De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 7 augustus pagina 4

7 augustus 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. m r Ho. met dtn ongemeen hoffelyken voorM«es; het negende te Gent met den strijd Tfa» Orombrugghe's Genootschap, toen de Vreede moedig kampte tegen de Vlaamvrienden van Multatuli, toen De Geyter met zyne van Nederlandsche geestdrift verzen; het tiende in Den Haag, waar onze geëerbiedigde koningin Sophia van _ de vergadering bijwoonde; het elfde iven,~waar de gastvrye voorzitter Vte der allen in eendracht, waar de sociëteit de ~ allen inatrijd vereenigde; het twaalfde in waar Nicolaas Beets nog eens weder harten «tal door de vernuftige leiding der afdeeling van het Congres, door zijn geestig op den vorstelijk gastvryen voorzitter De Jonge llemeet; het vijftiende te Brussel, waar ion uitblonk door eene redevoering vol zeld__?J zeggingskracht en keurige welsprekendheid Over dff Unie van Brussel (1577) en als veraeld werd Koning Leopold II een vijf-en?eventigtal Congresleden in zijn paleis ontving /." J'en passéet des meilleurs! 'j Mocht weldra het XXste Amsterdamsche Congres j *?>? het tweede in de hoofdstad - eerbied toonen S|M» de schopne traditiën-der vorige bijeenkomsten. ''Het is het uitstekend voorrecht der hoofdstad, dat Toor.het welslagen van eene dergelijke onderng binnen hare muren niet behoeft te vreezen. . tang'ne peut mentirl Dr. JAN TEN BBINK. ; ' '"' EEN MERKWAARDIG BOEK. ** t ? The Vision of Wïlliam con,*" cerning Piers the Plowman. In {JF three parallel Texts. ByWilh'am ?y,- Langland. 7 Edited by the Rev. Walter W. Skeat Oxford, at the Cia,it rendon Press. ~ Wederom is er kennis te nemen van een hoogst belangwekkende uitgave in Engeland. Zij ver dient de aandacht niet alleen van hen, die een : ttndie maken van de oude Engelsche letterkunde, Staar in het algemeen van allen, die aan de zoo eigenaardige voortbrengselen der Middeleeuwen " ban nauwgezet onderzoek of bun belangstelling *f, wijden.--. Inderdaad, het boek heeft een veel rui*er beteekenis dan het als monument der Angel; Saksische letterkunde en als zoodanig reeds , ia het werkelyk van niet geringe waarde " schynt te bezitten. Het is, hoezeer ook een ge" dicht en wel een vizioen, gelijk te stellen met "- Ben verzameling oorkonden, maar in zekeren 4 «in rijker van inhoud dan eenig zoogenaamd v wriver historisch document en de eene of andere jz kroniek. Het is aan de eene zijde de ppen' 'baring van den geest eens volks in de uitingen ?mn een eenvoudig maar ernstig gestemd man, j «a wel gedurende een tijdperk, dat nieuwe * denkbeelden ook een vernieuwd geestesleven opP wekken en tevens een nieuwen stry'd voorberei* den. Hier is een hoofdstuk uit de eeuwen-oude j~ geschiedenis van het verzet der onderdrukte party tegen willekeur, die zich dekt met boven*? natuurlijke wijding of zweert bij de gratie Gods; r' Aen hoofdstuk, getuigende van die telkens terugfceerende oogenblikken van opgewelrt'Tnoreel ge voel en zedelijk leven; een bladzijde sprekende 4. Wff dat innig hygen naar een blik der naakte Waarheid, daar men genoeg heeft van het kinte' derlyk en vaak maar al te zeer kinderachtig symbool. Hoofdstukken en bladzyden derhalve, die j £bo beurtelings ieder volk in zijne geschiedenis i heeft aan te wijzen en welke ziju geschiedenis j*'-roor rijperen leeftijd eerst recht aantrekkelijk en l belangwekkend maken. l "" Aan den anderen kant bevat het Visioen ., - Schilderingen van eene lang vervlogen maat|' Khappij, fijn uitgevoerde teekeningen van volks, toestanden, teekeningen, die men wel eens heeft WiQen vergelyken met de voortbrengselen der 17e ?euwsche Hollandsche schilderschool, al dagteek,enen die schetsen ook uit de 14e eeuw. En is Twt niet waar dat, hoe schaarscher de zuiver his torische documenten zijn, gedichten als dit Vif toen des te meer beteekenis voor het nageslacht krijgen? Zoo men mocht beweren, dat er reeds een aftgave van het gedicht bestond, toch kan de bovengenoemde met den naam van een merkwaafdig boek" worden aangeduid. Als uitgave ran een Middeleeuwsch voortbrengsel, waarvan drie verschillende teksten bestaan, is het een .model te noemen. De A-tekst is in twee kolom men op de rechtsche en linksche bladzijde gedrntt; daaronder bevindt zich, voor zóó ver er overeenkomst in den inhoud bestaat, rechts de B-tekst en links de C-tekst van dezelfde passage. De A-tekst is hier voor de eerste maal in zijn geheel afgedrukt naar het zoogenaamde Vernon M. S., nadat reeds vroeger door Dr. Morris een gedeelte bekend was gemaakt in zijn Specimens t Early English". Het jaar der vervaardiging was 1362 of 63. De B-tekst, zeer afwijkende hier en daar van den eerstgenoemde, is de grondslag geweest voor de tot heden gevolgde uitgaven van het geheel of van fragmenten. Als een bewijs van de populariteit dezer Vizioenen kan men bijbrengen, dat drie verschillende uitgaven in een en hetzelfde jaar verschenen, betrekkelijk kort nadat men in Engeland boeken begon te drukken. Zy verschenen in 1550, en worden aangeduid naar den naam van den Uitgever, Robert Crowley. Deze eerste uitgave werd in 1561 door Owen Rogers herdrukt, terwijl de bekende uitgave van Thomas Wright en de herdruk in 1856 mede naar Crowley's tekst en dus naar B. gevolgd zijn. De C-tekst is het allereerst als een »oort van luxe-uitgave met een beperkt aantal foteekenaren verschenen in 1813 en werd uitgege ven door Thomas Dunham Whitaker. Deze drie onderscheiden teksten verschillen onderling in omvang, woordenkeuze en zelfs vrij aanmerkelijk in inhoud. De C-tekst, zegt de uit gever Skeat, moet beschouwd worden als de laatste bewerking van het gedicht door den auteur-zelf. Mocht die tekst hier en daar beneden B. staan in kracht en beknoptheid van uitdrukking, over het geheel bly'kt de buitengewone zorg, door den auteur aan het herzien en het aanvullen van zijn f vroegeren arbeid besteed, op zeer in het oogvalende wijze, zoodat zelfs de laatste bewerking als een commentaar vun enkele gedeelten der vroe gere bewerkingen kan beschouwd worden. By den eersten blik schijnen de teksten aan elkander gete zijn; doch nauwkeuriger onderzoek maakt iet onbetwistbaar, dat de auteur woord voor woord zyn werk heeft herzien. De B-tekst dagteekent van 1377 en. de C-tekst van omstreeks 1393, zoodat wij daaruit kunnen besluiten, dat de auteur zijn arbeid en merkwaardig Vizioen van zijn eerste optreden tot zijn dood als zijn levenstaak beschouwd leeft. Het is zekeren zin een tendenz-gedicht," maar in de uitnemendste beteekenis.zooals ieder werceüjkgoed geschrift,proza of poëzie, in meer of min der mate moet zijn, zoo er uit blijken zal, wat de auteur wil of wenscht, zoo het karakter van den .ijd er uit te herkennen zal zijn bij het nageslaéht. Voor een gedeelte is het daaraan ook toe te schrij ven, dat de B-tekst niet alleen verschillende ge deelten van den A-tekst onderdrukt heeft, maar een veel grooter aantal uitbreidingen en toevoeg sels daarvoor in de plaats gesteld heeft. De erva ring van rijper leeftijd en veranderde tijdsomstaudigheden moesten natuurlijk van grooten in vloed zijn op het herhaaldelijk bewerken van het eerste plan, vooral in betrekkelijk van elkander verwijderde tijdperken. Een eigenaardig staaltje van zulk een toegevoegd gedeelte vinden wij in B. III, 299?349. In veel opzichten kan de dichter niet roemen op verbetering van den volkstoestand sedert z^jn eerste gedicht geschreven was; doch de hoop op betor toekomst stijgt by het klimmen van zijn leeftijd en vandaar op de aangehaalde plaats die schildering van een toekomstig rijk van vrede en menschelijkheid, later ingevoegd en ge tuigenis gevende van het vast geloof, dat den dichter met het oog op het ongelukkige volk bezielde. De drie verschillende teksten dragen intusschen iet onloochenbaar bewijs, dat zij van een en dezelfde hand zijn; dezelfde geest, dezelfde ge voelens en beschouwingen doordringen en ken merken het geheel, welke uitgebreide wijzigingen tiet gedicht ook achtereenvolgens onderging, zoo als Dr Whitaker reeds in zijne studie voor de uitgave van 1813 te kennen geeft. Wij hebben ons voor te stellen, zoo gaat hij voort, dat het eerste ontwerp van het Vizioen verscheen, toen de dichter nog een jeugdig man was; dat hij er vervolgens tot op hoogen ouderdom aan bleef doorwerken. Een man van zijn geest en ijver kon zich echter niet tevreden stellen met een zielloos en werktuigelijk copiëeren. Zijn oordeel en vinding rijke geest volgden regel voor regel bij het aaneggen van een nieuw handschrift het oorsprontelyke, zoo wat woordenkeuze, bedoeling en strekdng betrof. Nieuwe misbruiken en in zijn oog ook misdaden waren ontstaan ofalgemeener geworden en zoo vond hij nieuwe onderwer pen van satire. En daar zijn opmerkzaam oor wellicht ook zijne reizen in verschillende deelen van zijn land hem nieuwe woorden en uit drukkingen aan de hand hadden gedaan, zoo volgde van zelf, dat hij meer of minder gaarne de oorspronkelijke taal hier en daar wijzigde, modernizeerde zelfs, ten einde voor een tweede of ook derde geslacht meer verstaanbaar te wor den. Bij iedere bewerking blijft de dichter ech;er getrouw aan zijn eenmaal aangenomen vorm ;en opzichte van maat en rijm. In zijn tijd was iet gewone eindrijm volstrekt niet vreemd, zelfs niet meer nieuw, en alleen in enkele bal.aden werd het stafrijm gebezigd. De dichter geeft door zijn gebruik van alliteratie aan zijn jedicht een eenigszins ouder voorkomen, daar leze poëtische vorm tot de zoogenaamde AngloSaxische periode behoort. Men zou daarom een jedicht, aanvangende met de regels: In a somer seson whan soft was the sonne, [ s&ope me in sAroudes as I a s/*epe were", op het eerste gezicht niet zoo onmiddellijk als een voortbrengsel herkennen, dat betrekkelijk zeer kort aan Chaucer's Canterbury Tales" voorafgaat. Uit het aangehaalde couplet blijkt dat iedere regel verdeeld kan worden in twee kortere regels, door een stemrust gescheiden; in biet eerste gedeelte hebben twee geaccentueerde lettergrepen het aanvangsrijm overeenkomende met dat in het tweede gedeelte, mede op een geaccentueerde lettergreep vallende. Bijgevolg maakt de s in somer, seson en soft in den eersten regel de alliteratie en de sh in den tweeden regel, nam. in sftope, s/woudes en s7iepe; de s in sonne van den eersten regel is toevallig, althans niet noodzakelijk. (Slot volgt.) Mr. W. J. TEN HOET. De Remon stranten en andere verhalen. Het lezende publiek zal, meen ik, met genoegen kennis maken met de Remonstranten, een in menig opzicht goed geschreven novelle. Willem van Stoutenburg is de hoofdpersoon; hij tracht te vergeefs den dood van Oldenbarneveld te wreken, maar het gelukt hem na velerlei wederwaardig heden Clara van der Werf tot vrouw te krijgen. Komt er een enkele'bijzonderheid in voor, die niet zeer waarschijnlijk klinkt, het verhaal is niet te min boeiend. Men vergeet er de Remonstrantsche kwestie bij. Dat had de auteur ook maar moeten doen, dan waren eenige oppervlakkigheden achterwege ge bleven, die een man van kennis en talent niet schrijven mocht. Het meerendeel", zegt hij bijv., verklaarde zich voor Gomarus; 't was veel gemakkelijker uit verkoren te wezen wat men deed of niet, die genade nooit te kunnen verliezen en in eens van alle standjes of onaangenaamheden (N.B.) hier namaals af te wezen, dan zelf te moeten werken onder vreezen en beven zonder eenige vastigheid". 13). Is dat nu waardeering van het gevoelen der Contra-remonstranten ? En is het een gepaste aardigheid die ik loos op pag. 65 ? Ds. Antonius Walaeus wist het zóó goed met Oldebarneveld te plooien en deze kon zóó goed met hem overweg, dat later Walaeus beweerd heeft, dat ze het op 't stuk van do praedestinatie eens waren geworden. Menschelijker wijs gesproken was dat niet zoo heel onnatuur lijk aangezien Oldenbarneveld er nu genoeg van wist om te begrijpen, dat het, hetzij hij hoog of laag sprong, op zijn hals gemunt was, en dat er toch aan den gang van zaken niet meer te veranderen viel". Deze manier van zeggen bewijst of dat Mr. ten Hoek niets begrijpt van de godsdienstige zijde der quaestie tusschen Remonstranten en Con tra-remonstranten of dat hy er lust in heeft een frivolen toon aan te slaan, dien zijn eigen goede smaak veroordeelen moet. Het laatste is vrees ik het geval. Lees maar hoe hij den dood van Ledenberg motiveert: men bedreigde hem met de palye. Dit kon de man niet kroppen, hij had iets tegen de pijnbank, vertoefde eenigen tijd in het gebed.... en sneed zich den hals af met een broodmes. Dit is zeker niet erg prijselijk nog (ch) conform Christelijk en een heel raar slot op een gebed, maar de palye was ook iets ontzachelijk onaangenaams." Ik heb iets tegen dit soort van aardigheden en juist omdat ik respect heb voor de talenten des Heeren ten Hoet kan ik nie t nalaten te zeggen dat ik ze ontzachelijk onaangenaam vind en niet conform" smaakvol. Het valt overigens den auteur niet moeielijk zich van dergelijke uitdrukkingen te onthouden. In het tweede verhaal, Ankarström dat den bundel ver siert, wordt een heel andere toon aangeslagen. Er was geen' inleiding van 7 bladzijden noodig geweest om de belangstelling der lezers te winnen voor den ongelukkigen misdadiger, die onder allerlei ongunstige invloeden konings-moordenaar werd. Slechts nmaal kon de schrijver de ver zoeking niet weerstaan eee dame uit de hoogste kringen een platheid te latenjzeggen als: iemand de dampen te gaan aandoen". Wat deze uitdruk king beteekent, weet ik niet recht; ik heb ze maar eens hooren gebruiken, door Justus van Maurik meen ik, toen hij iemand uit een achter buurt sprekende invoerde. Niet te min dient men toe te stemmen, dat ook in een salon platheden kunnen worden gezegd. Men vermijdt wie er hun kracht in zoeken. Zoo zou ik er toe kunnen komen om de wer ken van ten Hoet niet meer te lezen, die gesehreven zijn in den trant van Het betooverd Eiland. Een sprookje voor de lieve jeugd (M. U. L. O.)" Dit sprookje is No. 3 van den bundel, en herin nert aan des schrijvers Woud van de 4 perken". Het handelt over de verhouding van een zeker Kareltje tot de tweelingzusters Aurora en Angelica, die de kuische en onkuische liefde representeeren, vermoed ik. Het is een onderwerp, dat waard is behandeld te worden, maar dubbelzinnigheden, die meer schunnig dan geestig zijn, komen er niet nood zakelijk bij te pas. De schrijver had er zich van moeten onthouden, te meer omdat het stukje niet fraai genoeg is om den lezer de details te doen vergeten die hem mishagen. Zijn er toespelingen op Ezelsburg en de Ezelsburgers, die de ingewijden amusant of interessant vinden misschien, de meeste lezers zal het sprookje wel onvoldaan laten. V. H. W. R. E. H. OPZOOMER, Het Klooster van Diepenveen. (Derde en vierde levensschets). Gebr. Belinfante 1887. Eone kostbare bijdrage voor de geschiedenis van het kloosterleven heeft de Heer Opzoomer door de uitgave van deze levensschetsen in het licht gegeven. Hoe ver in de vroomkeid van de veer tiende en vijftiende eeuw de verdemoediging ging, leert ons de geschiedenis van de vrouwe van Vreden en van de joffer van Naaltwijk, twee dames van hooge edele geboorte, die ter wille van den hemelschen bruidegom, zich in een verafgelegen klooster opsloten en zich niet te goed rekenden voor het werk daar de andere zusters den neus voor ophaalden. Daarmede bereikten zij den graad van zelfverloochening, waarna zij streefden, niet zonder vlagen van hetgeen wij heden hysterischen godsdienstwaanzin zouden noemen. Er worden voor beelden van die zelfverloochening gegeven, waarvan ons de haren te berge zouden rijzen en van de hardheid waarmede de kloosterzusters in weerwil van dat alles er op uit waren elkaar de dikwijls vermeende gebreken onder het oog te brengen. Als alle schriften uit dien tijd in den kinderlijk cenvoudigen stijl dier dagen opgeteekend, zijn deze biografieën in meer dan een enkel opzicht merkwaardig. Want niet alleen leveren zij kost bare bouwstoffen om niet meer van de geschie denis van het kloosterleven te spreken voor de kennis van taal en stijl, maar zij zijn minsten even belangrijk voor de cultuur-geschiedenis. Wij lezen er van een consult in de tweede helft der veertiende eeuw door de latere vrouwe van Vreden bij een beroemd geneesheer Meester Evert van Almelo gehaald. Wij vernemen er dat er adellijke jonge dames waren die het latijn even goed verstonden als hare moedertaal vóór zij in het klooster kwamen, wij maken er kennis met een ridder die na den vreeselijken St. Elisabethsvloed de vluchtende landlieden op zijn goederen een onder zoek bezorgt en zich niet te groot rekent om zelfs kinderen, die hij op den weg ontmoet het eerst te groeten. Wij hooren ook dat het vrouwen van hooge geboorte min of meer euvel geduid werd wanneer zij zich aan 't spinnewiel zetteden, en dergelijke staaltjes meer. De taal, waarin deze levensschetsen geschreven zijn, is niet mooielijk. De heer Opzoomer heeft, waar eene verklaring hem wenscholijk voorkwam, haar aan den voet der bladzijde zonder veel om^ slag of vertoon van geleerdheid gegeven, en hij heeft bijna immer de juiste verklaring getroffen, zoodat de lectuur van deze 57 bladzijden niemand te zwaar kan vallen. Met verlangen zien wij hot vervolg van deze uitgaaf te gemoet. met een ets naar een aquarel vanMatthysMaris: Vrouwen in de kerk te Freiburg," naar wy meenen in het bezit van den heer Verstolck Völcker te 's Hage. De premie verwierf C. L. Dake met een ets naar een schilderij van hun zelf. De prijs was f1200, de premie f150. Het album der Nederlandsche Etsclub, tweede jaargang, is verschenen. Het is beter dan dat van verleden jaar; ook ziet het van buiten ge distingeerder uit. Van het Musée du Luxembourg worden weer acht schilderijen naar het Louvre gepromoveerd, waaronder het groote schilderij van Thomas Cou ture: Les Romains de la Décadence. In het museum te Dordrecht zijn een vijftiental schilderijen geëxposeerd, waaronder van de Bock, Mesdag en Artz. In het Rijksmuseum is, niet al te eigenaardig, tusschen de schilderijen een omlijste, met bistre beschilderde tegel opgehangen. Het is een buste van Z. M. den Koning door P. de Josselin de Jong. De twaalfde Tentoonstelling der Hollandsche Teekenmaatschappij te 's Hage is geopend. Alfred Stevens is tot lid der Society of British artists verkozen. De Belgen zijn gewoon aan het verwijt dat ze in alles de Franschen nadoen. In den Moniteur des Arts echter wijdt nu Emile Gardon een arti kel aan de geschiedenis van de commissie voor den Brusselschen Salon. Hij geeft daarin allen lof aan de nieuwe bepalingen en eindigt: La lumière qui nous vient du Nord clairera-t-elle enfin les membres du Comitéde la Sociétëdes Artistes francais." Du Maurier, de bekende teekenaar van Punch" heeft in de zaal der Fine Art Society een expo sitie van zijn teekeningen geopend. Zij zijn allen, verzekert men, veel beter dan de, uit Punch reeds bekende, reproducties. Met reden heeft men Du Maurier een Thackeray in zijne kunst genoemd. De opbrengst der entrees van den Parijschen Salon is dit jaar 323,190 frcs. geweest, d. i. 10,000 frcs. meer dan verleden jaar. Te Glasgow zal aanstaande Mei een internationale tentoonstelling worden gehouden; van de kunstafdeeling wordt bizonder veel werk gemaakt. Voor de Loan and sale collection of modern" art is Alma Tadema adviseur. In Burlington Club te Londen is een belang rijke tentoonstelling van Majolica- en SpaanschMoorsche vazen. Evenals voor andere artikelen is er voor schilde rijen oen koers. Ook de kunstbeurs kent crisissen. Onder de schiders waarvan het werk geen prijs vermindering heeft ondergaan sedert de crisis van 1882 moet men Bonnat noemen ; zoo is 't ook met Jules Lefebvre, Carolus Duran, Detaille, Bouguereau, Meissonier, Cabanel, Worms, Charles Jacque, Veyrassat, Hector Leroux, Duez en Guillemet. De schilderijen van den Belg Willems zijn 90 pCt. in prijs gedaald in de laatste 20 jaar. Zoo ook met Gallait. Die van Portaels, Kolba, G. de Jonghe, Verlat, Motta, Wauters daalden 75 pCt. Het werk van Alfred Stevens heeft weinig geledon. Dat van Madrazo verloor 50 pCt van Mateko 60 pCt., van Fortuny 50 pCt., Cabat 80 pCt. De doeken van Jacquet verliezen 60 a 70 pCt., 't zelfde met Wébert, Jalabert, Lazer ges, Leleux, Bida, Piassan, Saintin, Ciceri, Ar mand Dumaresq, Voillemot, Toulmouche. De schilderijen van Doré, Anastasi, Brillouin, Henry Dupray, ondergaan een vermindering van 80 pCt. die van Protais verliezen 75 pCt. De werken van Géröme, Pasini, Berchéro, Bernier, Chaplin, Harpignies, Damoye, Lessel, houden hun prijs. Het lijstje is van den Gil-Uas 't Lijkt waarlijk wel een opgaaf van Amerikaansche spoorwegen. In Madrid aan de Real Academia de San Fernando is een Belg, Charles de Uxes, professor in 't landschapschilderen. Als voorbeelden houdt hij zijn leerlingen studies van de Schampheleer, de Haas, Clays en Roelofs voor. VARIA. De Grapltic heeft weer uitnemende croquis van Paul Renouard: The jubilee Naval Review at Spitheadj croquis gemaakt aan boord van den Minotaur." In den wedstrijd voor eene ets door Arti et Amicitiae" uitgeschreven, is bekroond Ph. Zilcken Te Parijs is men bezig een caricaturen-tentoonstelling van het begin dezer eeuw tot op den dag van heden tot stand te brengen Het tijdperk van Louis-Philippe zal daarbij ongetwijfeld het best vertegenwoordigd zijn, daar tijdens zijne regeering tal van humoristische bladen, uitsluitend aan caricaturen gewijd, het licht zagen. Te dier tijde werden de typen van Mayeux en Robert Macaire, die de dwaasheden der politieke mannen of de schaamtelooze handelingen van gewetenlooze finan ciers en industrieelen geeselden, meer en meer populair. Onder de vele tentoongestelde caricaturen zal zeer zeker een op dat gebied vermaard ge worden teekening, welke den kop van Louis Philippe in don vorm van een peer voorstelt, een eereplaats innemen. Charles Philippon, redacteur van het blad LaCaricatuve" waarin de teekening verscheen, werd daarvoor gerechtelijk achtervolgd. Een eigenaardig verdedigingssysteem werd, toen hij voor de rechtbank verscheen, door hem te baat genomen. Het allereerst toonde hij zijn rechters een sprekend gelijkend portret van den koning, dat volgens zijn verklaring, geen ander dan het geïncrimineerde was. Om dit te bewijzen kwam hij achtereenvolgens met verscheidene anderen beeltenissen van den koning voor den dag, die de eene steeds meer dan de andere den peervorm nabij kwamen. Tusschon elk dier portretten was echter het onderscheid zoo gering, de overgang zoo onzichtbaar, dat men eindelijk, zonder te weten hoe, tot de caricatuur was gekomen. Het tribunaal lachte en Philippon had met dit stilzwijgend pleidooi zijn proces gewonnen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl