Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ko.528
de Staten .trokkc-r^fbied en
dankniet zoo ver'. Wy zouten er ons
veelhebben te verwonderen" gehad indien
het geval ware geweest. In een land waar
sa Rembrandt zyn leven lang afhankelijk
bleven van een paar onoarmhartige
crediteuwaar men een Frans Itals zyn laatste jaren
armenhuis liet slyteir, waar men een Vondel
finantieel liet uitkleeden voor een deugniet
F«ea zoon en hem ten slotte begenadigde met
, armzalig postje in een bank van leening, lag
! niet in de zeden, om de kleinkindereu van een
gk man er boven op te helpen.
Oudervond althans Jacobus Heyn, des
verPieters kleinzoon..
Het was ongeveer 1665, dat het volgende
rjjtekwest aan de Regeering van Amsterdam werd
|Tfjfepresenteerd, waaruit van het verval der familie
' "genoegzaam blijkt.
Aan de Edele groot achtbare Heeren
Burgemeesteren ende regeerders der
stadt Amsterdam.
' Geeft met alle behoirlycker eerbiedinge te
kennen, Jacobus Heyn, jonghman, out XXH
synde de soons soon van wylen Pieter
in Heyn in zyn leven
luytenant-Admiover Hollandt ende West-Frieslandt, UEd
,öwot Achtbaerheiden ootmoedige suppliant, hoe
h"\j met consent ende door UEd. Groot
Achtbaerheiden goedertieren geliefte is begnadicht
«geworden, dat hy binnen deese stadt met de
. ijaarmarckte off kermisse een tent heeft doen
fvapdaait, om syn konst van koordendanssen,
5,springen, slingeren aen de hoge koorden ende
andere exercitiën aen de lieffhebbers te
verr "-&. ende gemerckt de tydt door UEd.
Achtbaerheiden goede geliefte hem
suptoegestaen ie geëxpireerd, sulx dat hy
't minste niet verder soude derven met syn
_,?exercitie voortvaren, doch evenwel nochtans
ge1 ' in synde (indien UEdel
grootAchtbaarheisulx goedertierenlyck gelieffden teverstaen)
omme dese lopende weecke noch uyttespeelen,
soo keert hy suppliant zich tot UEd.
grootAchtbaarheiden, ootmoedelyck verzoeckende dat
dieselve hem genadichlycken gelieven te permitteeren,
dat hy dese lopende weecke syn voorschreven
konst aende lieffhebbers verthoonen mach, ten
eynde hy suppliant (die van de goede gekomen
yis, en wiens voorzeyde salige grootvader, en syn
suppliants eygen vader de Capiteyn, Cornelis
Heyn, hun leven voor 't lieve vaderlandt verloren
hebben) syn winterkost daardoor eerlyck magh
«gewinnen.
'tWelck doende, etc."
Het is bedroevend en diep tragisch, niet waar ?
den kleinzoon van een van Neerlands zeeleeuwen
zich in zoo deemoedige termen tot de opvolgers
te zien wenden van hen, die den grootvader met
zooveel plichtplegingen aan de boorden van het
IJ welkom heetten. Traden Hun Edel
Grootachtbaarheiden" niet in zijn verzoek, dan zou de
arme drommel het noodige hebben ontbroken,
om gedurende de wintermaanden den mond open
te houden.
De beslissing op het rekwest kennen wij niet,
maar het is te veronderstellen, dat de Heeren
zich lieten vermurwen en den armen k
rmiskunstenaar in de gelegenheid stelden, om zijn
leven telkens en telkens weder te wagen met
allerlei kromme sprongen voor de oogen en om
der weinige stuivers wille van een
brooddronken kermisschaar. Mogen velen der trotsche
patricische regenten, aanwiende koorddanser zijn
poveren staat blootlegde, het van hun plicht heb
ben geacht hem in zijn nood bij te staan.
RECOMMANDATIE
De heer White bezat alles wat het leven kan
veraangenamen: geld, een goeden eetlust, slaap,
een stuk of wat stokpaardjes en niet meer
rhumatiek en zenuwen dan een fatsoenlijk mensch
? tegenwoordig hebben moet om er van te kunnen
? meepraten. Slechts n ding ontbrak hem: be
zigheid, en dat was lastig. Mijnheer White had,
even als alle Engelschen, een werkzamen aard;
het luie renteniersleven, waartoe het wreede
nood"lot hem dwong, wilde hem maar niet bevallen;
zyn denken en streven richtte zich maar n
doel: iets om handen te hebben, en daar hij hem,
als Engelschman, de koopmansgeest het meest op
den voorgrond trad, verlangde hij natuurlijk ook,
dat dit iets" hem een klinkende belooning zou
op leveren. Met dat hij het geld zoo hard noodig
had; integendeel!
Maar Engelschen zijn nu eenmaal boven alles
praktisch. N
Mynheer White woonde op kamers in een der
eerste hotels op de Breestraat en had zich aan
gesloten by een kleinen kring van vroolijke,
dik?wyls zelfs zeer overmoedige jongelui, die genoeg
Engelsch spraken om zich met hem in zijn eigen
taal te kunnen onderhouden, want hij zelf ver
stond geen woord Hollandsen. Een paar malen
's weeks kwam men in een koffiehuis bijeen. Hij
was nu juist niet wat men een gezelligen prater
noemt. Stil en teruggetrokken als de moeste
Engelschen, hamerde hij, wanneer zijn tong
eindelijk was los geraakt, altijd en eeuwig op het
zelfde aanbeeld, namelijk zijn gebrek aan bezig
heid en het daardoor veroorzaakt gemis aan
innerlyke tevredenheid.
Dat zy'n vrienden, de jongelui, die er een precies
tegenovergestelde levensbeschouwing op na hielden,
hem daarover duchtig uitlachten en dikwijls tot
het mikpunt hunner niet altijd even onschuldige
plagerijen kozen, spreekt van zelf. Hij verdroeg
ze echter met gelatenheid en geduld. Kort geleden
had hij het denkbeeld opgevat om onderwijs in
de Engelsche taal te geven en maakte nu ijverig
jacht op leerlingen, ze waren echter moeielijk te
Vangen. In de kranten wilde hij zich niet als
Engelsche taaimeester aanbieden; dat vond hij
niet gentlemanlïke. Neen! zijn vrienden zouden
uit den kring hunner kennissen de bouwstoffen
voor zijn cursus" leveren. Met deze vraag zanikte
hij hun zoo onophoudelijk aan de ooren en ver
veelde hun ten slotte zoo geweldig, dat zij einde
lijk besloten hem aan een les" te helpen, al zou
die ook niet precies zóó zijn, als hij zich had
voorgesteld.
Nu bevond zich onder het clubje nog een tweede
liefhebber, die echter omdat hij niet anders dan
moedertaal sprak, wyselyk thuis bleef, wanneer
het Engelsche bijeenkomst was. Hy was gooche
laar van professie en volgens zy'n eigene overtui
ging» een dier ongelukkige wezens, die altijd
worden tegengewerkt en altijd in het hoekje
zitten waar de slagen vallen, anders zouden zyn
talenten hem reeds voor lang een schitterende
positie hebben verschaft. Deze duizendkunstenaar,
Lokhart heette hij, had reeds in verschillende
lokalen openbare voorstellingen gegeven, zonder
dat echter zijn proeven van vingervaardigheid
op. publiek of kritiek bizonder veel indruk hadden
gemaakt. Dit kwam nergens anders door, meende
hy, dan omdat hy de noodige middelen miste
om reklame te maken. Hy zeurde daarom bij
al zijn vrienden of zij hem door den invloed
hunner uitgebreide kennissen in journalistische
en andere kringen, niet in de mogelijkheid kon
den stellen een groote voorstelling te geven, die
hem, naar hy beweerde, in een avond wereld
beroemd zou maken. Lokhart werd met zijn
onophoudelijk soebatten weldra even onuitstaan
baar als White. Was het dus wonder dat men
besloot, die beiden eens de les te lezen?
Op zekeren dag ontving Lockhart een brief
geteekend James White, waarin deze hem schreef
dat zijn roem als een der grootste meesters in
de goochelkunst hem ter oore was gekomen, en
dat hij (White) die in gezegde kunst bizonder
veel liefhebberij had, gaarne daarin onderricht
wenschte te ontvangen. Of hij (Lokhart) dus
zoo goed wilde zijn, morgen avond ten zes ure
precies, in het hotel, kamer no. zooveel te komen
om de lessen aan te vangen.
Tegelijkertijd werd den Engelschman een schrij
ven toegezonden, waarin een zekere heer Lokhart
hem mededeelde, dat hij op raad en aanbeveling
zy'ner vrienden, Engelsche taalles wilde nemen
en daarom morgen avond tegen zes uur in het
hotel komen zou, om dadelijk met de eerste les
te beginnen.
Wie vroolijker dan onze twee na het ontvangen
der aan hun gerichte brieven ! Den volgenden dag
zat mynheer White op het vastgestelde uur, in
waardige houding zijn eersten leerling af te
wachten. Met klokslag zes uur trad Lokhart binnen.
Goeden dag, mijnheer!"
Very glad to see you !"
Spreekt u geen Hollandsen ?"
De Engelschman zette groote oogen op. Lokhart
begreep dat hij hem niet verstond, en probeerde
het dus nu op een andere wijze.
Allemand ? Francais ?" vroeg hij.
No Sir!"
Nu dat hindert niet. Het zal zoo ook wel
gaan ; laat ons beginnen !"
Ook mijnheer White begon. Hij nam een voor
hem op de tafel liggende spraakkunst op en zeide:
l have here a liook...."
Neen," viel de goochelaar hem hier in de rede.
Weg met boeken ! Waarschijnlijk de kleine Bosco
in zakformaat! Ik ben geen voorstander van
theoretisch onderricht. Dadelijk met do praktijk
beginnen is mijn leus! Hebt u soms een rijks
daalder bij de hand?"
Mijnheer White, die er geen woord van verstaan
of begrepen had, schudde het hoofd.
Niet dus ? Hm! Dan zal ik even kijken of ik
er toevallig nog een bezit."
Hij haalde zyn portemonnaie voor den dag,
waarin zich gelukkig nog juist een eenzame
rijksdaalder bevond. Hij nam het geldstuk er uit,
legde het op zijn vlakke vooruitgestoken hand,
stroopte zijn mouwen op en zeide :
Ziet u ik leg den rijksdaalder hier zóó
onderzoek mijn hand gerust. Geen dubbele bodems
en geen verborgen apparaten. Nu ga ik tellen,
een, twee, let goed op drie! Weg is ie !"
De Engelschman moest er om lachen dat
is een grappig leerling!" dacht hij.
Nu zal ik u ook toonen", vervolgde Lokhart,
waar hij zit en hoe ik hot gedaan heb. Zie hier !
bij het woord drie ! slinger ik met een korte be
weging den rijksdaalder naar achteren, zoodat hij
in de mouw schiet. Kijk, hier is hij !"
Hij bracht den rijksdaalder weer uit zijn
schuilhoek te voorschijn, deed het kunststuk nog eens
zoo duidelijk mogelijk over, leunde daarna met
een triomfantelijk gezicht in zijn stoel achterover
en stelde den Engelschman het geldstuk ter hand
met de woorden: Probeert u het nu eens."
Deze nam het glimlachend in ontvangst. Hij
was verrukt. Met een uitermate beleefd: Very
much obliged", stak hij den rijksdaalder, dion hij
als honorarum voor deze eerste les beschouwde,
in zijn zak.
Lokhart zag hem eenige oogenblikken stom van
verbazing aan. Maar toen de rijksdaalder maar
aldoor Jjiet weer te voorschijn kwam, vroeg hij
eindelijK op langgerekten toon: Nuuuuu... ?"
Mijnheer White lette daar niet op. Op nieuw
sloeg hij zijn boek open en begon nu met den
meesten ernst les te geven.
Dat was den braven Lokhart toch te erg. Met
een vreeselijken vloek sprong hij op, en riep :
Mijnheer! geef mij mijn rijksdaalder terug!
Het is mijn laatste! Met zulke flauwe grappen
ben ik niet gediend !"
Afwijzende beweging van de zijde van Engeland.
Mijnheer! wanneer u niet onmiddellijk mijn
rijksdaalder teruggeeft, dan "
Engeland werd bij de kraag gepakt.
Op dit oogenblik werd de deur geopend en
trad een der heimelijke aanstokers van den strijd
binnen. Met niet weinig voldoening hadden de
grappenmakers dezen onvermijdelijken afloop, buiten
in de gang staan afwachten. Niet zonder moeite
gelukte het hun, de vechtenden te scheiden. Lok
hart verwijderde zich, nadat de zoon Albions hem
met een uitdrukking der diepste verachting zijn
rijksdaalder voor do voeten had geworpen.
Om hun onrecht jegens den goochelaar weder
goed te maken, bracht de vroolijke club door
eene onderlinge collecte nog verscheidene andere
exemplaren dezer muntsoort bijeen en Lokhart
die begreep dat geen profeet in zijn eijen land
geëerd wordt, trok naar elders.
Mijnheer White heeft echter nooit weer zijn
verlangen te kennen gegeven, naar het geven van
Engelsche taallessen. Zijn eerste leerling was
tevens zijn laatste geweest.
Allerlei.
De uitgevers van de Haarlemsche Courant heb
ben een herdruk doen verschijnen van de
Opregte Haerlemse Dingsdaegse Courant" van 2
Augustus 1667, op het oude papier en met de
oude letter van het oorspronkelijke gedrukt en
op vernuftige wijs toepasselijk gemaakt op 2 Au
gustus 1887. De courant bevat buitenlandsch en.
binnenlandsch politiek nieuws, waaronder het
verhaal van den tocht naar Chattam, een aardige
voorspelling voor 2 Aug. 1887, den verjaardag van
de koningin, die in den doortochten Huyse van
Nassau-Orangien sal regeeren over alle herten en
meede over alle herten in der Lande", voorts
eenige advertentiën en een aankondiging dat de
courant daegelycks in dobbel, ja nog veel
grooter getaltenisse" verschijnen zal. Het geheele
blaadje is een keurig specimen van nieuw-antiek
drukwerk.
Een der aantrekkelijkheden op de tentoonstel
ling zoowel als in de winkelkasten vormen de
fairy lamps, de gekleurde lampjes, wier zacht licht
tusschen de groote planten van eene serre, in
veranda's en priëelen, of ook in vertrekken aan
gebracht, een alleraardigst effect maakt. Deze
nieuwe toepassing der glasindustrie was in den
beginne vrij duur,, de prijs waarvoor ze tegen
woordig, o. a. bij de firma Homeijer,
Utrechtschestraat, te verkrijgen zijn, maakt de aanschaffing '
niet kostbaar. Oorspronkelijk als nachtlichtje be
doeld, hebben zij zich ook voor veelkleurige illu
minatie zeer geschikt betoond; in Engeland
worden ze daartoe in groote hoeveelheden gebruikt.
Een Engelsche waarzegster. De dagelijksche
verslagen der Londensche politie werpen naast
menig treurig en aangrijpend tooneel van ver
diende en onverdiende ellende ook menigmaal een
eigenaardig grappig licht op de sociale toestan
den van de onderste lagen der maatschappy'. Dit
was ook onlangs het geval voor het commissariaat
van politie der Theems. Aldaar was een aan
klacht ingediend tegen de negen-en-zestig-jarige
Helen Evans wegens waarzeggerij, of zooals het
in Engeland heet: fortune telling" dat wil zeg
gen geluk voorspellen" want iets anders als
geluk wordt gewoonlyk niet voorspeld, opdat die
genen die eenmaal met behulp der waarzegster
een blik in de toekomst hebben geworpen niet
worden afgeschrikt, maar vaak zullen
terugkeeren om hun bescheiden spaarpenningen op het
altaar van hun geluk te offeren.
De Engelsche wet is echter te dien opzichte
tamelijk streng en zij, die zich bij wijze van
kostwinning met waarzeggerij inlaten, kunnen
zichzelven op vrij zekere wijze waarzeggen, dat, in
dien zij betrapt worden, hun de ramp boven het
hoofd hangt van in de gevangenis terecht te ko
men, niet zelden met veroordeeling tot zwaren
arbeid bovendien. Dat de overtreedsters der wet
niet vaker gestraft worden, hebben zij meestal te
danken aan de omstandigheid, dat een zekere
schaamte, de vrees zich belachelijk te maken, de
bedrogenen weerhoudt een aanklacht in te dienen.
Zoo gelukt het de justitie slechts zelden de schul
digen te ontdekken, of de noodige bewijzen in
handen te krijgen. In dit geval nu traden twee
getuigen, Mary Start en Mary Thomas, van wie
de eerste gehuwd is, als aanklaagster op.
Mij werd verklaarde de eerste de be
schuldigde warm aanbevolen als iemand die in
de toekomst kon zien. Ik zocht haar dus in hare
woning op en werd in een vertrek gelaten, dat
de beschuldigde kort daarop binnentrad. Ik vroeg
haar of zij waarzeggen kon. Zij antwoordde be
vestigend en legde een spel kaarten voor mij,
zeggende dat te schudden en in drie gedeelten
op tafel te leggen. Ik deed zulks, waaana zij de
kaarten omkeerde en mij scherp aanziende zeide:
uw man heeft u vier maanden geleden verlaten."
Ik antwoordde : Neen, niet vier maanden." Toen
zeide zij: Neen, het zijn slechts drie en een
halve maand." Dat kwam uit... hoe kon zij dat
weten ? Op welke wijze was haar mijn verleden
en nog veel meer bekend ? Al dien tijd was ik
aan het tobben en peinzen geweest, wat er van
mijn goeden braven man, die zoo innig veel mij
hield, geworden kon zijn ? En denk eens wat zij
mij zeide: dat hij met een mooie vrouw was
weg geloopen. Is dat niet schandelijk ?
Commissaris van politie: Van de zijde van uwen
man zeer zeker, wanneer dit werkelijk het geval
mocht zijn. Maar tot dusverre heb ik nog niet
gehoord, dat de beschuldigde in de toekomst
voorspeld heeft. En daarop alleen komt het aan.
Getuige: Heb maar geduld, dat komt dadelijk.
Vervolgens zeide de beschuldigde tegen me:
Binnen twaalf maanden zult gij weduwe en echt
genoot wezen." Ik zou een zeer mooien man
trouwen met veel, veel geld, dit alles zeide zij
tegen me.
Commissaris van politie: Welnu dat kan immers
zeer goed mogelijk zijn, de twaalf maanden zijn
nog niet om.
Getuige: Heb maar geduld tot dat ik uitge
sproken heb. Indien werkelijk het lot in plaats
van mijn goeden eersten man daar deze zoo
schandelijk belasterd (zich de tranen afvegende)
een tweeden man voor mij bestemd had (zij zegt
dat hij heel mooi zou wezen) zoo is het toch
licht te begrijpen, dat ik hem gaarne reeds nu
zien wilde. Ik verzocht haar hem mij te toonen
en zij verklaarde zich daartoe bereid.
Commissaris van politie: En hebt gij hem ge
zien ?
Getuige: Heb maar geduld en laat mij uitspre
ken. Ik ben nog lang niet klaar. De beschul
digde haalde nu zes pakjes kruiden te voorschijn
en zeide, dat zij die eerst moest verbranden. Dit
deed zij onder het luid uitspreken van allerlei
tooverspreuken, waarvan ik geen woord verstond.
Commissaris (ongeduldig): Welnu, hebt gij hem
dan eindelijk gezien?
Getuige: Wie toch ? Mijn man ? Heb maar
geduld en laat mij uitspreken. Nu gaf zij mij een
ander pakje kruiden; die moest ik zelve op het
middaguur verbranden en tegelijkertijd een boon,
dio zij mij medegaf, in mijn kleed op de hoogte
van het hart naaien; dan zou ik mijn man te
zien krijgen.
Commissaris: En was dat werkelijk het geval ?
Getuige : Niets van dat alles; zjj liet zich voor-
uit voor het waarzeggen en de kruiden en boonen
betalen. Klokslag twaalf uur verbrandde ik de
kruiden. Myn man verscheen niet. Gij moet eerst
de boon in uw kleed naaien, dacht ik, dan zal
hij zeker komen. Ik deed het, zoo secuur als ik
kon, en met een kloppend hart wachtte ik, den
kende mijn aanstaandee man te zien te krijgen.
Niets, hoor!.. ik wachtte tdt middernacht, h\j
kwam niet! En toch draag ik nog altijd de boon
op het hart. (Zij wil die te voorschijn halen.)
Commissaris: Laat dat maar! Gy acht u dus
bedrogen?
Getuigen: Afschuwelijk bedrogen, dat spreekt!
Mijn eersten man met een mooie vrouw er van
door gegaan en de tweede niet gekomen!
Maar hebt gij dan zulken onzin ernstig kunnen
gelooven?
Getuigen: Onzin? Zij heeft het toch gezegd!
En dan al die tooverspreuken! Als zy het
wil, kan zij het ook. Wat ik u bidden mag,
mijnheer de commissaris, dwing haar mij dien
tweeden man te laten zien, of wanneer zij dat
niet wil, mij ten minste den eersten terug te
geven.
Commissaris: In elk geval zijn uw eischen zeer
bescheiden!
Nu wordt de tweede getuige verhoord.
Deze Mary Thomas is weduwe en haar aan
klacht verschilt weinig van de eerste, behalve
dat er van haar eersten man geen sprake kan
zijn. Zij evenwel wacht ook op den beloofden
tweeden echtgenoot die nog niet verschenen is.
Ook zij heeft kruiden moeten verbranden en
draagt een boon op het hart.
Commissaris: Het schijnt dat de beschuldigde
hoofdzakelijk op trouwlustige vrouwen specu
leerde.
Deze verdedigt zich door te zeggen, dat zij
reeds dikwijls de toekomst voorspeld heeft en
dat in den regel haar voorspellingen uitkomen.
Zij haalt een waarzegboek te voorschijn dat sedert
900 jaren in de familie is en tevens een droom
boek, dat volgens haar onfeilbaar is.
Commissaris: Welnu wanneer gij dan zoo goed
iüde toekomst zien kunt, tracht dan nu eens die
van u zelven te ontcijferen. Wat denkt gij dat
er binnenkort met u gebeuren zal? (De beschul
digde bladert verlegen in haar beide boeken.)
Niet waar, hier laat uw kunst u in den steek
hierop schijnen uw boeken geen uitsluitsels te
geven ?
Welnu zoo wil ik ditmaal waarzeggen en u de
naaste toekomst althans voor een maand voor
spellen! De volgende maand zult gij, volgens de
beschikking van het lot, in de gevangenis door
brengen. Daar hebt gij volop gelegenheid u met
uw dwaze droom- en tooverboeken bezig te hou
den, daar ik met het oog op do domheid der be
drogen personen ditmaal van zwaren arbeid" zal
afzien. Maar een volgenden keer, wanneer gij hier
nogmaals mocht verschijnen dan dit kan ik
nu reeds waarzeggen zult gij met den tred
molen" kennis maken.
Getuige Evans: En mijn geld .. . krijg ik dat
niet terug? Mijn geld... of mijn man?
Commissaris: Ik ben niet bevoegd in deze te
beslissen. Buitendien zijn de twaalf maanden bin
nen welke gij den rijken mooien man te verwach
ten hebt, nog lang niet om.
De kunst van weldoen is een tamelijk verwaar
loosde kunst. Wat ons gewoonlijk onder dien
naam aangeprezen wordt, is een zekere routine
in het slaan van de groote trom, waarbij nu en
dan ook een dosis echte goedhartigheid in het
spel komt; mnar over het geheel wordt deze kunst
op zeer werktuigelijke wijze beoefend. Virtuozen
op dit gebied zijn zeldzaam, te meer daar zij, die
werkelijk in deze kunst virtuozen zijn, zich niet
laten bewegen die openlijk uit te oefenen. Inmid
dels is de Weener Allg. Zt. ditmaal bij uitzonde
ring in de gelegenheid een geval te vermelden,
dat een waar meesterschap verraadt. Er wordt
namelijk uit Parijs geschreven: Onder de slacht
offers van den brand der Opéra Comique alhier
bevond zich, zooals menigeen zich misschien nog
zal herinneren, een jonge zangeres. Hoewel haar
leven behouden bleef, is zij volstrekt niet verheugd
over hare redding: veel liever ware zij gestorven,
wijl haar gelaat door brandwonden geheel mis
vormd is en zij dus haar tooneelioopbaan zal moe
ten vaarwel zeggen. De verzekeringen dat er voor
haar gezorgd zou worden, vermochten niet haar
te troostten of gerust te stellen. De componist
Leo Delibes had het geval vernomen, en ging de
ongelukkige opzoeken. Houd maar goeden moed,"
zeide hij tot haar, en tracht spoedig te herstel
len ; ik zweer u, dat ik een kleine opera voor u
zal schrijven, waarin zij die de hoofdrol vervult
van het begin tot het einde haar gelaat achter
een masker moet verborgen houden." De arme
verbrande zangeres zonk voor den componist op
de knieën en bedekte zijn handen met dankbare
kussen."
Wat er heden ten dagen niet al van muildieren
gevergd wordt! In een zich door diepen weemoed
kenmerkend bericht van een blad uit Zurich,
treffen wij de volgende aangrijpende zinsnede
aan : Een dichte nevel hing over het Rhönedal,
toen ik van Viesch den Eggishorn besteeg. Ik
liet mij door mijn muildier geleiden en dit ging
zoo rustig en gemakkelijk, alsof het niet wist wat
menschenleed is." Muildieren met Weltschmerz
dat zou zeker iets geheel nieuws zijn.
Reclames
40 cents per regel.
Speciale inrichting voor Schoenen naar
maat, in gips afdruksel voor gevoelige, pijn
lijke, gebrekkige voeten, knobbels,
etc. etc. ANTON HUF Jr.,
Kalverstraat 200.
N. SALOMON,
Antiquair.
MUNTGEBOVW.
In- en Verkoop van Antiquiteiten.