Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.530.
gelastigde uit Sofia terugroepen; het kiest in
deze quaestie partij voor Rusland, om de
solidariteit tusschen deze mogendheid in
Frankrijk niet al te sterk te doen
uitkomen. Rusland heeft sedert lang geen
vertegenwoordiger te Sofia, en de Fransche
consul zal denkelijk pok instructiën ontvan
gen, om de diplomatieke betrekkingen af' te
Breken. Engeland, Oostenrijk en Italiëechter
zullen hunne agenten te Sofia laten en hen
de gewone functiëii laten vervullen; zij zullen
de Tlegeering van vorst Ferdinand wel niet
déjure, maar toch de facto erkennen. Als
men op die wijze nog wat kan voortsukkelen.
zal er zeker veel gewonnen zijn. Maar, al
houdt Rusland zijn stelsel van «meesterlijke
werkeloosheid" nog geruimen tijd vol, het zal
zeker niet. nalaten, de Russische partij in Bul
garije zooveel mogelijk aan te moedigen. Als
de roebel zijn werk weer begint te doen, en
de nieuwe vorst nergens buiten het rijk, dat
' men hem betwist, steun vindt, zullen er wel
licht moeielijke tijden voor hem aanbreken.
Ongetwijfeld zou het verzet tegen ruw geweld
Voor hém gemakkelijker zijn dan het bestrij
den van den heimelij Ken ondermij ningsarbeid.
*
Nu de Nord aan de Fransche radicalen en
intransigenten heeft doen weten, dat hunne
verheerlijking van Katkoff en hunne
aanprijzingen_ van een bondgenootschap tusschen de
republiek en het czarenrijk door de Russische
regeering als tamelijk compromitteerend wer
den beschouwd, maar dat deze laatste slechts
met hét kabinet Rouvier-Flourens iets wilde
1 te maken hebben, is den heeren van de uiterste
linkerzijde de lust tot het liefhebberen in
buitenlandsche politiek vergaan, en heeft de
heer Charles Longuet uit hun naam verklaard,
"dat eene alliantie met Rusland eigenlijk slechts
mogelijk zou _ worden, wanneer dit rijk
con. stitutionneele instellingen, eene volksvertegen
woordiging en eene vrije pers zou hebben
verkregen. Het zal nog wel eenigen tijd du
ren, eer het zoo ver is gekomen, en de vrien
den van de heeren Clémenceau en Rochefort
hebben dus de handen vrij voor een nieuwen
aanval op het kabinet-Rouvier.
Deinterpellatiën in het Parlement schijnen voor hen nog
geen licht genoeg te hebben verspreid over de
verhouding van het kabinet tot de rechterzijde
en zij trachten den heer Rouvier strikken te
spannen, door hem uit te noodigen, over dit
netelig punt zich nader te verklaren.
Albert Millaud, de geestige medewerker van den
Figaro, geeft, als een vrije navolging van
Rabelais, een vermakelijke parodie op de
verlegenheid van den minister-president, dien
hij een gesprek laat voeren met den heer
Spuller, den minister van onderwijs, wien de
rol van Panurge is toebedeeld. Eene vertaling
zou Millaud's boutade slechts bederven; wij
laten hierom het oorspronkelijke volgen.
M. E.ODV1BR. Venez ca, cher et ami Spuller,
et me bayez conscil dont ie ay besoing. Je
suys conviées-banquets oüparier ie dois. Que
feray-je ?
M. SPULT.ER. Si parier dcvez, maistre, paiiez
doncques de par Dieu!
'?Mais d'aultre part, force geus prudeuts pen
sent que parier uuict et que sagesse seroit que
ie ne parlasse poinet.
Adoneques iie parlez point, de par Dieu!
Je vous eonjure, ne dictes pas de par Dieu
touiours ainsy. Aultrement OH ne faillira pas a
nous appeler ung gouvernement de curés.
Soit. Je dirai donc de par Ie diable!.,."
Si ie ue parle pas es-banquets, certainement
on dira que ie, ay paour et que ie me tais par
lasehetéet vergoigne.
Adoncques parier il fault.
Mais si ie parle, ie suys capable de dire quelque
parole mal souuante et coutrarier aiusi des amis
msques a présent fidèles.
Ce doucques, ne paiiez poiut, de par messir
Satanas.
Les quolibets pleuvront, et moult seront
Wij wandelen samen, wij gaan de stad, de
theaters, de merkwaardigheden zien, maar
overigens blijven wij op een afstand; onze
verhouding is zoo koud en diplomatisch mo
gelijk.
PARIJS, 12 Mei.
Wij hebben onzen avond in de Comédie
Francaise doorgebracht en Léon heeft zich
uitstekend vermaakt, \vant niets is in staat
hem het genoegen van onze huwelijksreis te
bederven; hij heeft altoos eetlust, drinkt ver
bazend veel champagne; ik alleen ben uit
mijn humeur.
Ik kan dien toestand niet langer uithou
den ; ongeduldig zie ik het oogenblik te
gemoet, waarop het tot een uitbarsting zal komen.
Een van tweeën.
Hij houdt van me, of'hij houdt niet van me!
Hierover liep ik te peinzen, toen wij de trap
van ons hotel opgingen, terwijl Léon een liedje
begon te neuriën. Dat zingen op dit oogenblik
was te veel voor mij; het deed het pijnlijk contrast
tusschen zijn stemming en de mijne al te sterk
uitkomen. Ik voelde, dat mij de tranen over
de wangen liepen. Toen ik de kamer binnen
trad, was mijn hart na al die droevige dagen
tot stikkens toe benauwd. Ik viel op een stoel
en barstte in snikken uit.
Ik weet niet hoelang ik schreide. Plotseling
kwam"een vreemd regelmatig geluid mijn oor
treffen. Ik luisterde. Het had veel van snor
ken.
Jtiet was Léon.
Ik was diep verontwaardigd! Terwijl ik zat
te snikken, had hij zich ter ruste begeven
zonder mij een woord te zeggen, zonder zelfs
een vraag tot mij te richten, en hij was in
geslapen; hij kon slapen!
Ik vloog op, liep naar het bed en schudde
hem bij de hand om hem te doen ontwaken.
Hij doet verwonderd zijn oogen open, geeuwt,
en zegt nog half slaperig: «Wat is er toch,
kindje?"
»Geef me"^ie sleutels, ik ga mijn koffers
mécontents que Ie gouvernement ne laisse pas
entrevoyr un petit pertuis de sa pensee, la
moindre fréquenelle de ses dcsseins.
Adoncqnes parlez, ie vous Ie eonseille.
Ie auroi beau entasser fleur de rhétorique
sur tirades vuydes, ie dirai forcement quelque
chose. Supposons que ie dise du bien de laR
publique, ainsi que ie en pense, droicte fera un nez
d'une auliie et en seroi marry.
Adoneques ne parlez poinet.
Lors, Cléraenceau jubilera et fera tomber
sur mou chief potées d'injures, gourmades et
aultres flantailles peu ragoustantes.
Adoncques paiiez, maistre et parlez plus fort
qu'icelui Clémeneeau.
Sur que mes paroles seront dénaturées d'A
iusques a 'L, et que comme Ie disoyt feu Cardinal
de Richelieu ou quelqu'un des siens, on vouldra
me pendre liault et eourt avec quatre lignes du
mien discours.
? Adoneques, ne parlez iamais.
Suis dans la plus extresme des perplexités.
Toy, ami, que ferois tu a ma place?
Je feroi comme vous. Je consulteroi ami et
suivroi son advis.
Et si l'ami, comme toy, me conseilloit tantost
de parier, tautost de me taire?
Alors ie ne feroi qu'a ma teste.
C'est bien ee que ie eompte faire.
Et .raison vous aurez.
Ie Ie euyde.
Wat de heer Rouvier gezegd heeft op het
feestmaal, dat hem gisteren in het Hotel Con
tinental te Parijs is aangeboden, doet weinig
ter zake. De telegraaf heeft het niet
nietnoodig geacht dit te vermelden, en te recht. Want
de oppositie van de uiterste linkerzijde heeft
zooals het Journal des Débats opmerkte ver
klaard, dat zij geen woord zal gelooven van
hetgeen hij zegt, en dat zij hem gaarne zal
hooren, doch slechts ten einde eene rede te meer
te hebben, om hem allerlei beschuldigingen en
beleedigingen naar het hoofd te werpen. Breekt
hij niet op heftige wijze met de rechterzijde,
dan zal men hem een verradernoenien. Legt
hij verklaringen af in zuiver republikeinschen
geest, dan zal men hem ook een verrader
noemen, maar daarenboven nog een leuge
naar en een huichelaar. En de Intransigeant
beloofde hem, bij wijze van aanmoediging,
dat hij bij het verlaten van het feestmaal,
zou worden uitgefloten.
De heer Rouvier vervult zijne moeielijke
taak op eene wijze, die alle waardeering ver
dient. Het zou echter te wenschen zijn, dat
hij, althans in de parlementaire vacantie, de
leer toepaste, dat spreken zilver is, maar
zwijgen goud. Tegen een parti-pris valt niet
te strijden.
E. D. PlJZEL.
Uit de Bissehopstad.
Mens sana in corpore sano.
Misschien, neen hoogstwaarschijnlijk zelfs, ga ik
u ditmaal geen nieuws vertellen en hebt go zelf',
waarde lezer, reeds meermalen dezelfde opmer
king gemaakt.
Of ik dan geen liefhebber van sport, van
lichamelijke ontwikkeling ben ? Jawel mijne heeren,
wel zeker, minstens zooveel als gij allen, ik houd
gymnastiek, zwemmen, roeien, kegelen, paard
rijden en dergelijke gezonde lichaamsoefeningen
voor hoogstnuttig, ja voor noodig zelfs, maar wacht
u voor overdrijving en voor het vormen van clubs.
De clubgeest is in zeker opzicht met onzen
tijdgeest in strijd en toch scheiden we ons te
sterker af, naarmate meer liberale beginselen het
veld winnen. Maar laat ik naar mijn onderwerp
terugkeeron. Ik wil u wijzon op de nadoolen van
onzen nieuwcrwetschen sport o a. van hot
wielrijden. Ik begin met u te zeggen, dat ik zelf een
liefhebber ben en gaarne een rlinken tocht met
mijn rijwiel maak. Maar wat zien wij gebeuren
met de jongeren van ons geslacht. De Jiceren zijn
pakken; morgen ochtend keer ik
naarBudapest terug," zeide ik vastberaden.
«Maar ik blijf'hier," zegt Léon doodbedaard.
«Dan zal ik genoodzaakt zijn alleen te ver
trekken."
»Alleen? Zooals gij wilt," zegt mijn echt
genoot; hij ziet mij aan en legt de sleutels
voor mij neer.
En hij keert zich om.
Ja, het monster keert zich om met het ge
laat naar den muur, trekt de deken over zich
heen, kortom hij neemt een houding aan, die
duidelijk te kennen geeft, dat hij voornemens
is weer in te slapen. Het bloed stijgt mij naar
het hoofd, ik rukte de deken weg en zeide
op heftigcn toon :
»Gij zult niet slapen,i k duld niet dat gij slaapt.;'
«Maar ik val om van den slaap!"
«Des te erger!" riep ik, en mijzelye niet
meer meester, wierp ik mij plotseling in
Léon's armen: »Waarom houdt gij niet meer
van mij? O God! waarom houdt gij niet
meer van mij?"
»Wie heeft je dat gezegd?" vroeg hij, mij
teeder kussende.
»Die vraag is onnoodig!... Gij weet het
heel goed... Houd je nu niet dom!" zeide ik
verwijtend.
Léon zweeg een oogenblik toen fluisterde
hij mij in het oor: «altijd weer de baard?"
»Maar dat weet je immers wel?"
»Maar wat bezielt je toch met dien baard?"
«Vroeger heeft het mij slechts een woord ge
kost en dadelijk liet gij uw baard afscheren!
O! toen waart gij nog1 in den verlovingstijd
en was het uw aanstaande die u dit verzoek
deed! Nu is het slechts een vrouw die er om
smeekt, doch om hare beden bekommert men
zich niet!"
Léon ging overeind zitten,nam mijn hoofd tus
schen zijn handen en zag mij flink in de oogen:
»Zijt gij het wel die mij dit offer vraagt?"
»Wie zou het anders wezen?"
»Mina misschien?" zeide Léon met
bijzonreeds tien jaar oud en de noodzakelijkheid om
een vélocipède te bezitten, doet zich duidelijk
gevoelen. Nu vind ik het altijd beter hun een
vélocipède te geven dan een hobbelpaard, ten
eerste omdat zij er meer aan hebben, ten tweede
omdat ik de schommelende beweging van een
hobbelpaard voor hoogst nadeelig houd, maar
nauw zijn onze jongens, och waren het nog maar
jongens, die kleine mannetjes met hooge boorden,
lichte dassen, hoeden, colberts en vesten, 13 jaar
oud, of zij kunnen lid worden van de eene of
andere club, voor jongelieden van 13 18 jaren,
en al wat er nog jongensachtig aan hen was, moet
ten spoedigste verdwijnen.
Voor 's Zondags 's morgens wordt een clubtocht
door hot bestuur voorgeschreven, de heeren rijden
onder commando van den president om 10 uur
uit, zij houden ten 12 uur hun déjeuner op den
Amerongschen Berg en verbeelden zich dan min
stens genomen volwassen te zijn. Niet alleen dat
het voor velen groote financieële bezwaren heeft,
maar ook uit een ander oogpunt werkt het na
deelig. Was men vroeger tusschen de 17 en 20
jaren te groot voor servet en te klein voor
tafellaken, thans vangt dat aanvallige tijdperk reeds
met het 13e jaar, ja voor sommigen reeds vroeger
aan. Do Heeren scheppen zicb allerlei behoeften
en voltooien hun opvoeding op de straat en in
koffiehuizen, ja vaak op nog minder goed
gerenommeerde plaatsen.
's Middags wordt de terugtocht om half twee
aanvaard en onderweg hier en daar aangelegd.
Een glas melk, eigenlijk de drank die onzen
jongens in de vlegeljaren (13?17) het beste
past, zou bij den president (die al 18 jaar is) een
medelijdenden glimlach en van den secretaris een
malicieuse opmerking te voorschijn roepen, van
daar dat onze beminnelijke vlegels zich geroepen
achten een bittertje te gebruiken, dat aanvanke
lijk als een soort medicijn wordt ingeslikt, naar
waaraan do heeren op hun 15e jaar zoo gewend zijn,
dat zij er 's middags niet meer buiten kunnen.
Ik ken jongens van dien leeftijd, die geregeld
's middags 2 a 3 borrels gebruiken. In mijn
tijd .... on ik praat niet als do Heer Pietcr Sim
pel van lange jaren geleden, want ik behoef nog
geen 10 jaren terug te gaan, om mij den tijd te
herinneren, dat ik 15 jaar was, hadden wij f 0.50
a f 0.75 weekgeld en zouden we dus dergelijke
dingen niet hebben kunnen uithalen, maar nu,
de vrienden van mijn jongste- broertje .... (Par
don indien je dit misschien lezen mocht, Charles,
ik vergat den eerbied uwen leeftijd verschuldigd,
mijnheer is vijftien jaren, zogge 15 jaar oud) trek
ken allen f 1.50 a f 2.50 weekgeld, zoodat het
noodzakelijk was hem ook zooveel te geven. Hij
moet toch met de andereu kunnen meedoen. De
Hoeren nemen nu van tijd tot tijd (als zij geen
zin hebben om te gaan wieieren) een dogcar bij
v. d. Lee en rijden eens naar buiten. Waarom
zouden zij ook niet, zij kunnen dat in hun stand
tegenwoordig bijbrengen!
Hoe geheel anders was dat 10 jaren geleden.
We dachten toen op dien leeftijd aan geen
dogcar van v. d. Lee, en dat wel omdat hij toen
nog geen stalhouder was; maar we hadden ook
aan een andere dogcar kunnen denken, en ook
die gedachte kwam niet bij ons op, want we kon
den het niet betalen. En gevoelden we er ons
ongelukkig om?
Wel neen, want we spiegelden ons toen voor,
hoe heerlijk wij rijden zouden als we student of
officier waren. Die gelukkige tijd vol illusiën
voorbij gevlogen on.... ik kom weer op mijn
apropos.
Ook uit een moreel-sanitair oogpunt kleven er
groote nadeelen aan het wiclrijden vooral voor
eenigszins hysterische naturen. Daarover behoef
ik evenwel niet verder uit te weiden, dat kunt
ge met uwen dokter, als hot u lust, bespreken.
Neen, dan zijn onze ouderwetscho spelen, de
gymnastiek, het rooien en hot nieuwere cricket,
zwemmen en paardrijden meer naar mijn zin, al
ben ik, zooals ik u boven meedeelde zelf ook
wielrijdor; maar het groote nadeel zit hem ook niet
in de lichaamsoofening zelf, maar in de Club, in
het groot verschil in leeftijd tusschen do leden
en in de overspanning, die een gevolg is van de
deren nadruk, terwijl hij mij uitvorschend
aanzag.
Ik stond als door den bliksem getroffen!
Mijn wangen begonnen te gloeien, mijn hart
sneller te kloppen!... Hij wist alles!.. Ik
trachtte mij uit zijn armen te bevrijden, maar
hij liet mij niet los, en mij teeder omarmend
hield hij mij een brief voor:
«Daar, lees maar kindje?"
Ik las:
BUDAPEST, 12 April.
«Beste vriend.
Gij zult wel verwonderd zijn reeds op den
eersten dag van uw huwelijksreis van mij een
brief te ontvangen. Ik zou u in uw geluk
niet komen storen, ware het niet dat ik u een
belangrijke mededecling te doen had. Geluk
kig weet ik, aan welk hotel gij zult afstap
pen. Welnu, laat ik je in twee woorden zeg
gen, datje een groot gevaar boven het hoofd
hangt! Ziehier de zaak: Toen wij, na u aan
het station te hebben gebracht, huiswaarts
keerden, verliet Mina mij, om naar de familie
Volgyesv te gaan. Bemerkende dat mijn
vrouw den sleutel van mijn bureau had me
degenomen, ging ik insgelijks naar Volgyesy...
Wat moest ik daar hooren? Mina bevond
zich in een aangrenzend vetrek met de. vrouw
des huizes; zij schaterde van het lachen en
vertelde dat zij zeer benieuwd was of gij met
of' zonder baard van de reis zoudt
terugkeeren. Als gij in liet bezit waart van een baard
zoudt gij (Ie baas zijn, maar anders was het
tegenovergestelde bewezen!
Toen mevrouw Volgyesy vroeg wat dit
zeggen wilde, vertelde Mina dat _zij mij de
gewoonte om met mijn voet te wippen had
afgeleerd, alleen om me onder de pantoffel te
krijgen... - en om diezelfde reden heeft Vic
toire je baard den oorlog verklaard. Na het
hooren van dit verhaal heb ik mij naar het
bureau gespoed om je gauw dezen brief te
schrijven, en nu keer ik huiswaarts met het
vaste voornemen om meer dan ooit met mijn
overdrijving, waaraan de meesten zich schuldig
maken, omdat de Engelschen nu eenmaal de lief
hebberij hebben de onmogelijkste afstanden af t
leggen en wij zoo gaarne een ander volk
naapen.
Maar al zijn die andere lichaamsoefeningen
meer aan te bevelen, ten minste in sommige op
zichten, dan moet ik daar voor onze jongens weer
het paardrijden van uitzonderen, vooral indien
hot, zooals dat meermalen het geval is, onder
leiding van een pikeur buiten geschiedt, ten zij
men zijn kinderen tot volslagen drinkebroers
wil opleiden.
Maar wij maken ons aan overdrijving schuldig
in alle opzichten. Worden aan de eene zijde de
eischen voor ieder vak van wetenschap of' kunst
telkens verhoogd, van de andere zijde verlangen
.wij dat onze jongens zich zullen bekwamen in
allerlei lichaamsoefeningen. Zij moeten meedoen
aan allerlei wedstrijden en er wordt heel wat
tijd verknoeid, die nuttiger had besteed kunnen
worden, om to repeteeren voor uitvoeringen of te
werken, te spelen of te roeien voor matches. We
moesten bij \\A\a.&mwefmingen blijven. Nu worden
het vaak lichaamssloopingen n de intellectueele
ontwikkeling lijdt er onder. De spelen moeten
uitspanningen blijven. Zooals het nu is, eischen ze
meest kolossale inspanning, dat is verkeerd.
Gymnastiseert, cricket, rijdt, roeit, schiet, jaagt,
doet wat ge wilt, waarde lezers, om uw spieren
lenig te houden, om uw hand vastheid te geven
en om zeker te kunnen zijn van uw oog, maar
verknoei uw tijd en bederf uw gezondheid niet,
om eens in den een of anderen wedstrijd een derden
of vierden prijs te behalen.
H. v. 'T STICHT.
Kunst en Letteren.
LOSSE GEDACHTEN OVER KUNST.
XXXI.
In de schilderkunst ontbreken de wonderkinde
ren. Er zijn geen Pascals, Mozarts, Picoos van
Mirandola, Hugo de Groot's enz, in die kunst.
XXXII.
Men kan nooit te veel kunnen teékenen met
zijn- pen ceel.
XXXIII,
Een zeer algemeen succes is zelden een waar
borg voor meer dan middelmatigheid.
XXXIV,
Daar zijn talenten die ons kwetsen, omdat ze
schijnen te zeggen: Zie zoo, wat blief-jeV"
XXXV.
De Hollandsche genre-scbilders der XVIIe EeiïiY
zijn beminnelijk, omdat ze schijnen te zeggen:
Ik heb mijn best godaan, 't kan altijd beter."
XXXVI.
Men moet esthetisch vertalen, niet slaafsch
nabootsen.
XXXVII.
Middelmatige schilders, die hun tijd hebben
afgebeeld, zullen later meer belangstelling wek
ken, dan groote talenten, die een tijdperk voor
stellen, dat ze niet gezien hebben.
XXXVIII.
De costumen naar de mode schijnen belache
lijk als do modo weer voorbij is. De tijd alleen
geeft hun charakter en daarmee aanspraak op
onze waardecring.
XXXIX.
De rijpe leeftijd is moeilijker te schilderen dan
de kindsheid of de ouderdom.
XL.
Een borstbeeld van Donatello is welsprekender
dan de Mozes van Michel Angelo.
voet te wippen. Dit moet als protest dienen.
Laat vooral je baard groeien.
Steeds de uwe
ARTHUR."
Ik wist geen raad met mijn eigen figuur...
maar Léon is zoo edelmoedig, dat hij mij de
zaak erg gemakkelijk maakte en mij over
laadde met kussen.
«Laten wij geen van beiden heersenen, maar
de macht verdeelen."
«O! Léon!"
BUDAPEST, 30 Mei.
Mina heeft ons vandaag voor de eerste
maal te zamen met haar echtgenoot een be
zoek gebracht.
Binnenkomende valt zij mij om den hals
on blijft toen verwonderd voor Léon staan;
zij ziet hem geruimen tijd aan, alsof' zij
moeite heeft heni te herkennen.
»Dat, is toch je man niet?"
»Ja zeker!"
»Ik herkende hem niet met dien baard..."
zegt zij vervolgens op slependen too_n en op
elk woord nadruk leggend, gaat zij voort:
«Hij schijnt dus weer een baard te dragen?"
«Inderdaad," antwoordt Léon. »Op reis heb
ik erg geleden aan kiespijn toen heeft
Victoire mij aangeraden mijn baard weer te
laten groeien, dat zou mij misschien beletten
kou te vatten En werkelijk heb ik sedert
dien tijd geen kiespijn meer gehad!"
Ik wierp Léon een dankbaren blik toe....
Wat is mijn man toch goed en lief!
Wij gaan zitten?Arthur begint met zijn
voet te wippen.... Mina ziet hem
veelbeteekenend aan Arthur bemerkt het nieten gaat
met zijn gytnnastische oefening voort.... Mina
bijt zich op de lippen en wordt bleek.... Arthur
ziet niets en het schommelen gaat zijn gang....
«Arthur! Je maakt me geweldig zenuwachtig
met dat wippen!" barst Mina eindelijk los_!
-Dat spijt mij," zegt Arthur. Hij houdt zijn
voet een oogenblik stil en begint dan weer
van voren af' aan. ARPAD BERCZIK.