De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 28 augustus pagina 4

28 augustus 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 531. ontruimd wordt: i suonatori e gli altri partono con/wst. Mozart heeft daar ook inderdaad geen koor geplaatst en het komt wellicht met de waar schijnlijkheid overeen, dat, waar groote heeren iets uit te maken hebben, het geringere volk maar Metst op een afstand blijft. Maar een opera-direc teur kon om die weinige redenen niet een der prachtigste muzikale effecten opofferen, zooals het te Parijs, te Londen, te Weenen, te Milaan ver kregen werd met den rijkdom van klank, van decoratief, costumes en figuratie, met de zeven stemmen der eerste artisten, gesteund door het reusachtig koor. Het groote finale is dus gebleven. Een ander geval is het met het beroemde sextuor, waaraan al de personen deelnemen, behalve Don Juan, en waarin Leporello het kleed van zijn meester draagt. Men kan zich, alleen den tekst lezende, niet goed voorstellen, waar al deze per sonen moeten samen komen, en toen de Fransche Opera in 1866 Don Juan weder monteerde, werd er besloten tot een van die tooneelen, half tuin, half straat, waartoe de oude komedie zoo vaak haar toevlucht nam. Het weergevonden manu script draagt nu volgens Von Wolzogen: atrio oscuro in casa di donna Anna, een donkere vestibule in donna Anna's huis. Dit moet een vergissing zijn, want wie kan zich voorstellen, dat Leporello, als Don Juan verkleed, het zonderlinge denkbeeld zou hebben, Donna Elvira naar het paleis van den Commandeur te brengen ? En al was het een schrijffout, en werd een donkere voorplaats in casa di donna Elvira bedoeld, dan is het nog niet veel beter; want hoe zouden donna Elvire en Leporello weder in dat huis komen, waarvan Masetto en zijne makkers den omtrek bewaken? En wat komt daar donna Anna uit voeren, met don Ottavio, en dan Zerline met haar bruidegom, en waarom zouden al die lieden ver baasd zijn wanneer zij Elvire in haar eigen huis herkennen ? Te Weenen heeft men er daarom dit op ge vonden, dat het decoratief eene half ingevallen gothische kapel voorstelt, vanwaar men het kerkhof ziet, en reeds in de verte, door een reusachtig boogvenster, het standbeeld van den Commandeur. In Parijs heeft men dit r-iet over genomen, ons niet het effect van de volgende Bcèoe, waar het standbeeld van den Commandeur tragisch en spookachtig verrijzen moet, reeds vooruit te bederven. In allen gevalle zijn beide deèoratiën beter dan de duistere voorplaats" in een der beide paleizen. * Te Salzburg heeft men zich om dat alles niet bekreund. Wij zagen, hoe minachtend Hanslick, de verwende verslaggever der Weener hofopera er over sprak; Johannes Proelsz in de Frank furter is het omtrent de feiten niet oneens, maar z\jn conclusie is anders. Hoe weinig eene artis tiek goede voorstelling van een belangrijk, van dramatisch leven bezield tooneelwerk al die kost bare opvoeringen en pronkende decoratiën noodig heeft, die de exploitatie onzer moderne tooneelen zoo duur maken, bleek overtuigend uit deze op voering van Mozart's Dpn Juan op een tooneel dat men met zes schreden kan afmeten." De in druk was echter op allen die van werkelijke vereering voor den meester; en in zoover is de stad Salzburg waardiglijk al de groote schouw burgen voorgegaan, die in October den centenajre van Mozart's galanten held zullen vieren. VARIA. Het toelatingsexamen van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam zal aanvangen op Maandag 26 September a. s., des morgens te 9 uur in het Academie-gebouw, terwijl de lessen zullen beginnen op Maandag 3 October. Het museum te Brussel heeft een groot schil derij van Kubens aangekocht, niet zooals eenige Hollandsche couranten meldden, tot titel hebbende: Diana op de jacht, maar zijnde een groot land schap dat de mythologische episode van de jacht op het Calydonische zwijn omlijst. Ter gelegenheid van de feestviering ter herin nering aan de Fransche revolutie van 1789 heb ben, naar men verzekert, twee welbekende schilders, Alfred Stevens en H. Gervex cartons ontworpen voor een kolossale compositie, waarin de periode der achter ons liggende honderd jaren wordt voorgesteld, en waarop niet minder dan 1800 per sonen, beroemd in politiek, kunsten, industrie, wetenschap, krijgskunst enz. zullen zijn te vinden. Stevens en Gervex vragen aan den Staat den afstand van een deel der Tuileriën, om er gedu rende zes maanden hun panorama van het Centenaire, dat een aantrekkelijkheid te meer aan de groote tentoonstelling van 1889 zal geven, te kunnen exposeeren. Het Oostenrijksch gouvernement had verleden jaar aan den Franschen schilder Charlemont de bestelling gedaan van drie schilderijen, die door den artiest aan de Oostenrijksche ambassade te Parijs geleverd werden. De ambassade stelde deze schilderijen, alvorens ze te verzenden, publiek ter bezichtiging in een lokaal van het Palais de l'Industrie, daartoe door de Fransche regeering afgestaan. Maar onmiddellijk na de opening dier expositie liet een bankier, Delamolte genaamd, en die schuldeischer van den schilder was, beslag leggen op de schilderijen. De Oostenrijksche ambassade protesteerde hier tegen op grond van de privilegiën aan gezant schappen toegekend, en de rechtbank heeft schor sing der vervolging gelast. De groote, van geboorte Belgische, doch te Parijs wonende etser Félicien Rops, heeft een pas verschenen boek van Josephin Péladon getiteld: rinitiation sentimentale, weder een van zijn mees.terlijke frontispices gegeven. ' Men ziet er weder, zooals een bevoegd beoor deelaar schreef, de eenige artiest van onzen tijd in, dien men door de emotioneele beteekenis der lijnen en den rijkdom van vinding, vergelijken mag met de vroegere symbolieke Duitsche en Florentijnsche schilders. Bij een Fransche vertaling van de House of Life" van Dante Gabriel Rossetti, door mevrouw Clèmence Couve bezorgd en bij Lemerre te Parijs uitgegeven, is een geëtst portret van dezen grooten dichter-schilder gevoegd. Het stelt den artiest voor op lateren leeftijd, met een ietwat opgezet gezicht en een gefatigeerde uitdrukking. In het voorbericht wordt Rossetti, voor zoover wij kunnen nagaan voor 't eerst in Frankrijk, met zijn geestverwant den schilder Gustave Moreau vergeleken. De kwesties over den eerlang te openen Brusselschen Salon, blijven de Belgische en Fransche bladen druk bezighouden. Hier vergood en ginds geminacht, is 't lot zelfs van zeer beroemde artisten. Door de strengheid der Brusselsche jury werd, naar op verschillende plaatsen beweerd wordt, het werk van schilders van zeer veel naam voor den salon geweigerd. Men noemt de namen van Henri van der Hecht die op den laatsten Parijschen Salon een mention honorable kreeg, van Mesdag wiens schilderij te Parijs voor het Luxembourg werd aangekocht, van Besnard den bekwamen Franschen modernist. Waarschijnlijk echter loopen onder deze berichten canards. In den Parijschen Moniteur des Arts van 19 Augustus, worden de bepalingen der Brusselsche Commissie andermaal met warmte aan de Sociét des Artistes Francais ten voorbeeld gesteld. Door de Commissie waren officieel veertig Fran sche schilders tot exposeeren uitgenoodigd. Van hen zonden in o. a. Gorvex, Stevens, Ribot, Béraud, Francois Flaming en Teloure. Gari Melchers zond het schilderij van een Hol landsche dorpskerk dat verleden jaar te Amster dam bekroond werd. Jan van Beers zond een werk, voorstellende: een groote bronzen lijst, versierd met een boom tak, waarin een salamander. In een hoek stelt een stukje schilderwerk het hoofd en den arm eener jolie femme voor. Aangezien het beeld houwwerk van de lijst het in vele opzichten, zoo wat qualiteit als quantiteit aangaat, van het schil derwerk op het paneeltje wint, is er, naar een spotter meldt, sprake van, de inzending van Van Beers in de afdeeling voor beeldhouwwerk te plaatsen. Men bereidt zich voor te Brussel in hetMusée du Nord een Salon des Réfusés in te richten. Het Belgische blad l'Artiste dat ookjn Holland aan vele schilders en geïnteresseerden werd toe gezonden ter kennismaking, heeft na een bestaan van slechts eenige maanden opgehouden te bestaan. Het was onder redactie van twee jonge advocaten Eugène Demolder en Felix Fuchs. Eenige vijanden der invloedrijke Art Moderne hadden zich bij hen aangesloten. De Art Moderne die nu al zeven jaar bestaat is in haar laatste nummer bezig, een weinig met het lijk van VArtiste te sollen. HET 20STE TAAL- EX LETTERKUNDIG CONGRES. Het programma van het 2()ste Taal- en Letter kundig Congres, te Amsterdam van 15 tot 17 September te houden, is aan de leden verzonden. Als regelingscommissio treden op de H.H. Mr. J. N. van Hall, Voorzitter, Mr. N. de Roever, Ie Se cretaris, Dr. G. Kalff, 2e Secretaris, M. A. Perk en A. C. Wertheim, Penningmeesters. Het Congres zal vergaderen in de zalen van het gebouw der Maatschappij Fclix Meritis, op de Keizersgracht bij de Beerenstraat. De werkzaamheden hebben plaats in afdeelingsen in algemeene vergaderingen, Er zijn drie afdeelingen, gewijd aan: a. Ncderlandsche Taal- en Letterkunde, b. Nederlandsche Geschiedenis. Oudheidkunde. Kunst geschiedenis, Archiefwezen en Bibliografie, c. Noderlandsch Tooneel. Zang- en Toonkunst. Neder landsche Boekhandel. Het voorloopig programma is aldus samengesteld: Woensdag 14 September, des avonds te half Negen uur: Bijeenkomst der Congresleden in het Hotel Krasnapolsky," Warmoesstraat 181. Te Negen uur: Ontvangst ten Raadhuize door het Gemeentebestuur. Daarna: Bezoek aan het Oud-hollandsehe Markt plein der Tentoonstelling van Voedingsmiddelen. Den avond wordt besloten met eene bijeenkomst in het CaféKrasnapolsky. Donderdag 15 September, des voormiddags te half tien uur: Vergadering van de regelingscom missie met de leden van het congres in de con certzaal van het gebouw Felix Meritis. Benoe ming van het congresbestuur en van de afdeelingsbesturen. Te tien uur: Redevoering door den algemcenen voorzitter van het congres. Daarna: Eerste vergadering der afdeelingen. Afdeeling I. Nederlandsche taal- en letterkunde. (In de gehoorzaal boven). Als sprekers in deze of in de volgende verga dering dezer afdeoling hebben zich reeds doen inschrijven. Mr. Julius Obrie (Gent). De Nederlandsche rechtstaal in Noord- en Zuid-Nederland. Prof. dr. Jan ten Brink (Leiden). 1. Al te groote belangstelling in de studie der Noord- on ZuidNederlandsche dialecten leidt tot een particularisme, dat voor den bloei onzer moderne Neder landsche taal allernoodlottigst kan worden. 2. Het gebruik van bastaardwoorden is minder af te keuren dan het stellen van Nederlandsche volzinnen naar de voorschriften van de Fransche of Duitsche zinleer. 3. De studie der Nederlandsche lettergeschiedenis kan zonder gestadige vergelijking met vreemde litteraturen 'geen blijvende uitkomsten opleveren. 4. De geschiedenis der Nederlandsche letteren in de XHIe eeuw is een hoofdstuk uit de geschie denis der Midden-fransche letteren in hetzelfde tijdvak. Dr. D. C. Nijhoff (den Haag). Men moet instem men met de uitspraak van de Saturday Review van 28 Aug. 1886 omtrent Jonckbloot's oordeel over Vondel: We are sorry to see, that Mr. Jonckbloet's realistic taste has induced him to depreciate the beautiful works of Vondel, the great ideal poet of the Netherlands." Taco H. de Beer (Amsterdam.) Over realisme, naturalisme en objectiviteit in de poëtische littera tuur. Victor de Veen (Brussel.) Welke middelen zou den dienen aangewend te worden, om het gebruik van Fransche doopnamen van die althans waarvan een dietsche verrn bekend is bij het Nederlandsen publiek en zelfs bij Nederlandsche letterkundigen van beide geslachten bestaande, doelmatig te bestrijden? Mr. C. Bake (Den Haag). Over de spelling der Noord- en Zuid-Nederlamlsche plaatsnamen. Prof. dr. Paul Alberdingk Thijm (Leuven). Over volks- en gewesttaai, met het oog op België. P. J. Scherpenzeel (Brussel). 1. Welke zijn de oorzaken, dat de Nederlandsche taal, waarvan het gebied in de helft der XVIIIe eeuw, zelfs uitge breider was dan dat der Engelsche, zich niet op gelijken voet als de Duitsche, Fransche en Engel sche talen gehandhaafd heeft? Bestaan er nog middelen, om dien voor ons land zoo ongunstigen toestand, althans gedeeltelijk, te verhelpen? 2. Geldt onze taal nog als zeemanstaai en kan zij het nog zijn iu.de laatste helft der XXe eeuw, zij die onder de Europeesche zeemanstalen nog de voornaamste was in de laatste helft der XVIIIe eeuw? A. A. Vorsterman van Oijen (Den Haag). Over de schrijfwijze der familienamen, Alfried J, H. la Gravière Jzn. (Meenen). De kritiek en onze jongste schrijvers, naar aan leiding van een door mejuffrouw Helene Swarth in de Nederlandsche Dicht- en kunsthalle gesteld artikel over de jongste dichtbundels in Belgi verschenen. Afdeeling II. Nederlandsche Geschiedenis, Oud heidkunde, Kunstgeschiedenis, Archiefwezen, Bibliographie. Als sprekers in deze of in de volgende verga dering dezer afdeeling h«bben zich reeds doen inschrijven : Prof. Paul Fredericq (Gent). De inquisitie in de Nederlanden vóór Keizer Karel V. Mr. N. de Roever (Amsterdam). 1. Over den invloed door de Zuid-Nederlanders uitgeoefend op den bloei van het Noorden, en bijzonder op Amsterdam. 2. Mededeelingen over Vondels sterf huis. A. J. Servaas van Rooijen (Den Haag). Enkele punten betreffende het archiefwezen. Afdeeling III. Nederlandsch Tooneel. Neder landsche Zang- en Toonkunst. Boekhandel. Als sprekers in deze of in de volgende verga dering dezer afdeeling hebben zich reeds doen inschrijven : Peter Benoit (Antwerpen). Over de inrichting van Nederlandsche Muziekscholen. Mr. A. Wm. Jacobson (den Haag). Over do redenen, die in ons land een goode tooneelcritiek altijd moeielijk, vaak onmogelijk maken, S. J. Bouberg Wilson. Over de opleiding van den Nederlandschen tooneelkunstenaar. Era. Rosseels (Antwerpen). Over de valsdie richting van het tooneel in Holland en België. Des namiddags te een uur: Bezoek aan hot Koninklijk Zoölogisch Genootschap: NaturaArtis Magistra". Des namiddags te half drie uur: Eerste alge meene vergadering. (In de Concertzaal). Mevr. Lina Schneider. uit Keujen, zal in deze zitting hare Geschichte der Niedcrlandschen Litteratur" aan het Congres aanbieden. Als sprekers voor deze en de volgende verga deringen hebben zich reeds aangemeld : Prof. Dr. C. B. Spruyt (Amsterdam). Over de belangen van den Nederlandschen stam in ZuidAfrika. Dr. Max Rooses (Antwerpen). Over do wenschelijkhcid dat tusschen Noord- en Znid-Nederlandscbe letterkundigen een verbond worde gesticht ter bestendige behartiging onzer taal en letteren. Dr. A. von der Linde (Wiesbaden). Over Noderlandsch taal- en stijlbedcrf. Prof. Dr. Jan ten Brink (Leiden) Over Isaac da Costa, oen der aanvoerders van de Nederland sche romantiek. Dr. II. J. A. M. Schaepman (Rijsenburg). Over Vondel. Dr. J. te Winkel (Groningen). Over letterkun dige critiek. Dr. L. A. J. Burgersdijk (Deventer). Over het vertalen van Shakespeare; voordracht van ge dichten uit zijne Shakespearc-vertaling. Dr. E. Laurülard (Amsterdam). Des avonds te acht uur: tooneelvoorstelling (uitsluitend toegankelijk voor de leden van het Congres en hunne dames) in den Stadsschouw burg, te geven door do Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel": Macbeth", Treur spel van Shakespeare, vertaald en voor het Neder landsch Tooneel bewerkt door Dr. L. A J. Bur gersdijk, volgens de tooneelschikking van Franz Dingelstedt. De hoofdrollen zullen worden ver vuld door don heer Louis Bouwmeester (Macbeth), en Mevrouw Frenkel-Bouwmeester (Lady Macbeth). Vrijdag 16 September, dos voormiddags te tien uur: der afdeolingen. Des namiddags te half een uur: Bezoek aan hot standbeeld van Joost van den Vondel, in het Vondelpark. Daarna: Tweede ontbijt in het Paviljoen in het Vondelpark, tegen f 1.?do persoon. Daarna: Bezoek aan hot Rijks-Museum. Des middags te drie uur: Tweede algomeene vergadering. Des avonds te half negen uur: In de stads schouwburg, letterkundige en muzikale bijeen komst, (uitsluitend toegankelijk voor leden van bot Congres en hunne dames). l3. Ouverture Gijsbrecht van Aomstel" van Joh. J. H. Verhulst, door de Orkcst-Vereeniging, onder leiding van den heer Dan de Lange. 2o. Voordrachten, o.a. van Prof. Dr. Paul Fr déricq (Gent). Een woord over onze oude Neder landsche Volksliederen. 3o. Uitvoering van de Ouverture, Tusscbenspelen en Reien van Lucifer, van Joost van den Vondel. voor Soli, Koren on Orkest, muziek van J. A. van Eyken. Het koor en het orkest dor Amsterdamsche Orkestverooniging staan onder leiding van den Heer Dan. de Lange. De verbindende tekst is naar Vondel's treurspel gevzlgd door H. J. Schimmel. Zaterdag 17 September, des voormiddags te tien uur: Laatste algemeene vergadering. Des namiddags te half een uur, bij gunstig weder: Stoomboottocht naar het eiland Marken. Des namiddags te zeven uur: Feestmaaltijd in het Hotel Krasnapolsky. Er wordt, ook uit België, veel deelneming aan dit Congres verwacht. Ook vele Nederlandsche Let terkundigen en eenige Amsterdamsche dames heb ben zich reeds doen inschrijven. Prof. Dr. J. A. Alberdingk Thijm is door de Nederlandsche re geering tot haren vertegenwoordiger benoemd. Een aantal genootschappen en sociëteiten hebben zich bereid verklaard, aan de Congresleden, buiten Amsterdam woonachtig, toegang te verleenen, het zijn het Kon. Zoiilog. Genootschap Natura Artis Magistra, op Donderdag 15 September, de Stu denten Sociëteit NOS Jungit Amicitia, uitgezonderd Donderdagavond 15 September, de Sociëteit Arti et Amicitia, Het Leesmuseum, de Sociëteit Doctrina et Amicitia. Francisque Sarcey, de Parijsche tooneelcriticus, stelde, in den aanvang van zijn journalisten-loop baan, zeer veel belang in een actrice van het Theatre Francais, Madame Cornélie, die een buitengewoon talent bezat, maar even buitenge woon leelijk was. Sarcey, die de groote gaven der kunstenares erkende en nochthans tot zijn leed wezen de ervaring opdeed dat haar uiterlijk haar talent voortdurend in de schaduw stelde, besloot een poging te doen om hierin verandering te brengen. Te dien einde schreef hij een prachtig artikel, waarin hij Madame Cornélie zelfs boven Rachel verhief en tevens aantoonde hoe onrecht vaardig het was zooveel gewicht te hechten aan het uiterlijk eener kunstenares die, door haar talent op den eersten rang behoorde te worden. geplaatst. Den dag daarop vliegt Madame Cornélie opge wonden het bureau van Sarcey binnen. Deze meent natuurlijk vurige dankbetuigingen voor zijn artikel te zullen ontvangen. Maar dit was in goenen deele het geval. Gij hebt mij te gronde gericht, roept de kunstenares, ja, te gronde gericht! Gij geeft het publiek te verstaan, dat ik leelijk ben leelijk! (met klimmende woede) leelijk! Kan men met zulk haar ooit leelijk zijn?" En tegelijkertijd maakto zij hare prachtige haren los. ,,Waarom heb ik geen man, geen broeder, die rekenschap vorderen kan!'' En op die uitbarsting van woede volgt een stroom van tranen. Sarcey stamelt eenige woorden van verontschuldiging . . . maar geheel buiten zichzelve vliegt de kunstenares de deur weer uit. Ken steen met runenschrift werd dezer dagen in de stad Sloeswijk ontdekt, aio door de Sleeswijk-Holsteinsche oudheidkenners als een zeer merkwaardige vondst wordt beschouwd. Bij het opgraven der fundamenten van oen bastion bij hot slot Gottorp, uit de 16de eeuw gedagteekend, die onder de leiding van den architect Sturkc wegens het oprichten eener kazerne worden afge broken, vond men een ongeschonden grafsteen met runenschrift. Hij is ongeveer 90 cM. lang met drie regels schrift op de eene zijde en aan den ande ren kant de voortzetting in twee regels. De steen die 30 cM. breed en 120 c.M. hoog is, stond met den voet in den grond en was volgens de inscrip tie op een ouden grafheuvel geplaatst. Do taal komt overeen mot die op andere in do nabijheid van Sleeswijk gevonden steenen, waarvan er zich een te Luisenlund en een bij Bustorf bevindt. Zonder twijfel zijn zij allo drie uit denzclfdcn tijd. Ofschoon er zich nog eenige moeielijkheden in de ontcijfering voordoen, zoo is de vertaling toch vrij wel gelukt on luidt: Osfrida. do dochter van Winthingar, richtte dezen heuvel op voor koning Sigtrig, haar zoon, op de heilige plaats." In 1797 werd bij Selther Noor een inscriptie gevonden, waarmede deze veel overeenkomst heeft. Opmerkelijk is het, dat op den Gottorpschen steen Os-frida" als een vrou wennaam voorkomt. Een nadere ontcijfering en een vergelijking met do andere opschriften zal dit moeten ophelderen. Waarschijnlijk zal de steen van Luisenlund nogmaals aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen worden, ofschoon de eerste ontcijfering aan ervaren handen was toevertrouwd. Een nieuw ontdekte ond-GricJische stad. In het Engelsche Ailienaeinn leest men het volgende: Do navorschingen door don heer G. Theodorc Bent met behulp der beide vereonigingen (de Helienic society en de British association) op het door zijn schoon marmer beroemde eiland Thasos gedaan, hebben geleid tot do ontdekking van een onbe kende stad. In do nabijheid van de oude hoofd stad heeft do hoer Bont een Homeinschcn triomfboog met drie torens gevonden en dien benevens ccn antiek theater opgegraven. In het Zuidelijk gedeelte van het eiland bevonden zich de beroemde marmergroevcn. Daar is hot dat de overblijfselen eener oude stad gevonden zijn. Deze stad was mot de hoofdstad door een straat, waarvan ver scheidene gedeelten gevonden zijn, verbonden. In de staat zelve, waar zonder twijfel do koop lieden en handelaars in marmer woonden, is meer dan een overblijfsel van merkwaardige gebouwen voorhanden, maar voor het oogenblik kon de heer Bent zijn aandacht alleen wijden aan een derzelve, en koos hij daarvoor een tempel uit, die op een vijf treden hooge platform staat. Do onderste trede reikt tot aan de zee. Do trap bestaat uit de grootste blokken marmer, die men ooit zag. liet binnenste van den tempel is in tweeen ver deeld, In hot ruimste gedeelte bevindt zich een verhevenheid, waarop oorspronkelijk oen Archaïsche Apollo stond, wiens forso er naast ligt. Dit laatste heeft van den hals tot de knie de lengte van 4 voet 5 duim; zooals men aan den nok nog kaa zien, viel het haar in 15 vlechten naar beneden. Aan het voetstuk vindt men tafels met opschriften afkomstig van zeelieden, die de goden voor hun behouden overkomst danken. Het tweede gedeelte des tempels is kleiner dan het andere. l)e muur welke de twee gedeelten van elkander scheidt, is van reusachtige marmorblokken samengesteld, die door ijzeren krammen aan elkaar zijn vast gehecht. In 't midden is een l voet breede deur. Bij het binnengaan valt de blik het eerst op een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl