De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 14 augustus pagina 3

14 augustus 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 529 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Uit Parijs. Pierre Véron, de bekonde chroniqueur van den Monde Ilhistré. ijvert tegenwoordig voor de eere Chams. Hij heeft een beweging op touw gezet om aan een der straten van Parijs den naam van dien Taeroemderi en geestigen caricatuurteekenaar te ge ven, en alzoo aan dezen dezelfde onderscheiding te doen te beurt vallen als reeds aan Daumier en Doréwerd gegund. De wind waait uit een gunstigen hoek voor de caricaturisten. Ook zij zullen weldra hun tentoonstelling hebben, ouden en jon gen, dooden en levenden, want M. Dayot, inspec teur van schoone kunsten, is bezig de werken van alle penteekenaars, die sedert het begin de zer eeuw geleefd hebben, voor dat doel bijeen te brengen. Cham heeft zijn biograaf gevonden in een zijner trouwste vrienden, M. Ribeyre. En nu moet, wordt Véron's wensch vervuld, zijn naam prijken op de hoeken van de een of andere Parijsche straat. Het oogenblik voor de naamsverandering van deze of gene straat is minder gelukkig gekozen, nu die van de rue de Laval in rue Victor Mass zooveel moeite en onaangenaamheden aan haar bewoners schijnt te veroorzaken. Bijna allen heb ben hun huizen met reusachtige plakkaten papier beplakt, waarop met groote letters den volke kond wordt gedaan, dat men zich daar bevindt in de rue de Laval, goed begrepen, in de rue de Laval! Als men logisch te werk ging, zou men voor Cham den naam van de rue Fantbowrg-SaintHonoré, waar hij geboren is, of dien van de rue Naliet, waar hij is gestorven, moeten veranderen. Een heel lastige zaak! Maar het beste zou wezen om die vier letters, die zulk een vroolijken klank hebben, aan de eerste de beste nieuwe straat te geven. Onder dat voorbehoud geloof ik niet, dat iemand zich tegen een dergelyke benaming zal verzetten. Het zal een goedkoope hulde zijn, en het is bovendien niet kwaad om in dezen melancholioken t\jd een hulde te brengen aan het goed humeur, de geestdrift en de onverstoorbare vroolykheid, vooral waar deze zeldzame eigenschappen op het nauwst samen verbonden werden aange troffen in een. flink man als Cham is geweest. Er valt van dien onuitputtclijken tcekenaar letterlijk niets nieuws meer te zeggen, na het boek van zijn vriend Ribeyre, die ons alle stadiën van zijn leven heeft verteld, van af het moment, dat hij bij het afleggen van zijn examen voor de Polytechnische' school zich amuseerde met een charge te maken van den examinator, die hem ondervroeg, tot op zijn laatste levensdagen in zijn kleine woning te Batignolles, waar hij zat te werken in het allerzonderlingst kostuum, dat zich denken laat een lange roodgerui te kamer rok, geweldig hooge laarzen en een strooien hoed. Men heeft honderde malen de geestige gezegden herhaald, waarvan zijn frissche causeries over vloeiden, en de grappen en aardigheden, waarop hij zoo verzot was. Op zekeren avond, dat hij in zijn tuin een feestje gaf, zag hij daar een paar boertjes binnenkomen, die zeker in do moening waren een café-concert voor zich te hebben. Cham wachtte zich wel hen uit den droom te helpen, liet hun brengen wat zij besteld hadden en hij zou hen zonder twijfel nog vry wat meer ver baasd weder hebben laten trekken, wanneer niet zijn vrouw, die alle noodelooze verteringen haatte, tusschenbciden gekomen ware. O, die vrouw van Cham was een wonderlijke verschijning. Voortdurend werd zijn gulle aard door haar in den band geslagen en het huishouden was door haar ingericht op een voet van spaar zaamheid, welke» veel overeenkomst had met vrek kigheid. De gasten, die de kunstenaar zoo gaarne aan zijn tafel noodigde, moesten zich met eon matig maal tevreden stellen, werden steeds op de vingers gekeken en nooit eens recht op hun ge mak gezet. En Cham, die soms een weinig ver legen was, riep dan al zijn vroolijkheid te hulp om hun dat minder aangename te doen vergeten. Wanneer er een schotel werd rondgediend, gaf hy lachend den raad om eerst goed te kijken wat er in was. Hij vertelde, bij voorbeeld, dat iemand, die den vorigen dag bij hem gegeten had des avonds bij het naar huis gaan was opgepakt. omdat hu bij een bakker een broodje had gesto len. Of wel hij verdichtte gekscherend een on mogelijke geschiedenis. Op zekeren dag, dat er een haas op tafel ge bracht werd, riep hij zijn vrienden toe: Hum. Hum! Laat ik u raden daar niet van te eten! Die haas heeft al veertien dagen lang een toertje gemaakt naar al de verschillende huizen, waar we vroeger gewoond hebben. Het is een cadeau van een vriend die ons adres niet wist!" Hoe ter wereld kon hij, die zoo vrijgevig van aard was, dat alles verdragen? Velen konden er zich niet genoeg over verwonderen, dat hij vijf-en-twintig jaar lang geleefd kon hobbon aan de zijde van een weinig ontwikkeld on vrij on beschaafd wezen, waaraan hij geëindigd was zijn naam te geven, hij, die van zeer ouden adel af stamde en zijn titel van graat' de Noëaltijd zoo zeer had geëerbiedigd, dat hij dien niet aan de publiciteit wilde prijsgeven? Alexandre Dumas heeft in eenige zeer merk waardige bladzijden do reden van dit vreemde gedrag verklaard. Cham leed misschien onder de meer of min grove onhebbelijkheden van zijn levens gezellin en hare vulgariteit. maar hij hield toch veel van haar uit erkentelijkheid voor do bijna moederlijke teederheid, welke zij hem betoonde, en voor de nauwgezette zorg, waarmede zij zijn stoffelijk leven voor alle moeite en onrust wist te te bewaren en voor de blinde toewijding, welke zij hem toedroeg. Zij was de type van de echtgenoote oens kun stenaars, diezelfde Jeanne Leroy. Zij won de ach ting en genegenheid van Cham door haar liefde rijke zorg voor hem en dat in weerwil van het groote verschil van stand, dat er tusschen hen beiden bestond. Hoevele anderen hebben, evenals hij, hun leven lang de keten meegesleept van eene vcrkeering, welke met hun stand en ontwik keling onbestaanbaar scheen so wezen, terwijl nie mand dat beter wist dan zij zelven, louter en alleen omdat reeds het denkoeeld eener mogelijke scheiding hen geheel en al vervaard maakte. Cham dreef zelf nu en dan den spot met zijne gehechtheid aan haar. Op een partijtje, dat hij gaf, zeide hij tot een kennis: gij hebt daareven met die dikke dame gedanst ? Ja Zij walst slecht, niet waar ? Ja En zij hijgt zoo onder het dansen ? Nogal! En haar borst zaagt verschrikkelijk ? Precies! Zij is mijn maitresse!" Maar door zoo aan alle aanmerkingen te gemoet te komen toonde hij genoeg, dat hij niet bij machte was haar te verlaten. Op den dag van zijn huwelijk, dat te Puteaux gesloten werd, sneed hij ook aan mogelijke ver wijtingen den pas af door in den vorm van een grap een bewijs te geven van schaamtegevoel. Uit het gemeentehuis van Puteaux kan men do Seine zien ; lachende vroeg hij hoeveel voet water er wel op die plek stond ? Wel, een voet of twaalf en meer, donk ik !" luidde het antwoord van den gemeente-secretaris. Dat is genoeg!" hernam Cham, terwijl hij de beweging van kopje-onderduiken nabootste. Hij voelde wel, dat hij werkelijk iets van kopje-onderduiken had ge daan met die uit het volk gesproten vrouw tot gravin te verheffen, maar niets zou hebben kunnen beletten deze ontknooping te vermijden. Zij was voor zijn gasten niet zelden zeer onaangenaam, maar wanneer allen vertrokken waren, had men moeten zien, hoe zij Cham verzorgde en vertroe telde, en dat in alle oprechtheid des harten zonder een zweem van ijdelheid of nevenbodoeling, en hoe zij hem door haar teederheid en dienende, vindingrijke liefde wist te boeien en zich voor hem onmisbaar te maken. Dat is het geheim van vele kunstenaars-liaisons; zij leefde voor hem en liet hem zich geheel en al aan zijn arbeid wijden. Bovendien toonde zij, dat zij de eer, die Cham haar bewezen had door haar tot zijn vrouw te maken, niet onwaardig was geweest. Het is be kend, dat zij eenige dagen na Chain's dood een poging deed om zich van kant te maken door uit het venster te springen, zich weinig bekommerend over het fortuin waarover zij de vrije beschikking had gekregen en dat zij later aan de familie van haar man naliet. Het was een wonder, dat zij niet aan den verschrikkelijke!! val, dien zij had gedaan, bezweek, maar krankzinnig geworden van verdriet over hare verlatenheid, zonder iemand meer aan wien zij zich kon wijden, heeft zij den man, die haar tot zich heeft opgetrokken, niet lang overleefd. Als type is deze figuur vrij belangwekkend en lang zoo banaal niet als dat oogenschijnlijk het geval moest wezen. Maar kan ten slotte de in tieme geschiedenis van een menschelijk wezen, onverschillig welk, een banaal iets genoemd worden? A. B. Kunst en Letteren. GEVEL VERNIEUWING VAN DE HOOFDKERK VAN MILAAN. (Internationale Wedatriju). Fijnproevers, dio gaarne voor kenners der Gothick worden aangezien, laten nooit na hunne luide afkeuring uit te spreken over den XVI-eeu\vschen gevel, waarmede men het kolos sale marmeren bouwwerk van Heinrieh von Gmünden heeft afgesloten. Zij, die een weinig dieper blik in do bouwkunst slaan, zeggen: Nu, als dat een bewijs van bevoegdheid moot zijn om over gothische bouwkunst te oordeelen, kan men veilig uitroepen: ce nest pas jwer gros. 't Ware boter, dat men verklaarde: de gohoole uitwendige inrichting van den dom van Milaan getuigt van een tijdperk van verval en dat do Renaissance zich grootondeels van den voorgevel heeft meester gemaakt, is nu zulk een geweldig vergrijp niet aan de voortrenijkhoid van den stijl, waarin het monument gebouwd is. Stond die voorgevel voor do kathedraal van Chartres of Amicns, dan ware 't iets anders, maar als men Noord- of Zuidzijde van de hoofdkerk van Milaan langs gegaan is, met de herinnering der fransclie en duitschc kerken van do XHIe Eeuw, dan vindt men hot zoo verschriklijk niet, dat men in den Westgevel vensters aantreft, bekroond met frontons, cue meer aan de oude Romeinen dan aan de Middeleeuwen doen denken." Wanneer de hoofdkerk van Parijs ter sprake komt, heeft men sints lang afgezien van de wenschelijkheid, van de mogelijkheid, om al do deelon . van dat belangrijk gebouw met elkander in stijl gemeenschap te brongen. Zeer te-recht veroordeelt de rechtbank der knust kerkbesturen, die rijke Renaissanco-oxalen of choorbanken wechbreken uit bekommering voor de verstoring van den gothischen indruk, dien men wenscht, dat een kerkchoor maken zal. Mij dunkt, dat men om de zelfde reden den Milaneoschen Westgevel had moeten dulden en zich niet moest vleien eon gothiesch gebouw te ver krijgen, dat de vergelijking met de voortreflijkste franschc kerken zovi kunnen doorstaan, als men maar oen anderen gevel had. De Italiaansche Regeering hoeft er niet alzoo over gedacht. Zij heeft besloten vele milliocnen beschikbaar te stollen, om de kerk te laten zoo als zij is; inids zij maar een boteren Westgevel bekome. Do mot dat doel uitgeschreven prijsvraag heeft de inzending tc-wceggebracht van 128 plannen. Uit de ingezondcne waren er 15 te kiezen, wier makers tot een nieuwen wedstrijd worden toege laten. Ofschoon er ook Nederlanders moegestreden hebben, is, zoo ver wij zien, geen landgenoot onder die 15 opgenomen. 7 van de 15 zijn ingezetenen van Italiaansche steden; n woont in Triest; 4 wonen in Diütsch- j land (als men de goedheid heeft daar Oostenrijk j ook nog toe te rekenen), n in Engeland, een in Parijs, eon in St. Petersburg, 8 van dit getal j schijnen Italianen. Hot zijn de Hoeren Moretti j Gaetano, iuseppc Brontano, Luca Boltrami, Carlo Ferrario, Paolo Cesa Bianchi, Giusoppc Locati Milaneezen?Tito Azzolini uit Bologna on Enrico Nordio uit Triest. *) Ik hoop hartelijk, dat de Jury, ilie tlczen triomf der Italianen geproklameerd heelt, tot oordeolen bevoegd was. Hot is geen kleine stap voorwaards, ! dat in een land, waar de Gothick nooit rocht j wortel gevat heeft, thans 8 van de 15 knapste Gothikers gevonden worden, als er, buiten deze 15, uit alle landen der waereld 103 deelnemers aan den -vvedstrijd zijn samengestroomd! In heel Frankrijk, het vaderland der Gothiek, is maar n architekt, die met die 8 Italianen kan wedijveren; ook Engeland, waar de Gothick in onze eeuw zulk een grooten vooruitgang be leefd heeft, Engeland, dat aan de Noordzee zijn zelfstandigheid dankt, en waar de italiaansche geest nooit het saxiesch bloed heeft kunnen over meesteren, ook Engeland heeft maar n architect, die tegen deze 8 Italianen opkau! Do ne Rus, die in aanmerking komt, koos tot devies den letterkcer lioma-Amor, wat een zeer bedenkelijk licht werpt op zijn gothischon zin, want den aardigen paradox te verkondigen, dat Rome gotlücker is dan Neurenberg, moet men voor Didrou Ainéoverlaten, den Franscliman, die er zich niet door kon kompromitteeren. Het spijt mij voor de 8 Italianen, dat wij. hier in 't Noorden niet zoo grif gereed zyn orn kransen voor hen te vlechten, 't Is al te onwaar schijnlijk, dat do Jury zich niet zoi'i vergist hebben. Mogelijk is intusschen ook. dat de knapste Fransche en Engelsche architekten gemeend heb ben: aan dien Dom van Milaan is toch niets goeds te doen," en daarom zich hebben onthouden. Ik, voor mij, heb deze laatste meening óók aangekleefd; maar ik ben er van tc-rug-gekomen. Ik ben bekeerd, en wel door een ontwerp van onzen landgenoot, den architekt Henri Evers. Wanneer alle ontwerpen, die zoo konsciëutiëus en eigenaardig als dat van den Heer Evers be werkt waren, ter zijde gelegd zijn, gelijk het zijne, dan hebben wij ons nog minder te ver heugen in de kostbare onderneming, door de italiaansche Regeering op touw gezet. Ik wil mij het genoegen geven het plan van den Heer Evers een weinig te beschrijven. De grootsche, van binnen waarlijk impozante, kerk, dio het gebeente bevat van den H. Carlo Borromeo en aan Maria gewijd werd, is een baziliek van vijf beuken. Het middenschip heeft, als doorgaands, do dubbele breedte der zijbeuken. De achtste zuil, van het Westen uit geteld, is tevens hoekzuil van het dwarspand, dat uit drie beuken bestaat, van gelijke afmeting als die van het larigschip. Het choor is driezijdig afgesloten. De vierde zuil, uit het Oosten geteld, is dtiar hoekzuil van het dwarspand. Alle zuilen, ook die van het kruis, hebben do zelfde dikte. De schacht is bekleed met 8 halve schalken (colonnettes). Het dwars pand springt eene zybeukciiwijdtc, aan weerskan ten buifenwaards. De dubbele zijbeuk wordt om het prcsbyterium niet voortgezet. De choortrans heeft maar n zijbeukwijdte; maar aan beide zijden van den choortrans toont het plan een diakonikon (sakristij). De vrij staande zuilen (hoofdpijlers van bizondere zwaarte, gelijk we reeds te kennen gaven, zijn er niet) zijn 52 in getal. Men ziet, uit deze meêdeclüig der hoofdzaken, dat wij hier met een hoogst eenvoudig en gere geld plan te doen hebben. Trappen worden gevonden in do kontcrforten op Jde vier buitenhoeken van het dwarspand en op do beide buitenhoeken der diakonikoiis. Nog kan vermeld worden, dat, in den noord- en zuid gevel eene cierlijko kleine apsis is uitgebouwd. Bij eon bezoek der kerk leerde ik door betas ting dat, ofschoon de trappen niet overal verlicht zijn, men gemeend had met bareliëf-ornamcnten ook de voor het menschelijk oog verborgen wandvlakten te moeten verderen. Van buiten, vooral aan de koriterforten en op de daken, is het wit marmeren monument rijk met beelden vcrcierd. Men spreekt van 4-100. De daken zijn van zeer zwakke helling en wor den door duizenden kepers gemaskeerd. Men ziet, dat dit niet de schoonste zij der zaak is. Zonde, zich daardoor te laten afleiden, noch intimiclecren, heeft de Heer Evers toch eenigermate mot al dio hoedanigheden van de duitschitaliaanscho kerk gerekend. Vooral is, in de tcekening van zijn ontwerp, te waardereu dat hij, op vernuftige wijze de in den gevel dominante ieelijko buitenlijn heeft we ten te verbloemen. De bestaande gevel toont namelijk, een rechthoekig parallclogram, liggend op zijn bovenste zijde, waarboven een gelijkboenige rechthoekige driehoek verrijst, wiens hypothcnuza met die langste zijde van den rechthoek strookt en deze bespant. Er moest dus op gewerkt worden de breedte van den gevel te verminderen; en hierin is de lieer Evers uitnemend geslaagd, door twee torens te ontwerpen die den voorbouw uitmaken van do uiterste (zuidelijke en noordelijke) zijbeuken. De eigenlijke gevel wordt dus in breedte beperkt tot het hoofdschip en twee zijbeuken. Deze verdeeling strookt dus ook met de inrichting van het 3-schcpig dwarspand. De hoogte der schepen wordt, recht konstruktief, door do vensters aangeduid. Tusschen de torens is nu een portaal gevonden, waarop binnenwaards een choorgalerij (oxaal) is aangebracht. De gevel is met een roosvenster vercierd. Ook het vierkante gedeelte der torons. Dit geeft een groote harmonie aan het geheel. De konterforten ziju op do bestaande geïnspi reerd. Hunne plaatsing herinnert de klassieke elementen, die in het gebouw herkenbaar zijn. Do trappen zijn iu de torens zichtbaar aange duid. In vergelijking met de breedte van den ge vel, hebben zij het italjaansch charakter van kampanilen. Hun bovengodeolte herinnert de bekroo ning boven hot kruis, aan den middentoren aan gebracht. Met aanwending van mozaïek in de kepertrom mels is er gelegenheid voor historische en alle gorische voorstellingen. In eu woord, mij dunkt, dat de Heer Evers allcrgelnkkigst het moeilijk vraagstuk heeft opge lost. Als men eenmaal besloot den Dom van Milaan meer te harmoniseeren, kon het bezwaar lijk doelmatiger, rationeeler geschieden, dan onze landgenoot getracht heeft bet te doen. Het strekt bizonder tot eer van de Rotterdamscho Akademio van Technische Wetenschappen, dat zij onlangs een man als Henri Evers tot *) Carrière (lelie sera, l?2 Giugno, 1887. Cam panile: 31 Maggio i Giugno. hoofdleeraar benoemd heeft, al zagen wij hem ook nog zoo ongaarne onze hoofdstad verlaten. 18 Juli, '87. ALB. TH. VERDIEND? Omstreeks den tijd dat men zich iu Noordelijk Duitschland tot do viering van het Kerstfeest schikt, zaten onder de heerlijke, in hun soort eenige palmboomeu voor het Hotel du Nil in Caïro, een heer en dame aan een klein tafeltje, terwijl zij h Au welriekende mocca genoten, die daar niet, zooals hier tc'lande, alleen m de voor stelling, maar als een feit bestaat. Hij was een duitsch geleerde zij was zijne vrouw. Verbeeld je" zoo begon hij wat ik gisteren ontdekt heb: een heuschen. Egyptischen ro man, dien men gewoon was bij het keukenpersoneel, in 't algemeen bij den dienstbaren stand en de kleine luiden", bij afleveringen te colporteeren. De geschiedenis is nagenoeg in haar geheel be waard gebleven en behoeft hier en daar maar wat aangevuld te worden. De verschillende stukken, die er mij van in handen kwamem zijn deels ia het koptisch, deels in het arabisch op slecht, goedkoop papier geschreven. Wat? Een colportage-roman?"?vroeg zij verwonderd bestonden die dan in die oude tijden ook al?" Waarom niet ? Wanneer ik den inhoud der bedoelde vertelling goed bekijk, dan moet ik het er wel voor houden. Het boek schijnt in den eersten tijd van de Heerschappij der Arabieren te zijn vervaardigd; en waarschijnlijk waren er toen ook al slaven en slavinnen, die er behoefte aan hadden, zich van tijd tot tijd het vervolg van oen boeiend verhaal voor eenigo centen aan te schaffen en waarschijnlijk waren er toen ook al scribenten en afschrijvers, die uit dezen harts tocht van het mindere volk m uut wisi en te slaan." Waaruit maak je dan op, dat het boek een colportagu-roman" moet geweest zijn?" Wel, uit don inhoud, zooals ik zeide; want, indien ik goed zie, dat de monschelijke geest zichi wat zijn wezen betreft in den loop der ecuwea gelijk blijft en alleen wat den vorm betreft ver andert, dan staat het vast, dat aan een ontwikj keld mensch, in welke eeuw men zich hem ook denke, zulk een verhaal nooit heeft kunnen be hagen. Ten allen tijdo moot hot alleen het col portage-publiek geweest zijn, dat zulke onmoge lijkheden kon slikken." Nu, dat zij zoo; ik neem aan dat gij gelijk hebt, \vaut gij weet voor alles eene verklaring te geven. Maar wat hebt gij met het ding voor?" Wat ik er mee voor heb? Een kostelijke grap l" Hoe zoo?" Ik bewerk het fragment en leg het mijn waarden landgenooten in het lieve vaderland onder den Kerstboom neder." Maar bedenk toch, beste, dat uwe lezers tot de fine jteur der beschaafden beiiooreii; dezen en een colportage-romaiU" Waarom wed je, dat uwe fine fletir er niets van bemerkt ?'' Dat is onmogelijk!" Je zult hot zien !" Men moet liet wel merken; al do gruwelen, waarvan de handeling overloopt: moord en dood slag; en dan die grove onmogelijkheden, die llei ex machinis!" Dat trekt juist liet meest aan. Men moet alles maar netjes weten aan te kleeden. Vooral moet men veel geleerde uitdrukkingen om zich heen weten te strooien. Is er bijv. sprake van raadshoercn, dan mag men niet zeggen: de leden van den stedelijken raad, de s tadsraad of gemeen teraad, of iets dergelijks; niet eens: senatoren, want dan kan je kamermeisje ook weten, wie er mee bedoeld worden. Maar dau gebruikt men het griekschc woord: Boulcuten", e» diin . . . dan weet zelfs Mevrouw ook uiot wat het is; maar waartoe zou anders een conveisations-lexicon dienen ? Zoo zouden er meer voorbeelden zijn te geven?" Ja, maar 't is ook wel prettig, als men onder het lozen telkens wat in Meijer moet na slaan ; de lectuur wordt dan van een half niets doen tot eene werkelijke bezigheid verheven; en men profiteert ook wat bij de lectuur: men leert wat nieuws, dat men altijd in de conversatie wel weer kan te pas brengen." Zie je, daar loop je zelf in de fuik. Ja, zoo zijt gijlicden. Vroeger las men, om bij het lezen iets te denken te krijgen en er over te kunnen nadenken; tegenwoordig wenscht men door de lectuur zelfs voor een geestige" conversatie van alle denken te worden ontslagen. Ja, als de beschaafde" lezer zelfs nog te lui is om bij het een of ander een lexicon op te slaan, dan kan hij uit de wetenschappelijke" aanteekeningen altijd nog een en ander oppikken. Zie je, zoo moet men 't aanleggen. Daarbij vergeet men al het ongerijmde van den inhoud. Daarom wil ik eens de grap hebben, voor mijne waarde lezers dezen colportage-roman op te disschen, en ze zullen er niets van bespeuren. Ja, wanneer ik het hun latjr eens zeg, dan zullen ze het toch niet willen gelooven. Maar n ding ontbreekt mij nog voor mijn dool." Wat dan, beste?" Een titel die pakt". Heeft je verhaal dan geen titel?" Ia wel; natuurlijk wel! maar hij is te uitvoerig on klinkt wat gek. Hij luidt namelijk; Neter, do goddelijke, of de behendige diefstal en het onrechtvaardige vonnis, of vrecselijk bloe dige wraak van een klein juffertje; een roof- en moordgcschiedenis met een gelukkig en zedelijk slot."" Dat is een onmogelijke'titel; hij zou bo vendien ons geheim verraden en het boek voor het salon" ongeschikt maken. Maar laat me eens bedenken.... komt er ook een heel ideale held in voor?" ? Zeker, een bijzonder ideale, in den trant van een colportage-roman namelijk." Best.... men zon.... neen, dat gaat toch niet.... maar wacht, ik weet wat.... zeg krijgen ze malkaar?" Ja zeker."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl