De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 21 augustus pagina 1

21 augustus 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

JSf°. 530 DE AMSTERDAMMER A°. 1887 WEEKBLAD Y00R NEDERLAND. J Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOÖen JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) * *r » VecBcbijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HO L K E M A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 21 Augustus Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr p. p. f 1.15 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel _ 0.40. INHOUD: NEUTRAAL ONDERWIJS TE PARIJS. VAN OVER DE GRENZEN, door E. D. Pijzel. FEUILLETON: Geschiedenis van een baard, (SM), door Arpad Berczik. UIT DE BIS SCHOPSTAD, door H. van 't Sticht. KUNST EN LETTEREN: Losse gedachten over Kunst, door Alb. Thi De Mémoires van Ernest Legouvé. (Slot), Novellen uit de Graafschap,. d»or Dr. Jan ten Brink. Jeanne d'Are en déveer tig académiciens. Setoma en Setomi, I. VARIA,. Het Gutenbergfeest te Mainz. Oud-Amst. Verscheidenheden. - SCHAAKSPEL. ALLERLEI. RECLAMES. BEUBSOVEflZICHT. TE HUUR. ADVERTENTIËN. Neutraal Onderwijs te Parijs. De heer Jules Simon heeft in het Jour nal des Débats het een en ander gezegd over de wijze, waarop de Parijsche gemeen teraad de school neutraal maakt. Na de kloosterorden en de wereldlijke geestelijken uit de school verdreven te heb ben, is men te Parijs een kruistocht begon nen tegen de voorstanders van eene antimaterialistische wer^dbeschouwing, die zeer talrijk en gevaarlijk' zijn en waarvan, zooals Simon ondeugend opmerkt, Voltaire en Victor Hugo in hun tijd deel uitmaakten. Zekere heer Lavy, lid van den gemeenteraad der Seine-stad, heeft een onderzoek ingesteld naar- zinsneden in de schoolboeken, die het -ongeloof van een atheïst zouden kunnen schokken. Zoo is deze ijverige man kette rijen op het spoor gekomen, als de volgende: »De Voorzienigheid heeft een ontelbare me nigte visschen in de zee geschapen". »Eert uwen vader en uwen moeder, en God zal u zegenen", enz. De Parijsche gemeenteraad be geert, zooals men ziet, zuiver godsdienstlooze scholen; niet dat hij zich tegen de Christe lijke deugden verklaart, maar hij wil niets weten van iets, dat aan het geloof in God zou kunnen doen denken. Natuurlijk zijn de gevolgen der hervor ming yan het onderwijs niet uitgebleven. Ook daar is het bijzonder onderwijs ontstaan, en tot bloei gekomen. De heer Rendu heeft in een boekske: »VEnseignement primaire libre 'a Paris', een overzicht gegeven, waaruit o. a. blijkt: dat het geloovig Parijs dadelijk scholen is gaan stichten, toen het ongeloovig Parijs zich van het onderwijs had meester gemaakt. Evenals hier te iande, werden daar kerkeFeuilleton. GESCHIEDENIS VAN EEN BAARDVENETië, 15 April. »Wij hebben den Engelschman verjaagd," zeide Lêon schaterend van het lachen; »onze kusse n hebben hem de vlucht doen nemen." »Hoe dat?... het is donker in de tunnels; hij heeft ze niet kunnen zien. »Hij heeft ze niet gezien, maar wel gehoord!" »Wat ben je ondeugend! Wees dan toch voorzichtiger... waarom ook altijd zoo'n leven te maken!" . TT NICE, 28 April. Verraad! Ik ben schandelijk bedrogen! Léon heeft mij voor den gek gehouden! Dezen morgen zond ik hem vroeg naar den kapper om zich, terwijl ik mij kleedde te la ten scheren. Hij is uitgegaan en is terugge komen .,. nog altijd met zijn baard. Ik vermijn oogen niet. »En je belofte ?" »Welke belofte?" vroeg hij met het onnoozelste gezicht van de wereld. »Heb ie me te Genua dien bewusten avond niet beloofd je baard te laten afscheren?" riep ik verontwaardigd. »Dat is waar, die belofte heb ik je gedaan, maar niet om ze te houden!" antwoordde hij met een huichelachtigen glimlach. Ik stond als versteend. »Wilt gij nw belofte niet nakomen?" riep met klimmende boosheid. »Ik zou wel willen," antwoordde hij zonder de minste verwarring, »maar sedert eenigen tijd lijd ik aan kiespijn; ik geloof dat ik koude heb gevat. Dit gebeurt wel meer, wan neer men altoos gewoon geweest een baard lijke scholen ingericht, waarin men onderwijs kan geven naar* godsdienstige overtuiging. Thans reeds zijn er in de Seine-stad 2146 inrichtingen van dien aard met 73,000 leer lingen. De oude en nieuwe bijzondere scho len zien het getal hunner leerlingen toene men, binnen korten tijd zelfs verdubbelen. Men wijst op 16 millioen francs, in vijf jaar tijds voor de stichting van nieuwe scholen uitgegeven, en op 2 millioen, uit vrijwillige bijdragen, voor hun onderhoud. De geloovige familiën, die huns ondanks voor de openbare school moeten betalen, be kostigen het bijzonder onderwijs. Zorgen zij reeds voor 73.000 leerlingen, zij worden tot grooter inspanning en offervaardigheid nog geroepen, daar duizenden kinderen uit plaats gebrek moeten worden afgewezen. En dit is zoo, ofschoon de gemeente, in het bezit van alle openbare scholen, jaarlijks over vijf en twintig millioen beschikken kan, om in de be hoeften van het onderwijs te voorzien. Men ziet het, bij al het verschil, dat er bestaat tusschen Parijs en Nederland, een verschil, hetwelk' vooral zijn grond vindt in het katholiek geloof, dat ginds, en het protestantsch geloof dat hier heerscht, zijn de gevolgen au fond dezelfde. En dat kan moeilijk anders, aangezien de dwaling waaraan men zich in Frankrijk schuldig maakt: de meening nl. dat de staat de jeugd in een bepaalde geestes-richting moet opvoe den, ook hier tot de begunstiging der open bare zoogenaamd neutrale school heeft geleid. Het behoeft geen betoog, dat de poli tieke gevolgen, die voor Frankrijk uit dezen dwang, van staatswege op een groot aantal burgers geoefend, zullen voortvloeien, van niet minder ernstigen aard zullen zijn, dan die welke wij hier reeds zoo lang kunnen waar nemen. Het is zeer zonderling, dat verstandige menschen, die natuurlijk hun eigen richting en hun eigen partij voor de beste houden, en gaarne iedereen daartoe zouden bekeeren, zoo gemakkelijk eene politiek kunnen voor staan, die alleen dan iuist zou wezen, als men met grond mocht verwachten, dat de tegenpartij die men wil opvoeden in moreelen en intellectueelen zin boven hen stond. De kerkelijken, wij nemen het gaarne aan, zijn weinig ontwikkeld, niet zoo breed van opvatting en onbevangen van blik als de liberalen. Zij vormen de zwakkere helft der Staatsgemeenschap. En toch van die zwak kere helft vordert men een berusting, een zelfverloochening die wij, wierd ze voor te dragen. Ik ben dan ook besloten hem weer te laten groeien om mij van alle verdere kiespijn te bevrijden." Ik was verpletterd en zat onbewegelijk voor mij uit te staren. »Welnu kindje, ga je mee wandelen?" »Neen", zeide ik op beslisten toon. »Dan tot weerziens!" En met luchtigeii tred ging hij heen. Hij had mij dus bedrogen! Willens en wetens bedrogen om mij op on waardige wijze mijn liefkoozingen te ontstelen! O! kon ik eens al de kussen waarmede ik hem heb overstelpt, terugnemen!.. Wat zal hij mij nu'uitlachen! Zeker wrijft hij zich op dit oogenblik in de handen en denkt: »Wat heb ik haar toch beetgenomen, het kleine ding! Wat was zij lief dien avond!.." Toen hij thuiskwam vond hij mijn deur ge sloten. Hij klopte... Ik riep hem toe, dat ik hoofdpijn had en mij onwel gevoelde, dat ik wenschte met rust te worden gelaten. Dien avond is hij zeer laat thuisgekomen; hij had den dag te Monte-Carlo doorgebracht, waar hij zich uitstekend geamuseerd had. Hij was zeer spraakzaam, vertelde mij van het vele schoone dat hij gezien had; maar ik heb geen syllabe geantwoord. NICE, 29 April. Hoe zal dat eindigen? Ik weet het niet! Ik ben zoo diep beleedigd, dat er van een verzoening geen sprake kan zijn. Tot nu toe heb ik aan geen zegepraal mijnerzijns gedacht, maar na hetgeen er tus schen ons is voorgevallen, moet ik volhouden tot eiken prijs, om te zien wie van ons bei ben de sterkste is. Ik ben besloten mij heden nog ziek te hou den. Wij zullen zien of hij ten slotte geen medelijden met mij krijgt. Dit blijkt volstrekt niet het geval te zijn. Den geheelen dag heb ik mij, alleen op mijn kamer, doodelijk verveeld, terwijl hij een oogenblik van ons gevergd, alleen onder protest zouden betoonen. Men meent, heel de wereld door, de tegen partij te kunnen belezen, door het recht van den sterkste op haar toe te passen. En heel de wereld en alle eeuwen door zijn de be wijzen geleverd, dat zoodra op geestelijk gebied, in Staat of Kerk, het brutale recht van den sterkste, zij 't ook in wettelijken vorm en dus in schijn van zedelijk recht werd toegepast, de zwakke sterker is geworden. Men kan op geestelijk gebied alleen winnen door allereerst rechtvaardig te zijn; vrijheid en gelijkheid als levensvoorwaarde voor vriend en vijand te erkennen. List noch geweld kun nen hier baten. Deze eenvoudige waarheid heeft niets minder dan de wereldgeschiedenis tot steun. Dit neemt echter niet weg, dat zeer vele politici en politikasters met haar over hoop liggen, en men u, indien gij u met haar verdraagt, als liberaal niet voor zuiver op de graat houdt. Het spreekt wel van zelf, dat in de staatkunde hoe langer hoe meer de strijd tusschen tweeërlei wereldbeschouwing zich zal afspiegelen. Wij althans maken ons zelf geen illusie. We gelooven geenszins dat die bron der tweedracht spoedig zal opdroegen. We begrij pen ook zeer wel, dat men voorbijziende, hoe de eene partij zoowel als de andere, juist door tegenstand geprikkeld wordt, om maat schappij en staat naar haar ideaal te her vormen, die tegenstelling als een verschrik kelijk euvel beschouwt, waarvan de wereld hi>e eer hoe beter moet verlost worden. It/oeielijk echter is het te vatten, hoe den kende wezens in ernst gelooven door een schoolwet ten gunste van n der partijen een zoo diep liggend en zoo ver gaand ge schil te kunnen doen eindigen. Waarlijk dat middel ware het ook niet oneerlijk, is al te klein. Van over de Grenzen. De Bulgaarsche quaestie is in de afgeloopen week weder eene schrede verder gekomen; of dit eene stap tot den vrede is geweest, zal nog moeten blijken. De ontvangst, die vorst Ferdinand van de zijde zijner nieuwe onderdanen te beurt viel, heeft de verwachtingen verre overtroffen. Is de oppositie in Bulgarije ook al niet verdwe nen, zij is toch eene zoo kleine minderheid geworden, dat zij nergens het hoofd durfde opsteken. De eedsaflegging in de vergadering der Sobranje was voor den nieuwen vorst eene welkome gelegenheid, om de harten zijner onderdanen te winnen door eene toespeling overal heen is geweest en eindelijk is terug gekomen, vergezeld van een oude dame ... het vervelendste mensch van de geheele we reld, Mevrouw V... de vrouw van een raads lid te Budapest en die den winter hier doorbrengt. Lêon had haar aan de table d'höte ont moet en de kennismaking- hernieuwd. Me vrouw V... die zich gruwelijk verveelde, was blijde te hooren dat ik hier was en verklaarde zich bereid om, zoolang ik ongesteld bleef, mij gezelschap te houden. Vandaar dat hij die dame meebracht. «Hoe vriendelijk van u, mijn vrouw_ gezelschap te willen houden, gij doet er mij zooveel genoegen mee," zeide Lêon. (De _valschaard, hij weet wel hoe ver velend zij is en hoe ik haar nooit heb kun nen uitstaan). »Van harte gaarne'', antwoordde Mevrouw V... op zpetsappigen toon, »ik beloof' u, om zoolang die lieve Victoire haar kamer moet houden, alle dagen bij haar te komen." »Victoire zal u niet weinig dankbaar zijn, niet waar, lieveling?" »Ja zeker!" (ik kon natuurlijk niet anders zeggen). »Nu kan ik u met volkomen gerustheid ver laten", _zeide uiijii echtgenoot, »nu ik weet dat gij in zulk aangenaam gezelschap achter blijft." En _de deur uitgaande wierp hij ons nog een blik toe vol spotlust eu ironie. NICE, 30 April. Welk een afschuwelijke dag is dat geweest ? Te Nice te zijn in het schoonste seizoen eu dan den geheelen dag op mijn kamer te moe ten blijven, in gezelschap van een oude vrouw wier gebabbel mij ziek maakt. Zal ik dat nog langer kunnen uithouden ? Mijn zenuwen zijn zoo gespannen, dat ik geen raad met mijzelven weet! Zal ik genoodzaakt zijn, mij over te geven? Ik ben den oorlog begonnen, ik heb verop den aiouden koningstroon der Bulgaarsche czaren, door eene welverdiende dankbetuiging aan de ministers en de regenten, dieinmoeielijke tijden hunne taak zoo kloek en met zoo veel beleid hadden volbracht, en door de her haalde verzekering, dat het het streven zou zijn van den vorst, gelijk het dat van het voorloopig bewind was geweest, de vrijheid en zelfstandigheid van Bulgarije te handhaven. Deze redevoering wekte natuurlijk groote ergernis in Rusland, en deze ergernis vond weerklank in de Fransche pers, die geen be zwaar schijnt te zien in de verloochening van democratische en republikeinsche beginselen, wanneer zij meent, Rusland daarmede te kun nen believen. Maar ook het orgaan van den heer Von Bismarck, de Norddcuischa Attgemcino Zeifung, heeft het noodig geacht, het tot uu toe zorgvuldig bewaarde stilzwijgen over de Bulgaarsche quaestie te verbreken, en den vorst eene geweldige strafpredikatie toe te dienen. Het blad ziet in de redevoe ring »een versterkte breuk" van het traktaat van Berlijn, en bedoelt met deze wonderlijke uitdrukking klaarblijkelijk eene verergering van de inbreuk, dien de Prins op het be doelde traktaat maakte, toen hij, na drie we ken te vergeefs gewacht te hebben, de reis naar Bulgarije zonder de toestemming der Mogend heden aanvaardde. Die verergering bestaat vol gens de Norddeutsche hierin, dat de prins nu zelfs streeft naar de verwezenlijking der droomen van een zelfstandig, onafhankelijk Bulgaarsch rijk, en al de allures aanneemt van een souverein ^en een koning bij de genade Gods en den wil der natie. De vorst antwoordt door zijn organen, dat hij n de bevoegdheid der mogendheden, ii de suzereiniteit van den sultan reeds openlijk heeft erkend, en dat hij dus: ook zonder die erkenning in zijn aanspraak aan de Sobranja te herhalen, slechts kon denken aan een vrijheid en onafhanke lijkheid binnen de grenzen, door de interna tionale traktaten voorgeschreven. Het is ech ter zeer de vraag, of hij gewenscht heeft, dat zijn nieuwe onderdanen bij hunne beoordee ling der proclamatie hetzelfde voorbehoud zouden laten gelden. Rusland slaat natuurlijk een zeer hoogeii toon aan. Aan de eene zijde heeft het te ken nen gegeven, dat het, wanneer de mogend heden lijdelijk blijven toezien, zich ontslagen zal rekenen van alle bindende bepalingen van het tractaat van Berlijn; aan den ande ren kant dreigt het de Porte met represailles wanneer deze niet in Bulgarije »de orde her stelt". De Porte denkt er niet aan, dat met kracht of geweld te doen, maar zij heefteene circulaire gezonden aan de Mogendheden, in welke zij verklaart, geen officiecle betrekkin gen met Ferdinand I te zullen onderhouden en verzoekt te mogen vernemen, hoe de ver schillende Kabinetten over de laatste gebeur tenissen denken, en welke instructiën zij aan hunne vertegenwoordigers hebbeu gegeven. Duitschlaud zal, naar men beweert, zijn zaak klaard thuis te zullen blijven. Ik kan dus mijn kamer niet verlaten, zonder dat men mij de geringste concessie gedaan heeft... O die baard, wat begint hij reeds te groeieu! Het is een wonder dat ik nog niet krank zinnig ben geworden! NICE l Mei. Er is elektriciteit in de lucht... Die toe stand kan niet blijven voortduren; liet on we der moet losbarsten! _Ongelukkigerwijze doet Léon niets om hel uit te lokken en het stuit mij tegen de borst om de vonk te doen ontspringen. NICK 2 Mei. Ik heb aan Léon verklaard dat ik niet lan ger te Nice kan blijven en dat wij naar Pa rijs moeten gaan. »Maar kindje lief, je hebt nog niets van deze stad gezien; er is nog zooveel schoons te bewonderen \" Ik zal hem eens bang maken, dacht ik bij mijzelve, en ik zeide op somberen toon, dat Nice mij niet het minste belang inboezemde. Op honderd mannen kunnen er geen tien zijn, die in staat zouden wezen hun vrouw uit Nice te doen vertrekken, zonder haar de Promenade des Anglais te hebben laten zien. Léou evenwel was er toe in staat. Hij be zorgde de koffers, betaalde de hotelrekening en wij vertrokken. Het denkbeeld dat land mijner droomen aldus te verlaten, zonder iets te hebben ge zien, maakte mij bijna wanhopig. Maar ik was te diep in mijn trots gekrenkt. De kussen te Genua, zoo argeloos gewisseld, brandden mij nog als vuur... alle sporen daarvan moe ten worden uitgewischt. . PAKIJS, 10 Mei. Van mijn tactiek, te Nice in practijk ge bracht, heb ik hier afgezien... ik alleen zou de liidenrle nnrtii woypn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl