De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 21 augustus pagina 2

21 augustus 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.530. gelastigde uit Sofia terugroepen; het kiest in deze quaestie partij voor Rusland, om de solidariteit tusschen deze mogendheid in Frankrijk niet al te sterk te doen uitkomen. Rusland heeft sedert lang geen vertegenwoordiger te Sofia, en de Fransche consul zal denkelijk pok instructiën ontvan gen, om de diplomatieke betrekkingen af' te Breken. Engeland, Oostenrijk en Italiëechter zullen hunne agenten te Sofia laten en hen de gewone functiëii laten vervullen; zij zullen de Tlegeering van vorst Ferdinand wel niet déjure, maar toch de facto erkennen. Als men op die wijze nog wat kan voortsukkelen. zal er zeker veel gewonnen zijn. Maar, al houdt Rusland zijn stelsel van «meesterlijke werkeloosheid" nog geruimen tijd vol, het zal zeker niet. nalaten, de Russische partij in Bul garije zooveel mogelijk aan te moedigen. Als de roebel zijn werk weer begint te doen, en de nieuwe vorst nergens buiten het rijk, dat ' men hem betwist, steun vindt, zullen er wel licht moeielijke tijden voor hem aanbreken. Ongetwijfeld zou het verzet tegen ruw geweld Voor hém gemakkelijker zijn dan het bestrij den van den heimelij Ken ondermij ningsarbeid. * Nu de Nord aan de Fransche radicalen en intransigenten heeft doen weten, dat hunne verheerlijking van Katkoff en hunne aanprijzingen_ van een bondgenootschap tusschen de republiek en het czarenrijk door de Russische regeering als tamelijk compromitteerend wer den beschouwd, maar dat deze laatste slechts met hét kabinet Rouvier-Flourens iets wilde 1 te maken hebben, is den heeren van de uiterste linkerzijde de lust tot het liefhebberen in buitenlandsche politiek vergaan, en heeft de heer Charles Longuet uit hun naam verklaard, "dat eene alliantie met Rusland eigenlijk slechts mogelijk zou _ worden, wanneer dit rijk con. stitutionneele instellingen, eene volksvertegen woordiging en eene vrije pers zou hebben verkregen. Het zal nog wel eenigen tijd du ren, eer het zoo ver is gekomen, en de vrien den van de heeren Clémenceau en Rochefort hebben dus de handen vrij voor een nieuwen aanval op het kabinet-Rouvier. Deinterpellatiën in het Parlement schijnen voor hen nog geen licht genoeg te hebben verspreid over de verhouding van het kabinet tot de rechterzijde en zij trachten den heer Rouvier strikken te spannen, door hem uit te noodigen, over dit netelig punt zich nader te verklaren. Albert Millaud, de geestige medewerker van den Figaro, geeft, als een vrije navolging van Rabelais, een vermakelijke parodie op de verlegenheid van den minister-president, dien hij een gesprek laat voeren met den heer Spuller, den minister van onderwijs, wien de rol van Panurge is toebedeeld. Eene vertaling zou Millaud's boutade slechts bederven; wij laten hierom het oorspronkelijke volgen. M. E.ODV1BR. Venez ca, cher et ami Spuller, et me bayez conscil dont ie ay besoing. Je suys conviées-banquets oüparier ie dois. Que feray-je ? M. SPULT.ER. Si parier dcvez, maistre, paiiez doncques de par Dieu! '?Mais d'aultre part, force geus prudeuts pen sent que parier uuict et que sagesse seroit que ie ne parlasse poinet. Adoneques iie parlez point, de par Dieu! Je vous eonjure, ne dictes pas de par Dieu touiours ainsy. Aultrement OH ne faillira pas a nous appeler ung gouvernement de curés. Soit. Je dirai donc de par Ie diable!.,." Si ie ue parle pas es-banquets, certainement on dira que ie, ay paour et que ie me tais par lasehetéet vergoigne. Adoncques parier il fault. Mais si ie parle, ie suys capable de dire quelque parole mal souuante et coutrarier aiusi des amis msques a présent fidèles. Ce doucques, ne paiiez poiut, de par messir Satanas. Les quolibets pleuvront, et moult seront Wij wandelen samen, wij gaan de stad, de theaters, de merkwaardigheden zien, maar overigens blijven wij op een afstand; onze verhouding is zoo koud en diplomatisch mo gelijk. PARIJS, 12 Mei. Wij hebben onzen avond in de Comédie Francaise doorgebracht en Léon heeft zich uitstekend vermaakt, \vant niets is in staat hem het genoegen van onze huwelijksreis te bederven; hij heeft altoos eetlust, drinkt ver bazend veel champagne; ik alleen ben uit mijn humeur. Ik kan dien toestand niet langer uithou den ; ongeduldig zie ik het oogenblik te gemoet, waarop het tot een uitbarsting zal komen. Een van tweeën. Hij houdt van me, of'hij houdt niet van me! Hierover liep ik te peinzen, toen wij de trap van ons hotel opgingen, terwijl Léon een liedje begon te neuriën. Dat zingen op dit oogenblik was te veel voor mij; het deed het pijnlijk contrast tusschen zijn stemming en de mijne al te sterk uitkomen. Ik voelde, dat mij de tranen over de wangen liepen. Toen ik de kamer binnen trad, was mijn hart na al die droevige dagen tot stikkens toe benauwd. Ik viel op een stoel en barstte in snikken uit. Ik weet niet hoelang ik schreide. Plotseling kwam"een vreemd regelmatig geluid mijn oor treffen. Ik luisterde. Het had veel van snor ken. Jtiet was Léon. Ik was diep verontwaardigd! Terwijl ik zat te snikken, had hij zich ter ruste begeven zonder mij een woord te zeggen, zonder zelfs een vraag tot mij te richten, en hij was in geslapen; hij kon slapen! Ik vloog op, liep naar het bed en schudde hem bij de hand om hem te doen ontwaken. Hij doet verwonderd zijn oogen open, geeuwt, en zegt nog half slaperig: «Wat is er toch, kindje?" »Geef me"^ie sleutels, ik ga mijn koffers mécontents que Ie gouvernement ne laisse pas entrevoyr un petit pertuis de sa pensee, la moindre fréquenelle de ses dcsseins. Adoncqnes parlez, ie vous Ie eonseille. Ie auroi beau entasser fleur de rhétorique sur tirades vuydes, ie dirai forcement quelque chose. Supposons que ie dise du bien de laR publique, ainsi que ie en pense, droicte fera un nez d'une auliie et en seroi marry. Adoneques ne parlez poinet. Lors, Cléraenceau jubilera et fera tomber sur mou chief potées d'injures, gourmades et aultres flantailles peu ragoustantes. Adoncques paiiez, maistre et parlez plus fort qu'icelui Clémeneeau. Sur que mes paroles seront dénaturées d'A iusques a 'L, et que comme Ie disoyt feu Cardinal de Richelieu ou quelqu'un des siens, on vouldra me pendre liault et eourt avec quatre lignes du mien discours. ? Adoneques, ne parlez iamais. Suis dans la plus extresme des perplexités. Toy, ami, que ferois tu a ma place? Je feroi comme vous. Je consulteroi ami et suivroi son advis. Et si l'ami, comme toy, me conseilloit tantost de parier, tautost de me taire? Alors ie ne feroi qu'a ma teste. C'est bien ee que ie eompte faire. Et .raison vous aurez. Ie Ie euyde. Wat de heer Rouvier gezegd heeft op het feestmaal, dat hem gisteren in het Hotel Con tinental te Parijs is aangeboden, doet weinig ter zake. De telegraaf heeft het niet nietnoodig geacht dit te vermelden, en te recht. Want de oppositie van de uiterste linkerzijde heeft zooals het Journal des Débats opmerkte ver klaard, dat zij geen woord zal gelooven van hetgeen hij zegt, en dat zij hem gaarne zal hooren, doch slechts ten einde eene rede te meer te hebben, om hem allerlei beschuldigingen en beleedigingen naar het hoofd te werpen. Breekt hij niet op heftige wijze met de rechterzijde, dan zal men hem een verradernoenien. Legt hij verklaringen af in zuiver republikeinschen geest, dan zal men hem ook een verrader noemen, maar daarenboven nog een leuge naar en een huichelaar. En de Intransigeant beloofde hem, bij wijze van aanmoediging, dat hij bij het verlaten van het feestmaal, zou worden uitgefloten. De heer Rouvier vervult zijne moeielijke taak op eene wijze, die alle waardeering ver dient. Het zou echter te wenschen zijn, dat hij, althans in de parlementaire vacantie, de leer toepaste, dat spreken zilver is, maar zwijgen goud. Tegen een parti-pris valt niet te strijden. E. D. PlJZEL. Uit de Bissehopstad. Mens sana in corpore sano. Misschien, neen hoogstwaarschijnlijk zelfs, ga ik u ditmaal geen nieuws vertellen en hebt go zelf', waarde lezer, reeds meermalen dezelfde opmer king gemaakt. Of ik dan geen liefhebber van sport, van lichamelijke ontwikkeling ben ? Jawel mijne heeren, wel zeker, minstens zooveel als gij allen, ik houd gymnastiek, zwemmen, roeien, kegelen, paard rijden en dergelijke gezonde lichaamsoefeningen voor hoogstnuttig, ja voor noodig zelfs, maar wacht u voor overdrijving en voor het vormen van clubs. De clubgeest is in zeker opzicht met onzen tijdgeest in strijd en toch scheiden we ons te sterker af, naarmate meer liberale beginselen het veld winnen. Maar laat ik naar mijn onderwerp terugkeeron. Ik wil u wijzon op de nadoolen van onzen nieuwcrwetschen sport o a. van hot wielrijden. Ik begin met u te zeggen, dat ik zelf een liefhebber ben en gaarne een rlinken tocht met mijn rijwiel maak. Maar wat zien wij gebeuren met de jongeren van ons geslacht. De Jiceren zijn pakken; morgen ochtend keer ik naarBudapest terug," zeide ik vastberaden. «Maar ik blijf'hier," zegt Léon doodbedaard. «Dan zal ik genoodzaakt zijn alleen te ver trekken." »Alleen? Zooals gij wilt," zegt mijn echt genoot; hij ziet mij aan en legt de sleutels voor mij neer. En hij keert zich om. Ja, het monster keert zich om met het ge laat naar den muur, trekt de deken over zich heen, kortom hij neemt een houding aan, die duidelijk te kennen geeft, dat hij voornemens is weer in te slapen. Het bloed stijgt mij naar het hoofd, ik rukte de deken weg en zeide op heftigcn toon : »Gij zult niet slapen,i k duld niet dat gij slaapt.;' «Maar ik val om van den slaap!" «Des te erger!" riep ik, en mijzelye niet meer meester, wierp ik mij plotseling in Léon's armen: »Waarom houdt gij niet meer van mij? O God! waarom houdt gij niet meer van mij?" »Wie heeft je dat gezegd?" vroeg hij, mij teeder kussende. »Die vraag is onnoodig!... Gij weet het heel goed... Houd je nu niet dom!" zeide ik verwijtend. Léon zweeg een oogenblik toen fluisterde hij mij in het oor: «altijd weer de baard?" »Maar dat weet je immers wel?" »Maar wat bezielt je toch met dien baard?" «Vroeger heeft het mij slechts een woord ge kost en dadelijk liet gij uw baard afscheren! O! toen waart gij nog1 in den verlovingstijd en was het uw aanstaande die u dit verzoek deed! Nu is het slechts een vrouw die er om smeekt, doch om hare beden bekommert men zich niet!" Léon ging overeind zitten,nam mijn hoofd tus schen zijn handen en zag mij flink in de oogen: »Zijt gij het wel die mij dit offer vraagt?" »Wie zou het anders wezen?" »Mina misschien?" zeide Léon met bijzonreeds tien jaar oud en de noodzakelijkheid om een vélocipède te bezitten, doet zich duidelijk gevoelen. Nu vind ik het altijd beter hun een vélocipède te geven dan een hobbelpaard, ten eerste omdat zij er meer aan hebben, ten tweede omdat ik de schommelende beweging van een hobbelpaard voor hoogst nadeelig houd, maar nauw zijn onze jongens, och waren het nog maar jongens, die kleine mannetjes met hooge boorden, lichte dassen, hoeden, colberts en vesten, 13 jaar oud, of zij kunnen lid worden van de eene of andere club, voor jongelieden van 13 18 jaren, en al wat er nog jongensachtig aan hen was, moet ten spoedigste verdwijnen. Voor 's Zondags 's morgens wordt een clubtocht door hot bestuur voorgeschreven, de heeren rijden onder commando van den president om 10 uur uit, zij houden ten 12 uur hun déjeuner op den Amerongschen Berg en verbeelden zich dan min stens genomen volwassen te zijn. Niet alleen dat het voor velen groote financieële bezwaren heeft, maar ook uit een ander oogpunt werkt het na deelig. Was men vroeger tusschen de 17 en 20 jaren te groot voor servet en te klein voor tafellaken, thans vangt dat aanvallige tijdperk reeds met het 13e jaar, ja voor sommigen reeds vroeger aan. Do Heeren scheppen zicb allerlei behoeften en voltooien hun opvoeding op de straat en in koffiehuizen, ja vaak op nog minder goed gerenommeerde plaatsen. 's Middags wordt de terugtocht om half twee aanvaard en onderweg hier en daar aangelegd. Een glas melk, eigenlijk de drank die onzen jongens in de vlegeljaren (13?17) het beste past, zou bij den president (die al 18 jaar is) een medelijdenden glimlach en van den secretaris een malicieuse opmerking te voorschijn roepen, van daar dat onze beminnelijke vlegels zich geroepen achten een bittertje te gebruiken, dat aanvanke lijk als een soort medicijn wordt ingeslikt, naar waaraan do heeren op hun 15e jaar zoo gewend zijn, dat zij er 's middags niet meer buiten kunnen. Ik ken jongens van dien leeftijd, die geregeld 's middags 2 a 3 borrels gebruiken. In mijn tijd .... on ik praat niet als do Heer Pietcr Sim pel van lange jaren geleden, want ik behoef nog geen 10 jaren terug te gaan, om mij den tijd te herinneren, dat ik 15 jaar was, hadden wij f 0.50 a f 0.75 weekgeld en zouden we dus dergelijke dingen niet hebben kunnen uithalen, maar nu, de vrienden van mijn jongste- broertje .... (Par don indien je dit misschien lezen mocht, Charles, ik vergat den eerbied uwen leeftijd verschuldigd, mijnheer is vijftien jaren, zogge 15 jaar oud) trek ken allen f 1.50 a f 2.50 weekgeld, zoodat het noodzakelijk was hem ook zooveel te geven. Hij moet toch met de andereu kunnen meedoen. De Hoeren nemen nu van tijd tot tijd (als zij geen zin hebben om te gaan wieieren) een dogcar bij v. d. Lee en rijden eens naar buiten. Waarom zouden zij ook niet, zij kunnen dat in hun stand tegenwoordig bijbrengen! Hoe geheel anders was dat 10 jaren geleden. We dachten toen op dien leeftijd aan geen dogcar van v. d. Lee, en dat wel omdat hij toen nog geen stalhouder was; maar we hadden ook aan een andere dogcar kunnen denken, en ook die gedachte kwam niet bij ons op, want we kon den het niet betalen. En gevoelden we er ons ongelukkig om? Wel neen, want we spiegelden ons toen voor, hoe heerlijk wij rijden zouden als we student of officier waren. Die gelukkige tijd vol illusiën voorbij gevlogen on.... ik kom weer op mijn apropos. Ook uit een moreel-sanitair oogpunt kleven er groote nadeelen aan het wiclrijden vooral voor eenigszins hysterische naturen. Daarover behoef ik evenwel niet verder uit te weiden, dat kunt ge met uwen dokter, als hot u lust, bespreken. Neen, dan zijn onze ouderwetscho spelen, de gymnastiek, het rooien en hot nieuwere cricket, zwemmen en paardrijden meer naar mijn zin, al ben ik, zooals ik u boven meedeelde zelf ook wielrijdor; maar het groote nadeel zit hem ook niet in de lichaamsoofening zelf, maar in de Club, in het groot verschil in leeftijd tusschen do leden en in de overspanning, die een gevolg is van de deren nadruk, terwijl hij mij uitvorschend aanzag. Ik stond als door den bliksem getroffen! Mijn wangen begonnen te gloeien, mijn hart sneller te kloppen!... Hij wist alles!.. Ik trachtte mij uit zijn armen te bevrijden, maar hij liet mij niet los, en mij teeder omarmend hield hij mij een brief voor: «Daar, lees maar kindje?" Ik las: BUDAPEST, 12 April. «Beste vriend. Gij zult wel verwonderd zijn reeds op den eersten dag van uw huwelijksreis van mij een brief te ontvangen. Ik zou u in uw geluk niet komen storen, ware het niet dat ik u een belangrijke mededecling te doen had. Geluk kig weet ik, aan welk hotel gij zult afstap pen. Welnu, laat ik je in twee woorden zeg gen, datje een groot gevaar boven het hoofd hangt! Ziehier de zaak: Toen wij, na u aan het station te hebben gebracht, huiswaarts keerden, verliet Mina mij, om naar de familie Volgyesv te gaan. Bemerkende dat mijn vrouw den sleutel van mijn bureau had me degenomen, ging ik insgelijks naar Volgyesy... Wat moest ik daar hooren? Mina bevond zich in een aangrenzend vetrek met de. vrouw des huizes; zij schaterde van het lachen en vertelde dat zij zeer benieuwd was of gij met of' zonder baard van de reis zoudt terugkeeren. Als gij in liet bezit waart van een baard zoudt gij (Ie baas zijn, maar anders was het tegenovergestelde bewezen! Toen mevrouw Volgyesy vroeg wat dit zeggen wilde, vertelde Mina dat _zij mij de gewoonte om met mijn voet te wippen had afgeleerd, alleen om me onder de pantoffel te krijgen... - en om diezelfde reden heeft Vic toire je baard den oorlog verklaard. Na het hooren van dit verhaal heb ik mij naar het bureau gespoed om je gauw dezen brief te schrijven, en nu keer ik huiswaarts met het vaste voornemen om meer dan ooit met mijn overdrijving, waaraan de meesten zich schuldig maken, omdat de Engelschen nu eenmaal de lief hebberij hebben de onmogelijkste afstanden af t leggen en wij zoo gaarne een ander volk naapen. Maar al zijn die andere lichaamsoefeningen meer aan te bevelen, ten minste in sommige op zichten, dan moet ik daar voor onze jongens weer het paardrijden van uitzonderen, vooral indien hot, zooals dat meermalen het geval is, onder leiding van een pikeur buiten geschiedt, ten zij men zijn kinderen tot volslagen drinkebroers wil opleiden. Maar wij maken ons aan overdrijving schuldig in alle opzichten. Worden aan de eene zijde de eischen voor ieder vak van wetenschap of' kunst telkens verhoogd, van de andere zijde verlangen .wij dat onze jongens zich zullen bekwamen in allerlei lichaamsoefeningen. Zij moeten meedoen aan allerlei wedstrijden en er wordt heel wat tijd verknoeid, die nuttiger had besteed kunnen worden, om to repeteeren voor uitvoeringen of te werken, te spelen of te roeien voor matches. We moesten bij \\A\a.&mwefmingen blijven. Nu worden het vaak lichaamssloopingen n de intellectueele ontwikkeling lijdt er onder. De spelen moeten uitspanningen blijven. Zooals het nu is, eischen ze meest kolossale inspanning, dat is verkeerd. Gymnastiseert, cricket, rijdt, roeit, schiet, jaagt, doet wat ge wilt, waarde lezers, om uw spieren lenig te houden, om uw hand vastheid te geven en om zeker te kunnen zijn van uw oog, maar verknoei uw tijd en bederf uw gezondheid niet, om eens in den een of anderen wedstrijd een derden of vierden prijs te behalen. H. v. 'T STICHT. Kunst en Letteren. LOSSE GEDACHTEN OVER KUNST. XXXI. In de schilderkunst ontbreken de wonderkinde ren. Er zijn geen Pascals, Mozarts, Picoos van Mirandola, Hugo de Groot's enz, in die kunst. XXXII. Men kan nooit te veel kunnen teékenen met zijn- pen ceel. XXXIII, Een zeer algemeen succes is zelden een waar borg voor meer dan middelmatigheid. XXXIV, Daar zijn talenten die ons kwetsen, omdat ze schijnen te zeggen: Zie zoo, wat blief-jeV" XXXV. De Hollandsche genre-scbilders der XVIIe EeiïiY zijn beminnelijk, omdat ze schijnen te zeggen: Ik heb mijn best godaan, 't kan altijd beter." XXXVI. Men moet esthetisch vertalen, niet slaafsch nabootsen. XXXVII. Middelmatige schilders, die hun tijd hebben afgebeeld, zullen later meer belangstelling wek ken, dan groote talenten, die een tijdperk voor stellen, dat ze niet gezien hebben. XXXVIII. De costumen naar de mode schijnen belache lijk als do modo weer voorbij is. De tijd alleen geeft hun charakter en daarmee aanspraak op onze waardecring. XXXIX. De rijpe leeftijd is moeilijker te schilderen dan de kindsheid of de ouderdom. XL. Een borstbeeld van Donatello is welsprekender dan de Mozes van Michel Angelo. voet te wippen. Dit moet als protest dienen. Laat vooral je baard groeien. Steeds de uwe ARTHUR." Ik wist geen raad met mijn eigen figuur... maar Léon is zoo edelmoedig, dat hij mij de zaak erg gemakkelijk maakte en mij over laadde met kussen. «Laten wij geen van beiden heersenen, maar de macht verdeelen." «O! Léon!" BUDAPEST, 30 Mei. Mina heeft ons vandaag voor de eerste maal te zamen met haar echtgenoot een be zoek gebracht. Binnenkomende valt zij mij om den hals on blijft toen verwonderd voor Léon staan; zij ziet hem geruimen tijd aan, alsof' zij moeite heeft heni te herkennen. »Dat, is toch je man niet?" »Ja zeker!" »Ik herkende hem niet met dien baard..." zegt zij vervolgens op slependen too_n en op elk woord nadruk leggend, gaat zij voort: «Hij schijnt dus weer een baard te dragen?" «Inderdaad," antwoordt Léon. »Op reis heb ik erg geleden aan kiespijn toen heeft Victoire mij aangeraden mijn baard weer te laten groeien, dat zou mij misschien beletten kou te vatten En werkelijk heb ik sedert dien tijd geen kiespijn meer gehad!" Ik wierp Léon een dankbaren blik toe.... Wat is mijn man toch goed en lief! Wij gaan zitten?Arthur begint met zijn voet te wippen.... Mina ziet hem veelbeteekenend aan Arthur bemerkt het nieten gaat met zijn gytnnastische oefening voort.... Mina bijt zich op de lippen en wordt bleek.... Arthur ziet niets en het schommelen gaat zijn gang.... «Arthur! Je maakt me geweldig zenuwachtig met dat wippen!" barst Mina eindelijk los_! -Dat spijt mij," zegt Arthur. Hij houdt zijn voet een oogenblik stil en begint dan weer van voren af' aan. ARPAD BERCZIK.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl