Historisch Archief 1877-1940
No. 529
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Uit Parijs.
Pierre Véron, de bekonde chroniqueur van den
Monde Ilhistré. ijvert tegenwoordig voor de eere
Chams. Hij heeft een beweging op touw gezet om
aan een der straten van Parijs den naam van dien
Taeroemderi en geestigen caricatuurteekenaar te ge
ven, en alzoo aan dezen dezelfde onderscheiding
te doen te beurt vallen als reeds aan Daumier en
Doréwerd gegund. De wind waait uit een
gunstigen hoek voor de caricaturisten. Ook zij zullen
weldra hun tentoonstelling hebben, ouden en jon
gen, dooden en levenden, want M. Dayot, inspec
teur van schoone kunsten, is bezig de werken
van alle penteekenaars, die sedert het begin de
zer eeuw geleefd hebben, voor dat doel bijeen te
brengen. Cham heeft zijn biograaf gevonden in
een zijner trouwste vrienden, M. Ribeyre. En nu
moet, wordt Véron's wensch vervuld, zijn naam
prijken op de hoeken van de een of andere
Parijsche straat.
Het oogenblik voor de naamsverandering van
deze of gene straat is minder gelukkig gekozen,
nu die van de rue de Laval in rue Victor Mass
zooveel moeite en onaangenaamheden aan haar
bewoners schijnt te veroorzaken. Bijna allen heb
ben hun huizen met reusachtige plakkaten papier
beplakt, waarop met groote letters den volke kond
wordt gedaan, dat men zich daar bevindt in de
rue de Laval, goed begrepen, in de rue de Laval!
Als men logisch te werk ging, zou men voor
Cham den naam van de rue
Fantbowrg-SaintHonoré, waar hij geboren is, of dien van de rue
Naliet, waar hij is gestorven, moeten veranderen.
Een heel lastige zaak! Maar het beste zou wezen
om die vier letters, die zulk een vroolijken klank
hebben, aan de eerste de beste nieuwe straat te
geven. Onder dat voorbehoud geloof ik niet, dat
iemand zich tegen een dergelyke benaming zal
verzetten. Het zal een goedkoope hulde zijn, en
het is bovendien niet kwaad om in dezen
melancholioken t\jd een hulde te brengen aan het goed
humeur, de geestdrift en de onverstoorbare
vroolykheid, vooral waar deze zeldzame eigenschappen
op het nauwst samen verbonden werden aange
troffen in een. flink man als Cham is geweest.
Er valt van dien onuitputtclijken tcekenaar
letterlijk niets nieuws meer te zeggen, na het
boek van zijn vriend Ribeyre, die ons alle
stadiën van zijn leven heeft verteld, van af het
moment, dat hij bij het afleggen van zijn examen
voor de Polytechnische' school zich amuseerde met
een charge te maken van den examinator, die
hem ondervroeg, tot op zijn laatste levensdagen
in zijn kleine woning te Batignolles, waar hij zat
te werken in het allerzonderlingst kostuum, dat
zich denken laat een lange roodgerui te kamer
rok, geweldig hooge laarzen en een strooien hoed.
Men heeft honderde malen de geestige gezegden
herhaald, waarvan zijn frissche causeries over
vloeiden, en de grappen en aardigheden, waarop
hij zoo verzot was. Op zekeren avond, dat hij in
zijn tuin een feestje gaf, zag hij daar een paar
boertjes binnenkomen, die zeker in do moening
waren een café-concert voor zich te hebben. Cham
wachtte zich wel hen uit den droom te helpen,
liet hun brengen wat zij besteld hadden en hij
zou hen zonder twijfel nog vry wat meer ver
baasd weder hebben laten trekken, wanneer niet
zijn vrouw, die alle noodelooze verteringen haatte,
tusschenbciden gekomen ware.
O, die vrouw van Cham was een wonderlijke
verschijning. Voortdurend werd zijn gulle aard
door haar in den band geslagen en het huishouden
was door haar ingericht op een voet van spaar
zaamheid, welke» veel overeenkomst had met vrek
kigheid. De gasten, die de kunstenaar zoo gaarne
aan zijn tafel noodigde, moesten zich met eon
matig maal tevreden stellen, werden steeds op de
vingers gekeken en nooit eens recht op hun ge
mak gezet. En Cham, die soms een weinig ver
legen was, riep dan al zijn vroolijkheid te hulp
om hun dat minder aangename te doen vergeten.
Wanneer er een schotel werd rondgediend, gaf
hy lachend den raad om eerst goed te kijken
wat er in was. Hij vertelde, bij voorbeeld, dat
iemand, die den vorigen dag bij hem gegeten had
des avonds bij het naar huis gaan was opgepakt.
omdat hu bij een bakker een broodje had gesto
len. Of wel hij verdichtte gekscherend een on
mogelijke geschiedenis.
Op zekeren dag, dat er een haas op tafel ge
bracht werd, riep hij zijn vrienden toe: Hum.
Hum! Laat ik u raden daar niet van te eten!
Die haas heeft al veertien dagen lang een toertje
gemaakt naar al de verschillende huizen, waar
we vroeger gewoond hebben. Het is een cadeau
van een vriend die ons adres niet wist!"
Hoe ter wereld kon hij, die zoo vrijgevig van
aard was, dat alles verdragen? Velen konden
er zich niet genoeg over verwonderen, dat hij
vijf-en-twintig jaar lang geleefd kon hobbon aan
de zijde van een weinig ontwikkeld on vrij on
beschaafd wezen, waaraan hij geëindigd was zijn
naam te geven, hij, die van zeer ouden adel af
stamde en zijn titel van graat' de Noëaltijd zoo
zeer had geëerbiedigd, dat hij dien niet aan de
publiciteit wilde prijsgeven?
Alexandre Dumas heeft in eenige zeer merk
waardige bladzijden do reden van dit vreemde
gedrag verklaard. Cham leed misschien onder de
meer of min grove onhebbelijkheden van zijn levens
gezellin en hare vulgariteit. maar hij hield toch
veel van haar uit erkentelijkheid voor do bijna
moederlijke teederheid, welke zij hem betoonde,
en voor de nauwgezette zorg, waarmede zij zijn
stoffelijk leven voor alle moeite en onrust wist te
te bewaren en voor de blinde toewijding, welke
zij hem toedroeg.
Zij was de type van de echtgenoote oens kun
stenaars, diezelfde Jeanne Leroy. Zij won de ach
ting en genegenheid van Cham door haar liefde
rijke zorg voor hem en dat in weerwil van het
groote verschil van stand, dat er tusschen hen
beiden bestond. Hoevele anderen hebben, evenals
hij, hun leven lang de keten meegesleept van
eene vcrkeering, welke met hun stand en ontwik
keling onbestaanbaar scheen so wezen, terwijl nie
mand dat beter wist dan zij zelven, louter en
alleen omdat reeds het denkoeeld eener mogelijke
scheiding hen geheel en al vervaard maakte.
Cham dreef zelf nu en dan den spot met zijne
gehechtheid aan haar. Op een partijtje, dat hij
gaf, zeide hij tot een kennis: gij hebt daareven
met die dikke dame gedanst ? Ja Zij walst
slecht, niet waar ? Ja En zij hijgt zoo onder
het dansen ? Nogal! En haar borst zaagt
verschrikkelijk ? Precies! Zij is mijn
maitresse!" Maar door zoo aan alle aanmerkingen te
gemoet te komen toonde hij genoeg, dat hij niet
bij machte was haar te verlaten.
Op den dag van zijn huwelijk, dat te Puteaux
gesloten werd, sneed hij ook aan mogelijke ver
wijtingen den pas af door in den vorm van een
grap een bewijs te geven van schaamtegevoel.
Uit het gemeentehuis van Puteaux kan men do
Seine zien ; lachende vroeg hij hoeveel voet water
er wel op die plek stond ? Wel, een voet of
twaalf en meer, donk ik !" luidde het antwoord
van den gemeente-secretaris. Dat is genoeg!"
hernam Cham, terwijl hij de beweging van
kopje-onderduiken nabootste. Hij voelde wel, dat
hij werkelijk iets van kopje-onderduiken had ge
daan met die uit het volk gesproten vrouw tot
gravin te verheffen, maar niets zou hebben kunnen
beletten deze ontknooping te vermijden. Zij was
voor zijn gasten niet zelden zeer onaangenaam,
maar wanneer allen vertrokken waren, had men
moeten zien, hoe zij Cham verzorgde en vertroe
telde, en dat in alle oprechtheid des harten zonder
een zweem van ijdelheid of nevenbodoeling, en
hoe zij hem door haar teederheid en dienende,
vindingrijke liefde wist te boeien en zich voor
hem onmisbaar te maken. Dat is het geheim van
vele kunstenaars-liaisons; zij leefde voor hem en
liet hem zich geheel en al aan zijn arbeid wijden.
Bovendien toonde zij, dat zij de eer, die Cham
haar bewezen had door haar tot zijn vrouw te
maken, niet onwaardig was geweest. Het is be
kend, dat zij eenige dagen na Chain's dood een
poging deed om zich van kant te maken door uit
het venster te springen, zich weinig bekommerend
over het fortuin waarover zij de vrije beschikking
had gekregen en dat zij later aan de familie van
haar man naliet. Het was een wonder, dat zij
niet aan den verschrikkelijke!! val, dien zij had
gedaan, bezweek, maar krankzinnig geworden van
verdriet over hare verlatenheid, zonder iemand
meer aan wien zij zich kon wijden, heeft zij den
man, die haar tot zich heeft opgetrokken, niet
lang overleefd.
Als type is deze figuur vrij belangwekkend en
lang zoo banaal niet als dat oogenschijnlijk het
geval moest wezen. Maar kan ten slotte de in
tieme geschiedenis van een menschelijk wezen,
onverschillig welk, een banaal iets genoemd worden?
A. B.
Kunst en Letteren.
GEVEL VERNIEUWING VAN DE HOOFDKERK
VAN MILAAN.
(Internationale Wedatriju).
Fijnproevers, dio gaarne voor kenners der
Gothick worden aangezien, laten nooit na hunne
luide afkeuring uit te spreken over den
XVI-eeu\vschen gevel, waarmede men het kolos
sale marmeren bouwwerk van Heinrieh von
Gmünden heeft afgesloten. Zij, die een weinig
dieper blik in do bouwkunst slaan, zeggen: Nu,
als dat een bewijs van bevoegdheid moot zijn
om over gothische bouwkunst te oordeelen, kan
men veilig uitroepen: ce nest pas jwer gros.
't Ware boter, dat men verklaarde: de gohoole
uitwendige inrichting van den dom van Milaan
getuigt van een tijdperk van verval en dat do
Renaissance zich grootondeels van den voorgevel
heeft meester gemaakt, is nu zulk een geweldig
vergrijp niet aan de voortrenijkhoid van den stijl,
waarin het monument gebouwd is. Stond die
voorgevel voor do kathedraal van Chartres of
Amicns, dan ware 't iets anders, maar als men
Noord- of Zuidzijde van de hoofdkerk van Milaan
langs gegaan is, met de herinnering der fransclie
en duitschc kerken van do XHIe Eeuw, dan
vindt men hot zoo verschriklijk niet, dat men in
den Westgevel vensters aantreft, bekroond met
frontons, cue meer aan de oude Romeinen dan
aan de Middeleeuwen doen denken."
Wanneer de hoofdkerk van Parijs ter sprake
komt, heeft men sints lang afgezien van de
wenschelijkheid, van de mogelijkheid, om al do deelon .
van dat belangrijk gebouw met elkander in stijl
gemeenschap te brongen. Zeer te-recht veroordeelt
de rechtbank der knust kerkbesturen, die rijke
Renaissanco-oxalen of choorbanken wechbreken uit
bekommering voor de verstoring van den
gothischen indruk, dien men wenscht, dat een
kerkchoor maken zal.
Mij dunkt, dat men om de zelfde reden den
Milaneoschen Westgevel had moeten dulden en
zich niet moest vleien eon gothiesch gebouw te ver
krijgen, dat de vergelijking met de voortreflijkste
franschc kerken zovi kunnen doorstaan, als men
maar oen anderen gevel had.
De Italiaansche Regeering hoeft er niet alzoo
over gedacht. Zij heeft besloten vele milliocnen
beschikbaar te stollen, om de kerk te laten zoo
als zij is; inids zij maar een boteren Westgevel
bekome. Do mot dat doel uitgeschreven prijsvraag
heeft de inzending tc-wceggebracht van 128
plannen.
Uit de ingezondcne waren er 15 te kiezen, wier
makers tot een nieuwen wedstrijd worden toege
laten.
Ofschoon er ook Nederlanders moegestreden
hebben, is, zoo ver wij zien, geen landgenoot onder
die 15 opgenomen.
7 van de 15 zijn ingezetenen van Italiaansche
steden; n woont in Triest; 4 wonen in Diütsch- j
land (als men de goedheid heeft daar Oostenrijk j
ook nog toe te rekenen), n in Engeland, een
in Parijs, eon in St. Petersburg, 8 van dit getal j
schijnen Italianen. Hot zijn de Hoeren Moretti j
Gaetano, iuseppc Brontano, Luca Boltrami, Carlo
Ferrario, Paolo Cesa Bianchi, Giusoppc Locati
Milaneezen?Tito Azzolini uit Bologna on Enrico
Nordio uit Triest. *)
Ik hoop hartelijk, dat de Jury, ilie tlczen triomf
der Italianen geproklameerd heelt, tot oordeolen
bevoegd was. Hot is geen kleine stap voorwaards, !
dat in een land, waar de Gothick nooit rocht j
wortel gevat heeft, thans 8 van de 15 knapste
Gothikers gevonden worden, als er, buiten deze
15, uit alle landen der waereld 103 deelnemers
aan den -vvedstrijd zijn samengestroomd!
In heel Frankrijk, het vaderland der Gothiek,
is maar n architekt, die met die 8 Italianen
kan wedijveren; ook Engeland, waar de Gothick
in onze eeuw zulk een grooten vooruitgang be
leefd heeft, Engeland, dat aan de Noordzee zijn
zelfstandigheid dankt, en waar de italiaansche
geest nooit het saxiesch bloed heeft kunnen over
meesteren, ook Engeland heeft maar n architect,
die tegen deze 8 Italianen opkau!
Do ne Rus, die in aanmerking komt, koos
tot devies den letterkcer lioma-Amor, wat een
zeer bedenkelijk licht werpt op zijn gothischon
zin, want den aardigen paradox te verkondigen,
dat Rome gotlücker is dan Neurenberg, moet men
voor Didrou Ainéoverlaten, den Franscliman, die
er zich niet door kon kompromitteeren.
Het spijt mij voor de 8 Italianen, dat wij.
hier in 't Noorden niet zoo grif gereed zyn orn
kransen voor hen te vlechten, 't Is al te onwaar
schijnlijk, dat do Jury zich niet zoi'i vergist hebben.
Mogelijk is intusschen ook. dat de knapste
Fransche en Engelsche architekten gemeend heb
ben: aan dien Dom van Milaan is toch niets
goeds te doen," en daarom zich hebben onthouden.
Ik, voor mij, heb deze laatste meening óók
aangekleefd; maar ik ben er van tc-rug-gekomen.
Ik ben bekeerd, en wel door een ontwerp van
onzen landgenoot, den architekt Henri Evers.
Wanneer alle ontwerpen, die zoo konsciëutiëus
en eigenaardig als dat van den Heer Evers be
werkt waren, ter zijde gelegd zijn, gelijk het
zijne, dan hebben wij ons nog minder te ver
heugen in de kostbare onderneming, door de
italiaansche Regeering op touw gezet.
Ik wil mij het genoegen geven het plan van
den Heer Evers een weinig te beschrijven.
De grootsche, van binnen waarlijk impozante,
kerk, dio het gebeente bevat van den H. Carlo
Borromeo en aan Maria gewijd werd, is een baziliek
van vijf beuken. Het middenschip heeft, als
doorgaands, do dubbele breedte der zijbeuken. De
achtste zuil, van het Westen uit geteld, is tevens
hoekzuil van het dwarspand, dat uit drie beuken
bestaat, van gelijke afmeting als die van het
larigschip. Het choor is driezijdig afgesloten. De vierde
zuil, uit het Oosten geteld, is dtiar hoekzuil van
het dwarspand. Alle zuilen, ook die van het kruis,
hebben do zelfde dikte. De schacht is bekleed
met 8 halve schalken (colonnettes). Het dwars
pand springt eene zybeukciiwijdtc, aan weerskan
ten buifenwaards. De dubbele zijbeuk wordt om
het prcsbyterium niet voortgezet. De choortrans
heeft maar n zijbeukwijdte; maar aan beide
zijden van den choortrans toont het plan een
diakonikon (sakristij). De vrij staande zuilen
(hoofdpijlers van bizondere zwaarte, gelijk we reeds
te kennen gaven, zijn er niet) zijn 52 in getal.
Men ziet, uit deze meêdeclüig der hoofdzaken,
dat wij hier met een hoogst eenvoudig en gere
geld plan te doen hebben.
Trappen worden gevonden in do kontcrforten
op Jde vier buitenhoeken van het dwarspand en
op do beide buitenhoeken der diakonikoiis. Nog
kan vermeld worden, dat, in den noord- en zuid
gevel eene cierlijko kleine apsis is uitgebouwd.
Bij eon bezoek der kerk leerde ik door betas
ting dat, ofschoon de trappen niet overal verlicht
zijn, men gemeend had met bareliëf-ornamcnten
ook de voor het menschelijk oog verborgen
wandvlakten te moeten verderen. Van buiten,
vooral aan de koriterforten en op de daken, is
het wit marmeren monument rijk met beelden
vcrcierd. Men spreekt van 4-100.
De daken zijn van zeer zwakke helling en wor
den door duizenden kepers gemaskeerd. Men ziet,
dat dit niet de schoonste zij der zaak is.
Zonde, zich daardoor te laten afleiden, noch
intimiclecren, heeft de Heer Evers toch
eenigermate mot al dio hoedanigheden van de
duitschitaliaanscho kerk gerekend.
Vooral is, in de tcekening van zijn ontwerp,
te waardereu dat hij, op vernuftige wijze de in
den gevel dominante ieelijko buitenlijn heeft we
ten te verbloemen. De bestaande gevel toont
namelijk, een rechthoekig parallclogram, liggend
op zijn bovenste zijde, waarboven een
gelijkboenige rechthoekige driehoek verrijst, wiens
hypothcnuza met die langste zijde van den rechthoek
strookt en deze bespant.
Er moest dus op gewerkt worden de breedte
van den gevel te verminderen; en hierin is de
lieer Evers uitnemend geslaagd, door twee torens
te ontwerpen die den voorbouw uitmaken van do
uiterste (zuidelijke en noordelijke) zijbeuken. De
eigenlijke gevel wordt dus in breedte beperkt tot
het hoofdschip en twee zijbeuken. Deze
verdeeling strookt dus ook met de inrichting van
het 3-schcpig dwarspand.
De hoogte der schepen wordt, recht
konstruktief, door do vensters aangeduid. Tusschen de
torens is nu een portaal gevonden, waarop
binnenwaards een choorgalerij (oxaal) is aangebracht.
De gevel is met een roosvenster vercierd. Ook
het vierkante gedeelte der torons. Dit geeft een
groote harmonie aan het geheel.
De konterforten ziju op do bestaande geïnspi
reerd. Hunne plaatsing herinnert de klassieke
elementen, die in het gebouw herkenbaar zijn.
Do trappen zijn iu de torens zichtbaar aange
duid. In vergelijking met de breedte van den ge
vel, hebben zij het italjaansch charakter van
kampanilen. Hun bovengodeolte herinnert de bekroo
ning boven hot kruis, aan den middentoren aan
gebracht.
Met aanwending van mozaïek in de kepertrom
mels is er gelegenheid voor historische en alle
gorische voorstellingen.
In eu woord, mij dunkt, dat de Heer Evers
allcrgelnkkigst het moeilijk vraagstuk heeft opge
lost. Als men eenmaal besloot den Dom van
Milaan meer te harmoniseeren, kon het bezwaar
lijk doelmatiger, rationeeler geschieden, dan onze
landgenoot getracht heeft bet te doen.
Het strekt bizonder tot eer van de
Rotterdamscho Akademio van Technische Wetenschappen,
dat zij onlangs een man als Henri Evers tot
*) Carrière (lelie sera, l?2 Giugno, 1887. Cam
panile: 31 Maggio i Giugno.
hoofdleeraar benoemd heeft, al zagen wij hem ook
nog zoo ongaarne onze hoofdstad verlaten.
18 Juli, '87. ALB. TH.
VERDIEND?
Omstreeks den tijd dat men zich iu Noordelijk
Duitschland tot do viering van het Kerstfeest
schikt, zaten onder de heerlijke, in hun soort
eenige palmboomeu voor het Hotel du Nil in
Caïro, een heer en dame aan een klein tafeltje,
terwijl zij h Au welriekende mocca genoten, die
daar niet, zooals hier tc'lande, alleen m de voor
stelling, maar als een feit bestaat.
Hij was een duitsch geleerde zij was zijne
vrouw.
Verbeeld je" zoo begon hij wat ik
gisteren ontdekt heb: een heuschen. Egyptischen ro
man, dien men gewoon was bij het keukenpersoneel,
in 't algemeen bij den dienstbaren stand en de
kleine luiden", bij afleveringen te colporteeren.
De geschiedenis is nagenoeg in haar geheel be
waard gebleven en behoeft hier en daar maar wat
aangevuld te worden. De verschillende stukken,
die er mij van in handen kwamem zijn deels ia
het koptisch, deels in het arabisch op slecht,
goedkoop papier geschreven.
Wat? Een colportage-roman?"?vroeg zij
verwonderd bestonden die dan in die oude
tijden ook al?"
Waarom niet ? Wanneer ik den inhoud
der bedoelde vertelling goed bekijk, dan moet ik
het er wel voor houden. Het boek schijnt in den
eersten tijd van de Heerschappij der Arabieren te
zijn vervaardigd; en waarschijnlijk waren er toen
ook al slaven en slavinnen, die er behoefte aan
hadden, zich van tijd tot tijd het vervolg van
oen boeiend verhaal voor eenigo centen aan te
schaffen en waarschijnlijk waren er toen ook
al scribenten en afschrijvers, die uit dezen harts
tocht van het mindere volk m uut wisi en te slaan."
Waaruit maak je dan op, dat het boek
een colportagu-roman" moet geweest zijn?"
Wel, uit don inhoud, zooals ik zeide; want,
indien ik goed zie, dat de monschelijke geest zichi
wat zijn wezen betreft in den loop der ecuwea
gelijk blijft en alleen wat den vorm betreft ver
andert, dan staat het vast, dat aan een
ontwikj keld mensch, in welke eeuw men zich hem ook
denke, zulk een verhaal nooit heeft kunnen be
hagen. Ten allen tijdo moot hot alleen het col
portage-publiek geweest zijn, dat zulke onmoge
lijkheden kon slikken."
Nu, dat zij zoo; ik neem aan dat gij gelijk
hebt, \vaut gij weet voor alles eene verklaring te
geven. Maar wat hebt gij met het ding voor?"
Wat ik er mee voor heb? Een kostelijke
grap l"
Hoe zoo?"
Ik bewerk het fragment en leg het mijn
waarden landgenooten in het lieve vaderland onder
den Kerstboom neder."
Maar bedenk toch, beste, dat uwe lezers
tot de fine jteur der beschaafden beiiooreii; dezen
en een colportage-romaiU"
Waarom wed je, dat uwe fine fletir er niets
van bemerkt ?''
Dat is onmogelijk!"
Je zult hot zien !"
Men moet liet wel merken; al do gruwelen,
waarvan de handeling overloopt: moord en dood
slag; en dan die grove onmogelijkheden, die
llei ex machinis!"
Dat trekt juist liet meest aan. Men moet
alles maar netjes weten aan te kleeden. Vooral
moet men veel geleerde uitdrukkingen om zich
heen weten te strooien. Is er bijv. sprake van
raadshoercn, dan mag men niet zeggen: de leden
van den stedelijken raad, de s tadsraad of gemeen
teraad, of iets dergelijks; niet eens: senatoren,
want dan kan je kamermeisje ook weten, wie er
mee bedoeld worden. Maar dau gebruikt men
het griekschc woord: Boulcuten", e» diin . . . dan
weet zelfs Mevrouw ook uiot wat het is; maar
waartoe zou anders een conveisations-lexicon
dienen ? Zoo zouden er meer voorbeelden zijn te
geven?"
Ja, maar 't is ook wel prettig, als men
onder het lozen telkens wat in Meijer moet na
slaan ; de lectuur wordt dan van een half niets
doen tot eene werkelijke bezigheid verheven; en
men profiteert ook wat bij de lectuur: men leert
wat nieuws, dat men altijd in de conversatie wel
weer kan te pas brengen."
Zie je, daar loop je zelf in de fuik. Ja, zoo
zijt gijlicden. Vroeger las men, om bij het
lezen iets te denken te krijgen en er over te
kunnen nadenken; tegenwoordig wenscht men
door de lectuur zelfs voor een geestige" conversatie
van alle denken te worden ontslagen. Ja, als de
beschaafde" lezer zelfs nog te lui is om bij het
een of ander een lexicon op te slaan, dan kan
hij uit de wetenschappelijke" aanteekeningen
altijd nog een en ander oppikken. Zie je, zoo
moet men 't aanleggen. Daarbij vergeet men al
het ongerijmde van den inhoud. Daarom wil ik
eens de grap hebben, voor mijne waarde lezers
dezen colportage-roman op te disschen, en ze
zullen er niets van bespeuren. Ja, wanneer ik
het hun latjr eens zeg, dan zullen ze het toch
niet willen gelooven. Maar n ding ontbreekt
mij nog voor mijn dool."
Wat dan, beste?"
Een titel die pakt".
Heeft je verhaal dan geen titel?"
Ia wel; natuurlijk wel! maar hij is te
uitvoerig on klinkt wat gek. Hij luidt namelijk;
Neter, do goddelijke, of de behendige diefstal
en het onrechtvaardige vonnis, of vrecselijk bloe
dige wraak van een klein juffertje; een roof- en
moordgcschiedenis met een gelukkig en zedelijk
slot.""
Dat is een onmogelijke'titel; hij zou bo
vendien ons geheim verraden en het boek voor
het salon" ongeschikt maken. Maar laat me
eens bedenken.... komt er ook een heel ideale
held in voor?"
? Zeker, een bijzonder ideale, in den trant
van een colportage-roman namelijk."
Best.... men zon.... neen, dat gaat toch
niet.... maar wacht, ik weet wat.... zeg
krijgen ze malkaar?"
Ja zeker."