De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 7 augustus pagina 6

7 augustus 1887 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ko.528 de Staten .trokkc-r^fbied en dankniet zoo ver'. Wy zouten er ons veelhebben te verwonderen" gehad indien het geval ware geweest. In een land waar sa Rembrandt zyn leven lang afhankelijk bleven van een paar onoarmhartige crediteuwaar men een Frans Itals zyn laatste jaren armenhuis liet slyteir, waar men een Vondel finantieel liet uitkleeden voor een deugniet F«ea zoon en hem ten slotte begenadigde met , armzalig postje in een bank van leening, lag ! niet in de zeden, om de kleinkindereu van een gk man er boven op te helpen. Oudervond althans Jacobus Heyn, des verPieters kleinzoon.. Het was ongeveer 1665, dat het volgende rjjtekwest aan de Regeering van Amsterdam werd |Tfjfepresenteerd, waaruit van het verval der familie ' "genoegzaam blijkt. Aan de Edele groot achtbare Heeren Burgemeesteren ende regeerders der stadt Amsterdam. ' Geeft met alle behoirlycker eerbiedinge te kennen, Jacobus Heyn, jonghman, out XXH synde de soons soon van wylen Pieter in Heyn in zyn leven luytenant-Admiover Hollandt ende West-Frieslandt, UEd ,öwot Achtbaerheiden ootmoedige suppliant, hoe h"\j met consent ende door UEd. Groot Achtbaerheiden goedertieren geliefte is begnadicht «geworden, dat hy binnen deese stadt met de . ijaarmarckte off kermisse een tent heeft doen fvapdaait, om syn konst van koordendanssen, 5,springen, slingeren aen de hoge koorden ende andere exercitiën aen de lieffhebbers te verr "-&. ende gemerckt de tydt door UEd. Achtbaerheiden goede geliefte hem suptoegestaen ie geëxpireerd, sulx dat hy 't minste niet verder soude derven met syn _,?exercitie voortvaren, doch evenwel nochtans ge1 ' in synde (indien UEdel grootAchtbaarheisulx goedertierenlyck gelieffden teverstaen) omme dese lopende weecke noch uyttespeelen, soo keert hy suppliant zich tot UEd. grootAchtbaarheiden, ootmoedelyck verzoeckende dat dieselve hem genadichlycken gelieven te permitteeren, dat hy dese lopende weecke syn voorschreven konst aende lieffhebbers verthoonen mach, ten eynde hy suppliant (die van de goede gekomen yis, en wiens voorzeyde salige grootvader, en syn suppliants eygen vader de Capiteyn, Cornelis Heyn, hun leven voor 't lieve vaderlandt verloren hebben) syn winterkost daardoor eerlyck magh «gewinnen. 'tWelck doende, etc." Het is bedroevend en diep tragisch, niet waar ? den kleinzoon van een van Neerlands zeeleeuwen zich in zoo deemoedige termen tot de opvolgers te zien wenden van hen, die den grootvader met zooveel plichtplegingen aan de boorden van het IJ welkom heetten. Traden Hun Edel Grootachtbaarheiden" niet in zijn verzoek, dan zou de arme drommel het noodige hebben ontbroken, om gedurende de wintermaanden den mond open te houden. De beslissing op het rekwest kennen wij niet, maar het is te veronderstellen, dat de Heeren zich lieten vermurwen en den armen k rmiskunstenaar in de gelegenheid stelden, om zijn leven telkens en telkens weder te wagen met allerlei kromme sprongen voor de oogen en om der weinige stuivers wille van een brooddronken kermisschaar. Mogen velen der trotsche patricische regenten, aanwiende koorddanser zijn poveren staat blootlegde, het van hun plicht heb ben geacht hem in zijn nood bij te staan. RECOMMANDATIE De heer White bezat alles wat het leven kan veraangenamen: geld, een goeden eetlust, slaap, een stuk of wat stokpaardjes en niet meer rhumatiek en zenuwen dan een fatsoenlijk mensch ? tegenwoordig hebben moet om er van te kunnen ? meepraten. Slechts n ding ontbrak hem: be zigheid, en dat was lastig. Mijnheer White had, even als alle Engelschen, een werkzamen aard; het luie renteniersleven, waartoe het wreede nood"lot hem dwong, wilde hem maar niet bevallen; zyn denken en streven richtte zich maar n doel: iets om handen te hebben, en daar hij hem, als Engelschman, de koopmansgeest het meest op den voorgrond trad, verlangde hij natuurlijk ook, dat dit iets" hem een klinkende belooning zou op leveren. Met dat hij het geld zoo hard noodig had; integendeel! Maar Engelschen zijn nu eenmaal boven alles praktisch. N Mynheer White woonde op kamers in een der eerste hotels op de Breestraat en had zich aan gesloten by een kleinen kring van vroolijke, dik?wyls zelfs zeer overmoedige jongelui, die genoeg Engelsch spraken om zich met hem in zijn eigen taal te kunnen onderhouden, want hij zelf ver stond geen woord Hollandsen. Een paar malen 's weeks kwam men in een koffiehuis bijeen. Hij was nu juist niet wat men een gezelligen prater noemt. Stil en teruggetrokken als de moeste Engelschen, hamerde hij, wanneer zijn tong eindelijk was los geraakt, altijd en eeuwig op het zelfde aanbeeld, namelijk zijn gebrek aan bezig heid en het daardoor veroorzaakt gemis aan innerlyke tevredenheid. Dat zy'n vrienden, de jongelui, die er een precies tegenovergestelde levensbeschouwing op na hielden, hem daarover duchtig uitlachten en dikwijls tot het mikpunt hunner niet altijd even onschuldige plagerijen kozen, spreekt van zelf. Hij verdroeg ze echter met gelatenheid en geduld. Kort geleden had hij het denkbeeld opgevat om onderwijs in de Engelsche taal te geven en maakte nu ijverig jacht op leerlingen, ze waren echter moeielijk te Vangen. In de kranten wilde hij zich niet als Engelsche taaimeester aanbieden; dat vond hij niet gentlemanlïke. Neen! zijn vrienden zouden uit den kring hunner kennissen de bouwstoffen voor zijn cursus" leveren. Met deze vraag zanikte hij hun zoo onophoudelijk aan de ooren en ver veelde hun ten slotte zoo geweldig, dat zij einde lijk besloten hem aan een les" te helpen, al zou die ook niet precies zóó zijn, als hij zich had voorgesteld. Nu bevond zich onder het clubje nog een tweede liefhebber, die echter omdat hij niet anders dan moedertaal sprak, wyselyk thuis bleef, wanneer het Engelsche bijeenkomst was. Hy was gooche laar van professie en volgens zy'n eigene overtui ging» een dier ongelukkige wezens, die altijd worden tegengewerkt en altijd in het hoekje zitten waar de slagen vallen, anders zouden zyn talenten hem reeds voor lang een schitterende positie hebben verschaft. Deze duizendkunstenaar, Lokhart heette hij, had reeds in verschillende lokalen openbare voorstellingen gegeven, zonder dat echter zijn proeven van vingervaardigheid op. publiek of kritiek bizonder veel indruk hadden gemaakt. Dit kwam nergens anders door, meende hy, dan omdat hy de noodige middelen miste om reklame te maken. Hy zeurde daarom bij al zijn vrienden of zij hem door den invloed hunner uitgebreide kennissen in journalistische en andere kringen, niet in de mogelijkheid kon den stellen een groote voorstelling te geven, die hem, naar hy beweerde, in een avond wereld beroemd zou maken. Lokhart werd met zijn onophoudelijk soebatten weldra even onuitstaan baar als White. Was het dus wonder dat men besloot, die beiden eens de les te lezen? Op zekeren dag ontving Lockhart een brief geteekend James White, waarin deze hem schreef dat zijn roem als een der grootste meesters in de goochelkunst hem ter oore was gekomen, en dat hij (White) die in gezegde kunst bizonder veel liefhebberij had, gaarne daarin onderricht wenschte te ontvangen. Of hij (Lokhart) dus zoo goed wilde zijn, morgen avond ten zes ure precies, in het hotel, kamer no. zooveel te komen om de lessen aan te vangen. Tegelijkertijd werd den Engelschman een schrij ven toegezonden, waarin een zekere heer Lokhart hem mededeelde, dat hij op raad en aanbeveling zy'ner vrienden, Engelsche taalles wilde nemen en daarom morgen avond tegen zes uur in het hotel komen zou, om dadelijk met de eerste les te beginnen. Wie vroolijker dan onze twee na het ontvangen der aan hun gerichte brieven ! Den volgenden dag zat mynheer White op het vastgestelde uur, in waardige houding zijn eersten leerling af te wachten. Met klokslag zes uur trad Lokhart binnen. Goeden dag, mijnheer!" Very glad to see you !" Spreekt u geen Hollandsen ?" De Engelschman zette groote oogen op. Lokhart begreep dat hij hem niet verstond, en probeerde het dus nu op een andere wijze. Allemand ? Francais ?" vroeg hij. No Sir!" Nu dat hindert niet. Het zal zoo ook wel gaan ; laat ons beginnen !" Ook mijnheer White begon. Hij nam een voor hem op de tafel liggende spraakkunst op en zeide: l have here a liook...." Neen," viel de goochelaar hem hier in de rede. Weg met boeken ! Waarschijnlijk de kleine Bosco in zakformaat! Ik ben geen voorstander van theoretisch onderricht. Dadelijk met do praktijk beginnen is mijn leus! Hebt u soms een rijks daalder bij de hand?" Mijnheer White, die er geen woord van verstaan of begrepen had, schudde het hoofd. Niet dus ? Hm! Dan zal ik even kijken of ik er toevallig nog een bezit." Hij haalde zyn portemonnaie voor den dag, waarin zich gelukkig nog juist een eenzame rijksdaalder bevond. Hij nam het geldstuk er uit, legde het op zijn vlakke vooruitgestoken hand, stroopte zijn mouwen op en zeide : Ziet u ik leg den rijksdaalder hier zóó onderzoek mijn hand gerust. Geen dubbele bodems en geen verborgen apparaten. Nu ga ik tellen, een, twee, let goed op drie! Weg is ie !" De Engelschman moest er om lachen dat is een grappig leerling!" dacht hij. Nu zal ik u ook toonen", vervolgde Lokhart, waar hij zit en hoe ik hot gedaan heb. Zie hier ! bij het woord drie ! slinger ik met een korte be weging den rijksdaalder naar achteren, zoodat hij in de mouw schiet. Kijk, hier is hij !" Hij bracht den rijksdaalder weer uit zijn schuilhoek te voorschijn, deed het kunststuk nog eens zoo duidelijk mogelijk over, leunde daarna met een triomfantelijk gezicht in zijn stoel achterover en stelde den Engelschman het geldstuk ter hand met de woorden: Probeert u het nu eens." Deze nam het glimlachend in ontvangst. Hij was verrukt. Met een uitermate beleefd: Very much obliged", stak hij den rijksdaalder, dion hij als honorarum voor deze eerste les beschouwde, in zijn zak. Lokhart zag hem eenige oogenblikken stom van verbazing aan. Maar toen de rijksdaalder maar aldoor Jjiet weer te voorschijn kwam, vroeg hij eindelijK op langgerekten toon: Nuuuuu... ?" Mijnheer White lette daar niet op. Op nieuw sloeg hij zijn boek open en begon nu met den meesten ernst les te geven. Dat was den braven Lokhart toch te erg. Met een vreeselijken vloek sprong hij op, en riep : Mijnheer! geef mij mijn rijksdaalder terug! Het is mijn laatste! Met zulke flauwe grappen ben ik niet gediend !" Afwijzende beweging van de zijde van Engeland. Mijnheer! wanneer u niet onmiddellijk mijn rijksdaalder teruggeeft, dan " Engeland werd bij de kraag gepakt. Op dit oogenblik werd de deur geopend en trad een der heimelijke aanstokers van den strijd binnen. Met niet weinig voldoening hadden de grappenmakers dezen onvermijdelijken afloop, buiten in de gang staan afwachten. Niet zonder moeite gelukte het hun, de vechtenden te scheiden. Lok hart verwijderde zich, nadat de zoon Albions hem met een uitdrukking der diepste verachting zijn rijksdaalder voor do voeten had geworpen. Om hun onrecht jegens den goochelaar weder goed te maken, bracht de vroolijke club door eene onderlinge collecte nog verscheidene andere exemplaren dezer muntsoort bijeen en Lokhart die begreep dat geen profeet in zijn eijen land geëerd wordt, trok naar elders. Mijnheer White heeft echter nooit weer zijn verlangen te kennen gegeven, naar het geven van Engelsche taallessen. Zijn eerste leerling was tevens zijn laatste geweest. Allerlei. De uitgevers van de Haarlemsche Courant heb ben een herdruk doen verschijnen van de Opregte Haerlemse Dingsdaegse Courant" van 2 Augustus 1667, op het oude papier en met de oude letter van het oorspronkelijke gedrukt en op vernuftige wijs toepasselijk gemaakt op 2 Au gustus 1887. De courant bevat buitenlandsch en. binnenlandsch politiek nieuws, waaronder het verhaal van den tocht naar Chattam, een aardige voorspelling voor 2 Aug. 1887, den verjaardag van de koningin, die in den doortochten Huyse van Nassau-Orangien sal regeeren over alle herten en meede over alle herten in der Lande", voorts eenige advertentiën en een aankondiging dat de courant daegelycks in dobbel, ja nog veel grooter getaltenisse" verschijnen zal. Het geheele blaadje is een keurig specimen van nieuw-antiek drukwerk. Een der aantrekkelijkheden op de tentoonstel ling zoowel als in de winkelkasten vormen de fairy lamps, de gekleurde lampjes, wier zacht licht tusschen de groote planten van eene serre, in veranda's en priëelen, of ook in vertrekken aan gebracht, een alleraardigst effect maakt. Deze nieuwe toepassing der glasindustrie was in den beginne vrij duur,, de prijs waarvoor ze tegen woordig, o. a. bij de firma Homeijer, Utrechtschestraat, te verkrijgen zijn, maakt de aanschaffing ' niet kostbaar. Oorspronkelijk als nachtlichtje be doeld, hebben zij zich ook voor veelkleurige illu minatie zeer geschikt betoond; in Engeland worden ze daartoe in groote hoeveelheden gebruikt. Een Engelsche waarzegster. De dagelijksche verslagen der Londensche politie werpen naast menig treurig en aangrijpend tooneel van ver diende en onverdiende ellende ook menigmaal een eigenaardig grappig licht op de sociale toestan den van de onderste lagen der maatschappy'. Dit was ook onlangs het geval voor het commissariaat van politie der Theems. Aldaar was een aan klacht ingediend tegen de negen-en-zestig-jarige Helen Evans wegens waarzeggerij, of zooals het in Engeland heet: fortune telling" dat wil zeg gen geluk voorspellen" want iets anders als geluk wordt gewoonlyk niet voorspeld, opdat die genen die eenmaal met behulp der waarzegster een blik in de toekomst hebben geworpen niet worden afgeschrikt, maar vaak zullen terugkeeren om hun bescheiden spaarpenningen op het altaar van hun geluk te offeren. De Engelsche wet is echter te dien opzichte tamelijk streng en zij, die zich bij wijze van kostwinning met waarzeggerij inlaten, kunnen zichzelven op vrij zekere wijze waarzeggen, dat, in dien zij betrapt worden, hun de ramp boven het hoofd hangt van in de gevangenis terecht te ko men, niet zelden met veroordeeling tot zwaren arbeid bovendien. Dat de overtreedsters der wet niet vaker gestraft worden, hebben zij meestal te danken aan de omstandigheid, dat een zekere schaamte, de vrees zich belachelijk te maken, de bedrogenen weerhoudt een aanklacht in te dienen. Zoo gelukt het de justitie slechts zelden de schul digen te ontdekken, of de noodige bewijzen in handen te krijgen. In dit geval nu traden twee getuigen, Mary Start en Mary Thomas, van wie de eerste gehuwd is, als aanklaagster op. Mij werd verklaarde de eerste de be schuldigde warm aanbevolen als iemand die in de toekomst kon zien. Ik zocht haar dus in hare woning op en werd in een vertrek gelaten, dat de beschuldigde kort daarop binnentrad. Ik vroeg haar of zij waarzeggen kon. Zij antwoordde be vestigend en legde een spel kaarten voor mij, zeggende dat te schudden en in drie gedeelten op tafel te leggen. Ik deed zulks, waaana zij de kaarten omkeerde en mij scherp aanziende zeide: uw man heeft u vier maanden geleden verlaten." Ik antwoordde : Neen, niet vier maanden." Toen zeide zij: Neen, het zijn slechts drie en een halve maand." Dat kwam uit... hoe kon zij dat weten ? Op welke wijze was haar mijn verleden en nog veel meer bekend ? Al dien tijd was ik aan het tobben en peinzen geweest, wat er van mijn goeden braven man, die zoo innig veel mij hield, geworden kon zijn ? En denk eens wat zij mij zeide: dat hij met een mooie vrouw was weg geloopen. Is dat niet schandelijk ? Commissaris van politie: Van de zijde van uwen man zeer zeker, wanneer dit werkelijk het geval mocht zijn. Maar tot dusverre heb ik nog niet gehoord, dat de beschuldigde in de toekomst voorspeld heeft. En daarop alleen komt het aan. Getuige: Heb maar geduld, dat komt dadelijk. Vervolgens zeide de beschuldigde tegen me: Binnen twaalf maanden zult gij weduwe en echt genoot wezen." Ik zou een zeer mooien man trouwen met veel, veel geld, dit alles zeide zij tegen me. Commissaris van politie: Welnu dat kan immers zeer goed mogelijk zijn, de twaalf maanden zijn nog niet om. Getuige: Heb maar geduld tot dat ik uitge sproken heb. Indien werkelijk het lot in plaats van mijn goeden eersten man daar deze zoo schandelijk belasterd (zich de tranen afvegende) een tweeden man voor mij bestemd had (zij zegt dat hij heel mooi zou wezen) zoo is het toch licht te begrijpen, dat ik hem gaarne reeds nu zien wilde. Ik verzocht haar hem mij te toonen en zij verklaarde zich daartoe bereid. Commissaris van politie: En hebt gij hem ge zien ? Getuige: Heb maar geduld en laat mij uitspre ken. Ik ben nog lang niet klaar. De beschul digde haalde nu zes pakjes kruiden te voorschijn en zeide, dat zij die eerst moest verbranden. Dit deed zij onder het luid uitspreken van allerlei tooverspreuken, waarvan ik geen woord verstond. Commissaris (ongeduldig): Welnu, hebt gij hem dan eindelijk gezien? Getuige: Wie toch ? Mijn man ? Heb maar geduld en laat mij uitspreken. Nu gaf zij mij een ander pakje kruiden; die moest ik zelve op het middaguur verbranden en tegelijkertijd een boon, dio zij mij medegaf, in mijn kleed op de hoogte van het hart naaien; dan zou ik mijn man te zien krijgen. Commissaris: En was dat werkelijk het geval ? Getuige : Niets van dat alles; zjj liet zich voor- uit voor het waarzeggen en de kruiden en boonen betalen. Klokslag twaalf uur verbrandde ik de kruiden. Myn man verscheen niet. Gij moet eerst de boon in uw kleed naaien, dacht ik, dan zal hij zeker komen. Ik deed het, zoo secuur als ik kon, en met een kloppend hart wachtte ik, den kende mijn aanstaandee man te zien te krijgen. Niets, hoor!.. ik wachtte tdt middernacht, h\j kwam niet! En toch draag ik nog altijd de boon op het hart. (Zij wil die te voorschijn halen.) Commissaris: Laat dat maar! Gy acht u dus bedrogen? Getuigen: Afschuwelijk bedrogen, dat spreekt! Mijn eersten man met een mooie vrouw er van door gegaan en de tweede niet gekomen! Maar hebt gij dan zulken onzin ernstig kunnen gelooven? Getuigen: Onzin? Zij heeft het toch gezegd! En dan al die tooverspreuken! Als zy het wil, kan zij het ook. Wat ik u bidden mag, mijnheer de commissaris, dwing haar mij dien tweeden man te laten zien, of wanneer zij dat niet wil, mij ten minste den eersten terug te geven. Commissaris: In elk geval zijn uw eischen zeer bescheiden! Nu wordt de tweede getuige verhoord. Deze Mary Thomas is weduwe en haar aan klacht verschilt weinig van de eerste, behalve dat er van haar eersten man geen sprake kan zijn. Zij evenwel wacht ook op den beloofden tweeden echtgenoot die nog niet verschenen is. Ook zij heeft kruiden moeten verbranden en draagt een boon op het hart. Commissaris: Het schijnt dat de beschuldigde hoofdzakelijk op trouwlustige vrouwen specu leerde. Deze verdedigt zich door te zeggen, dat zij reeds dikwijls de toekomst voorspeld heeft en dat in den regel haar voorspellingen uitkomen. Zij haalt een waarzegboek te voorschijn dat sedert 900 jaren in de familie is en tevens een droom boek, dat volgens haar onfeilbaar is. Commissaris: Welnu wanneer gij dan zoo goed iüde toekomst zien kunt, tracht dan nu eens die van u zelven te ontcijferen. Wat denkt gij dat er binnenkort met u gebeuren zal? (De beschul digde bladert verlegen in haar beide boeken.) Niet waar, hier laat uw kunst u in den steek hierop schijnen uw boeken geen uitsluitsels te geven ? Welnu zoo wil ik ditmaal waarzeggen en u de naaste toekomst althans voor een maand voor spellen! De volgende maand zult gij, volgens de beschikking van het lot, in de gevangenis door brengen. Daar hebt gij volop gelegenheid u met uw dwaze droom- en tooverboeken bezig te hou den, daar ik met het oog op do domheid der be drogen personen ditmaal van zwaren arbeid" zal afzien. Maar een volgenden keer, wanneer gij hier nogmaals mocht verschijnen dan dit kan ik nu reeds waarzeggen zult gij met den tred molen" kennis maken. Getuige Evans: En mijn geld .. . krijg ik dat niet terug? Mijn geld... of mijn man? Commissaris: Ik ben niet bevoegd in deze te beslissen. Buitendien zijn de twaalf maanden bin nen welke gij den rijken mooien man te verwach ten hebt, nog lang niet om. De kunst van weldoen is een tamelijk verwaar loosde kunst. Wat ons gewoonlijk onder dien naam aangeprezen wordt, is een zekere routine in het slaan van de groote trom, waarbij nu en dan ook een dosis echte goedhartigheid in het spel komt; mnar over het geheel wordt deze kunst op zeer werktuigelijke wijze beoefend. Virtuozen op dit gebied zijn zeldzaam, te meer daar zij, die werkelijk in deze kunst virtuozen zijn, zich niet laten bewegen die openlijk uit te oefenen. Inmid dels is de Weener Allg. Zt. ditmaal bij uitzonde ring in de gelegenheid een geval te vermelden, dat een waar meesterschap verraadt. Er wordt namelijk uit Parijs geschreven: Onder de slacht offers van den brand der Opéra Comique alhier bevond zich, zooals menigeen zich misschien nog zal herinneren, een jonge zangeres. Hoewel haar leven behouden bleef, is zij volstrekt niet verheugd over hare redding: veel liever ware zij gestorven, wijl haar gelaat door brandwonden geheel mis vormd is en zij dus haar tooneelioopbaan zal moe ten vaarwel zeggen. De verzekeringen dat er voor haar gezorgd zou worden, vermochten niet haar te troostten of gerust te stellen. De componist Leo Delibes had het geval vernomen, en ging de ongelukkige opzoeken. Houd maar goeden moed," zeide hij tot haar, en tracht spoedig te herstel len ; ik zweer u, dat ik een kleine opera voor u zal schrijven, waarin zij die de hoofdrol vervult van het begin tot het einde haar gelaat achter een masker moet verborgen houden." De arme verbrande zangeres zonk voor den componist op de knieën en bedekte zijn handen met dankbare kussen." Wat er heden ten dagen niet al van muildieren gevergd wordt! In een zich door diepen weemoed kenmerkend bericht van een blad uit Zurich, treffen wij de volgende aangrijpende zinsnede aan : Een dichte nevel hing over het Rhönedal, toen ik van Viesch den Eggishorn besteeg. Ik liet mij door mijn muildier geleiden en dit ging zoo rustig en gemakkelijk, alsof het niet wist wat menschenleed is." Muildieren met Weltschmerz dat zou zeker iets geheel nieuws zijn. Reclames 40 cents per regel. Speciale inrichting voor Schoenen naar maat, in gips afdruksel voor gevoelige, pijn lijke, gebrekkige voeten, knobbels, etc. etc. ANTON HUF Jr., Kalverstraat 200. N. SALOMON, Antiquair. MUNTGEBOVW. In- en Verkoop van Antiquiteiten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl