De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 28 augustus pagina 3

28 augustus 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 531 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. sigaren, fraai geëtaleerd door den heer A. van Vliet te Alfen a/d Rijn. Zeker was het de mee ning des vervaardigers om 's Pausen troon met welriekende rookwolken te omhullen! beantwoordt de qualiteit aan de verpakking (waaraan wij niet tw^felen) dan zal de inzender zeker veel voldoe ning van zijn geschenk hebben; want in Itali is men waarlijk in dit opzicht niet verwend. Wij gaan de smaak- en kunstvolle altaar-dwaal der Sint Catharina-vereeniging van Rotterdam niet onverschillig voorbij, en na nog even aan de zin rijke beteekenis van des heeren Papöts waskaar sen-inzending (?Lumen de Coelo!") gedacht te hebhen, landen wij aan in het Aartsbisdom en worden wij verwelkomd door een vriendelijk Ma donna-beeld vervaardigd door den heer Mengelberg, vol hemelsche uitdrukking, die het gemoed aangenaam aandoet, Wendt men echter den blik naar den rechter zijwand en merkt men daar op van welk grootsch geheel, volgens de teekening, deze Madonna een onderdeel uitmaakt, dan weet men niet wat het meest ons zal boeien, de kun stenaars-opvatting, waarvan deze teekening getuigt, of de keurige en handige uitvoering waarvan n beeld n bijbehoorend reliquiarium het bewijs geven. Tusschen kostbare misgewaden, tusschen hagelblankc altaardwalen met symbolieke randen door, wordt onze nieuwsgierigheid van verre opgewekt door een vitrine in de Utrechtscho afdeeling, die door de vele toeschouwers haast ongenaakbaar schijnt. En niet zonder reden: aller belangstel ling wordt opgewekt door het Prachtmissaal, m bruin lederen, fraai en rijk versierden band (door C. L. van Langenhuysen), het geschenk der ver schillende Broederschappen der H. Familie. Wan neer de hierbij behoorende miniaturen van ver schillende kunstenaars hot boek zullen opluisteren, zal dit met recht pauselijk cadeau te Rome een gunstig getuigenis afleggen van de Nederlandsche boekbinderij, en boek-verluchtingskunst. Ook het kistje tot berging van het missaal, (tee kening door den zoon van onzen schranderen architekt, door den heer Jos. Th. J. Cuypcrs) doet van dezen jeugdigen kunstenaar met grooten lof gewagen. De namen, van deze beide artisten zijn onafscheidelijk verbonden aan het geschenk van geheel Nederland te zamen: Neerlandici Catholica, het boekdeel aan de overzijde, waaruit eenige bladen hangen, dat de geschiedenis der R. K. Kerk in Nederland omvat sedert 1853. Ook de andere kunstenaars, de H. H. E. J.Margry, W. Margry, W. Mengelberg, Hezenmans, H. Geuer, Suys, Der Kinderen en Dunselman, hebben tot dit prachtwerk voortreffelijke kunstwerken geleverd, die, wij -betreuren het, niet allen ter bezichtiging zijn tentoongesteld. Aan het einde der zaal (om daar te komen passee ren wij, niet zonder bewonderende blikken, een vitrine met rijkbewerkte miskelken en ander kostbaar werk van de kinderen van St. Eligius) treft ons oog een smaakvol altaar, inzending der Katholieken te Hilversum, doch vervaardigd door verschillende werklieden aldaar. Het Sanctuarium-deurtje legt gunstig getuigenis af van de kunstvaardigheid van den heer A. Brouwer. Al vreezen wij dat dostilo barbarico (zoo noemt men te Rome helaas! de gothiek!) van dit en menig ander fijnbewerkt stuk in middeleeuwschen 'stijl, te Rome niet den gewenschten indruk zal maken, toch meenen wij, dat juist dit Hilvcrsumsche kunstwerk, door zijn flinke constructieve hoedanigheden en soliede be werking, ook in de stad der Renaissance zeer ge waardeerd zal worden. * Wat de kunst betreft tot Utrecht behoorend, als ontwerp en uitvoering van den heer Men gelberg, volgens de orde der geschenken onder alle bisdommen vallend, dient hier ver meld te worden de Monstrans, gegeven door de Congregatie van O. L. Vr. te Tilburg. In dit kunstwerk vindt men nog terug de type van een dier verrukkelijke oude monstransen, helaas! on der de troebelen" vaak tot klinkende schijven omgesmolten. Voortreffelijk! is het eenige woord dat bij zulk een kunststuk past! Edoch het wordt laat! De lieftallige surveillantes zien mij met schuine blikken aan! blijk baar verveelt haar al dat gekrabbel en dat lange stilstaan van dien langzamen bezoeker! En toch hoeveel heb ik nog op mijn geweten! J'en ai passéet des meilleurs! Maar ik hoop nog eens terug te keeren; wij moeten nog naar het Zuiden: naar 's Bosch, Breda, naar Limburg, v/aar te enden ? Great is the art of beginning, lint f/reater the art is of ending! zegt Longfellow. Laat ik toonen ook die grootere kunst te verstaan! Au revoir! Amsterdam, 26 Aug. '87. YES. PASDELOUP. Te Parijs is een man van groote bekendheid en grooto verdienste overleden, Pasdeloup, de op richter der populaire concerten van klassieke mu ziek, de voorganger on later mededinger van Colonne en Lamoureux. Pasdeloup was begonnen als premier prix de piano van het Conservatoire, werd spoedig direc teur van een der gemeente-muziekkorpsen, en stichtte binnen korten tijd allerlei liedertafels en muzikale vereenigingen, van welke hij directeur werd. Onder het keizerrijk leidde hij do muzi kale soirees, die door den intendant voor schoone kunsten, graaf de Nieuwerkorke, in het Louvre ge geven wereen. In 1861 opondo hij de Concerts populaires in het Cirque d'Hiver. Hij had een uitstekend orkest bijeengebracht, en speelde weldra voor het ver baasde publiek Beethoven, Mozart, Haydn, Mcndelssohn, Gounod en zelfs Wagner. Twintig jaar lang bleven zijne concerten de volksgunst behou den, en toen hij do behoefte aan klassieke muziek geschapen had, was er genoeg publiek om behalve zijn concerten ook die van zijn mededingers to onderhouden. In 1868 verloor hij in eene ongelukkige onder neming zijn succes en zijn fortuin. Hij nam van Carvalho de directie van het Théatre Lyrique op de Place du Chatelet over, eu waagde er weder nieuwigheden, de Iphiginie en Tauride van Gluck, de Bohémienne van Balfc, den Rienzi van Wagner. Alles werd kostbaar gemon teerd en dekte de kosten niet. Na acht maanden legde hij, geruïneerd, de directie neder. Toen kwam de oorlog; hoewel getrouwd en huisvader, stapte hij met den troep mee. Na den oorlog opende hij weder zijne concerten, maar met minder succes, en de mededingers, vooral Lamoureux, overvleugelden hem. Pasdeloup trok zich terug, maar de jongeren wilden niet dat het terugtrekken op een nederlaag zou gelijken, men zorgde voor een schitterend afscheidsconcert in het Trocadérogebouw, waar men den vertrek kenden meester met lauweren overlaadde. Dit is drie jaar geleden; twee jaar later be proefde Pasdeloup nog eens zijne concerten te hervatten, maar de poging mislukte en het ver driet over deze teleurstelling heeft wellicht vroe ger dan anders het geval zou zijn geweest, een eind aaa zijn leven gemaakt. ZOLA's LA TERRE. De nieuwe roman van Zola, die in den Gil Bias verschijnt, en La Terre heet, zal in een niet minder groot aantal exemplaren verkocht worden dan Pot-Bouille en Nana. Hij is namelijk nog wel zoo aanstootelijk als deze beiden, en ecno litteraire polemiek in Figaro en andere bladen heeft deze eigenschap den volke voldoende bekend gemaakt. Naar aanleiding namelijk van La lerre hebben zich een vijftal jonge schrijvers, die zich vroeger tot de discipelen van den meester rekenden, van hem afgescheiden en in een open brief, in Figaro verschenen, de redenen van dit verbranden van hun ouden god openbaar gemaakt. Het zijn de H.H. Paul Bonnetain, J. H. Rosny, Lucien Descaves, Paul Margueritte en Gustave Guiche, de eerste en vierde het meest bekend. In het mani fest zeggen zij o.a : Nog niet zeer lang geleden kon Emile Zola, zon der al te groote tegenspraak op te wekken, beweren dat hij de litteraire jongelingschap met zich had. Te weinig jaren waren nog verloopen sedert de verschijning van L'Assommoir, sedert de krach tige polemieken, die de grondvesten van het Na turalisme hadden versterkt, dan dat het verrij zend geslacht aan rebellie zou denken. Diegenen zelfs, die meer in het bijzonder geërgerd werden door de vermoeiende herhaling van oude clichés, herinnerden zich nog al te zeer de bres, door den grooten schrijver zoo onstuimig geslagen, en de overhaaste vlucht der romantiek. Men had hem zoo sterk, zoo trotsch volhou dend en onversaagd gezien, dat ons geslacht, bijna geheel ziek door slapte van wil, hem had lief gehad alleen om die kracht, die volharding en die fierheid. Zelfs zijne pairs, zijne voorloopers, do oorspronkelijke meesters, oefenden geduld uit dankbaarheid voor bewezen diensten. Intusschen waren er, reeds terstond na de ver schijning van L'Assommoir, groote fouten begaan. Het was den jongeren voorgekomen, dat de Meester, na den stoot gegeven te hebben, geen voet bij stuk meor hield, en terugweek, evenals die revolutie-generalon, wier buik hun eisenen stelt, dio de hersens aanmoedigen. Men had iets beters gehoopt dan op hot slagveld to gaan slapen, men wachtte het vervolg van den aanval, men hoopte nieuw en heerlijk loven te zien ingieten in boek en tooneel, en de oude wrakke kunst te zien omverwerpen. Hij intusschen ging voort, en groef zijn vore, hij ging onvermoeid, en de jeugd volgde hem, be geleidde hem mot hare sympathie, die aan de meest stoïcijnschen toch welgevallig is; hij ging voort, en do oudsten of scliorpziiinigsten sloten toen de oogon, om de illusie te behouden, en niet te zien, dat de ploeg des meesters in het vuil be dolven raakte. De verrassing was zekor pijnlijk, toen men Zola zag desertcoren, uitwijken naar Médan, en hem de moeite destijds een geringe moeite die een orgaan van strijd en bevestiging zou gevorderd hebbon, zag wijden aan genoegens van een veel minder aesthctischcn aard. Om het even, de jeugd wilde de physisehe uitwijking van don man vergeven; maar een erger desertie deed zich reeds bemerken, het verraad van den schrijver tegenover zijn werk". De schrijvers zetten nu uiteen hoe Zola zijn eigen programma veronachtzaamde. Ongelooflijk traag in het persoonlijk onderzoek, gewapend mot voddige documenten, door derden verzameld, vol met eene gezwollonhcid aan dio van Victor Ilugo gelijk, nog ergerlijker naar mate hij krachtiger den eenvoud predikt, ondergaande in voortdurende clichés en herhalingen, sloeg hij de vurigsten zijner discipelen uit het veld. De moest scherpzinnigen waren gaan bemerken, hoe belachelijk die zoogenaamde natuurlijke on sociale geschiedenis van een familie onder hot tweede keizerrijk" was, hoc broos die draad der erfelijk heid, hoe kinderachtig het spel met dien befaamden stamboom, hoe diep de onwetendheid van don Meester op het punt van geneeskunde en weten schap". Toch wilde men nog niet openlijk zoggen, wat de leerlingen onder elkander reeds toen fluisterden. Maar de walging van do teleurgestelde levieten" nam steeds toe, vooral tegenover de toenemende overdrijving der vuile woordenkous in do sorio der Itotifjon-Maquart." Vergeefs las men nog eens in de voorrede van Thércse liaquin: Ik weet niet of' dezo roman zedelijk of onzedelijk is; ik bokcn, dat ik mij er nooit om bekommerd heb, liern moor of minder kuisch to maken. Maar wat ik wel weot, is. dat ik er niet aan gedacht heb, er de vuilhedcn in te brengen, die do zedelijkheidsmcnschen er in ontdekken ; dat ik ieder tooneel, zelfs het moest opgewondeno, met de weetgierig heid van een geleerde heb geschreven." Men verlangde niets liever, dan daaraan te gclooven," vervolgden de vijf discipelen, en eenige jongelieden haddon zelfs, om de boimjeoix te meer tot wanhoop to brongen, die weeft/ieruiJicid nut den geteerde nog wat buitcnsporiger opgevat. Maar het werd onmogelijk zich met argumenten te laten tevreden stollen; voor iedereen Icwam uit menige pagina der Jioitgon-Tcna&ns de heldere onweerstaanbare sensatie" op, niet van een ruw document, maar van opzettelijke obscoeniteit. En terwijl toen eonigen dit toeschreven aan ceno ziekte in 's schrijvers lagere organen, aan do manieën van een eenzamen monnik, wilden anderen er de onbewuste" ontwikkeling in zien van de begeerte om veel verkocht te worden, de instinct matige" handigheid van den romanschrijver, die wel opmerkte dat het grootste deel van zijn succes in den handel daaruit voortkwam, dat de imbéciles de Rougon-Maquarts kochten uiet ge boeid door hun letterkundige verdiensten, maar door de reputatie van pornographie, die de stem der menigte er aan hechtte." Voor beide opvattingen vinden de vijf heeren iets te zeggen. Zij weten dat Zola in zijn ge sprekken bijna altoos over de quaestie van den verkoop spreekt; maar het is ook bekend, dat hij vroegtijdig in eenzaamheid geleefd heeft, en dat hij de kuischheid heeft overdreven, in den beginne uit noodzakelijkheid, later uit beginsel. In zijne jeugd was hij zeer arm en zeer beschroomd, en het beeld der vrouw, die hij niet gekend heeft op den leeftijd waarop men haar moet leeren kennen, zweeft hem blijkbaar op onwezenlijke wijze voor oogen. Vervolgens draagt zeker de verstoring in het evenwicht van het gestel, voortspruitend uit zijn lendenziekte, ertoe bij, hem boven mate bekommerd te maken omtrent zekere functiën, en zich hare belangrijkheid te overdrijven. Misschien zouden Charcot, Moreau (van Tours) en de doc toren der Salpêtrière, die ons hun gevallen van koprolalie lieten zien, eenige der verschijnselen zyner kwaal nader kunnen bepalen. En moet men bij dezo ziekelijke verschijnselen ook niet de vrees, zoo vaak bij vrouwenhaters en zeer jonge lieden opgemerkt, rekenen, dat men hunne bevoegdheid in zake liefde in twijfel zal trekken?" Men kan hier van Zola zoggen: Qu'il est puni par oüil a pêche; de jongelieden vallen hem geheel met zijn eigen wapen aan en wroeten in het gestel en de geheimen van den Meester, zooals hij gewoon was met zijn sujetten te doen. Men wachtte dan nog, of La Terre soms een rehabilitatie zou opleveren. La lerre is verschenen. De teleurstelling is diep en smartelijk geweest. Niet alleen zijn de waarnemingen oppervlakkig, de kunstgrepen ouderwetsch, het verhaal alledaagsch en volstrekt niet karakteristiek, maar de toon van vuilheid is nog sterker, en daalt af' tot zulko walgelijkheden, dat men soms meent een verzameling van scatologie voor zich te hebben; de Meester is tot diep in den drek gezonken." De vijf schrijvers komen dan ook tot het besluit, hunne werken, hetzij dan, goed of slecht, te verdedigen tegen iedere mogelijke assimilatie met de afdwalingen van den Meester, en te protesteo ren tegen den naam van tot zijn school te behooren." Het is noodzakelijk", eindigen zij, dat wij met al de kracht onzer werkzame jeugd, met al de eerlijkheid van ons artistiek geweten, oen waardige ingetogen houding aannemen tegen over een litteratuur zonder adel, dat wij protes teeren uit naam van een gezond en mannelijk streven, uit naam van onze vereering, onze innige liefde, onzen hoogcn eerbied voor De Kunst". * * Zola heeft geantwoord, maar zijn antwoord is niet veel afdocnder dan men had kunnen ver wachten; het herhaalt hetgeen hij reeds meer malen gezegd heeft on hetgeen de bestrijders zelf uit de voorrede van Thérixe lïaqain aanhaalden. Voorts zegt Zola, dat men het einde van den roman behoorde af te wachten, alvorens een oor dcel uit te spreken, dat Ie pet een woord is, dat sedert Rabelais burgerrecht in do Franscho taal heeft gekregen, en dat do boeren, die het telkens gebruiken, meoncn daarmede wat grappigs to zeg gen. Zola merkt ook, als handig verdediger, de zwakke zijde zijner aanvallers op, en brengt aan Bonnetain in herinnering, dat de roman van dozen, Charlot g1 amuse, zoo aanstootelijk werd gevonden dat men Bonnetain voor hot hof van assises daagde. Bonnetain werd vrijgesproken, dank zij een uit stekend pleidooi van Léon Cléry, een advies van Charcot, een brief van Alphonso Daudet, maar het feit bestaat, dat Charlot s'amuse dus nog aanstootelijk was dan Nana, Pot-Bouille, Germinal of La Terre. Bonnetain antwoordtwedor, dat hij in zijn Charlot, op drio en twintigjarige!! leeftijd geschreven, nu zeker zeer veel veranderen zou, en vooral al de nuttelooze vuilheden. .. want dat hij die er alleen in gebracht heeft omdat hij, door Zola's beginse len meegesleept, meende hem in alles te moeten navolgen. Hij staat tevens do opbrengst van zijn droits d'auteur voor Charlot s'amuse in de toe komst aan het ondersteuniiigfonds voor letterkun digen af, en voorkomt daarmede de beschuldiging alsof het ook hem om pornographische reclame te doen was. En ten slotte" zegt Bonnetain, en dit is vol doende om het debat uit to maken, ik heb, na Charlot, vrijwillig, uit liefde voor do kunst, afge zien van de vuilheden en de speculatie op een groot debiet, terwijl gij steeds verder gegaan zijt, met ieder nieuw boek ergelijker dingen gezegd, en er het vermeerderd aantal edities, dat ge er meo bedoeldet, mede bereikt hebt." * * * Hieraan sluit zich eene beschouwing van den lemps over Zola's nieuwe book, die ongeveer met dezelfde woorden begint: De plus raide en plus raide, dat is de leus van den heer Zola. Do Temps doet daarna in bijzonderheden opmerken, hoe weinig waarheid er inderdaad in dit zoogenoemdo naturalisme is. Tien jaren geleden staakte de Uien public tegenover de protesten zijnor abonné's do uitgave van het feuilleton L'Assom moir. Zola heeft nu andere lagen van abonné's gevonden, wier maag ongevoeliger is, hij weet hen to oefenen door steeds krasser proefnemin gen. Hij heeft het ditmaal in zijn Iwofd gekre gen ons de zoden van hot platteland in Frank rijk te schilderen en men kan zich niet voorstel len, welk een zonderling tafreel hij daarvan ophangt. In een dorp waarvan hij den naam ont leent aan Provence, dat hij overbrengt in de vallei van den Loir, en waarvan do schildering aan de groote vlakte van Beauco doet denken, heeft hij eene bevolking van erotomanon bijeenge bracht, waarbij zich, door een reeks van zonder linge toevallen, verloopen stedelingen van de onnoembaarste en buitcnsporigstc soort komen voegen. Zulk een dorp zou, als het op de kaart l to vinden was, voor altijd geschandvlekt zijn. Maar Zola's boeren zijn in hun dierlijke verdor| venheid en samenhokking even denkbeeldig als de herders van d' Urféof Florian; zij zjjn even afschuwwekkend als de anderen beminnelijk, en bestaan evenmin als deze. Niemand toch in Zola's dorp neemt al dat af mattende werk eenigzins ernstig op, zooals bijvoor beeld het hooien juist in die streek is, zooals de oogst op twintig mijlen in het rond is; voor zijne boeren is alles alleen een gelegenheid em zich aan allerlei wellustige buitensporigheden over te ge ven. Wei! al die hooiers en maaisters zouden den anderen dag van den opzichter hun congékrijgen, niet om hun zeden, maar om hun luiheid! Het is vrij wat zwaarder werk, dan de heer Zola het zich in zijn ziekelijke droomen van lief hebber-landman. voorstelt; het vleesch wordt er wel door getemd, en die zich zoo warm werken, denken niet aan uitspattingen. Er is maar n werkzaamheid van het landleven, die Zola ernstigopneemt, vanwege den reuk, het is het uitspreiden van de mest; maar de tijd waarop hij dat plaatst, en de omschrijving die hij ervan geeft, zouden den mannen van het vak een vroolijk half uurtje bezorgen, als zij tot Zola's publiek behoorden. Zola's chro nologie is sedert lang berucht, maar terwijl deze roman op het eind van het tweede Kei zerrijk, laat ons zeggeen 1869, speelt, komen de klachten der boeren over den invoer van overzeesch graan, over de maaimachines en de kunst matige mest, in Frankrijk eerst een twaalftal jaren later voor." De lemps spreekt ook over het protest der discipelen, waarvan men er een paar, ontloken in het halflicht der littérature beige, niet bepaald als kampvechters voor de verontwaardigde deugd had denken te zien," en besluit met de opmer king: misschien is Zola thans bezig, met eigen handen de reactie voor te bereiden, waaraan de behoefte zich algemeen doet gevoelen." HET DON JUAN-JÜBILÉTE SALZBURG. "* De geheele Duitsche pers heeft vertegenwoor digers naar het kleine stadje Salzburg gezonden om er de jubileum-voorstelling van Mozarts Don Juan bij to wonen. De meeste verslaggevers kuanen niet nalaten, met zekere ironie over de onder neming der Salzburgors te spreken; de Don Juan is bv. in Mozarts tegenwoordigheid nooit te Salz burg opgevoerd, de verjaardag der premiere valt eerst den 29stcn October. Salzburg heeft nu maar aan het voorrecht, Mozarts geboortestad te zijn, het recht ontleend zijn jubileum te plaatsen op welken tijd het wil, en aldus aan Praag, waar do première van Don Giovanni plaats had, den voorrang at' te snoepen. Terwijl nu andere operadirectiën allerlei kunstmiddelen in het werk zullen moeten stellen om het publiek te lokken, de een zal de opera in het Italiaansch geven, een ander er den gesproken tekst vol auwo grappen der eerste Duitscho opvoeringen bijvoegen, heeft Salzburg zich kunnen vergenoegen met een opvoering zonder extra-bijzonderheden, en daartoe in den zomertijd wegens de vacantie de beste zangers, en wegens zijn heerlijke ligging een uit gebreid publiek kunnen krijgen. liet huis" was voor den jubileum-avond en voor een. tweeden avond reeds uitverkocht." Do zangers waren meest de uitstekendste sujet ten der Weener opera; Marie Lehinann is reeds sinds lang bekend als ccne onberispelijke Donna Elvira, Bianca Bianchi is als elegante en schalksche Zerline reeds de lieveling der Weener mu ziekliefhebbers. Beide gaven in hot kleine Residenz-theiitertjc nog met te meer nuanceering en juistheid haar rollen woer; hetzelfde gold niet voor Marie Wilt, wier kolossale stem alleen in de grooto opera kan doen vergeten, dat zij niet meer geheel de schoone" Donna Anna is. Uit Weenen kwamen ook nog Don Juan?Rcichmann, Masetto?Felix, en Gouverneur?Weiglein; de Lcporello, Staudigl uit Stuttgart, was uitmuntend; de Don Ottavio werd door Vogl gezongen, vroe ger een beroemd Mozart-zanger, maar die thans te München den Wagncrstijl heeft aangenomen. Het kleine schouwburgje liet natuurlijk noch de volledige rijke bezetting van het orkest toe, waaraan men in Weenen gewoon is, noch het decoratief, dat bij Don Juan steeds al grootscher is opgevat; wij waren op eon bescheiden decoratie voorbereid," zegt ilanslick in de Neue Freie Presse, maar zoo kinderachtig, ja belachelijk hadden wij het toch niet verwacht." * * * De quaestie van het decoratief in Don Juan, waarvan men zich te Salzburg zoo gemakkelijk heeft afgemaakt, is voor alle groote operadirecticn steeds een groote quaestie geweest. Er zijn. hetgeen men in de wetenschap cruces noemt, in, onoplosbare mooielijkhedcn en tegenstrijdigheden. In eeno noot van zijn groot werk over Mozart, zegt Otto Jahn, dat het zeor te betreuren is, dat men niet, evenals de oorspronkelijke partituur van den componist, ook den oorspronkelijken text en mise-en-scène van den librettist Da Ponte moer bezit. Sedert de tachtig jaren dat Don Juan opgevoerd wordt, hebben nu dedireetiën maar hun gang mogen gaan Het is waar, dat er in 1873 eene uitgave van het oorspronkelijk libretto, door een hoog personnage" aan Alfrcd von Wolzogen afgestaan, is verschonen, maar de aanduidingen in dit manu script gegeven, en door Von Wolzogen in een werkje Ueber die sceniscJie Darstellung von Mo sarts Don Giovanni uitecngezot,laten aan de kritiek de meeste speelruimte. Dat de aanduidingen in dit boekje naar de opvoeringen te Praag gegeven, hemelsbreed afwijken van de traditiën der Wee ner opera-directie, is geen argument, want gelijk de Lagenevais opmerkt, men weet wat traditie op het tooneel is: inmenging van allerlei persoonlijk heden buiten die van den schrijver, medewerking nu eens van den acteur, dan van den regisseur of den machinist. Het Prager manuscript heeft echter allerlei zonderlinghedcn, en men heeft zich bij de latere opvoeringen te Weenen en bij het op nieuw monteeren van Don Juan in de Parijsche opera er ook niet aan gehouden. De oene verandering is geschied om de waar schijnlijkheid, de andere om het muzikaal effect. Een voorbeeld is het groote finale der tweede acte. Bij den eersten kreet, dien Zerline slaakt, en zoodra de drie maskers het slachtoffer te hulp snellen, schrijft da Ponte voor, dat het tooneel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl