Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
m r
Ho.
met dtn ongemeen hoffelyken
voorM«es; het negende te Gent met den strijd
Tfa» Orombrugghe's Genootschap, toen de
Vreede moedig kampte tegen de
Vlaamvrienden van Multatuli, toen De Geyter
met zyne van Nederlandsche geestdrift
verzen; het tiende in Den Haag, waar
onze geëerbiedigde koningin Sophia van
_ de vergadering bijwoonde; het elfde
iven,~waar de gastvrye voorzitter Vte der
allen in eendracht, waar de sociëteit de
~ allen inatrijd vereenigde; het twaalfde in
waar Nicolaas Beets nog eens weder
harten «tal door de vernuftige leiding der
afdeeling van het Congres, door zijn geestig
op den vorstelijk gastvryen voorzitter De Jonge
llemeet; het vijftiende te Brussel, waar
ion uitblonk door eene redevoering vol
zeld__?J zeggingskracht en keurige welsprekendheid
Over dff Unie van Brussel (1577) en als
veraeld werd Koning Leopold II een
vijf-en?eventigtal Congresleden in zijn paleis ontving
/." J'en passéet des meilleurs!
'j Mocht weldra het XXste Amsterdamsche Congres
j *?>? het tweede in de hoofdstad - eerbied toonen
S|M» de schopne traditiën-der vorige bijeenkomsten.
''Het is het uitstekend voorrecht der hoofdstad, dat
Toor.het welslagen van eene dergelijke
onderng binnen hare muren niet behoeft te vreezen.
. tang'ne peut mentirl
Dr. JAN TEN BBINK.
;
'
'"' EEN MERKWAARDIG BOEK.
** t
? The Vision of Wïlliam
con,*" cerning Piers the Plowman. In
{JF three parallel Texts. ByWilh'am
?y,- Langland.
7 Edited by the Rev. Walter
W. Skeat Oxford, at the
Cia,it rendon Press.
~ Wederom is er kennis te nemen van een hoogst
belangwekkende uitgave in Engeland. Zij ver
dient de aandacht niet alleen van hen, die een
: ttndie maken van de oude Engelsche letterkunde,
Staar in het algemeen van allen, die aan de zoo
eigenaardige voortbrengselen der Middeleeuwen
" ban nauwgezet onderzoek of bun belangstelling
*f, wijden.--. Inderdaad, het boek heeft een veel
rui*er beteekenis dan het als monument der
Angel; Saksische letterkunde en als zoodanig reeds
, ia het werkelyk van niet geringe waarde
" schynt te bezitten. Het is, hoezeer ook een
ge" dicht en wel een vizioen, gelijk te stellen met
"- Ben verzameling oorkonden, maar in zekeren
4 «in rijker van inhoud dan eenig zoogenaamd
v wriver historisch document en de eene of andere
jz kroniek. Het is aan de eene zijde de
ppen' 'baring van den geest eens volks in de uitingen
?mn een eenvoudig maar ernstig gestemd man,
j «a wel gedurende een tijdperk, dat nieuwe
* denkbeelden ook een vernieuwd geestesleven
opP wekken en tevens een nieuwen stry'd
voorberei* den. Hier is een hoofdstuk uit de eeuwen-oude
j~ geschiedenis van het verzet der onderdrukte
party tegen willekeur, die zich dekt met
boven*? natuurlijke wijding of zweert bij de gratie Gods;
r' Aen hoofdstuk, getuigende van die telkens
terugfceerende oogenblikken van opgewelrt'Tnoreel ge
voel en zedelijk leven; een bladzijde sprekende
4. Wff dat innig hygen naar een blik der naakte
Waarheid, daar men genoeg heeft van het
kinte' derlyk en vaak maar al te zeer kinderachtig
symbool. Hoofdstukken en bladzyden derhalve, die
j £bo beurtelings ieder volk in zijne geschiedenis
i heeft aan te wijzen en welke ziju geschiedenis
j*'-roor rijperen leeftijd eerst recht aantrekkelijk en
l belangwekkend maken.
l "" Aan den anderen kant bevat het Visioen
., - Schilderingen van eene lang vervlogen
maat|' Khappij, fijn uitgevoerde teekeningen van
volks, toestanden, teekeningen, die men wel eens heeft
WiQen vergelyken met de voortbrengselen der 17e
?euwsche Hollandsche schilderschool, al
dagteek,enen die schetsen ook uit de 14e eeuw. En is
Twt niet waar dat, hoe schaarscher de zuiver his
torische documenten zijn, gedichten als dit
Vif toen des te meer beteekenis voor het nageslacht
krijgen?
Zoo men mocht beweren, dat er reeds een
aftgave van het gedicht bestond, toch kan de
bovengenoemde met den naam van een
merkwaafdig boek" worden aangeduid. Als uitgave
ran een Middeleeuwsch voortbrengsel, waarvan
drie verschillende teksten bestaan, is het een
.model te noemen. De A-tekst is in twee kolom
men op de rechtsche en linksche bladzijde
gedrntt; daaronder bevindt zich, voor zóó ver er
overeenkomst in den inhoud bestaat, rechts de
B-tekst en links de C-tekst van dezelfde passage.
De A-tekst is hier voor de eerste maal in zijn
geheel afgedrukt naar het zoogenaamde Vernon
M. S., nadat reeds vroeger door Dr. Morris een
gedeelte bekend was gemaakt in zijn Specimens
t Early English". Het jaar der vervaardiging
was 1362 of 63. De B-tekst, zeer afwijkende hier
en daar van den eerstgenoemde, is de grondslag
geweest voor de tot heden gevolgde uitgaven van
het geheel of van fragmenten. Als een bewijs
van de populariteit dezer Vizioenen kan men
bijbrengen, dat drie verschillende uitgaven in een
en hetzelfde jaar verschenen, betrekkelijk kort
nadat men in Engeland boeken begon te drukken.
Zy verschenen in 1550, en worden aangeduid
naar den naam van den Uitgever, Robert
Crowley. Deze eerste uitgave werd in 1561
door Owen Rogers herdrukt, terwijl de bekende
uitgave van Thomas Wright en de herdruk in
1856 mede naar Crowley's tekst en dus naar B.
gevolgd zijn. De C-tekst is het allereerst als een
»oort van luxe-uitgave met een beperkt aantal
foteekenaren verschenen in 1813 en werd uitgege
ven door Thomas Dunham Whitaker.
Deze drie onderscheiden teksten verschillen
onderling in omvang, woordenkeuze en zelfs vrij
aanmerkelijk in inhoud. De C-tekst, zegt de uit
gever Skeat, moet beschouwd worden als de laatste
bewerking van het gedicht door den auteur-zelf.
Mocht die tekst hier en daar beneden B. staan
in kracht en beknoptheid van uitdrukking, over
het geheel bly'kt de buitengewone zorg, door den
auteur aan het herzien en het aanvullen van zijn
f
vroegeren arbeid besteed, op zeer in het
oogvalende wijze, zoodat zelfs de laatste bewerking als
een commentaar vun enkele gedeelten der vroe
gere bewerkingen kan beschouwd worden. By den
eersten blik schijnen de teksten aan elkander
gete zijn; doch nauwkeuriger onderzoek maakt
iet onbetwistbaar, dat de auteur woord voor woord
zyn werk heeft herzien. De B-tekst dagteekent
van 1377 en. de C-tekst van omstreeks 1393,
zoodat wij daaruit kunnen besluiten, dat de auteur
zijn arbeid en merkwaardig Vizioen van zijn eerste
optreden tot zijn dood als zijn levenstaak beschouwd
leeft. Het is zekeren zin een tendenz-gedicht,"
maar in de uitnemendste beteekenis.zooals ieder
werceüjkgoed geschrift,proza of poëzie, in meer of min
der mate moet zijn, zoo er uit blijken zal, wat de
auteur wil of wenscht, zoo het karakter van den
.ijd er uit te herkennen zal zijn bij het nageslaéht.
Voor een gedeelte is het daaraan ook toe te schrij
ven, dat de B-tekst niet alleen verschillende ge
deelten van den A-tekst onderdrukt heeft, maar
een veel grooter aantal uitbreidingen en toevoeg
sels daarvoor in de plaats gesteld heeft. De erva
ring van rijper leeftijd en veranderde
tijdsomstaudigheden moesten natuurlijk van grooten in
vloed zijn op het herhaaldelijk bewerken van het
eerste plan, vooral in betrekkelijk van elkander
verwijderde tijdperken. Een eigenaardig staaltje
van zulk een toegevoegd gedeelte vinden wij in
B. III, 299?349. In veel opzichten kan de dichter
niet roemen op verbetering van den volkstoestand
sedert z^jn eerste gedicht geschreven was; doch
de hoop op betor toekomst stijgt by het klimmen
van zijn leeftijd en vandaar op de aangehaalde
plaats die schildering van een toekomstig rijk van
vrede en menschelijkheid, later ingevoegd en ge
tuigenis gevende van het vast geloof, dat den
dichter met het oog op het ongelukkige volk
bezielde.
De drie verschillende teksten dragen intusschen
iet onloochenbaar bewijs, dat zij van een en
dezelfde hand zijn; dezelfde geest, dezelfde ge
voelens en beschouwingen doordringen en ken
merken het geheel, welke uitgebreide wijzigingen
tiet gedicht ook achtereenvolgens onderging, zoo
als Dr Whitaker reeds in zijne studie voor de
uitgave van 1813 te kennen geeft. Wij hebben
ons voor te stellen, zoo gaat hij voort, dat het
eerste ontwerp van het Vizioen verscheen, toen
de dichter nog een jeugdig man was; dat hij er
vervolgens tot op hoogen ouderdom aan bleef
doorwerken. Een man van zijn geest en ijver kon
zich echter niet tevreden stellen met een zielloos en
werktuigelijk copiëeren. Zijn oordeel en vinding
rijke geest volgden regel voor regel bij het
aaneggen van een nieuw handschrift het
oorsprontelyke, zoo wat woordenkeuze, bedoeling en
strekdng betrof. Nieuwe misbruiken en in zijn
oog ook misdaden waren ontstaan
ofalgemeener geworden en zoo vond hij nieuwe onderwer
pen van satire. En daar zijn opmerkzaam oor
wellicht ook zijne reizen in verschillende deelen
van zijn land hem nieuwe woorden en uit
drukkingen aan de hand hadden gedaan, zoo
volgde van zelf, dat hij meer of minder gaarne
de oorspronkelijke taal hier en daar wijzigde,
modernizeerde zelfs, ten einde voor een tweede
of ook derde geslacht meer verstaanbaar te wor
den. Bij iedere bewerking blijft de dichter
ech;er getrouw aan zijn eenmaal aangenomen vorm
;en opzichte van maat en rijm. In zijn tijd was
iet gewone eindrijm volstrekt niet vreemd,
zelfs niet meer nieuw, en alleen in enkele
bal.aden werd het stafrijm gebezigd. De dichter
geeft door zijn gebruik van alliteratie aan zijn
jedicht een eenigszins ouder voorkomen, daar
leze poëtische vorm tot de zoogenaamde
AngloSaxische periode behoort. Men zou daarom een
jedicht, aanvangende met de regels:
In a somer seson whan soft was the sonne,
[ s&ope me in sAroudes as I a s/*epe were",
op het eerste gezicht niet zoo onmiddellijk als
een voortbrengsel herkennen, dat betrekkelijk
zeer kort aan Chaucer's Canterbury Tales"
voorafgaat. Uit het aangehaalde couplet blijkt
dat iedere regel verdeeld kan worden in twee
kortere regels, door een stemrust gescheiden; in
biet eerste gedeelte hebben twee geaccentueerde
lettergrepen het aanvangsrijm overeenkomende
met dat in het tweede gedeelte, mede op een
geaccentueerde lettergreep vallende. Bijgevolg
maakt de s in somer, seson en soft in den eersten
regel de alliteratie en de sh in den tweeden regel,
nam. in sftope, s/woudes en s7iepe; de s in sonne
van den eersten regel is toevallig, althans niet
noodzakelijk.
(Slot volgt.)
Mr. W. J. TEN HOET. De Remon
stranten en andere verhalen.
Het lezende publiek zal, meen ik, met genoegen
kennis maken met de Remonstranten, een in
menig opzicht goed geschreven novelle. Willem
van Stoutenburg is de hoofdpersoon; hij tracht te
vergeefs den dood van Oldenbarneveld te wreken,
maar het gelukt hem na velerlei wederwaardig
heden Clara van der Werf tot vrouw te krijgen.
Komt er een enkele'bijzonderheid in voor, die niet
zeer waarschijnlijk klinkt, het verhaal is niet te
min boeiend. Men vergeet er de Remonstrantsche
kwestie bij.
Dat had de auteur ook maar moeten doen, dan
waren eenige oppervlakkigheden achterwege ge
bleven, die een man van kennis en talent niet
schrijven mocht.
Het meerendeel", zegt hij bijv., verklaarde
zich voor Gomarus; 't was veel gemakkelijker uit
verkoren te wezen wat men deed of niet, die
genade nooit te kunnen verliezen en in eens van
alle standjes of onaangenaamheden (N.B.) hier
namaals af te wezen, dan zelf te moeten werken
onder vreezen en beven zonder eenige vastigheid".
13).
Is dat nu waardeering van het gevoelen der
Contra-remonstranten ?
En is het een gepaste aardigheid die ik loos
op pag. 65 ? Ds. Antonius Walaeus wist het zóó
goed met Oldebarneveld te plooien en deze kon
zóó goed met hem overweg, dat later Walaeus
beweerd heeft, dat ze het op 't stuk van do
praedestinatie eens waren geworden. Menschelijker
wijs gesproken was dat niet zoo heel onnatuur
lijk aangezien Oldenbarneveld er nu genoeg van
wist om te begrijpen, dat het, hetzij hij hoog of laag
sprong, op zijn hals gemunt was, en dat er toch
aan den gang van zaken niet meer te veranderen
viel". Deze manier van zeggen bewijst of dat
Mr. ten Hoek niets begrijpt van de godsdienstige
zijde der quaestie tusschen Remonstranten en Con
tra-remonstranten of dat hy er lust in heeft een
frivolen toon aan te slaan, dien zijn eigen goede
smaak veroordeelen moet.
Het laatste is vrees ik het geval. Lees maar
hoe hij den dood van Ledenberg motiveert: men
bedreigde hem met de palye. Dit kon de man
niet kroppen, hij had iets tegen de pijnbank,
vertoefde eenigen tijd in het gebed.... en sneed
zich den hals af met een broodmes. Dit is zeker
niet erg prijselijk nog (ch) conform Christelijk
en een heel raar slot op een gebed, maar de palye
was ook iets ontzachelijk onaangenaams."
Ik heb iets tegen dit soort van aardigheden
en juist omdat ik respect heb voor de talenten
des Heeren ten Hoet kan ik nie t nalaten te
zeggen dat ik ze ontzachelijk onaangenaam vind
en niet conform" smaakvol.
Het valt overigens den auteur niet moeielijk zich
van dergelijke uitdrukkingen te onthouden. In het
tweede verhaal, Ankarström dat den bundel ver
siert, wordt een heel andere toon aangeslagen.
Er was geen' inleiding van 7 bladzijden noodig
geweest om de belangstelling der lezers te winnen
voor den ongelukkigen misdadiger, die onder
allerlei ongunstige invloeden konings-moordenaar
werd. Slechts nmaal kon de schrijver de ver
zoeking niet weerstaan eee dame uit de hoogste
kringen een platheid te latenjzeggen als: iemand
de dampen te gaan aandoen". Wat deze uitdruk
king beteekent, weet ik niet recht; ik heb ze
maar eens hooren gebruiken, door Justus van
Maurik meen ik, toen hij iemand uit een achter
buurt sprekende invoerde.
Niet te min dient men toe te stemmen, dat ook
in een salon platheden kunnen worden gezegd.
Men vermijdt wie er hun kracht in zoeken.
Zoo zou ik er toe kunnen komen om de wer
ken van ten Hoet niet meer te lezen, die
gesehreven zijn in den trant van Het betooverd
Eiland. Een sprookje voor de lieve jeugd (M. U. L. O.)"
Dit sprookje is No. 3 van den bundel, en herin
nert aan des schrijvers Woud van de 4 perken".
Het handelt over de verhouding van een zeker
Kareltje tot de tweelingzusters Aurora en Angelica,
die de kuische en onkuische liefde representeeren,
vermoed ik.
Het is een onderwerp, dat waard is behandeld
te worden, maar dubbelzinnigheden, die meer
schunnig dan geestig zijn, komen er niet nood
zakelijk bij te pas. De schrijver had er zich van
moeten onthouden, te meer omdat het stukje niet
fraai genoeg is om den lezer de details te doen
vergeten die hem mishagen. Zijn er toespelingen op
Ezelsburg en de Ezelsburgers, die de ingewijden
amusant of interessant vinden misschien, de meeste
lezers zal het sprookje wel onvoldaan laten.
V. H.
W. R. E. H. OPZOOMER, Het Klooster
van Diepenveen. (Derde en vierde
levensschets). Gebr. Belinfante 1887.
Eone kostbare bijdrage voor de geschiedenis van
het kloosterleven heeft de Heer Opzoomer door
de uitgave van deze levensschetsen in het licht
gegeven. Hoe ver in de vroomkeid van de veer
tiende en vijftiende eeuw de verdemoediging ging,
leert ons de geschiedenis van de vrouwe van
Vreden en van de joffer van Naaltwijk, twee dames
van hooge edele geboorte, die ter wille van den
hemelschen bruidegom, zich in een verafgelegen
klooster opsloten en zich niet te goed rekenden
voor het werk daar de andere zusters den neus
voor ophaalden. Daarmede bereikten zij den graad
van zelfverloochening, waarna zij streefden, niet
zonder vlagen van hetgeen wij heden hysterischen
godsdienstwaanzin zouden noemen. Er worden voor
beelden van die zelfverloochening gegeven, waarvan
ons de haren te berge zouden rijzen en van de
hardheid waarmede de kloosterzusters in weerwil
van dat alles er op uit waren elkaar de dikwijls
vermeende gebreken onder het oog te brengen.
Als alle schriften uit dien tijd in den kinderlijk
cenvoudigen stijl dier dagen opgeteekend, zijn
deze biografieën in meer dan een enkel opzicht
merkwaardig. Want niet alleen leveren zij kost
bare bouwstoffen om niet meer van de geschie
denis van het kloosterleven te spreken voor
de kennis van taal en stijl, maar zij zijn minsten
even belangrijk voor de cultuur-geschiedenis. Wij
lezen er van een consult in de tweede helft der
veertiende eeuw door de latere vrouwe van
Vreden bij een beroemd geneesheer Meester Evert
van Almelo gehaald. Wij vernemen er dat er
adellijke jonge dames waren die het latijn even
goed verstonden als hare moedertaal vóór zij in
het klooster kwamen, wij maken er kennis met
een ridder die na den vreeselijken St. Elisabethsvloed
de vluchtende landlieden op zijn goederen een onder
zoek bezorgt en zich niet te groot rekent om zelfs
kinderen, die hij op den weg ontmoet het eerst te
groeten. Wij hooren ook dat het vrouwen van
hooge geboorte min of meer euvel geduid werd
wanneer zij zich aan 't spinnewiel zetteden, en
dergelijke staaltjes meer.
De taal, waarin deze levensschetsen geschreven
zijn, is niet mooielijk. De heer Opzoomer heeft,
waar eene verklaring hem wenscholijk voorkwam,
haar aan den voet der bladzijde zonder veel om^
slag of vertoon van geleerdheid gegeven, en hij
heeft bijna immer de juiste verklaring getroffen,
zoodat de lectuur van deze 57 bladzijden niemand
te zwaar kan vallen.
Met verlangen zien wij hot vervolg van deze
uitgaaf te gemoet.
met een ets naar een aquarel vanMatthysMaris:
Vrouwen in de kerk te Freiburg," naar wy meenen
in het bezit van den heer Verstolck Völcker te
's Hage. De premie verwierf C. L. Dake met een
ets naar een schilderij van hun zelf. De prijs
was f1200, de premie f150.
Het album der Nederlandsche Etsclub, tweede
jaargang, is verschenen. Het is beter dan dat
van verleden jaar; ook ziet het van buiten ge
distingeerder uit.
Van het Musée du Luxembourg worden weer
acht schilderijen naar het Louvre gepromoveerd,
waaronder het groote schilderij van Thomas Cou
ture: Les Romains de la Décadence.
In het museum te Dordrecht zijn een vijftiental
schilderijen geëxposeerd, waaronder van de Bock,
Mesdag en Artz.
In het Rijksmuseum is, niet al te eigenaardig,
tusschen de schilderijen een omlijste, met bistre
beschilderde tegel opgehangen. Het is een buste
van Z. M. den Koning door P. de Josselin de Jong.
De twaalfde Tentoonstelling der Hollandsche
Teekenmaatschappij te 's Hage is geopend.
Alfred Stevens is tot lid der Society of British
artists verkozen.
De Belgen zijn gewoon aan het verwijt dat ze
in alles de Franschen nadoen. In den Moniteur
des Arts echter wijdt nu Emile Gardon een arti
kel aan de geschiedenis van de commissie voor
den Brusselschen Salon. Hij geeft daarin allen
lof aan de nieuwe bepalingen en eindigt: La
lumière qui nous vient du Nord clairera-t-elle
enfin les membres du Comitéde la Sociétëdes
Artistes francais."
Du Maurier, de bekende teekenaar van Punch"
heeft in de zaal der Fine Art Society een expo
sitie van zijn teekeningen geopend.
Zij zijn allen, verzekert men, veel beter dan de,
uit Punch reeds bekende, reproducties.
Met reden heeft men Du Maurier een Thackeray
in zijne kunst genoemd.
De opbrengst der entrees van den Parijschen Salon
is dit jaar 323,190 frcs. geweest, d. i. 10,000 frcs.
meer dan verleden jaar.
Te Glasgow zal aanstaande Mei een internationale
tentoonstelling worden gehouden; van de
kunstafdeeling wordt bizonder veel werk gemaakt. Voor
de Loan and sale collection of modern" art is
Alma Tadema adviseur.
In Burlington Club te Londen is een belang
rijke tentoonstelling van Majolica- en
SpaanschMoorsche vazen.
Evenals voor andere artikelen is er voor schilde
rijen oen koers. Ook de kunstbeurs kent crisissen.
Onder de schiders waarvan het werk geen prijs
vermindering heeft ondergaan sedert de crisis van
1882 moet men Bonnat noemen ; zoo is 't ook
met Jules Lefebvre, Carolus Duran, Detaille,
Bouguereau, Meissonier, Cabanel, Worms, Charles
Jacque, Veyrassat, Hector Leroux, Duez en
Guillemet. De schilderijen van den Belg Willems
zijn 90 pCt. in prijs gedaald in de laatste 20 jaar.
Zoo ook met Gallait. Die van Portaels, Kolba,
G. de Jonghe, Verlat, Motta, Wauters daalden
75 pCt. Het werk van Alfred Stevens heeft
weinig geledon. Dat van Madrazo verloor 50 pCt
van Mateko 60 pCt., van Fortuny 50 pCt., Cabat
80 pCt. De doeken van Jacquet verliezen 60 a
70 pCt., 't zelfde met Wébert, Jalabert, Lazer
ges, Leleux, Bida, Piassan, Saintin, Ciceri, Ar
mand Dumaresq, Voillemot, Toulmouche. De
schilderijen van Doré, Anastasi, Brillouin, Henry
Dupray, ondergaan een vermindering van 80 pCt.
die van Protais verliezen 75 pCt. De werken van
Géröme, Pasini, Berchéro, Bernier, Chaplin,
Harpignies, Damoye, Lessel, houden hun prijs. Het
lijstje is van den Gil-Uas 't Lijkt waarlijk wel een
opgaaf van Amerikaansche spoorwegen.
In Madrid aan de Real Academia de San
Fernando is een Belg, Charles de Uxes, professor in
't landschapschilderen. Als voorbeelden houdt hij
zijn leerlingen studies van de Schampheleer, de
Haas, Clays en Roelofs voor.
VARIA.
De Grapltic heeft weer uitnemende croquis van
Paul Renouard: The jubilee Naval Review at
Spitheadj croquis gemaakt aan boord van den
Minotaur."
In den wedstrijd voor eene ets door Arti et
Amicitiae" uitgeschreven, is bekroond Ph. Zilcken
Te Parijs is men bezig een
caricaturen-tentoonstelling van het begin dezer eeuw tot op den dag
van heden tot stand te brengen Het tijdperk van
Louis-Philippe zal daarbij ongetwijfeld het best
vertegenwoordigd zijn, daar tijdens zijne regeering
tal van humoristische bladen, uitsluitend aan
caricaturen gewijd, het licht zagen. Te dier tijde
werden de typen van Mayeux en Robert Macaire,
die de dwaasheden der politieke mannen of de
schaamtelooze handelingen van gewetenlooze finan
ciers en industrieelen geeselden, meer en meer
populair. Onder de vele tentoongestelde caricaturen
zal zeer zeker een op dat gebied vermaard ge
worden teekening, welke den kop van Louis
Philippe in don vorm van een peer voorstelt, een
eereplaats innemen. Charles Philippon, redacteur
van het blad LaCaricatuve" waarin de teekening
verscheen, werd daarvoor gerechtelijk achtervolgd.
Een eigenaardig verdedigingssysteem werd, toen
hij voor de rechtbank verscheen, door hem te baat
genomen. Het allereerst toonde hij zijn rechters
een sprekend gelijkend portret van den koning,
dat volgens zijn verklaring, geen ander dan het
geïncrimineerde was. Om dit te bewijzen kwam
hij achtereenvolgens met verscheidene anderen
beeltenissen van den koning voor den dag, die de
eene steeds meer dan de andere den peervorm
nabij kwamen. Tusschon elk dier portretten was
echter het onderscheid zoo gering, de overgang
zoo onzichtbaar, dat men eindelijk, zonder te weten
hoe, tot de caricatuur was gekomen. Het tribunaal
lachte en Philippon had met dit stilzwijgend
pleidooi zijn proces gewonnen.