De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 7 augustus pagina 5

7 augustus 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLA«J). i V De schilder. Philipp Schmüz. Ten tijde der ^Renaissance leefde er in Italiëeen algemeen b\j zijn kunstvrienden geliefd schilder, die den «choonen bijnaam van uonamico gekregen had. Heden ten dage weet men van zyn schilderstukiken niets meer, des te meer echter van zijn goed heid en beminnelijkheid, van zijn vroplijke inval len en geestige luim, daar dit alles in Vasari te Jezen staat. Sedert dien tijd beeft elk kunstge-nootschap een dergeUjken goeden kameraad" be-zeten, die niet zoozeer als kunstenaar dan wel als een beproefd vriend, als samensteller van feesten, als grappenmaker, als geestige spotvogel ?bekend en bemind was; zoowel téParijs als in München, Weenen, Florence en Dusseldorf was -dit het geval. Zulk een opgeruimde levenslustige kunstenaar -nu was Philipp Schmitz, onlangs te Dusseldorf in -den ouderdom van 63 jaren overleden. Dooralzynka-meraden en kunstbroeders wordt z\jn heengaan diep betreurd. H\j was portretschilder, doch jiiet alleen -als zoodanig, maar ook wegens een grappigen inval zal hij onsterfelijk worden. Hij heeft namelijk voor stoet schoone Künstlerheim", dat het Dusseldorfsche kunstgenootschap voor zijn feesten en gezel lige bijeenkomsten in gebruik neemt, den naam van Malkasten" uitgevonden een term, die in de . geheele beschaafde wereld bekend en aangeno men is. Niet lang geleden kwam in de Münchener Allg. ~Ztg. een lezenswaardig artikel voor aangaande het voortdurend toenemen van het kunstenaars-proletariaat" hetgeen inderdaad een zeer bedenkelijk ?verschijnsel is. Naar aanleiding van dit artikel schrijft nu de bekende oratorium-zanger Stockhausen aan de Frkf'. Ztg. r Aan de beschouwingen van de Münchener Allg. Ztg. knoop ik de vol gende cijfers en datums vast, die als bjjdragen tot de bestrijding van het zangers-proletariaat mo gen dienen. Van de vijftig leerlingen, aan wien ik dit . jaar (van 20 September 1886 tot 20 Juli 1887) in mijn privaatschool onderricht heb gegeven, waren er 21 leerlingen die klassikaal onderwijs . genoten. Van deze laatster zyn er in den loop van het jaar zeven weggezonden. Van de 29 leer lingen die privaatlessen hadden, werden er slechts vijf afgekeurd, daar velen van hen de . zangkunst slechts uit liefhebberij beoefenden, en niet voor artisten werden opgeleid. Wel is waar hadden zij allen vrij goede stemmen, maar den een ontbrak het aan een goede gezondheid, de ander had geen gehoor, anderen weder misten alle talent van voordracht; de meesten echter hadden geen karakter, geen wilskracht genoeg om iets degelijks te leeren en hun. plicht tegenover ouders en leeraren te vervullen. Zonder wilskracht en volharding evenwel kan men het gebied der kunst niet betreden. Velen wilden wel, maar wisten niet wat het zegt te willen". Op ons leeraren rust daarom de taak hen bij tij ds daaromtrent in te lichten. De kunst, de huisgezinnen, de kweekelingen zelven, kunnen hier slechts bij winnen. De -verslaggever der M. Allg. Ztg. heeft gelijk: het wordt hoog tijd dat onze muziekscholen met het ?bedenkelijk toenemen van het muziekaal en ?dramatisch proletariaat rekening honden en de gevolgen daarvan ernstig overwegen! Tevens is het echter mijn plicht de ouders te waarschu wen voor diegenen, die op zich nemen rollen in te pompen. Deze soi-disant zangmeesters geven nooit onderwijs in de beginselen, het ABC der zangkunst; zij leeren geen solfège, geen vocaliseeren, geen uitspraak, geen ademhaling, kortom niets van hetgeen als de grondslag van de techniek ?der stembanden moet worden aangemerkt, doch -zij verlokken van den beginne af aan de onwe tende jeugd met liederen, aria's en operamuziek -en bederven daardoor de nog ongeoefende stem men. Na enkele jaren komen de lieden dan tot het inzicht, dat z\j wel rollen geleerd hebben, maar niet zingen kunnen en dat hun stem vroeg tijdig versleten is. Natuurlijk kan hun orgaan de vermoeienissen van de tooneelloopbaan niet door staan, lis ont mangéleur bléen herbe" zegt de Franschman. Het toenemen van het proletariaat in de zang kunst hangt dus zooals men ziet zoowel van de ?onwetendheid en gewetenloosheid af van hen die zangers voor het tooneel africhten" als van het .gebrek aan oordeel der aspirant-zangers zelven, die zoo vaak op den leeftijd van 28, 30, 32 jaar en nog later, zich voor het operatooneel willen bekwamen, wijl men hnn geraden heeft hun stem renten te doen afwerpen. Dit is echter met de -zangkunst, die vóór alles jeugd vereischt onvereenigbaar. Deze aspirant-kunstenaars en hunne raadgevers schijnen te vergeten dat men op jeug digen leeftijd met. de gymnastiek der stem ver trouwd moet wezen, evenals men jong leert turnen; dat een kunstenaarsnatuur zich reeds vroeg open baart, dat iemand dien vóór zijn dertigste jaar niet geweten heeft of hy stem heeft en zingen moet. beter zou doen niet in het publiek op te treden. Onze instituten voor muziek moeten in de eerste plaats aan de werkelijk begaafden ge legenheid geven hun talenten te ontwikkelen en dus beletten, dat zij die niet begaafd zijn, door protecties of intriges den weg voor anderen ver sperren. Moge het in onze kleine school gegeven voorbeeld ook elders navolging vinden." BliksemafdruMcen. Het volgende bericht uit Berlijn heeft in tal van couranten de ronde ge daan: De arbeider August Nuggatz, die gedurende het te Berlijn woedend onweer door den bliksem getroffen werd, is weder bijgekomen. Hij weet naar de Charitee" overgebracht, waar men den patiënt in de afdeeling van prof. Gerhardt plaatste. Op de borst van den getroffene vond men een plek, die nauwkeurig de omtrekken van een boom blijkbaar een oogenblikkelijken afdruk door den bliksem te aanschouwen geoft en waarvan reeds een zorgvuldige teekening genomen werd. Deze bliksemafdruk is reeds minder sterk van kleur, enz." Het telkens in alle bladen wederkeerend bericht van -een bliksemafdruk noopte een in de nabijheid van Wittenberg wonend pastoor zich tot den in het bericht genoemden prof. Gerhard zelf te wenden, met het verzoek hem te willen mededeelen of het mogelijk was dat het op de borst des getroffenen gevonden teeken werkelijk de nauwkeurige afdruk van een boom" en dus een soort van photographie instantanée geweest was. Weldra ontving hy van diens assistent, dr. M., het volgende interessante antwoord: Het is een meermalen opgemerkt en lang bekend feit, dat zich op de huid van door den bliksem getroffen personen strepen, uitstralingen en takken vertoonen, die een zekere gelijkenis met bootnen en bladen hebben. De altijd levendige volksphantasie heeft zich dit in 't oog vallend verschijnsel trachten te verklaren door er een werkelijken afdruk in te zien van den boom, waaronder de persoon zich op het oogenblik van het ongeluk bevond. Dat deze verklaring echter tot het gebied der phantasie behoort en allen wotenschappelijken grond mist, is alleen reeds daaruit te bewijzen, dat de natuurkundige ten allen tijde bij machte is met behulp van electrische vonken dergelijke figuren, bij welke boomen geheel buiten spel blijven, te doen ontstaan. Laat men bijv. door een dunne op het water uitgespreide laag £j/copo-/mm(heksenmeel) sterke electrische vonken slaan, dan ziet men op de drijvende meellaag dezelfde schoone fijne boomteekening, die wij op de huid ojizer door den bliksem getroffen patiënten op bijzonder dui delijke wijze meermalen waarnemen. Prof. Ger hard heeft deze opvatting bij de behandeling van den bewusten patiënt, in zijn kliniek duidelijk uiteengezet. Hoe niettemin het oude sprookje van de boomphotographiën wederom zijn weg in de pers gevonden heeft, is ons onverklaarbaar." Nadat de directeur Lauth van de porseleinfabrïek te Sèvres ten gevolge van oneenigheden met het personeel zijn betrekking heeft nedergclegd, is de beroemde faïencier Theodor Beek in zijn plaats als directeur benoemd. Theodor Beek werd in het jaar 1823 te Gebweiler iu den Elzas geboren. Nadat hij zijn leerjaren bij den fabrikant Hugelin te Straatsburg had doorgebracht, deed hij een reis door Duitschland en vertoefde eenigen tijd in Weenen, ging in het jaar 1847 naar Parijs en vertrok van daar weder naar den Elzas. In het jaar 1881 vestigde hij zich voor goed te Parijs. Nadat hu vier jaren opzichter in de porseleinfabriek van Dumas was geweest, richtte hij een eigen zaak op, doch beijverde zich om de kunst van het vervaardigen van aardewerk tot den hoogst mogelijken trap van volmaking op te voeren. Voor de ceramiek wilde hij een ongekenden bloeitijd openen. Om tot dit doel te geraken, bestudeerde hij de chemie, het oude Oostersche, maar voornamelijk het Perzische aar dewerk. Brokken daarvan werden door hem tot poeder gemalen en aan alle mogelijke smeltingprocessen onderworpen. Zoo gelukte het hem na vele proeven, het prachtige doorschijnende turkooisblauw der Perzen terug te vinden, dat in de ceramiek den eerenaam van Bleu de Dech" heeft verkregen. Om dezen modernen Palissy" begonnen zich weldra een menigte kunstenaars, ornamentschilders, teeke naars en boetseeders te vereenigen. Voor het doel dat Dech beoogde, de /aïence-kunst tot nieuwen bloei te brengen, en haar vooral het bekoorlijke der nieuwheid en der dichterlijke fantazie te geven, had hij natuurlijk al deze kunstenaars noodig. Hamon, Reibert, Ranvier, Gluck, Ehrmann, Doek, Brion, Hellen, Anker, Kirsch, Francais, Benner, Braquemond, Harpignies, Legrain, Couth, Louis Carrier-Belleuse, Collin enz. ook dames zooals mad. Escalier, Schappi, Hiart, Descamps-Saboureau en anderen vormden een kring van kunstenaars, zooals sedert den tijd van Della Robbia niet bestaan had, en dien men ook nergens op de wereld zal vinden, want uit de geschiedenis der schoone kunsten leert men, dat zoodra een kunst haar hoogsten bloeitijd bereikt en schitterende vruchten afgeworpen hoeft, zij weder begint te verminderen en uit te sterven, van het oogenblik dat de scheppende macht van het genie ontbreekt, welke dezen bloeitijd had te voorschijn geroepen. Overigens heeft men slechts een bezoek to brengen aan het rijk voorziene salon van Deck in de rue Halévy bij de groote opera. Vele der door Deck uitgevonden kleuren en email» dragen dichterlijke namen, zooals: hemelsblauw na regen", maneschijn", zonne straal na onweder", enz. Ook zijn er zeer prozaïsche onder, de oud-Chineesche namen, zooals: Lu-khan-ma-fer" dat paardenlever beteekent. Een andere oud-Chineesche kleur heet Pi-ti"; het is het seladon, aan welke Dech door bijvoeging van meer of minder dikke, witte verf de schoonste en verschillendste tinten van zeegroen weet te geven. Men moet de met deze kleuren versierde prachtstukken gezien heb ben om er over te kunnen oordoelen; zijn vazen en bloemenmandjes; zijn papegaaien en goudlakensche fazanten, die in doorschijnend email op schotels en borden met een houtkleurigen grond geschilderd zijn; mannen- en vrouwenkopjes vindt men er onder, die ware kunstwerken kunnen ge noemd worden, en in zwarte lijsten geplaatst de schoonste versieringen voor salons opleveren en welker kleurenpracht daarbij onvergankelijk is. Men schrijft 31 Juli uit Dusseldorf: Heden voormiddag is in de Kunsthalle een tentoonstelling geopend der werken van den op.26 Maart alhier overleden Dusseldorfschen schilder Professor Rudolf, Jordan. Deze tentoonstelling, waar van staats-"* wege zoowel als door particulieren een groot aantal stukken zijn ingezonden, bestaat uit een vijftigtal schilderijen en uit even zoovele studiën, schetsen en handteekeningen. welke de wording en ontwikkeling van zijn talent vertegenwoordigen. daar er werken uit alle perioden van zijn vijftig jarige kunstenaars-loopbaan bij elkander zijn gebracht. Een zijner allereerste schilderijen is Uitkijk" het privaat eigendom van den Keizer. Dit doek werd in 1832 op de BerUjnsche kunst tentoonstelling door Koning Friedfich'Wilhelm HL aangekocht en Prins Wilhelm den togenwoordigen, keizer ten geschenke gegeven, die er in zijn slot to Babelsberg een plaats voor aanwees. Zooals bijna alle schilderijen van Jordan stelt het een hollandsch motief voor : een loods met zijn familie, die met een verrekijker naar zoo tuurt. Uit de koninklijke National-gallerie te Berlijn zijn drie werken voorhanden: Hnwelijksaanvraag op Helgoland", De troost der weduwe" en De dood van den loods"; uit het provinciaal museum te Hannover: Een begrafenis"; uit de kunstvereeniging te Bremen: De onhandige tandarts" en Een stormnacht"; uit de Dusseldorfsche schilderijenverzameling, De Soldatensoep" en Na een doorwaakten nacht". AI de anderen zijn het eigendom van particulieren. Slechts een enkel maal heeft Jordan het motief van een werk niet aan de noordzeekust ontleend; het is in zijne Bedelares", in 1877 te Rome geschilderd. Uit Parijs wordt dato 28 Juli geschreven: Heden voormiddag te negen uur werd op het plein voor de nieuwe medische faculteit, Boule vard Saint-Germain, in alle stilte het standbeeld onthuld van Dr. Broca, den stichter van de Sociét d'anthropologie. Zijn weduwe en dochter, zoowel als alle medische autoriteiten woonden de plech tigheid bij. Het door den beeldhouwer Choppin ontworpen standbeeld stelt Dr. Broca staande voor; in de linkerhand houdt hij een schedel, terwijl hij met de rechter door middel van een passer zich voorneemt metingen te doen. Daar de nabestaanden van den physioloog, uit vrees dat zijn materialisme te hoog geprezen zou worden, zich tegen elke officiëele redevoe ring verklaard hadden, vergenoegde men zich de medegebrachte kransen met «nkele warme woorden van hulde, (door de Quatrefages, Flaix en Magitot ^gesproken) op het voetstuk van het monnmejit neder te leggen. De politie had demon straties van de studenten gevreesd en dientenge volge hare maatregelen genomen, doch deze bleken overbodig te zijn, daar de plechtigheid reeds te tien uur zonder de geringste stoornis afgeloopen was. Bij W. J. Thiemc te Zutfen verscheen een <7eschiedenis der Oude en Middeleeuwsche Bescltaving, < door W. F. H. Wunderlich, leeraar aan de H. Burgerschool te Apeldoorn. Het is ongetwijfeld een zeer moeielijke taak, zulk een reusachtig onderwerp in een driehonderdtal kleine bladzijden samen te vatten; de klippen waarop de schrijve** het gemakkelijkst verzeilt, zijn dorheid of eenzij digheid. De eerste is hiep vermeden f de laatst» niet. Vooral in de geschiedenis der Middeleeuwen is het, alsof alleen een overzicht der Duitscha beschaving bedoeld is. Van Heliant, Edda, Nibelungenlied, Tanhauser, Parzival, wordt uitvoerig de intrige gegeven, terwijl de Proven(jaalsche poëzie, evenals de Mystères,. de Fransche epiek, de dierenfabel, Boccaccio en Dante, of in't geheel niet of slechts met een enkel woord ge noemd worden. Belangrijk daarentegen zijn de hoofdstukken over de voorbereiding van het Christendom", Gnosw", Montanisme" enz. en die over de Christelijke wetenschap tegenover de Mahomedaansche en Joodsche". Hier is veel wetenswaardigs in een kort bestek verzameld, zonder dat de heer Wunderlich tot een droge nomenclatuur is vervallen. Het is te betreuren dat de correctie, stijl en taal hier en daar te wenschen overlaten, op blz. 104 en 105 b.v. zouden zeventien fouten te corrigeeren zijn. Schaakspel. No. 84. Van A. VAN HEIJCOP TEN HAM te Haarlem. ZWABT. f g a b c d e WIT. Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. (Wit 7 en Zwart 10 stukken met K. e4.) Een Probleem van Louis Paulsen. Voor zoover ons bekend, is het volgende pro bleem het eenige, wat door dezen vermaarde schaakspeler, destijds te Dubuque Jowa, gecom poneerd is. Wit K. el, Pd. e2, T. e5, R. c7 en h3. 5 st. Zwart K. f3, R. d3, Pd. bö, pions e3, f5, g3. 6 met K. 13. Wit geeft in twee zetten mat. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. H. J. d. H. no. 80 met ter en quater, no. 81 met bis, ter en quater; Henri no. 81 met bis, ter en quater alsmede no. 82 met bis, ter en quater; insgelijks C. C. W. M. en H J. d. H. ook 83 bis en quater; C. T. v. H. no. 82 met bis, ter en quater alsmede no. 83 met bis, ter en quater; no. 81 door J. P. v. F., allen te Amsterdam. W. v. H. te Delft no. 80 met bis, tor en quater alsmede no. 81 met bis, tor on qua ter. Mei" no. 82 met bis, ter en quater, insge lijks S. beiden te Amsterdam. Flenügafed te Kaats heuvel no. 80, 81 en 82; door H. J den H. no. 83 bis met ter en quater, te Amsterdam. BRIEFWISSELING. H. J. d. II. Bedoeld u 83 quinter, kan u op die manier geen 8 zetten halen. Het probleem met R. bl wordt geplaatst. N. B. No. 83 bis zwart staat 6 lees 7 stukken. OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 82 Van G. L. de Boer, Heerenveen. Wit l d8 - h.4!, Zw. K. c5; (a 2 h4 el!, d6 d5; 1) 3 el a5, K. d6; 4 a5 d8, K. c5 of e5; 5 R.- e7 of c7 t mat. 1) 2 Als boven, K. d5; 3 b7 b6!, K. e5; 4 el g3 f, K. d5; 5 h7 f6 f mat. a) l d8 h4, K. e5; 2 h4 g3 f, K' do; 3 b7 c7. K. c5. 4 R. X d6 f, K. d5; 5 h7 f6 f mat. No. 82bis van S. te Amsterdam. 3) g5 cl, fl elders; 4) 2 cl - e3 f mat. Wit l g5 cl!, c5 X "34 1) 2 c7 e6 f mat. 4) Als boven, b6 b5; 2 b8 a7 f mat. 1) Als boven, R. speelt 2) 2 c3 e4 mat. 2) ' , f l d2 3) 2 cl gl f mat. No. 82 ter van P. K. Bakker, Wervershoef. l do e6! e5 Xa5; 5) 2 f4 e6 f mat. 5) l Als voren, c5 e2 f 6) 2 f4 e2 f mat. 6) l Als b, e5 elders; 7) 2 D. of Pd. zet mat. 7) l , c4 c3 f 2 a5 X c3 f mat. Xo. 82 quater van H J. den Hertog, Amsterdam. l hf> h4!, 06?e5 8) 2 g7 f7 f mat. 1) l Als voren, hO h5; 9) 2 D. zet mat. 9) l K. b.4, K. speelt; 2 g7 f6 f mat. Drie tweezettige problemen: No. 85bis van F. Herben te Sittard. Brüderschaft. Wit K. a7, D. hö, T. c4, R. h3, Pd. b5 en c7, 6 st. Zwart K. cG, T. d6, Pd. f7, R. e8, P. b6 en c5. 6 met K. cö. No. 84 ter van Jos Reijalt te Nijmegen. Wit K. b8, D. h3, T. cl, Pd. g8 en go, R. d6, pions b3 en b5, 8. Zwart K. d5, T. c6, Pd. c8 en g7, pions b7 en d4, 6 met K. d5. No. 84 quater van Otto Blumonthal te Berlijn. Wit K. g5. Pd. d6 en 06, pions b7, c7 en f5 (6, iwart K. d7, Pd. do (2 stnkken met K. d7. Wit begint in alle deze problemen. Schaakstrijd tusschen Petersburg en Londen. Schaakstrijd tusschen Londen en Petersburg. Stand na den 26sten zet van wit. Stand na den 26ston zet van zwart. Wit K. gl, D. b7, T. c4, pions a4, dG, f2, g2 en Wit K. f2, T. al, Pd. d2; R. g2, pions a3, b3, h3 (8. Zwart K. f8, D. e6, T. h.8, Pd. b4. pions a5, bö, f7, g7 en h5 (9. I Zwart Londen. 27 g7 g6 28 29 d4. e3, f3 en g4, 10. Zwart K. d(i, T. h8, Pd. b4 en gG, pions bö, a7, Wit Petersburg. 13 X b7 e4 c8 f dG d7 X c X c6 dG fl X 1)6 b5 _g4 1)7 c8 cG gl dG b6 30 31 32 33 34 35 36 f8 g7 b4 - c6 e6 X cli h.8 d8 g7 f8 f8 e7 d8 X d7 d7 a7 d5, ft! en g7 (10. Wit Londen. II a2 a3 2G f2 o2 27 K.?e2Xd328 al hl 29 hl h7 30 e3 X d4 31 K. c3 32 c3 d3 33 d3 c3 34 h7 h8 35 h8?b8 36 Zwart Petersburg. 1>4 c!3 f h8 b.2 h2Xg2 c 7 cf> c5 X d4 g6 f4 f f4 e6 a;7 a5 T.-gl gl cl - OUD-AMSTERDAMSCHE VERSCHEIDENIIEDEN. Piet Heyns kleinzoon koorddanser. Er zijn weinig menschen die na eeuwen nog zulk eene populariteit genieten als Piet Heyn. de dappere zeeman, die 's vijands schatten buitmaakto en opbracht in 't vaderland. Of hij door zijn tijdgenootcn even gevierd zou zijn.om zijn dapperheid als ile spaansche schepen eens koop waren in plaats van klinkende spaansche matten aan boord hadden gehad. .. dat geloofde hij zelf niet. Zeker is het, dat de ongehoorde waarde van den buit een goudglans afstraalde op zijn naam, en do menschen zijn nu eenmaal zoo weinig veranderd sedert den tijd, dat zij voor het gouden kalf' leerden knielen, dat ook Piet Heyns gulden nimbus door heel de landshistorie lieen getrouwe aanbidders bleef vinden. Door de staten aanstonds tot luitenant-admiraal bevorderd en begiftigd met eun gouden keten, een eerbetoon dat men tegenwoordig goodkooper met een ridderkruis afdoet, kreeg hij zijn deel in de buitgelden. Dat zal wel geen kleinigheid zijn geweest, maar blijkbaar was het niet genoeg, om zijn ge slacht op dien sport van den maatschappelijken ladder te handhaven,waarop de onversaagde vloot voogd door moed en beleid was geklommen. Piet Ileijn had, gelijk bekend is, niet lang vol doening van de eerbewijzen. In 't jaar na de over winning van den zilver-vloot sneuvelde hij. Op zijn graf in de kerk te Delft werd op 's lands kosten een graftombe hom ter eere opgericht. Men wist tot dusverre niet beter, of hij was kin derloos overleden, doch dit is hot geval niet. Cornolis Heyn, zijn zoon, kapitein ter zee, liet als zijn vader voor 't vaderland zijn leven. Van dezen zoon bleven minderjarige kinderen, naar 't schijnt in niet zeer goeden doen, achter. Niets zou natuurlijker geweest zijn dan dat de Staten uit eerbied voor de nagedachtenis van en uit dankbaarheid aan dien man, die zooveel millioenen in het land had gebracht, zijne kleinkindereneen goede opvoeding hadden laten geven, om hen daardoor te vormen tot nuttige zonen van 't vaderland, dat grootvader en vader beiden zag sneuvelen op een leeftijd, dat zij voor hun kroost nog vele jaren hadden kunnen werkzaam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl