig geweest twee feesten op eenen dag te vieren. Eigenhjk gezegd hebben we verleden Dinsdag den heelen dag door in feestelijke stemming verkeerd. Dat begon 's och tends om negen ure, om om eerst tegen midder nacht te eindigen. Zelfs geloof ik, dot een aantal feestvierders er nog een aardig stukje van den Woensdag hebben aangeknoopt. Het eene feest diende om onze Oranjegezinde, het andere om onze vaderlandslievende gevoelens lucht te geven, en daar in ons gezegend Nederland beide gevoelens hand aan hand gaan, behoef ik u niet te zeggen hoe we ons hart hebben opgehaald. Nu is 't waar, het eene feest, namelijk dat voor onze vaderlandsche gevoelens, duurde maar van 's morgen s negen tot 's namiddags vijf uren, maar welk een genot, bijvoorbeeld voor den portier van 't stadhuis, die al dien tijd in zijn glazen loge gezeten, de feestvierders kan zien binnenkomen met hnn stembriefje in de hand, of nog veilig in den zak, met gezichten stralende van heiligen ijver voor de zaak des vaderlands, meei speciaal die van de gemeente 's-Gravenhage, en 't ge bouw weder verlatende met de zelfvoldoening op 't gelaat, die alleen 't besef van verheven plichts betrachting geven kan. Welk een feest voor dien portier! En iedereen, die maar verkoos, kon van dat feest mede genieten, als hij maar tijd had. Daartoe had hij niets anders te doen dan zich in de nabijheid van 't stadhuis, liefst bij den ingang, op te stellen, wat ik dan ook verscheiden straatjongens heb zien doon. Wel een bewijs dat het kies- of stemfeest een mooi feest is, want niemand weet beter over de betrekkelijke waarde eener openbare festiviteit te oordeelen dan de straatjongen. Voor de stemmers zelve was het feest van veel korter duur, hoewel ze reeds dagen te voren er van genoten hadden, zooals men allicht doet wan neer men iets prettigs in 't vooruitzicht heeft. De heele aardigheid was in een minuut afgeloopen, maar 't was dan ook een minuut vol zaligheid. Ik heb er nog plezier van. De andere festiviteit stond in onmiddellijk ver band met onze koningsgezinde gevoelens ; ze gold den verjaardag onzer koningin. Maar voor dat ik verder ga,"heb ik nog een gewichtige opmerking te maken, of liever, een aanmerking op mezelf. Ik sprak van twee feesten maar 't waren er eigenlijk drie ; het derde was het slottooneel van den turnerwedstrijrl, een al leraardigst kinderfeest, dat ik met plezier zou gezien hebben als ik er den tijd toe had gehad, maar waarvan ik de bijzonderheden met veel vol doening in onze kranten heb gelezen, zooals gij waarschijnlijk ook hebt gedaan. Nu kom ik op het Koninginnefeest terug. Dat was voor ons, Hagenaars, een blijde nagalm van het laatste Koningsfeest, inderdaad. Zooveel vlaggen als den 19n Februari waren er niet, maar toch heel veel. Eerebogen heb ik niet gezien, maar die hadden we ditmaal, als naar gewoonte in onze harten opgericht, een wel niet zichtbare, maar uiterst goedkoope manifestatie en daarom niet minder goed gemeend. De kranten hebben zeker en niet het minst door de papieren toortsen en lantaarnen der bezoekers en bezoeksters. Is de Sint Pietersberg van Valkenburg de zelfde, welken men in Maastricht gaat bewon deren, de gangen zijn hier lager, doch daar entegen minder regelmatig, wat het effect ver hoogt. Ook zijn de teekeningen en beeldhouw werken in het Valkenburgsche deel over het algemeen gelukkiger dan in dat bij de hoofd stad gelegen. Enkele koppen zijn hier al bijzonder goed geslaagd. Indrukwekkend vooral is bij zoo'n concert promenade de verlichte vijver, waarop zich een bootje beweegt. Onwillekeurig denkt men daarbij aan den ongelukkigcn LodeAvijk van Beieren in zijn gondel, Lohengrin imiteerende, en hoe eenvoudig met bengaalsch vuur het effect ook worde verhoogd, de indruk is niet minder verrassend. Wel tweemaal moesten wij dien vijver langs de ijverige commissarissen lieten geen plekje onbezocht en nu en dan als de tocht wat al te eentonig dreigde te worden hielp de muziek weer duchtig mee om de vroolijkheid te verhoogen. Voor de portretten van alle leden van het koninklijk huis in een groote groep op den steen geteekend werd het »Wien Neerlands bloed" aangeheven; onze Limburgsche broeders zongen lusttg mee en toen een der commissieleden een »Leve de Koning" aanhief, scheen aan de hoera's geen einde te zullen komen. Kalmer was het in »de kapel," in het laatst der vorige eeuw de schuilplaats van Max Delacroix, Valkenburg's pastoor, die den eed op de constitutie van '93 had geweigerd, en 21 maanden lang door hem werkelijk als be dehuis in gebruik genomen. In deze krocht, door Walter Claessen in steen uitgehouwen, kwamen de getrouwe geloovigen samen en van de kinderen die daar gedoopt ziju, is wie duidt het den Valken burgers ten kwade, dat zij liet als een aan trekkelijkheid te meer beschouwen Maria Wagermans (geboren 1SOO) nog in leven. Wijselijk was het wachtwoord: «doormarvermeld, hoeveel reizigers de verschillende maat schappijen den 2en Augustus j.l. per spoor en tram naar den Haag hebben vervoerd. Ik heb die be langwekkend statistiek ditmaal niet gelezen, wel een bewijs, dat ik geen aandeelhouder in een of meer deze even philantropische als belanglooze instellingen ben. Maar dit kan ik wel zeggen, dat het aantal der vreemde bezoekers groot was. Ik heb geen statistische opgaven noodig om het feit te constateeren, want een Hagenaar onderscheidt dadelijk zijn provinciaal even goed van zijn stadgenooten als de Parijzenaar dat doet. Men kent die vreemde eendvogels in de bijt 't allereerst aan hun slenterenden gang en hun verwonderd rondkijken, dan aan hun tooi, die iets Zondagsch heeft, en de mandjes en reistaschjes die ze meevoeren. Ik heb er duizenden opgemerkt en telkens dacht ik met een onwillekeurigen glim lach op de lippen: Voordat ik Hagenaar was en nu en dan hier kwam om mee van de partij te zijn, moet ik er ook zoo idioot hebben uitgezien". Van de groote parade kan ik alleen zeggen, dat ze begunstigd werd door goed weer; ik meen zelfs dat do Oranjezon mee op 't paradeveld was, en dat veld was ditmaal niet het Malieveld, want want dit was door de tierende jeugd in beslag genomen, maar wel het Alexanderveld, een mooie ruimte, die echter door de ruiterij in zoodanigen toestand is gebracht en wordt gehouden, dat onze brave voetknechten na het defileeren door die zand- of modderwoestijn, er niet heel parade achtig meer uitzien. Enfin, een prinsjesdag wordt hun toch als een feestdag aangerekend, licht dat ze dan bij hun thuiskomst nog een kleinigheid te doen krijgen. Ik hoorde bij die gelegenheid o. a. ook de op merking maken, dat eenige hooge officieren, Mj dit militair feestvertoon tegenwoordig, volgens matige berekening, elk een een driehonderdtal parades in de residentie hadden bijgewoond. Ik kan me begrijpen dat iemand er dan eindehjk plezier in gaat krijgen, als hij 't nog niet had. 't Is wel niet zoo schitterend als zoovele veld tochten en gevechten, maar toch ook briljant, tenminste men kan er bij ons evengoed generaal mee worden. Het glanspunt ik zou wel licht punt kunnen zoggen, maar als ik in een krant schrijf, doe ik als andere krantenschrijvers en ik zeg: glanspunt dat was de illuminatie ia 't Haagsche bosch. De draaiorgels en poftertjeskramen moet ik ditmaal tot mijn leedwezen met stilzwijgen voorbij gaan, omdat ik er allicht aan leiding in zou vinden, een kleine hatelijkheid aan het adres van den burgemeester te debiteeren, en dat wil ik vermijden. Hij slaapt dezer dagen met die drommelsche verkiezingen en herstem mingen, toch al niet op rozen, waarom hem dan nog een doren in 't vleesch gedrukt ? Nu 't glanspunt dan. Nieuw was de illuminatie niet. 't Is dan ook heel moeilijk iets nieuws te vinden voor iets wat zoo periodiek terugkomt. Maar iets wat niet nieuw is, kan daarom toch wel mooi zijn en blijven. En waarlijk de boschilluminatie, vooral die rondom de Vijvers, is altijd mooi. Door eenvoudig vetglaasjes in bochtige lijnen langs de oevers op te hangen, krijgt men door de terugspiegeling in 't water een toovorachtig eftect! En dan op den achtergrond van den tweeden vijver die Chineesche tempel met zijn duizenden lichtjes, al diende hij niet voor den oersten keer, als ik me wel herinner, was waarlijk oogverblindend. Denk u daarbij tussehen de twee vijvers de muziek der huzaren, op een geïmpro viseerd orkest; de spiegelgladde watervlakte ver levendigd door ... gondels zal ik maar zeggen, van nabij gezien zullen 't wel gewone schuiten zijn geweest, verlicht met gekleurde ballons, nu en dan Bengaalsch en electrisch licht bran dende, vuurpijlen en luchtballons in de lucht werpende, en dan zult ge u, met uw gewone ver beeldingskracht, wol een denkbeeld kunnen maken, van 't algemeen effect. Voeg er dan de maan nog bij, die haar zilver tooverlicht over de hooge kruinen van 't dicht geboomte wierp, en het tooneel is volmaakt. Maar niets is er volmaakt op dit wereldrond, cheeren;" de piëteit der eene helft had in botsing kunnen komen met den al te gulgauwen lach der andere, en voort ging het weer naar »den tweedrup" en »deii driedrup" en einde~ lijk langs de »reuzentrap" in de heerlijke, vrije natuur terug, na eerst den inwendigen mensch te hebbon gelaafd aan het «buffet in het Romeinsche gedeelte." «Wat doe je al niet voor je pleizier," hoorde ik opmerken, toen wij na eerst den trap in den berg te hebben beklommen langs een steil bergpaadje daalden, »als het doen moest, zou je het vreeselijk vinden!" Er lag wat waarheid in die verzuchting, doch wij hadden ons geamuseerd, menige kwinkslag had ons doen lachen, een enkele grappenmaker had alle vermoeienis doen ver geten, in het vermaak lag iets kinderlijks en daarom ook zooveel bekoorlijks. De pret was daarmee uit: de muziek ging naar huis, de gasten verstrooiden zich en om elkaar een arm te geven, daarvoor bestond geen noodzakelijkheid meer. Een half' uur later zaten de mecsten in hunne respectieve hotels aan het avondmaal men volgt in Limburg de Duitsche levenswijze. Voor mij was echter niet gedekt;_ ik had plaats moeten ruimen voor gasten, die reeds vroeger hadden besteld en die niet in de hun toegedachte kamers konden logeeren, wijl andere gasten nog niet waren vertrokken. Geen hoekje was er meer voor mij te vinden en ik trok naar Maastricht, waar nog hotels met «beschikbare kamers" te over zijn. Ik zal terugkomen, heb ik beloofd^ en ik zal woord houden: Limburg is mooi, heel mooi; doch wie er van wil genieten, wie nog wil profiteeren van dat aardige, goedkoope, vrije Limburg, ga er spoedig heen en bestelle ka mers vóór liet te laat is. 24 juli '87. F. A. Buis.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl