Historisch Archief 1877-1940
r
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 529
' Z{jn ze lang verloofd ?"
,' Het heele boek door."
: ' «Ban hebben we, wat we noodig hebben.
? Je. noemt den roman eenvoudig: De
Nylbrui
degom."Njjlbruidegom? De titel is heel mooi; maar
){$ heeft toch nog een klein gebrek."
' " En dat is ?"
' Hy past volstrekt niet by het verhaal."
_' Dan moet je het er pasklaar voor maken."
Je hebt eigenlijk gelijk. Wat zullen wij
er ons bij deze warmte ook langer het hoofd
mede breken l We zullen liever een extra-flesch
laten aanrukken en terwy'l we klinken op het
succes van het nieuwe boek, het doopen ;
Nylbruidegom.'1
Het bovenstaande is het Nachwort" van een
Termakelyk dnitsch boekje, dat mij dezer dagen
ender de -oogen kwam.
De titel: Der Nilbrautigam, Roman van S.
Be bes 1) geeft reeds te kennen, dat het een
parodie is op Ebers jongsten roman.
De schryver persifleert op onderhoudende wy'ze
nagenoeg het geheele verloop van Ebers' Nijlbruid.
? Hy geeft, het is waar, om zoo te zeggen, het
ge«tamte der verwikkeling, en daarin is natuurlijk
iets onbillijks. Ook kan men zeggen, dat op deze
manier het uitstekendst romantisch verhaal
mispchien belachelijk ware te maken. Maar wie Ebers'
laatsten roman las, en het betreurt dat deze ge
leerde schrjjver allengs vervalt tot romanschryvery
en maar al te vaak door den wetenschappelijken
' tint, die hij zynen producten, geeft, er iets
gedistingeerds" aan tracht by te zetten, hij zal, ook
ftl heeft een boek van Ebers altijd zyn schoone
bladzyden en fijn gepenseelde détails", op de
vraagd: verdiend? geneigd zijn met mij te
antwoorden: onverdiend althans niet.
27/7 '87.
J. v. L. M.
1) Leipzig, Verlag von Reinhold Werther. 1887.
_ EEN MERKWAARDIG BOEK.
The Vision of William
concerning Kers tJie Plowman. In
three parallel Texts. By William
Langland.
Edited by the Rev Walter
W. Skeat. Oxford, at the
Cla, rendon Press.
(Slot.)
De Middeleeuwen zyn het tijdperk der Vizioenen.
Een oppervlakkige eenzijdigheid alleen kan er
toe komen om met zekere laatdunkendheid daarop
neder te zien. Die Vizioenen zijn dikwerf de
uitingen van een diep gevoelde behoefte naar
beter toestand, reiner leven, hooger zedelijke
ontwikkeling, verheffing van wat laag en verne
derd is, opbeuring van het misdeelde en ge
minachte. Men is getroffen door de schrille
contrasten in de maatschappij, door den bitteren
humor van het lot, door de edele dryfveeren in
den mensch en de harde omstandigheden die alle
veerkracht verlammen en den mensch machteloos
tegenover zijne vijanden of zijne medemenschen
met hun aanmatigingen en geborgde trots plaatsen.
?, Dan verschijnt een krachtige geest of een teeder
£%?;^gevoelende dichterziel om te droomen van een
'.* .^radere wereld, om zich in verbinding te stellen
? .met de onzichtbare geesten wier bestaan voor
het yurig geloof werkelijkheid is, om een nieuwe
maatschappij, een blijder toekomst en een ge
louterd menschen-geslacht te scheppen, en het
jj.-4(t>eeld daarvan aan de verdorven wereld van het
heden voor töhouden.
- « Kers the Plowman is zulk een merkwaardig
Visioen uit de Middeleeuwen. Het belang en de
beteekenis van het gedicht kan alleen gevat wor
den, wanneer men het zijn plaats geeft in de
groep van merkwaardige scheppingen, waartoe
"het uit zyn aard behoort. En dan zien wij, dat
het Oud-Engelsche, schijnbaar zoo onbeholpen en
naar menigeen waant bloot curieus gedicht zijn
plaats vindt naast een gewrocht niet minder dan
Baute's Divina Commedia. Reeds D'Israeli had
voor een zestig jaar geleden eenig vermoeden
an deze bijzonderheid, in een tijd dus, toen men
nauwelijks begonnen was dergelyke letterkundige
voortbrengselen naar hun ware beteekenis te
leeren schatten. De dichter van dit Vizioeri',
zoo zegt de schrijver der Amenities, had den
moed om te durven schrijven, wat menigeen in
zyn tijd voor niets ter wereld zou durven fluiste
ren. Zijn onverschrokken dichtergeest weerspiegelt
déonderdrukte gevoelens van zy'n tijd". En even
als Dante hult ook deze dichter het hoofd in
allegorie; en even als Dante verschijnt ook hij
beurtelings in zijne verzen als Wijze, als Satirist
en als Ziener, en in de laatste hoedanigheid blijkt
hjj een niet minder krachtig Profeet dan de dich
ter aan de boorden van den Arno. Een allegorie
van zoo grooten omvang kon alleen ontstaan in
de kindsheid eener letterkunde en in een toestand
van de maatschappij, dat de standen zeer streng
gescheiden on binnen enge perken besloten zijn.
Vandaar dat er eenige moed toe behoort om zulk
een Vizioen in zijn geheel te lezen; trouwens
slechts weinigen die daartoe zullen komen, daar
het niet noodig is om een denkbeeld van den
geest en de strekking van het geheel te krijgen.
Leert men echter enkele fragmenten kennen, dan
Bemerkt men, dat alleen een man van genie, een
scheppend vermogen in staat kon zijn voor zulk een
allegorie de belangstelling van alle tijden, van vier
eeuwen later op te wekken, voornamelijk door de
ftvendige schildering van enkele tooneelen en
toestanden, die ons het gezochte en lankwijlige
aan eene allegorie eigen doet vergeten. Ook in
zijn eenvoud doet Piers Plowman ons aan enkele
tooneelen van de Divina Comcdia denken, even
zeer als in zijn scherpe satire, wanneer hij in
zijn bittere ironie en zijne onverbiddelijke ver
oordeeling van de openbare misdaden en bijzon
dere ondeugden zonder aanzien des persoons ge
richt houdt over de machtigen der wereld en de
verdorvenheid zijner omgeving. In n opzicht
moet het billijk oordeel afwijken van de
Engelsche kritiek, althans gelijk zij zich bij monde van
enkelen geuit heeft. In het aangrijpende van
enkele gevoelvolle tafereelen, zoo wel als in de
ontembare kracht eener dichterlijke verbeelding
staat de dichter van het Engelsche vizioen be
neden Dante. Vandaar dat de verhevenheid, de
plechtige toon, de sombere majesteit van Dante
nooit ten volle bereikt worden, wat D'Israeli ook
moge beweren.
Voor de kennis van de toenmalige maatschappij
is Piers the Plowman van het hoogste gewicht,
gelijk tevens zijne beteekenis voor de geschiede
nis van het geestelyk leven in Engeland boven
allen twyfel vast staat. Bovendien is het ge
dicht, gelijk Thomas Wright zeer juist opmerkt,
«en in hooge mate nationaal werk. Het is,
zoo vervolgt Wright, in de eerste plaats het merk
waardigste gedenkteeken van den volksgeest by
onze voorvaderen gedurende het laatste gedeelte
der Middeleeuwen. Daarbij is het een onwaar
deerbaar overblijfsel uit een periode, waarin de
Engelsche taal een nieuwe ontwikkeling te
gemoet gaat, om haar eersten vertegenwoordiger in
Chaucer te zien optreden. Aan die eigenaardig
heid van een echt nationaal werk te zyn, dankt
het gedicht ongetwijfeld zijne vroegere populari
teit. Er bestaan namelijk van het gedicht een
groot aantal afschriften uit de 14e en 15e eeuw,
men zegt zelfs van vijf-en-veertig. De meeste hand
schriften zijn in geen buitengewoon schrift en
slechts hoogst zelden verlicht" of van geschil
derde aanvangletters der hoofdstukken voorzien.
Veilig mag men daaruit besluiten, dat zij niet
geschreven waren voor de hoogere klassen der
»aatschappij, maar voor den burgerstand. Ook
werd de naam van Piers Plowman sedert de eerste
jaren van het verschijnen dezer Vizioenen alge
meen bekend en spreekwoordelijk in den mond
van het volk. Zoowel het dialect (Midland-dialcct,
hier en daar afgewisseld met southern-forms")
als de geheele toon van het gedicht en de poëtische
inkleediiig werkte tot degroote populariteit, die het
verwierf, mede. Bovenal echter wekt het de
sympathie en belangstelling van onze dagen, om
den ernst, waarmede de dichter het voor het
volk opneemt. De weelde en de overmoed aan de
eene zijde, de ellende en treurige dienstbaarheid
aan den anderen kant, ziedaar wat den dichter
doet uitzien naar een nieuwen toestand van
zaken, beheerscht door een geheel anderen geest,
dan de menschheid toenmaals bezielde. Chaucer
(zoo zegt Skeat) schildert ons meer de welgestelde
klasse der maatschappij en laat ze ons zien in
al den levenslust, de opgeruimdheid en neiging
tot vermaak, gelijk hij het Engelsche leven zijner
dagen liefst beschouwt. De dichter van den
Ploughman daarentegen schildert ons de stille
armen, in hun toestand van slechte voeding, har
den arbeid, treurige woonplaatsen, voortdurend
strijdende tegen honger, ontbering, onderdrukking
en al de wreede werkelijkheid van het volksleven
in de 14e eeuw. Chaucer's satire wekt gewoonlijk
een gullen lach; die van Langland daarentegen
is die van iemand door geweten en hart gedwon
gen, om al de bitterheid der werkelijkheid bij
don waren naam te noemen, en zijn stem slaakt de
kreten van een diep gekrenkt man, die een be
roep doet op de goddelijke macht, om herstelling
te eischen.
Is het niet opmerkelijk dat de eenvoudige
Ploughman (geen paus, geen priester, geen prins,
geen geleerde, geen professor) de eenvoudige
Ploughman als vertegenwoordiger optreedt van
den dichter, wien het hart tot spreken dringt?
Nu ten slotte nog ne opmerking. Er was een
tijd, dat gedichten als Piers the Plowman bloot
als curiositeit, op het hoogst als voorwerp van
liefhebberij voor verzamelaars beschouwd werden.
Die tyd behoort tot het volstrekt verledene. Later
hebben de philologen een ander onrecht gepleegd:
zij hebben zulke gedichten bloot gaan beschouwen
als verzamelingen van woorden uit eene zekere
periode, en dus van onschatbare waarde voor hunne
taaistudie. Wij zijn hun veel verplicht, dat is
waar; maar eenzijdig bleef hunne opvatting toch.
De groote beteekenis, en daarop verdient thans
in de eerste plaats gewezen te worden, gelijk men
er wederom mee moet eindigen evenzeer, de
groote beteekenis van zulke gedenkteekenen uit
vroeger eeuwen ligt in hunne
litterarisch-historische waarde.
Waar men voor eene bibliotheek zich eene
uitgave van Piers the Plowman wil aanschaften,
kan er thans van geen andere dan deze sprake
zijn. A. S. KOK.
DE MEMOIRES VAN ERNEST LEGOUVE.
In een artikel over Legouvézegt Hanslick, de
musicus van de Neue Freie Presse, maar die ook
voor Fransche muziek, litteratuur en toestanden
smaak en sympathie heeft: Het was twaalf jaar
geleden, te Parijs, dat even vóór het begin van
een liefdadigheids-concert mijn geleider, de vrien
delijke muziekuitgever Heugel, mij plotseling
met eenige opgewonden plechtigheid toefluisterde:
Voila Mr. Legouvé! C'est Mr. Legouvé! Il faut
que je vous présente a Mr. Legouvé!'' Ik gaf
aan deze uitnoodiging dankend, maar zonder bui
tengewone geestdrift gehoor, want ik was omtrent
de verdiensten van Legouvézeer slecht op de
hoogte, en kende alleen zijne Adrienne Lecoitvreur
die volstrekt niet tot mijne lievelingsstukken be
hoorde. Sympathieker deed mij de persoon
zelf aan, een kleine oude heer met witte
haren en een geestig gladgeschoren gezicht,
waaruit een rustige glans van welwillendheid
en geest straalde. Het eerste accoord der
symphonie sneed de formaliteit der voorstelling kort
en zonder profijt voor mij af. Eigenlijk goed
leeren kenner, heb ik den heer Legouvéeerst
thans, na twaalf jaren, door het lezen zijner ge
denkschriften, Soixante ans de souvenirs. Paris,
Hetzel". Door deze is de man mij dierbaar en
vertrouwd geworden, als een persoonlijk vriend;
door hen begreep ik naderhand do aan eerbied
grenzende achting, waarmede de Parijzenaars,
overal voor den ouden heer plaats makend,
elkander toefluisterden: c'est Monsieur Legouvé!"
In vele Nederlandsche gezinnen wordt Legouvé's
geestig en welsprekend pleidooi voor het lezen en
voorlezen, L'art de la leeture gaarne ter hand ge
nomen, en met een deel van de de door Ilanslick
bedoelde souvenirs hebben de lezers van het Week
blad een paar jaren geleden, toen Legouvéer reeds
fragmenten van in de bladen deed verschijnen,
kennis gemaakt. Legouvéis thans tachtig jaar en
geldt te Parijs voor den besten voorlezer en een
der geestigste en kundigste der aangename
causeurs. Hij is lid der Académie; in de Comédie
Franchise staan nog zyne drama's op het réper
toire, en zijn geschriften over gezin, onderwijs
en opvoeding hebben een goeden naam. Zyn Sou
venirs bevatten de periode 1813?1876 en bewe
gen zich, slechts zelden de politiek aanrakend, in
den kring van tooneel, poëzie en muziek. Het
tooneel is steeds Parijs, dat hij, zooals zijn be
roemde tijdgenoot Auber, slechts zelden verlaten
heeft; zelfs is Legouvénu nog de bewoner van
het huis waar hij geboren werd; zijn studeerkamer
was ook die van zijn vader. Op handen en voeten
kroop hij in dezelfden salon, waar hy later zijn
kinderen en kleinkinderen zag spelen en opgroeien.
Belangwekkend is de schildering van zijn karakter
ontwikkeling. Sainte-Beuve heeft in een litterair
portret van Legouvégezegd: Wat in. u treft, is
de eenheid van uw gansche leven. Ge hebt in
uw vroegste jeugd een levensplan ontworpen, als
de dichter voor zijn drama, en hebt het vastbera
den doorgevoerd." Dat portret is vleiend," ant
woordt Legouvé, maar ten eenenmale onjuist. Ik
ben volstrekt niet de zoon van mijn wil; integen
deel. Ik ben de kweekeling van mijn neigingen.
Niet ik heb mijn leven geleid, maar mijn leven
mij. En op ieder punt van mijn ontwikkeling is
het een ander geweest, die als helper, raadgever,
aanmoediger heeft gewerkt. Als ik mijn mémoires
schrijf, zal ik ze noemen: mémoires des autres."
Inderdaad zijn allerlei beroemde personen de helden
in deze souvenirs; met zorg en liefde uitgevoerd,
vindt men er de beeltenis in van Legouvé's vrienden,
onder welke de beroemste namen van onze eeuw,
de dichters Casimir Delavigne, Béranger, Sue, Jouy,
Scribe,Lamartine, Victor Hugo, Alfred de Musset; de
tragédiennes Mars en Rachel, de componist Berlioz,
de zangeres Malibran en eenige minder bekende
persoonlijke vrienden van den schrijver, die ons
door zijn warme, hartelijke schildering bijna even
dierbaar worden. In het geheele boek ligt voor
den lezer de weldadige leer, dat sympathie, vrien
delijkheid en vertrouwen de beste gidsen door het
leven zijn.
Den meest bcslissenden invloed op Legouv
heeft een man uitgeoefend, dien hy zelf niet ge
kend heeft, zijn vader. Hij was nog geen vy'f jaar
oud, toen deze stierf, maar sinds de vroegste
jeugd vond hij hem op iedere schrede als een
onzichtbaren vriend en beschermer. Zijne moeder
was reeds vroeger gestorven en Ernest werd door
zijne grootouders opgevoed, maar steeds hoorde hij
van zijn's vaders succes als dichter, van diens
talenten, gewoonten en beschouwingen; spoedig
kende hij zy'n's vaders werken uit het hoofd, en
spoedig ook den man zelf. De tragedies van den
ouden Legouvézijn lang vergeten; zelfs zijn beste
werk, La mort de Henri IV, dat indertijd eene
soort revolutie in het Fransche treurspel bedoelde
te maken, en ondanks de oppositie, door de be
scherming van Napoleon werd opgevoerd, is lang
verdwenen, en voor altijd.
Maar Legouvéwas lid der Académie geweest;
zijn opvolger. Alexandre Duval, hield in de plech
tige zitting de offlcieele lofrede, en tegenover hem
zat, in rouwgewaad, tusschen zijn beide groot
ouders, de zesjarige Ernest. Met kloppend hart
hoorde hij daar, hetgeen hij nooit zou vergeten,
de welsprekende lofrede over zijn 's vaders nage
dachtenis uitgestort, den pompeuzen academischen
lofgalm, waarin het aan treffende toespelingen op
het weesje van den betreurden man niet ontbrak.
De indruk bleef op Legouvé's leven werken. De
naam van zijn geachten vader, dien hij zich waar
dig maakte, opende hem alle deuren en bracht
hem voortdurend geluk aan. De knaap was voor
zijne geheele omgeving tegelijk eene herinnering
en eene hoop. Hij was dichter, hij had talent,
hij waagde zich spoedig aan grootere proeven en
zond zijne verzen aan Casimir Delavigne. Deze
was toenmaals de biechtvadoi voor jonge genieën,
de afgod der Fransche jeugd. Hij had Grieken
land bezongen, en Frankrijk, en de vrijheid. De
jonge Legouvéen zijne vrienden bewonderden.
ook Lamartine wel, maar Lamartine was royalist,
hij had Bonaparte aangevallen, en hoe zon
derling het ons nu ook moge klinken voor de
jeugd van dio dagen ging het dwepen met vrij
heid en het dwepen met Bonaparte samen.
Casimir Delavigne ontving den jongen man met
hartelijke welwillendheid. Ik heb uw verzen ge
lezen," zeide hij, en er talentin gevonden,maar,
voor wij daarover sproken, veroorloof mij eene
zeer prozaïsche vraag: Kimt gij leven?" Men ziet,
dat Casimir Delavigne een waar vriend was voor
de jongelieden. .Men kan even om verzen te ma
ken," vervolgde Delavigne, maar men moet geen
verzen maken om te leven." Omtrent dit punt
geruststeld, analyseerde hij hem zijne minder goedo
verzen, en gaf hem daarna zijn afscheid met de
woorden: Gij zijt in een crisis. Maak eens een
jaar lang geen enkel vers. Laat den vorm maar
loopen, dien vindt gij wel terug. Werk aan den
inhoud, aan denkbeelden, aan de grondslagen.
Leer, bereis vreemde landen in hun meesterstuk
ken! Kortom - tracht u zelf te vinden door an
deren te bestudeeren!"
Legouvévolgde den raad op en bevond orzich
wel bij. Zijn gedicht over het door de Académie
opgegeven onderwerp, de uitvinding der boekdruk
kunst, verkreeg den prijs. Zestien jaron na dio
zitting, waar hij don lof zijns vaders in zijn ooren
had hooren ruischen, zat hij op dezelfde plaats,
weder in de eerste rij en vernam nu spaarzamer
maar niet minder welgevallige loftuitingen. Dela
vigne zelf woonde de zitting niet bij. Ik ben een
slecht aeculémicicn", zeide hij, ik ga er bijna
nooit heen en het is verkeerd van mij. want wan
neer ik ga, amuseer ik mij altoos. Het is ccn
quaestie van gewoonte. Wanneer gij eenmaal lid
van de Académie zijt, en gij zijt uw vader
verschuldigd dat te worden, wees dan punc
tueel. Wij zullen elkaar daar weerzien, want dan
ben ik oud en ga er hoen. De Académie heeft
een groot voordeel; door haar is men ook wat,
als men niets moer is."
Niet allo dichters waren zoo oprecht voor hun
jonge nastrevcrs, als Delavigne. Lamartine even
als later Victor Hugo maakte zich met een over
dreven lofspraak en grootsche voorspelling van hen
af, ook zonder hun verzen gelezen te hebben.
Béranger was oprecht, maar ook dikyyls
onmeedpogend in zijn spot. Het is verbazend, gelijk men
bij Legouvékan lezen, welk een invloed de een
voudige chansonnier wiens naam en roem thans
zoo plotseling en pijlsnel aan het dalen is op
de uitstekendsten zijner tydgenooten had. Thiers,
Benjamin Constant, Lafitte, Manuel, ondernamen
niets, zonder er Béranger over te raadplegen.
Later had hij tot vrienden niemand minder dan
drie zoo gedistingeerde geesten als Chateaubriand,
Lamartine en Lamennais.
Hij erkende het hooge standpunt van hun genie,
maar alle drie waren aan zijn .invloed onderwor
pen en kozen hem in zeer kiesche aangelegen
heden tot raadgever, bemiddelaar, scheidsrechter,
Lamartine vertrouwde hem zijn hcrsenschimmige
financieele speculatiën, Chateaubriand zijn geld
nood, Lammennais zijn gewetensbezwaren. Legouv
verklaart die macht uit drie oorzaken: Bérangers
innig goed hart, zijn gezond verstand en zijn tact
om het juiste, geestige woord te vinden, waarin
hij zijn raad kleedde en deed onthouden.
De mensch heeft voor zijn levensgeluk, meent
Legouvé, drieërlei dingen noodig: een beroep,
menschen om van te houden, en des goüts, lief
hebberijen, hartstochten als men wil. Deze dienen
om den mensch frisch te houden voor zijn werk,
en omgekeerd. Men kan niet steeds werken, niet
steeds denken, zelfs het hart heeft zijne pauzen.
De goüts vullen de tusschenruimten aan. Zij die
nen als verstrooiing, als genoegen, dikwijls als
steun. Hoe, ge speelt geen whist?" zeide
Talleyrand eens tot Villemain, met zijn gewonen
komischen ernst, dan hebt ge een ongelukkigen
ouden dag te wachten, en ge hebt hem ver
diend ook." Legouvézegt: Ik heb spijt om
iedere liefhebberij, die ik mis, en aanbid
iedere die ik heb." Zijn voornaamste go&ts
waren schermen en muziek. Deze laatste was
opzettelijk en krachtig tegengewerkt geworden.
want zijn vader had er geen aanleg voor,
deze had geen stem en geen gehoor gehad. Toen
Ernest nu op school zingen wilde leeren, werd er
gezegd: Volkomen nutteloos, zijn vader had geen
gehoor!" En hij zelf was er toe gekomen om de
muziek als buiten zijn weg liggend te beschouwen,
totdat hem later zijn onbedwingbare lust er toe
dreef. Malibran betooverde hem en deed hem
Rossini bewonderen. Berlioz leidde hem in an
dere sferen, en deed hem Gluck, Beethoven en
Weber verstaan. De hoofdstukken, door Legonv
aan zijn muzikale vrienden gewijd, zijn vol inte
ressante anecdoten. De muziek was een zijner
gouts, die ook op zijn eigenlijk werk, litteratuur en.
poëzie veel invloed had.
(Slot volgt).
VARIA.
Bij eenige photographiën-verkoopers in Amster
dam, voor de ruiten, vindt men dezer dagen het
volgende in vier talen aangeplakt:
Belangrijk bericht voor de Bezoekers van het
Museum. Aan de Bezoekers van het Museum
wordt in hun eigon belang aangeraden, geene
photographiën naar de geëxposeerde schilderijen
te koopcn van de bewaarders van het Museum.
De door hen verkochte photographiën zijn. veel
duurder en oneindig minder fraai dan die, welke
in de verschillende magazijnen verkocht worden.
Daarbij weet ieder Nederlander, dat ons wetboek
gesalarieerde rijksambtenaren verbiedt zaken, te
drijven, en is dus de verkoop door de beambten
van het Museum in strijd met onze wetgeving.
Ieder weldenkende zal moeten toegeven, dat het
voor de op zware lasten zittende winkeliers on
houdbaar is, wanneer hun concurrentie aangedaan.
wordt door Rijksambtenaren in een Rijksmuseum,.
dat uit d«n aard der zaak de plaats van aan
trekking is voor eiken vreemdeling."
Het komt ons voor dat deze manoeuvre onwaar
dig is. Er is iets kinderachtigs in dien raad aan
de bezoekers van het museum in hun eigen be
lang" en het inroepen van medelijden met de op
zware lasten zittende winkeliers."
Ook in dat afdingen op de in 't museum ver
kochte photo's. Is het waar dat door de bedienden
in het museum tegen de wet wordt gezondigd,
dan deed men beter met zich hierover bij de ge
stelde machten, dan bij het in de Kalverstraat
flaneerende publiek te beklagen.
In den aanstaanden winter zal Vereschagin in
do Grosvenor Gallery te Londen met zijne verza
meling schilderijen zijn geluk beproeven.
Phillippe Gille, oorspronkelijk alleen beeldhouwer
en de maker van, merkwaardige medailles, heeft
bij Lemerre een bundel poëzie, getiteld:
L'Herbier" uitgegeven.
In Livorno wordt een nieuw weekblad aan de
kunst gewijd, uitgegeven: Cronaca Mimina.
Rassegna settimanale di Letteratura e d'Arte".
Het Spaansche kunstblad de Boletin del Centra
Artistica de Grenada" is zijn tweeden jaargang
ingetreden.
De Augustus-aflevering van de Revue Ind
pendante, het Parijsche tijdschrift waarin de geduchte
kunstkronieken van J. K. Huysmans geregeld ver
schijnen, hooft ditmaal geen Chronique d'art.
In de Chronique bruxelloise dier aflevering
bchamleldelt Octave Maus, een der redacteuren van
l'Art moderne", op zeer geestige wijze de zaak
der geschillen over de inrichting van den
Brussolschen Salon".
Op de tentoonstelling dor Hollandsche Teeken
maatschappij te 's Hage, die verleden week werd
geopend, heeft naar wij meenen voor 't eerst sedert
de oprichting, Jacob Maris niet ingezonden.
In de binnenplaatsen en tuinen van het
Vatikaan is men ijverig bezig de ruimte in te rich
ten voor de tentoonstelling die in. 1888 ter eero
van het jubilee van den paus zal worden gehou
den, terwijl in de groote zalen van het paleis zich
de kostbare stoffen, de priesterlijke gewaden, de
standbeelden, bronzen, medailles, kronen, cruci
fixen enz. reeds komen opstapelen. Onder deze prach
tige giften onderscheidt men een rijk altaar in