De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 14 augustus pagina 4

14 augustus 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

r DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 529 ' Z{jn ze lang verloofd ?" ,' Het heele boek door." : ' «Ban hebben we, wat we noodig hebben. ? Je. noemt den roman eenvoudig: De Nylbrui degom."Njjlbruidegom? De titel is heel mooi; maar ){$ heeft toch nog een klein gebrek." ' " En dat is ?" ' Hy past volstrekt niet by het verhaal." _' Dan moet je het er pasklaar voor maken." Je hebt eigenlijk gelijk. Wat zullen wij er ons bij deze warmte ook langer het hoofd mede breken l We zullen liever een extra-flesch laten aanrukken en terwy'l we klinken op het succes van het nieuwe boek, het doopen ; Nylbruidegom.'1 Het bovenstaande is het Nachwort" van een Termakelyk dnitsch boekje, dat mij dezer dagen ender de -oogen kwam. De titel: Der Nilbrautigam, Roman van S. Be bes 1) geeft reeds te kennen, dat het een parodie is op Ebers jongsten roman. De schryver persifleert op onderhoudende wy'ze nagenoeg het geheele verloop van Ebers' Nijlbruid. ? Hy geeft, het is waar, om zoo te zeggen, het ge«tamte der verwikkeling, en daarin is natuurlijk iets onbillijks. Ook kan men zeggen, dat op deze manier het uitstekendst romantisch verhaal mispchien belachelijk ware te maken. Maar wie Ebers' laatsten roman las, en het betreurt dat deze ge leerde schrjjver allengs vervalt tot romanschryvery en maar al te vaak door den wetenschappelijken ' tint, die hij zynen producten, geeft, er iets gedistingeerds" aan tracht by te zetten, hij zal, ook ftl heeft een boek van Ebers altijd zyn schoone bladzyden en fijn gepenseelde détails", op de vraagd: verdiend? geneigd zijn met mij te antwoorden: onverdiend althans niet. 27/7 '87. J. v. L. M. 1) Leipzig, Verlag von Reinhold Werther. 1887. _ EEN MERKWAARDIG BOEK. The Vision of William concerning Kers tJie Plowman. In three parallel Texts. By William Langland. Edited by the Rev Walter W. Skeat. Oxford, at the Cla, rendon Press. (Slot.) De Middeleeuwen zyn het tijdperk der Vizioenen. Een oppervlakkige eenzijdigheid alleen kan er toe komen om met zekere laatdunkendheid daarop neder te zien. Die Vizioenen zijn dikwerf de uitingen van een diep gevoelde behoefte naar beter toestand, reiner leven, hooger zedelijke ontwikkeling, verheffing van wat laag en verne derd is, opbeuring van het misdeelde en ge minachte. Men is getroffen door de schrille contrasten in de maatschappij, door den bitteren humor van het lot, door de edele dryfveeren in den mensch en de harde omstandigheden die alle veerkracht verlammen en den mensch machteloos tegenover zijne vijanden of zijne medemenschen met hun aanmatigingen en geborgde trots plaatsen. ?, Dan verschijnt een krachtige geest of een teeder £%?;^gevoelende dichterziel om te droomen van een '.* .^radere wereld, om zich in verbinding te stellen ? .met de onzichtbare geesten wier bestaan voor het yurig geloof werkelijkheid is, om een nieuwe maatschappij, een blijder toekomst en een ge louterd menschen-geslacht te scheppen, en het jj.-4(t>eeld daarvan aan de verdorven wereld van het heden voor töhouden. - « Kers the Plowman is zulk een merkwaardig Visioen uit de Middeleeuwen. Het belang en de beteekenis van het gedicht kan alleen gevat wor den, wanneer men het zijn plaats geeft in de groep van merkwaardige scheppingen, waartoe "het uit zyn aard behoort. En dan zien wij, dat het Oud-Engelsche, schijnbaar zoo onbeholpen en naar menigeen waant bloot curieus gedicht zijn plaats vindt naast een gewrocht niet minder dan Baute's Divina Commedia. Reeds D'Israeli had voor een zestig jaar geleden eenig vermoeden an deze bijzonderheid, in een tijd dus, toen men nauwelijks begonnen was dergelyke letterkundige voortbrengselen naar hun ware beteekenis te leeren schatten. De dichter van dit Vizioeri', zoo zegt de schrijver der Amenities, had den moed om te durven schrijven, wat menigeen in zyn tijd voor niets ter wereld zou durven fluiste ren. Zijn onverschrokken dichtergeest weerspiegelt déonderdrukte gevoelens van zy'n tijd". En even als Dante hult ook deze dichter het hoofd in allegorie; en even als Dante verschijnt ook hij beurtelings in zijne verzen als Wijze, als Satirist en als Ziener, en in de laatste hoedanigheid blijkt hjj een niet minder krachtig Profeet dan de dich ter aan de boorden van den Arno. Een allegorie van zoo grooten omvang kon alleen ontstaan in de kindsheid eener letterkunde en in een toestand van de maatschappij, dat de standen zeer streng gescheiden on binnen enge perken besloten zijn. Vandaar dat er eenige moed toe behoort om zulk een Vizioen in zijn geheel te lezen; trouwens slechts weinigen die daartoe zullen komen, daar het niet noodig is om een denkbeeld van den geest en de strekking van het geheel te krijgen. Leert men echter enkele fragmenten kennen, dan Bemerkt men, dat alleen een man van genie, een scheppend vermogen in staat kon zijn voor zulk een allegorie de belangstelling van alle tijden, van vier eeuwen later op te wekken, voornamelijk door de ftvendige schildering van enkele tooneelen en toestanden, die ons het gezochte en lankwijlige aan eene allegorie eigen doet vergeten. Ook in zijn eenvoud doet Piers Plowman ons aan enkele tooneelen van de Divina Comcdia denken, even zeer als in zijn scherpe satire, wanneer hij in zijn bittere ironie en zijne onverbiddelijke ver oordeeling van de openbare misdaden en bijzon dere ondeugden zonder aanzien des persoons ge richt houdt over de machtigen der wereld en de verdorvenheid zijner omgeving. In n opzicht moet het billijk oordeel afwijken van de Engelsche kritiek, althans gelijk zij zich bij monde van enkelen geuit heeft. In het aangrijpende van enkele gevoelvolle tafereelen, zoo wel als in de ontembare kracht eener dichterlijke verbeelding staat de dichter van het Engelsche vizioen be neden Dante. Vandaar dat de verhevenheid, de plechtige toon, de sombere majesteit van Dante nooit ten volle bereikt worden, wat D'Israeli ook moge beweren. Voor de kennis van de toenmalige maatschappij is Piers the Plowman van het hoogste gewicht, gelijk tevens zijne beteekenis voor de geschiede nis van het geestelyk leven in Engeland boven allen twyfel vast staat. Bovendien is het ge dicht, gelijk Thomas Wright zeer juist opmerkt, «en in hooge mate nationaal werk. Het is, zoo vervolgt Wright, in de eerste plaats het merk waardigste gedenkteeken van den volksgeest by onze voorvaderen gedurende het laatste gedeelte der Middeleeuwen. Daarbij is het een onwaar deerbaar overblijfsel uit een periode, waarin de Engelsche taal een nieuwe ontwikkeling te gemoet gaat, om haar eersten vertegenwoordiger in Chaucer te zien optreden. Aan die eigenaardig heid van een echt nationaal werk te zyn, dankt het gedicht ongetwijfeld zijne vroegere populari teit. Er bestaan namelijk van het gedicht een groot aantal afschriften uit de 14e en 15e eeuw, men zegt zelfs van vijf-en-veertig. De meeste hand schriften zijn in geen buitengewoon schrift en slechts hoogst zelden verlicht" of van geschil derde aanvangletters der hoofdstukken voorzien. Veilig mag men daaruit besluiten, dat zij niet geschreven waren voor de hoogere klassen der »aatschappij, maar voor den burgerstand. Ook werd de naam van Piers Plowman sedert de eerste jaren van het verschijnen dezer Vizioenen alge meen bekend en spreekwoordelijk in den mond van het volk. Zoowel het dialect (Midland-dialcct, hier en daar afgewisseld met southern-forms") als de geheele toon van het gedicht en de poëtische inkleediiig werkte tot degroote populariteit, die het verwierf, mede. Bovenal echter wekt het de sympathie en belangstelling van onze dagen, om den ernst, waarmede de dichter het voor het volk opneemt. De weelde en de overmoed aan de eene zijde, de ellende en treurige dienstbaarheid aan den anderen kant, ziedaar wat den dichter doet uitzien naar een nieuwen toestand van zaken, beheerscht door een geheel anderen geest, dan de menschheid toenmaals bezielde. Chaucer (zoo zegt Skeat) schildert ons meer de welgestelde klasse der maatschappij en laat ze ons zien in al den levenslust, de opgeruimdheid en neiging tot vermaak, gelijk hij het Engelsche leven zijner dagen liefst beschouwt. De dichter van den Ploughman daarentegen schildert ons de stille armen, in hun toestand van slechte voeding, har den arbeid, treurige woonplaatsen, voortdurend strijdende tegen honger, ontbering, onderdrukking en al de wreede werkelijkheid van het volksleven in de 14e eeuw. Chaucer's satire wekt gewoonlijk een gullen lach; die van Langland daarentegen is die van iemand door geweten en hart gedwon gen, om al de bitterheid der werkelijkheid bij don waren naam te noemen, en zijn stem slaakt de kreten van een diep gekrenkt man, die een be roep doet op de goddelijke macht, om herstelling te eischen. Is het niet opmerkelijk dat de eenvoudige Ploughman (geen paus, geen priester, geen prins, geen geleerde, geen professor) de eenvoudige Ploughman als vertegenwoordiger optreedt van den dichter, wien het hart tot spreken dringt? Nu ten slotte nog ne opmerking. Er was een tijd, dat gedichten als Piers the Plowman bloot als curiositeit, op het hoogst als voorwerp van liefhebberij voor verzamelaars beschouwd werden. Die tyd behoort tot het volstrekt verledene. Later hebben de philologen een ander onrecht gepleegd: zij hebben zulke gedichten bloot gaan beschouwen als verzamelingen van woorden uit eene zekere periode, en dus van onschatbare waarde voor hunne taaistudie. Wij zijn hun veel verplicht, dat is waar; maar eenzijdig bleef hunne opvatting toch. De groote beteekenis, en daarop verdient thans in de eerste plaats gewezen te worden, gelijk men er wederom mee moet eindigen evenzeer, de groote beteekenis van zulke gedenkteekenen uit vroeger eeuwen ligt in hunne litterarisch-historische waarde. Waar men voor eene bibliotheek zich eene uitgave van Piers the Plowman wil aanschaften, kan er thans van geen andere dan deze sprake zijn. A. S. KOK. DE MEMOIRES VAN ERNEST LEGOUVE. In een artikel over Legouvézegt Hanslick, de musicus van de Neue Freie Presse, maar die ook voor Fransche muziek, litteratuur en toestanden smaak en sympathie heeft: Het was twaalf jaar geleden, te Parijs, dat even vóór het begin van een liefdadigheids-concert mijn geleider, de vrien delijke muziekuitgever Heugel, mij plotseling met eenige opgewonden plechtigheid toefluisterde: Voila Mr. Legouvé! C'est Mr. Legouvé! Il faut que je vous présente a Mr. Legouvé!'' Ik gaf aan deze uitnoodiging dankend, maar zonder bui tengewone geestdrift gehoor, want ik was omtrent de verdiensten van Legouvézeer slecht op de hoogte, en kende alleen zijne Adrienne Lecoitvreur die volstrekt niet tot mijne lievelingsstukken be hoorde. Sympathieker deed mij de persoon zelf aan, een kleine oude heer met witte haren en een geestig gladgeschoren gezicht, waaruit een rustige glans van welwillendheid en geest straalde. Het eerste accoord der symphonie sneed de formaliteit der voorstelling kort en zonder profijt voor mij af. Eigenlijk goed leeren kenner, heb ik den heer Legouvéeerst thans, na twaalf jaren, door het lezen zijner ge denkschriften, Soixante ans de souvenirs. Paris, Hetzel". Door deze is de man mij dierbaar en vertrouwd geworden, als een persoonlijk vriend; door hen begreep ik naderhand do aan eerbied grenzende achting, waarmede de Parijzenaars, overal voor den ouden heer plaats makend, elkander toefluisterden: c'est Monsieur Legouvé!" In vele Nederlandsche gezinnen wordt Legouvé's geestig en welsprekend pleidooi voor het lezen en voorlezen, L'art de la leeture gaarne ter hand ge nomen, en met een deel van de de door Ilanslick bedoelde souvenirs hebben de lezers van het Week blad een paar jaren geleden, toen Legouvéer reeds fragmenten van in de bladen deed verschijnen, kennis gemaakt. Legouvéis thans tachtig jaar en geldt te Parijs voor den besten voorlezer en een der geestigste en kundigste der aangename causeurs. Hij is lid der Académie; in de Comédie Franchise staan nog zyne drama's op het réper toire, en zijn geschriften over gezin, onderwijs en opvoeding hebben een goeden naam. Zyn Sou venirs bevatten de periode 1813?1876 en bewe gen zich, slechts zelden de politiek aanrakend, in den kring van tooneel, poëzie en muziek. Het tooneel is steeds Parijs, dat hij, zooals zijn be roemde tijdgenoot Auber, slechts zelden verlaten heeft; zelfs is Legouvénu nog de bewoner van het huis waar hij geboren werd; zijn studeerkamer was ook die van zijn vader. Op handen en voeten kroop hij in dezelfden salon, waar hy later zijn kinderen en kleinkinderen zag spelen en opgroeien. Belangwekkend is de schildering van zijn karakter ontwikkeling. Sainte-Beuve heeft in een litterair portret van Legouvégezegd: Wat in. u treft, is de eenheid van uw gansche leven. Ge hebt in uw vroegste jeugd een levensplan ontworpen, als de dichter voor zijn drama, en hebt het vastbera den doorgevoerd." Dat portret is vleiend," ant woordt Legouvé, maar ten eenenmale onjuist. Ik ben volstrekt niet de zoon van mijn wil; integen deel. Ik ben de kweekeling van mijn neigingen. Niet ik heb mijn leven geleid, maar mijn leven mij. En op ieder punt van mijn ontwikkeling is het een ander geweest, die als helper, raadgever, aanmoediger heeft gewerkt. Als ik mijn mémoires schrijf, zal ik ze noemen: mémoires des autres." Inderdaad zijn allerlei beroemde personen de helden in deze souvenirs; met zorg en liefde uitgevoerd, vindt men er de beeltenis in van Legouvé's vrienden, onder welke de beroemste namen van onze eeuw, de dichters Casimir Delavigne, Béranger, Sue, Jouy, Scribe,Lamartine, Victor Hugo, Alfred de Musset; de tragédiennes Mars en Rachel, de componist Berlioz, de zangeres Malibran en eenige minder bekende persoonlijke vrienden van den schrijver, die ons door zijn warme, hartelijke schildering bijna even dierbaar worden. In het geheele boek ligt voor den lezer de weldadige leer, dat sympathie, vrien delijkheid en vertrouwen de beste gidsen door het leven zijn. Den meest bcslissenden invloed op Legouv heeft een man uitgeoefend, dien hy zelf niet ge kend heeft, zijn vader. Hij was nog geen vy'f jaar oud, toen deze stierf, maar sinds de vroegste jeugd vond hij hem op iedere schrede als een onzichtbaren vriend en beschermer. Zijne moeder was reeds vroeger gestorven en Ernest werd door zijne grootouders opgevoed, maar steeds hoorde hij van zijn's vaders succes als dichter, van diens talenten, gewoonten en beschouwingen; spoedig kende hij zy'n's vaders werken uit het hoofd, en spoedig ook den man zelf. De tragedies van den ouden Legouvézijn lang vergeten; zelfs zijn beste werk, La mort de Henri IV, dat indertijd eene soort revolutie in het Fransche treurspel bedoelde te maken, en ondanks de oppositie, door de be scherming van Napoleon werd opgevoerd, is lang verdwenen, en voor altijd. Maar Legouvéwas lid der Académie geweest; zijn opvolger. Alexandre Duval, hield in de plech tige zitting de offlcieele lofrede, en tegenover hem zat, in rouwgewaad, tusschen zijn beide groot ouders, de zesjarige Ernest. Met kloppend hart hoorde hij daar, hetgeen hij nooit zou vergeten, de welsprekende lofrede over zijn 's vaders nage dachtenis uitgestort, den pompeuzen academischen lofgalm, waarin het aan treffende toespelingen op het weesje van den betreurden man niet ontbrak. De indruk bleef op Legouvé's leven werken. De naam van zijn geachten vader, dien hij zich waar dig maakte, opende hem alle deuren en bracht hem voortdurend geluk aan. De knaap was voor zijne geheele omgeving tegelijk eene herinnering en eene hoop. Hij was dichter, hij had talent, hij waagde zich spoedig aan grootere proeven en zond zijne verzen aan Casimir Delavigne. Deze was toenmaals de biechtvadoi voor jonge genieën, de afgod der Fransche jeugd. Hij had Grieken land bezongen, en Frankrijk, en de vrijheid. De jonge Legouvéen zijne vrienden bewonderden. ook Lamartine wel, maar Lamartine was royalist, hij had Bonaparte aangevallen, en hoe zon derling het ons nu ook moge klinken voor de jeugd van dio dagen ging het dwepen met vrij heid en het dwepen met Bonaparte samen. Casimir Delavigne ontving den jongen man met hartelijke welwillendheid. Ik heb uw verzen ge lezen," zeide hij, en er talentin gevonden,maar, voor wij daarover sproken, veroorloof mij eene zeer prozaïsche vraag: Kimt gij leven?" Men ziet, dat Casimir Delavigne een waar vriend was voor de jongelieden. .Men kan even om verzen te ma ken," vervolgde Delavigne, maar men moet geen verzen maken om te leven." Omtrent dit punt geruststeld, analyseerde hij hem zijne minder goedo verzen, en gaf hem daarna zijn afscheid met de woorden: Gij zijt in een crisis. Maak eens een jaar lang geen enkel vers. Laat den vorm maar loopen, dien vindt gij wel terug. Werk aan den inhoud, aan denkbeelden, aan de grondslagen. Leer, bereis vreemde landen in hun meesterstuk ken! Kortom - tracht u zelf te vinden door an deren te bestudeeren!" Legouvévolgde den raad op en bevond orzich wel bij. Zijn gedicht over het door de Académie opgegeven onderwerp, de uitvinding der boekdruk kunst, verkreeg den prijs. Zestien jaron na dio zitting, waar hij don lof zijns vaders in zijn ooren had hooren ruischen, zat hij op dezelfde plaats, weder in de eerste rij en vernam nu spaarzamer maar niet minder welgevallige loftuitingen. Dela vigne zelf woonde de zitting niet bij. Ik ben een slecht aeculémicicn", zeide hij, ik ga er bijna nooit heen en het is verkeerd van mij. want wan neer ik ga, amuseer ik mij altoos. Het is ccn quaestie van gewoonte. Wanneer gij eenmaal lid van de Académie zijt, en gij zijt uw vader verschuldigd dat te worden, wees dan punc tueel. Wij zullen elkaar daar weerzien, want dan ben ik oud en ga er hoen. De Académie heeft een groot voordeel; door haar is men ook wat, als men niets moer is." Niet allo dichters waren zoo oprecht voor hun jonge nastrevcrs, als Delavigne. Lamartine even als later Victor Hugo maakte zich met een over dreven lofspraak en grootsche voorspelling van hen af, ook zonder hun verzen gelezen te hebben. Béranger was oprecht, maar ook dikyyls onmeedpogend in zijn spot. Het is verbazend, gelijk men bij Legouvékan lezen, welk een invloed de een voudige chansonnier wiens naam en roem thans zoo plotseling en pijlsnel aan het dalen is op de uitstekendsten zijner tydgenooten had. Thiers, Benjamin Constant, Lafitte, Manuel, ondernamen niets, zonder er Béranger over te raadplegen. Later had hij tot vrienden niemand minder dan drie zoo gedistingeerde geesten als Chateaubriand, Lamartine en Lamennais. Hij erkende het hooge standpunt van hun genie, maar alle drie waren aan zijn .invloed onderwor pen en kozen hem in zeer kiesche aangelegen heden tot raadgever, bemiddelaar, scheidsrechter, Lamartine vertrouwde hem zijn hcrsenschimmige financieele speculatiën, Chateaubriand zijn geld nood, Lammennais zijn gewetensbezwaren. Legouv verklaart die macht uit drie oorzaken: Bérangers innig goed hart, zijn gezond verstand en zijn tact om het juiste, geestige woord te vinden, waarin hij zijn raad kleedde en deed onthouden. De mensch heeft voor zijn levensgeluk, meent Legouvé, drieërlei dingen noodig: een beroep, menschen om van te houden, en des goüts, lief hebberijen, hartstochten als men wil. Deze dienen om den mensch frisch te houden voor zijn werk, en omgekeerd. Men kan niet steeds werken, niet steeds denken, zelfs het hart heeft zijne pauzen. De goüts vullen de tusschenruimten aan. Zij die nen als verstrooiing, als genoegen, dikwijls als steun. Hoe, ge speelt geen whist?" zeide Talleyrand eens tot Villemain, met zijn gewonen komischen ernst, dan hebt ge een ongelukkigen ouden dag te wachten, en ge hebt hem ver diend ook." Legouvézegt: Ik heb spijt om iedere liefhebberij, die ik mis, en aanbid iedere die ik heb." Zijn voornaamste go&ts waren schermen en muziek. Deze laatste was opzettelijk en krachtig tegengewerkt geworden. want zijn vader had er geen aanleg voor, deze had geen stem en geen gehoor gehad. Toen Ernest nu op school zingen wilde leeren, werd er gezegd: Volkomen nutteloos, zijn vader had geen gehoor!" En hij zelf was er toe gekomen om de muziek als buiten zijn weg liggend te beschouwen, totdat hem later zijn onbedwingbare lust er toe dreef. Malibran betooverde hem en deed hem Rossini bewonderen. Berlioz leidde hem in an dere sferen, en deed hem Gluck, Beethoven en Weber verstaan. De hoofdstukken, door Legonv aan zijn muzikale vrienden gewijd, zijn vol inte ressante anecdoten. De muziek was een zijner gouts, die ook op zijn eigenlijk werk, litteratuur en. poëzie veel invloed had. (Slot volgt). VARIA. Bij eenige photographiën-verkoopers in Amster dam, voor de ruiten, vindt men dezer dagen het volgende in vier talen aangeplakt: Belangrijk bericht voor de Bezoekers van het Museum. Aan de Bezoekers van het Museum wordt in hun eigon belang aangeraden, geene photographiën naar de geëxposeerde schilderijen te koopcn van de bewaarders van het Museum. De door hen verkochte photographiën zijn. veel duurder en oneindig minder fraai dan die, welke in de verschillende magazijnen verkocht worden. Daarbij weet ieder Nederlander, dat ons wetboek gesalarieerde rijksambtenaren verbiedt zaken, te drijven, en is dus de verkoop door de beambten van het Museum in strijd met onze wetgeving. Ieder weldenkende zal moeten toegeven, dat het voor de op zware lasten zittende winkeliers on houdbaar is, wanneer hun concurrentie aangedaan. wordt door Rijksambtenaren in een Rijksmuseum,. dat uit d«n aard der zaak de plaats van aan trekking is voor eiken vreemdeling." Het komt ons voor dat deze manoeuvre onwaar dig is. Er is iets kinderachtigs in dien raad aan de bezoekers van het museum in hun eigen be lang" en het inroepen van medelijden met de op zware lasten zittende winkeliers." Ook in dat afdingen op de in 't museum ver kochte photo's. Is het waar dat door de bedienden in het museum tegen de wet wordt gezondigd, dan deed men beter met zich hierover bij de ge stelde machten, dan bij het in de Kalverstraat flaneerende publiek te beklagen. In den aanstaanden winter zal Vereschagin in do Grosvenor Gallery te Londen met zijne verza meling schilderijen zijn geluk beproeven. Phillippe Gille, oorspronkelijk alleen beeldhouwer en de maker van, merkwaardige medailles, heeft bij Lemerre een bundel poëzie, getiteld: L'Herbier" uitgegeven. In Livorno wordt een nieuw weekblad aan de kunst gewijd, uitgegeven: Cronaca Mimina. Rassegna settimanale di Letteratura e d'Arte". Het Spaansche kunstblad de Boletin del Centra Artistica de Grenada" is zijn tweeden jaargang ingetreden. De Augustus-aflevering van de Revue Ind pendante, het Parijsche tijdschrift waarin de geduchte kunstkronieken van J. K. Huysmans geregeld ver schijnen, hooft ditmaal geen Chronique d'art. In de Chronique bruxelloise dier aflevering bchamleldelt Octave Maus, een der redacteuren van l'Art moderne", op zeer geestige wijze de zaak der geschillen over de inrichting van den Brussolschen Salon". Op de tentoonstelling dor Hollandsche Teeken maatschappij te 's Hage, die verleden week werd geopend, heeft naar wij meenen voor 't eerst sedert de oprichting, Jacob Maris niet ingezonden. In de binnenplaatsen en tuinen van het Vatikaan is men ijverig bezig de ruimte in te rich ten voor de tentoonstelling die in. 1888 ter eero van het jubilee van den paus zal worden gehou den, terwijl in de groote zalen van het paleis zich de kostbare stoffen, de priesterlijke gewaden, de standbeelden, bronzen, medailles, kronen, cruci fixen enz. reeds komen opstapelen. Onder deze prach tige giften onderscheidt men een rijk altaar in

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl