De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 21 augustus pagina 3

21 augustus 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. -'?4XLI. Alfred Stevens" zegt, dat hjj liever vier blazen en een palet geschilderd zou hebben, zooals Chardin het deed, dan Alexanders Intocht te Babyion van Lebrun, Louis XTV's hofschilder. XLII. Hoe hooger men in de kunst stijgt, hoe minder men begrepen wordt XLIÏ. Onze tijd heeft een strekking om tot de oudste meesters terug te gaan, en zich van de geleerden te verwyderen. XLW. Gods meesterstuk is het mensenbeeld. De blik van een vrouw heeft grooter bekoorlijkheid dan de schoonste horizont van een zee of landschap, en meer aantrekkelijkheid dan" een zonnestraal. XLV. In onze dagen brengt een gewonnen veldslag meer roem aan, dan het schilderen eener Gioconda (van Leonardo da Vinci) doen zou. XLVI. De kunstenaar moet, hoe vervuld ook van zijne overtuigingen, vóór zijn ezel gezeten, in zijn hart gaan. De Middeleeuwers begonnen met een kruis te maken. XLVH. Men schildert bij voorkeur blondines, omdat het haar zich beter dan bij de brunettes met de gelaatskleur verstaat. XLVIII. Een schilder^ heeft even-zeer als een mooye vrouw toilette noodig. XLIX. Slechts op zekeren leeftijd begrijpt men de kunst, die men beoefent. L. Hoe schooner en ongemeener een zaak is, hoe moeiel\jker te schilderen. LI. Men moet zich met het oprichten van stand beelden niet haasten. Alleen de tijd is een onwraakbaar klassiftkateur. LII. Dierenstukken brengen meer geld op; als zij koeyen of schapen, dan wanneer zij paarden voorstellen. Lin. Men kan eigenlijk niet goed over een schilderij oordeelen dan tien jaar na de uitvoering. LIV. Lucht in een binnenhuis is moeilijker uit te drukken dan buitenlucht. LV. Hoe meer men weet, hoe eenvoudiger men optreedt. LVI. Men moet een knevel haar voor haar knnnen schilderen, eer men zich veroorlooft hem met een borstelstreek af te beelden. LVII. Men kan over de gevoeligheid van een schilder oordeelen uit een enkele bloem die hij geschilderd heof't. , LVIÏ. In de handen is een uitdrukking, die bij het gelaat behoort. LIX. De huishoudelijke inrichting onzer kleine ver trekken eischt eene lichtkleurige beschildering. LX. Wat gaauw gemaakt is, is gaauw gezien, tenzij de handigheid het gevolg is van lange en ernstige studiën. Alb. Th. In mijn artikel over den Dom van Milaan staat reg. 6 een weinig", lees een eenigszins"; reg. 90,3e kol. (blz. 3) staat bovenste", lees breedste". Alb. Th. DE MÉMOIRES VAN ERNEST LEGOUVÉ. (Slot.) Legouvéis vooral bekend als tooneeldichter; zijn eerste blijspel, Le soleil couchant, viel, ofschoon het op een aardig gegeven berustte. Een toever trouwd geheim wordt telkens weder, telkens uit een andere beweegreden, verraden; de eene maal door jeugdige onbescheidenheid en verliefdheid, een tweede maal uit eigenbelang, eindelijk alleen uit slecht humeur of praatzucht. Alzoo eene soort van physiologie der indiscretie. Legouvéhad het stak in collaboratie met zijn vriend Goubaux ge maakt, en apropos daarvan levert hij een pleidooi voor de collaboratie. Zonder twijfel is deze ook voor de Franschen voordeelig, die, meesters in de conversatie, midden daarin ook het productiefste zijn. Men verbeelde zich twee goede vrienden, opgewekte geestige koppen, die over een gegeven onderwerp van een blijspel debatteeren. Het eene vroolijke woord lokt het andere uit.' De eene kornt op een nieuwe figuur, de ander op een nieuwe situa tie, die nog aan het oorspronkelijk plan ontbrak; de vonken spatten, als bij een spiegelgevecht op het tooneel zelf. Eindelijk hebben zij na een paar gezellig verbabbelde uren iets veel geestigere bij eengebracht, dan ieder van hen, eenzaam en zwij gend, hjedacht zou hebben. Een sterk bewijs wordt door Legouvéaan zijn pleidooi toegevoegd, Een ?groot deel, misschien het beste deel der moderne Yansche dramatiek zou zonder de collaboratie niet ontstaan zijn. Bijna al de stukkeu van Scribe, bijna alle van Bayard, Mélesville, Dumauoir, d'Ennery; het geheele theatre van Labiche, dat van den cliarpenteur Gondinet, alles van Duvert en Lausanne, en zelfs dat van Meilhac en Halévy zou verdwijnen. Het is waar dat Alexandre Dumas fUs en Failleren zonder medewerkers gearbeid hebben, maar drie meesterstukken der Fransche comédie: Mlle de la Seiglière, Le gendre de mr. foifier,Madcmoiselle de Belle-lsle, zijn door samen werking ontstaan, evenals de beroemde sensatie drama's La tour de Nesle en Richard Darlinc/toii. Een dramatisch procédé, waaraan men zulke wer ken te danken heeft, en waarmede het Fransch tooneel Europa heeft veroverd, is zeker niet te verachten, daarbij komt, dat vele schitterende, maar onvolkomen talenten, die in eenzaamheid wellicht onvruchtbaar gebleven zouden zijn, nu eene car rière gemaakt hebben, en de nieuwe rekenkundige waarheid bewezen: een en een maakt drie. Behalve met Goubaux heeft Legouvésamenge werkt met Labiche en Scribe. Van zijn collaboratie met eerstgenoemde, die behalve dramatisch uitvinder ook uitstekend onderwijsman was . geeit Legouvézelf een levendige schets. Zijn vrouw vertelt hem bij het ontbijt van haar vroe gere kostschoolvriendinnen en herdenkt daarbij ook het merkwaardige lot van een van deze, Clélie genaamd. De geschiedenis speelt Legouv zoo door het hoofd, dat hij terstond naar zijn studeerkamer ijlt, het plan voor een drama ontwerpt, en er de eerste acte bijna van neerschrijft. 's Avonds komt Goubaux en laat zich het plan vertellen: Diable! Daar zit de stof voor vijf acten in!" Nu ontspint zich een levendige dis cussie over de indeeling der handeling, haar klimax en de catastrophe. Goubaux vraagt acht dagen verlof, geeft voor, dat hij een reisje gaat maken, en neemt zijn intrek inLegouvé's woning. Als schoolknapen zitten zij tegenover elkander te schrij ven aan dezelfde groote tafel. Alleen het middag maal en 's avonds wat muziek geeft hun verpoozing van den arbeid. Naar het vastgestelde plan beginnen zij, ieder voor zich, aan het eerste too neel; na 10 dagen zyn beiden gereed met de twee eerste bedrijven. Deze worden het eerst aan Madame Legouvévoorgelezen, die een be paalde scène nu eens mooier vindt bij haar man, dan weer bij Goubaux. Men disputeert, verbe tert, wordt het eens. Als het stuk klaar is, jjlen beiden naar Eugèue Scribe. Deze gaat terstond voor zijn ezel zitten; hij luistert nooit beter, dan al schilderend. Scribe vindt de drie eerste be drijven voortreffelijk, de beide laatste mislukt. Nu gaat men weer aan het debatteeren, veran deren, zoeken. Eindelijk helpt een derde mede werker hen onverwachts uit de moeielijkheid; het toeval, dat zoo dikwijls dramatische oplossin gen aan de hand gaf; een oude geelgeworden brief, dien Legouvétoevallig onder zijne papieren opmerkt, roept hem de merkwaardige catastropho van een overleden vriend voor den geest, en daar mede de lang te vergeefs gezochte sluiting van zijn drama. Het stuk voert tot titel Louise de Lignerolles. Men geeft het niet meer, en het is niet Europeesch bekend geworden, maar naar aan leiding van de opvoering in het Theatre Frangais reeds in 1838 geeft Legouvéallerlei opmerkingen ten beste. Deze opmerkingen gelden vooral do kunst van de voorstelling op het tooneel. Hoe is daarin alles veranderd, en niet overal in het voordeel van den tegenwoordigen tijd. Tegenwoordig is de mise-en-scène juister, het costuum beter, salon scènes worden met verrassende levendigheid ge geven, de waarheid is in het uiterlijk zooveel mogelijk gehuldigd. Maar, zoo klaagt Legouv wat is er geworden van de diction, van de ele gantie dor bewegingen, van de voorname edele taal, waarin hot Theatre Frangais eenmaal als model der beste kringen diende V In dezelfde Louise de Lignerolles werden de hoofdrollc.il, het verliefde paar, door MUe Mars en den heer Firmin gespeeld; beiden telden samen niet min der dan 125 jaar. En toch verzekert Legouvé, dat hij nooit acteurs heeft gezien, die zoo jeug dig schenen, als jeugd synoniem is met vuur, passie, overtuiging. Welke klankvolle, hartroerende stemmen hadden beiden welke heerlijke oogen, wier licht de geheele zaal beheerschte en verhel derde ! Firmin was beroemd in zijne liefdesver klaringen ; geen tweede acteur wist met zooveel hartstocht voor eene vrouw op de knieën te val len. Tegenwoordig wordt er niet moor geknield, Legouvéwas misschien de laatste auteur, die zich veroorloofde den voetval, (in Par droit de conquëte) voor te schrijven. Uressant speelde dat vol gratie en vuur, in de liefdesscène met Madeloine Brohan. Toen eenige jaren later Febvre de rol overnam, verklaarde hij, dat. het hom on mogelijk was, Bressants voorbeeld te volgen, hij kon het zoo niet doen, hij zou zich zelf belache lijk vinden. En hij had gelijk: de smaak wisselt; zich voor eene vrouw op de knieën te werpen en haar de hand te kussen, dateert uit oen vroeger tijdvak van eerbiedige galanterie. Men beproove het, thans in een stuk zulk een liefdesverklaring op het tooneel te brengen, het publiek zal lachen, en de jonge vrouw niet minder. De minnaar moet tegenwoordig, om te behagen, allerlei pla gerij, terging, zelfs handtastelijkheid en ruwheid aanwenden ; had men zoo iets van Firmin ver langd, hij had geantwoord even als Febvre: dat kan ik niet spelen." Legouvéroemt in dat stuk ook den acteur Jouanny, die altoos bij de eerste repetitie zijn rol geheel van buiten kende. Dat gebeurt niet meer, maar is ook niet dienstig meer. Tegen woordig wordt eene rol niet minder goloopon en gespeeld, dau gereciteerd. In Les Bourgeois de Pont-Arcy zag men Berton en Mllo Bartet hun liefdesverklaringen wisselen, terwijl zij, de ge heele scène door, om do meubels rondliepen; zulk eene rol kan men alleen loeren terwijl men ze speelt.1 Jouanny kwam ook altoos op tijd, en zou zich tegenwoordig bij do repetities van het Th atro Francais zeker een uur lang op het ledige tooneel te vervelen hebben. Was Mlle Mars mooi ? vraagt Legouvéen ant woordt zelf: Buiten het tooneel zeker niet. Maar op de plankeu was zij meer dan mooi, zij was betoovorend, zoo betooverend, dat Scribo haar op 43 jarigen leeftijd, als Valérie, den uitroep : Bon ik dan niet mooi 'i in den mond kon leggen en hot publiek door stormachtig applaus de vraag beantwoordde. Ook deze bravo's behooren tot een vroeger tijdvak, het is de vraag of een tegen woordig auteur een der actrices aan do proef zou durven wagen, zelfs do jongste niet. Door de op tische betoovcring van het tooneel bleef Mlle Mars vijftig jaar lang een toonbeeld van jeugd. Zij wees ook met kracht iedere andere rol af; ik bon alleen mijzelve, als ik mij jeugdig moet gevoelen," zeide zij. Scribe had haar de allerliefste rol van een jonge grootmoeder toegedacht, die ondanks hare grijze haren het hart van een jongen man verovert en hot dan aan hare kleindochter afstaat. Praat mij niet van uw zestigjarige", zeido Mars. Vooreerst, als ik een jongen man veroverde, zou ik hem niet weer afstaan; ten tweede, zou ik er, als grootmoeder, als eene bet-oud-overgrootmoeder uitzien." Dat was zoo; zij kon evenmin eene grootmoedersrol aanvaarden, als een tenor en baspartij. Ongelukkig wilde zij ook jong blijven in het werkelijk leven, zij had tot minnaar een zeer elegant jongman, wiens hart zij met een ander deelde, maar in zeer ongelijke deelen. Zy kon in die dagen van verdriet zeer heftig en hartstochtelijk zijn, maar bleef actrice. Eens op een avond praatte zij met Legouvéachter de coulissen en klaagde over den directeur. Zij was woedend; gelaat, lichaam, stem, alles in vuur en vlam! Plotseling verandert haar gelaat; de woor den bleven dezelfde, maar oog en toon veranderen, worden zachter, een glimlachje speelt om den mond vol bitsheden ; bij de laatste woorden had zij de taal eener fut-ie en het gelaat van een engel. Wat was er gebeurd V Onder het spreken had zij de woorden der acteurs op het tooneel gehoord, het oogenblik dat zij moest optreden, naderde. Zij had eene rol van zachtheid en lieftalligheid, en had zoo, te midden van hare woede, zich daarop voorbereid, en haar gelaat gewisseld zooals men een ander cJfctuum aantrekt. Na de 25ste voorstel ling van Louise de Lignerolles nam Mlle Mars een verlof van vier weken; zij zou op l October weer optreden. Maar het verlof duurde zes maan den, en eerst achttien maanden later kon men haar weer tot het vervullen der fraaie hooftlrol krijgen. De reden lag in een debuut, dat in Sep tember had plaats gehad, dat van Rachel. Mlle Mars gevoelde, welk eene kunstenares daar ont dekt was, zij verdween voor een tijd, om niet verduisterd te worden. Eerst in eene nieuwe, schitte rende, haar geheel passende rol wilde zij weer optreden; Mlle de Belle-Isle was intusschen voor haar geschreven. Al wat het Theatre Francais sedert dien tijd aan jonge meisjes heeft gehad, debuteerde in deze rol; geone heeft er de 64 jarige Mars in overtroffen. Adrienne Lecour,reur was door Legouvéin collaboratie met Scribe gemaakt. Scribe zou eene rol voor Rachel schrijven, maar was in de grootste verlegenheid, om een passonde stof voor haar te vinden, en wanhoopte er aan, ooit zijn bescheiden proza voor den mond van de groote tragédienne, aan de werken vari Racine on Gorneille gewoon, van pas te kunnen maken. Logouvéstelde hem Aurienne Lecouvreur als onderwerp voor. Scribo sprong verschrikt van zijn stool op, en omhelsde zijn jongen vriend met den uitroep: Honderd voorstellingen, ieder van 6000 francs!" Deukt ge?" Ik ben er zeker van! Gij hebt het eenige middel gevonden om Rachel proza te doen spreken." Beiden werkten ijverig aan het stuk, waren er over tevreden, en Scribe las het op 6 October 1848 aan de tooneelspelers van het Theatre Francais voor. Het werd eenstemmig verworpen. Rachel weigerde beslist, de rol op zich te nemen. Nooit kon zij, do dochter van (Jorneillo en Racine, het petekind van Scribo worden; nooit zou Phédre en Andromaquo dit wezen voor stellen, cette canaille was haar woord. Zes maanden later speelde zij de rol. Logouvéhad liaar die, in haren itijl, met al het grootsche en heroïsche dat er in kon liggen, voorgelezen. Hij had haar verrukt, getroffen, bedwongen. De voorlezer had den dichter gered. Zij wilde nu ook alleen met Legouvéde rol instudeercii, en dage lijks duurde dat verscheidene uren. Legouvékon niet genoeg hare intelligentie, haar talent van assimilatie, haar vlijt en volharding roemen. Niet de geringste kunstenaarsijdelheid, niet de ge ringste gril van een bedorven kind. Zij was in de kunst en voor do kunst. Toch niet altijd. Eens danste zij in het cos tuum van Virginia na de voorstelling een cancan ; zoodat Legouvéverschrikt uitriep : ik smeek u, mademoiselle Rachel! niet in dit costuum! Het is afschuwelijk!" Daarom juist is het aardig !" antwoordde Rachel. Go weet wel, goede vriend, dat ik in den grond maar een koorddanse res ben!" Op het chapitre van Rachel en Scribo is Le gouvéniet uitgepraat; maar door alles heen leert men den schrijver kennen als een man vol geest, goedheid en karakter, die nu oen geluk kigen en geëerde n ouderdom geniet. Hij zelf geeft het recept daartoe aan hot eind van zijn boek in een paar versregels, dio hij voor eigen ge bruik" gemaakt heeft, maar die ook ieder ander to pas kunnen komen: Veux-tu savoir vieillir ? comptc dans la jvieillesse, Non ce qu'clle te prend, rnais ce qu'elle te laissü. NOVELLEN UIT DE GRAAFSCHAP." Uit de Graafschap. Schetsen uit het Geldorsche dorpsleven door D. M. MAALDMXK Deventer. JAC. VAN DER MEKK, (zonder jaartal). Ouderwctsche bockboschonwingen te schrijven met ecu oordeel van Referent over druk en papier" is lang uit de modo. Als letterkundig psycholoog of anatoom" don schrijver in zijne ziel te kijken, en, met hot ontleedmes in do hand, ais Prof. Tulp, hem voor cadaver tot eene anatomische los te gebruiken, schijnt nu do eisch. Daar de ge achte redactie van de(n) Amsterdammer mij uitnoodigt eeno letterkundige beoordeeling van Maaldrink's novellen te schrijven onderneem ik deze eervolle taak gaarne, onder beding noch het ecu noch het ander to doen, noch de oude, noch de nieuwe methode te volgen. Tot de juiste beoordeeling .van een kunstgewrocht behoort allereerst de bepaling van zijne plaatd J en rang in de kunstgeschiedenis. Maaldrink's schotsen uit het Gelderscho dorpsle ven moeton gerangschikt worden bij do Dorpsnovellen, dio sedert het eind der vorige eeuw eene bijzondere klasse van letterkundige kunst werken vormen. Johan Heinrich Voss (1781) en Gootho (1796) hebben in Duitschland hot eerst beroemde dorpsidyllen ia verzen geschreven, beiden gedreven door oen heimwee naar oklogischen vrede en rust in zeer bange tijden. In proza werd de eerste dorpsgeschiedenis voltooid door den Zwitserschen paedagoog Peatalozzi, dio in 1781 z\jn Lienhard und Gertrud schreef ter leering en verheffing van het volk. In het begin dezer eeuw gaf Walter Scott sommige schilderingen van het boeren leven der Schotsche Hooglanden en van het zeemansbedrijf op de Orkney's, die landlieden en visschers als van ouda beroemd maakten in de letteren. In Duitschland volgde Zschokke dit voorbeeld met zijn Oswald oder das Goldmacherdorf" (1817). In Nederland sloot zich Jacob Vosmaer (1821) bij deze nieuwe school aan, door zijn Leven en wandelingen van meester Maarten Vroeg". Tegen 1830 komen de dorpsbewoners voor goed in de litteratuur. Men had reeds den historischen roman, en den roman uit het high-life der hoofd steden van Europa; men had Walter Scott. Bulwer, Victor Hugo en Alexandre Dumas; men be gon nu met liefde de bijzonderheden van het leven ten platten lande na te gaan. In ons vaderland blijkt uit do Camera reeds, dat het buitenleven zijne aantrekkelijkheden bezat voor Hildebrand (in 's Winters buiten, Gerrit Witse, 'leun de jager) maar de eigenlijke voorganger op het gebied van dorpsnovellen was C. E. van Kootsveld met zijn Paslory te Mastland (1843). In hetzelfde jaar had Berthold Auerbach zijne Schwartzwalder JJorfsgeschic'iten uitgegeven op voorbeeld van Jeromias Gotthelf (Albert Bitzius), die reeds in 1836 een allervoortreffelijkst dorpsverliaal: Bauernspiegel oder Lebensgeschichte des Jeremias Gotthelf in het licht zond. Do toon was nu eenmaal aangegeven. Het genre kwam in de mode. De Berner boeren van Gott helf werden het voorbeeld voor tallooze navolgers. In Frankrijk George Sand {La pctite Fadette, .Francais Ie C?iampi, en andere verhalen uit Berri), Charles de Bernard, die als Balzsc la vie de Provencë" behandelde; Erckmann-Chatrian, die te zamen den Elzass voor hunne rekening namen. In Duitschland verkreeg de dorpsvertelling hooger waarde door Fritz Reuter, de dichter van Mecklenburg en van Voor-Pommeren; door Klaus Groth, die hot voor Holstein in ditmarsischer Mundart op nam ; door Moritz Jokai, dio het Magyaarsche volksleven, en door Sacher Masocli, die de Galliciërs in de Karpatheu schilderde. In Nederland werd het voorbeeld van Koetsveld gevolgd door onzen beminnelijken Jan Jacob Cromer, die de Over-Betuwo en de Veluwe tot zijn terrein koos, door Van Schaik, J. Hoek, Lesturgeon, van Dui nen, Heercn, Bounke, Seipgens en Hollidee, die het boerenleven in Drenthe, Groningen, Overijssel, Zeeland, Limburg en Noord-Brabant met meerdere of mindere oorspronkelijkheid tot hunne dichter lijke stof kozen. En nu eindelijk Maaldrink ??reeds gunstig bekend door zijne oorspronkelijke drama's die hot Graafschap Zutfen dooi' en door kent en de herinneringen uit zijne jeugd in novellen meedeelt. In do eerste plaats rijst de vraag: heeft Maal drink door dit werk (Uit de Graafschap) recht, om in n adem genoemd te worden naast Koets veld, Cremer, Van Duinen, Hoeren, Seipgens en HollidooV In het dialect van de Graafschap zou ik daarop antwoorden: Boe wisse! maar niet velen zouden mij verstaan. Inderdaad de zes novellen van Maaldrink mogen meedoen. Zij openen een aardig vergezicht op het boerenleven in het NoordOosteiijk deel vari Gelderland. In de mededoeling der bijzonderheden, de huiselijke feesten, bruiloften, geboorten, begrafenissen, is hij zeer onderhoudend. Hij heeft den tongval uit het graatschap van zijne jeugd gekend, en geeft overal bewijzen, dat hij niet verlegen is er geheele bladzijden mee te vullen. In hot algemeen gesproken behoort dit boek tot de geschriften, die niet vergoten zullen worden door don geschiedschrijver onzer letteren dezer eeuw. De beste zijde er van openbaart zich inde voorstelling en schildering van edele karakters de oude soldaat uit Kanienenköpken," Vlasman's Harmen uit Stroopen, de lieve boerendeern Bel kers Dieke uit Het laatste Verdoek, het zonderlinge bestje Oldo Triene Mcuje in do novelle van dien naam, Hannes do barbierskne.cht, uit Met denpleiziertrein naar Amsterdam en ten slotto Kreupel Jantje het meesterstuk uit den bundel. De zwakke zijde van Maaldrink's arbeid is al te groote lust tot idealiseeren, gemis aan schildering vari landschap, menscheii en binneiihuizer1, gebrek aan smaak in de mcdcdceling van wat de boeren zeggen cu doen. In iedere novelle is bijkans eene levensgeschiedenis van held of heldin verteld vau de wieg tot aan hot graf. Zijne boeren en boerinnen zijn wat eentonig, of geheel deugd en zelfopoffering, of totaal slecht en verloren. Zijne edele naturen sterven meest allen een vroegen of toevalligen dood, zijne schurken verdwijnen van het tooneel, zonder dat hij er zich om bekommert te zeggen, wat er van hen geworden is. Aldus voortgaande zou ik bijna vervallen tot de oude methode der boekbeoordeolingen." Zij, die Maaldrink niet lazen, zouden er weinig aan hebbeu, indien ik dus vervolgde. Vruchtbaarder schijnt hot mij toe in een kort verslag, als dit, ten minste ne novelle wat nauwkeuriger te hcliandclen. De laatste: Kreupel Jantje, is daarvoor het meest geschikte. Het is de geschiedenis van een arm weeskind, altijd vroolijk en opgewekt, maar tenger en zwak. Mishandeld in zijne jeugd door oeno tante, tUoin de wereld scheen geschupt op do menschen to overtuigen, dat er nog dui vels waren," kreupel door een val van een hooi wagen, daar zijn tante hem oen oorveeg toediende, eindelijk klecrmakersgezel en kleermaker m zijn dorp, is deze arme verstooteling vroolijk als Mark Tapley van Dickcns ieders vriendschap en liefde waard. Alles loopt hom tegen. Zijne eenige liefde, de dochter van den klompenmaker, Gaidicue hier verheft het dialect zich tot een schoouen klank! heeft haar hart aan een ellen deling gegeven, Mulders Gait (Gerrit), die schijn baar in goeden doen is. Kreupel Jantje houdt zich dapper en verbergt al zijn leed in zijn hart. Hij behoort later tot de nougers" (noodigers), dio de vrienden en familie ter bruiloft (of zoo als het hier boot tot de broedlagto"), drie maanden na het huwelijk vragen. Hoe zouden allo bienS'Mnces, alle ceremoniën van hooger orde to Amsterdam en Den Haag verstoord worden, wanneer het daar eens mode werd, drie maanden na het huwelijk bruiloft te houden! Zouden bruid eu bruigom nog vroolijk lachen ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl