Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 531.
ontruimd wordt: i suonatori e gli altri partono
con/wst. Mozart heeft daar ook inderdaad geen
koor geplaatst en het komt wellicht met de waar
schijnlijkheid overeen, dat, waar groote heeren
iets uit te maken hebben, het geringere volk maar
Metst op een afstand blijft. Maar een opera-direc
teur kon om die weinige redenen niet een der
prachtigste muzikale effecten opofferen, zooals het
te Parijs, te Londen, te Weenen, te Milaan ver
kregen werd met den rijkdom van klank, van
decoratief, costumes en figuratie, met de zeven
stemmen der eerste artisten, gesteund door het
reusachtig koor. Het groote finale is dus gebleven.
Een ander geval is het met het beroemde
sextuor, waaraan al de personen deelnemen, behalve
Don Juan, en waarin Leporello het kleed van zijn
meester draagt. Men kan zich, alleen den tekst
lezende, niet goed voorstellen, waar al deze per
sonen moeten samen komen, en toen de Fransche
Opera in 1866 Don Juan weder monteerde, werd
er besloten tot een van die tooneelen, half tuin,
half straat, waartoe de oude komedie zoo vaak
haar toevlucht nam. Het weergevonden manu
script draagt nu volgens Von Wolzogen: atrio
oscuro in casa di donna Anna, een donkere
vestibule in donna Anna's huis. Dit moet een
vergissing zijn, want wie kan zich voorstellen, dat
Leporello, als Don Juan verkleed, het zonderlinge
denkbeeld zou hebben, Donna Elvira naar het
paleis van den Commandeur te brengen ? En al
was het een schrijffout, en werd een donkere
voorplaats in casa di donna Elvira bedoeld, dan
is het nog niet veel beter; want hoe zouden donna
Elvire en Leporello weder in dat huis komen,
waarvan Masetto en zijne makkers den omtrek
bewaken? En wat komt daar donna Anna uit
voeren, met don Ottavio, en dan Zerline met haar
bruidegom, en waarom zouden al die lieden ver
baasd zijn wanneer zij Elvire in haar eigen huis
herkennen ?
Te Weenen heeft men er daarom dit op ge
vonden, dat het decoratief eene half ingevallen
gothische kapel voorstelt, vanwaar men het
kerkhof ziet, en reeds in de verte, door een
reusachtig boogvenster, het standbeeld van den
Commandeur. In Parijs heeft men dit r-iet over
genomen, ons niet het effect van de volgende
Bcèoe, waar het standbeeld van den Commandeur
tragisch en spookachtig verrijzen moet, reeds
vooruit te bederven. In allen gevalle zijn beide
deèoratiën beter dan de duistere voorplaats"
in een der beide paleizen.
*
Te Salzburg heeft men zich om dat alles niet
bekreund. Wij zagen, hoe minachtend Hanslick,
de verwende verslaggever der Weener hofopera
er over sprak; Johannes Proelsz in de Frank
furter is het omtrent de feiten niet oneens, maar
z\jn conclusie is anders. Hoe weinig eene artis
tiek goede voorstelling van een belangrijk, van
dramatisch leven bezield tooneelwerk al die kost
bare opvoeringen en pronkende decoratiën noodig
heeft, die de exploitatie onzer moderne tooneelen
zoo duur maken, bleek overtuigend uit deze op
voering van Mozart's Dpn Juan op een tooneel
dat men met zes schreden kan afmeten." De in
druk was echter op allen die van werkelijke
vereering voor den meester; en in zoover is de
stad Salzburg waardiglijk al de groote schouw
burgen voorgegaan, die in October den centenajre
van Mozart's galanten held zullen vieren.
VARIA.
Het toelatingsexamen van de Rijksacademie van
Beeldende Kunsten te Amsterdam zal aanvangen
op Maandag 26 September a. s., des morgens te
9 uur in het Academie-gebouw, terwijl de lessen
zullen beginnen op Maandag 3 October.
Het museum te Brussel heeft een groot schil
derij van Kubens aangekocht, niet zooals eenige
Hollandsche couranten meldden, tot titel hebbende:
Diana op de jacht, maar zijnde een groot land
schap dat de mythologische episode van de jacht
op het Calydonische zwijn omlijst.
Ter gelegenheid van de feestviering ter herin
nering aan de Fransche revolutie van 1789 heb
ben, naar men verzekert, twee welbekende schilders,
Alfred Stevens en H. Gervex cartons ontworpen
voor een kolossale compositie, waarin de periode
der achter ons liggende honderd jaren wordt
voorgesteld, en waarop niet minder dan 1800 per
sonen, beroemd in politiek, kunsten, industrie,
wetenschap, krijgskunst enz. zullen zijn te vinden.
Stevens en Gervex vragen aan den Staat den
afstand van een deel der Tuileriën, om er gedu
rende zes maanden hun panorama van het
Centenaire, dat een aantrekkelijkheid te meer aan
de groote tentoonstelling van 1889 zal geven, te
kunnen exposeeren.
Het Oostenrijksch gouvernement had verleden
jaar aan den Franschen schilder Charlemont de
bestelling gedaan van drie schilderijen, die door
den artiest aan de Oostenrijksche ambassade te
Parijs geleverd werden. De ambassade stelde
deze schilderijen, alvorens ze te verzenden, publiek
ter bezichtiging in een lokaal van het Palais de
l'Industrie, daartoe door de Fransche regeering
afgestaan.
Maar onmiddellijk na de opening dier expositie
liet een bankier, Delamolte genaamd, en die
schuldeischer van den schilder was, beslag leggen
op de schilderijen.
De Oostenrijksche ambassade protesteerde hier
tegen op grond van de privilegiën aan gezant
schappen toegekend, en de rechtbank heeft schor
sing der vervolging gelast.
De groote, van geboorte Belgische, doch te
Parijs wonende etser Félicien Rops, heeft een pas
verschenen boek van Josephin Péladon getiteld:
rinitiation sentimentale, weder een van zijn
mees.terlijke frontispices gegeven.
' Men ziet er weder, zooals een bevoegd beoor
deelaar schreef, de eenige artiest van onzen tijd
in, dien men door de emotioneele beteekenis der
lijnen en den rijkdom van vinding, vergelijken
mag met de vroegere symbolieke Duitsche en
Florentijnsche schilders.
Bij een Fransche vertaling van de House of
Life" van Dante Gabriel Rossetti, door mevrouw
Clèmence Couve bezorgd en bij Lemerre te Parijs
uitgegeven, is een geëtst portret van dezen
grooten dichter-schilder gevoegd.
Het stelt den artiest voor op lateren leeftijd,
met een ietwat opgezet gezicht en een
gefatigeerde uitdrukking.
In het voorbericht wordt Rossetti, voor zoover
wij kunnen nagaan voor 't eerst in Frankrijk,
met zijn geestverwant den schilder Gustave
Moreau vergeleken.
De kwesties over den eerlang te openen
Brusselschen Salon, blijven de Belgische en Fransche
bladen druk bezighouden.
Hier vergood en ginds geminacht, is 't lot zelfs
van zeer beroemde artisten. Door de strengheid
der Brusselsche jury werd, naar op verschillende
plaatsen beweerd wordt, het werk van schilders
van zeer veel naam voor den salon geweigerd.
Men noemt de namen van Henri van der Hecht
die op den laatsten Parijschen Salon een mention
honorable kreeg, van Mesdag wiens schilderij te
Parijs voor het Luxembourg werd aangekocht, van
Besnard den bekwamen Franschen modernist.
Waarschijnlijk echter loopen onder deze berichten
canards.
In den Parijschen Moniteur des Arts van 19
Augustus, worden de bepalingen der Brusselsche
Commissie andermaal met warmte aan de Sociét
des Artistes Francais ten voorbeeld gesteld.
Door de Commissie waren officieel veertig Fran
sche schilders tot exposeeren uitgenoodigd. Van hen
zonden in o. a. Gorvex, Stevens, Ribot, Béraud,
Francois Flaming en Teloure.
Gari Melchers zond het schilderij van een Hol
landsche dorpskerk dat verleden jaar te Amster
dam bekroond werd.
Jan van Beers zond een werk, voorstellende:
een groote bronzen lijst, versierd met een boom
tak, waarin een salamander. In een hoek stelt
een stukje schilderwerk het hoofd en den arm
eener jolie femme voor. Aangezien het beeld
houwwerk van de lijst het in vele opzichten, zoo
wat qualiteit als quantiteit aangaat, van het schil
derwerk op het paneeltje wint, is er, naar een
spotter meldt, sprake van, de inzending van Van
Beers in de afdeeling voor beeldhouwwerk te
plaatsen.
Men bereidt zich voor te Brussel in hetMusée
du Nord een Salon des Réfusés in te richten.
Het Belgische blad l'Artiste dat ookjn Holland
aan vele schilders en geïnteresseerden werd toe
gezonden ter kennismaking, heeft na een bestaan
van slechts eenige maanden opgehouden te bestaan.
Het was onder redactie van twee jonge advocaten
Eugène Demolder en Felix Fuchs. Eenige vijanden
der invloedrijke Art Moderne hadden zich bij
hen aangesloten.
De Art Moderne die nu al zeven jaar bestaat
is in haar laatste nummer bezig, een weinig met
het lijk van VArtiste te sollen.
HET 20STE TAAL- EX LETTERKUNDIG
CONGRES.
Het programma van het 2()ste Taal- en Letter
kundig Congres, te Amsterdam van 15 tot 17
September te houden, is aan de leden verzonden. Als
regelingscommissio treden op de H.H. Mr. J. N.
van Hall, Voorzitter, Mr. N. de Roever, Ie Se
cretaris, Dr. G. Kalff, 2e Secretaris, M. A. Perk
en A. C. Wertheim, Penningmeesters.
Het Congres zal vergaderen in de zalen van het
gebouw der Maatschappij Fclix Meritis, op de
Keizersgracht bij de Beerenstraat.
De werkzaamheden hebben plaats in
afdeelingsen in algemeene vergaderingen,
Er zijn drie afdeelingen, gewijd aan:
a. Ncderlandsche Taal- en Letterkunde, b.
Nederlandsche Geschiedenis. Oudheidkunde. Kunst
geschiedenis, Archiefwezen en Bibliografie, c.
Noderlandsch Tooneel. Zang- en Toonkunst. Neder
landsche Boekhandel.
Het voorloopig programma is aldus samengesteld:
Woensdag 14 September, des avonds te half
Negen uur: Bijeenkomst der Congresleden in het
Hotel Krasnapolsky," Warmoesstraat 181.
Te Negen uur: Ontvangst ten Raadhuize door
het Gemeentebestuur.
Daarna: Bezoek aan het Oud-hollandsehe Markt
plein der Tentoonstelling van Voedingsmiddelen.
Den avond wordt besloten met eene bijeenkomst
in het CaféKrasnapolsky.
Donderdag 15 September, des voormiddags te
half tien uur: Vergadering van de regelingscom
missie met de leden van het congres in de con
certzaal van het gebouw Felix Meritis. Benoe
ming van het congresbestuur en van de
afdeelingsbesturen.
Te tien uur: Redevoering door den algemcenen
voorzitter van het congres.
Daarna: Eerste vergadering der afdeelingen.
Afdeeling I. Nederlandsche taal- en letterkunde.
(In de gehoorzaal boven).
Als sprekers in deze of in de volgende verga
dering dezer afdeoling hebben zich reeds doen
inschrijven.
Mr. Julius Obrie (Gent). De Nederlandsche
rechtstaal in Noord- en Zuid-Nederland.
Prof. dr. Jan ten Brink (Leiden). 1. Al te groote
belangstelling in de studie der Noord- on
ZuidNederlandsche dialecten leidt tot een
particularisme, dat voor den bloei onzer moderne Neder
landsche taal allernoodlottigst kan worden.
2. Het gebruik van bastaardwoorden is minder
af te keuren dan het stellen van Nederlandsche
volzinnen naar de voorschriften van de Fransche
of Duitsche zinleer.
3. De studie der Nederlandsche lettergeschiedenis
kan zonder gestadige vergelijking met vreemde
litteraturen 'geen blijvende uitkomsten opleveren.
4. De geschiedenis der Nederlandsche letteren
in de XHIe eeuw is een hoofdstuk uit de geschie
denis der Midden-fransche letteren in hetzelfde
tijdvak.
Dr. D. C. Nijhoff (den Haag). Men moet instem
men met de uitspraak van de Saturday Review
van 28 Aug. 1886 omtrent Jonckbloot's oordeel
over Vondel: We are sorry to see, that Mr.
Jonckbloet's realistic taste has induced him to
depreciate the beautiful works of Vondel, the
great ideal poet of the Netherlands."
Taco H. de Beer (Amsterdam.) Over realisme,
naturalisme en objectiviteit in de poëtische littera
tuur.
Victor de Veen (Brussel.) Welke middelen zou
den dienen aangewend te worden, om het gebruik
van Fransche doopnamen van die althans
waarvan een dietsche verrn bekend is bij het
Nederlandsen publiek en zelfs bij Nederlandsche
letterkundigen van beide geslachten bestaande,
doelmatig te bestrijden?
Mr. C. Bake (Den Haag). Over de spelling der
Noord- en Zuid-Nederlamlsche plaatsnamen.
Prof. dr. Paul Alberdingk Thijm (Leuven). Over
volks- en gewesttaai, met het oog op België.
P. J. Scherpenzeel (Brussel). 1. Welke zijn de
oorzaken, dat de Nederlandsche taal, waarvan het
gebied in de helft der XVIIIe eeuw, zelfs uitge
breider was dan dat der Engelsche, zich niet op
gelijken voet als de Duitsche, Fransche en Engel
sche talen gehandhaafd heeft? Bestaan er nog
middelen, om dien voor ons land zoo ongunstigen
toestand, althans gedeeltelijk, te verhelpen?
2. Geldt onze taal nog als zeemanstaai en kan
zij het nog zijn iu.de laatste helft der XXe eeuw,
zij die onder de Europeesche zeemanstalen nog
de voornaamste was in de laatste helft der XVIIIe
eeuw?
A. A. Vorsterman van Oijen (Den Haag). Over
de schrijfwijze der familienamen,
Alfried J, H. la Gravière Jzn. (Meenen). De
kritiek en onze jongste schrijvers, naar aan
leiding van een door mejuffrouw Helene Swarth
in de Nederlandsche Dicht- en kunsthalle gesteld
artikel over de jongste dichtbundels in Belgi
verschenen.
Afdeeling II. Nederlandsche Geschiedenis, Oud
heidkunde, Kunstgeschiedenis, Archiefwezen,
Bibliographie.
Als sprekers in deze of in de volgende verga
dering dezer afdeeling h«bben zich reeds doen
inschrijven :
Prof. Paul Fredericq (Gent). De inquisitie in
de Nederlanden vóór Keizer Karel V.
Mr. N. de Roever (Amsterdam). 1. Over den
invloed door de Zuid-Nederlanders uitgeoefend op
den bloei van het Noorden, en bijzonder op
Amsterdam. 2. Mededeelingen over Vondels sterf
huis.
A. J. Servaas van Rooijen (Den Haag). Enkele
punten betreffende het archiefwezen.
Afdeeling III. Nederlandsch Tooneel. Neder
landsche Zang- en Toonkunst. Boekhandel.
Als sprekers in deze of in de volgende verga
dering dezer afdeeling hebben zich reeds doen
inschrijven :
Peter Benoit (Antwerpen). Over de inrichting
van Nederlandsche Muziekscholen.
Mr. A. Wm. Jacobson (den Haag). Over do
redenen, die in ons land een goode tooneelcritiek
altijd moeielijk, vaak onmogelijk maken,
S. J. Bouberg Wilson. Over de opleiding van
den Nederlandschen tooneelkunstenaar.
Era. Rosseels (Antwerpen). Over de valsdie
richting van het tooneel in Holland en België.
Des namiddags te een uur: Bezoek aan hot
Koninklijk Zoölogisch Genootschap: NaturaArtis
Magistra".
Des namiddags te half drie uur: Eerste alge
meene vergadering. (In de Concertzaal). Mevr.
Lina Schneider. uit Keujen, zal in deze zitting
hare Geschichte der Niedcrlandschen Litteratur"
aan het Congres aanbieden.
Als sprekers voor deze en de volgende verga
deringen hebben zich reeds aangemeld :
Prof. Dr. C. B. Spruyt (Amsterdam). Over de
belangen van den Nederlandschen stam in
ZuidAfrika.
Dr. Max Rooses (Antwerpen). Over do
wenschelijkhcid dat tusschen Noord- en
Znid-Nederlandscbe letterkundigen een verbond worde gesticht
ter bestendige behartiging onzer taal en letteren.
Dr. A. von der Linde (Wiesbaden). Over
Noderlandsch taal- en stijlbedcrf.
Prof. Dr. Jan ten Brink (Leiden) Over Isaac
da Costa, oen der aanvoerders van de Nederland
sche romantiek.
Dr. II. J. A. M. Schaepman (Rijsenburg). Over
Vondel.
Dr. J. te Winkel (Groningen). Over letterkun
dige critiek.
Dr. L. A. J. Burgersdijk (Deventer). Over het
vertalen van Shakespeare; voordracht van ge
dichten uit zijne Shakespearc-vertaling.
Dr. E. Laurülard (Amsterdam).
Des avonds te acht uur: tooneelvoorstelling
(uitsluitend toegankelijk voor de leden van het
Congres en hunne dames) in den Stadsschouw
burg, te geven door do Koninklijke Vereeniging
Het Nederlandsch Tooneel": Macbeth", Treur
spel van Shakespeare, vertaald en voor het Neder
landsch Tooneel bewerkt door Dr. L. A J. Bur
gersdijk, volgens de tooneelschikking van Franz
Dingelstedt. De hoofdrollen zullen worden ver
vuld door don heer Louis Bouwmeester (Macbeth),
en Mevrouw Frenkel-Bouwmeester (Lady Macbeth).
Vrijdag 16 September, dos voormiddags te tien
uur: der afdeolingen.
Des namiddags te half een uur: Bezoek aan
hot standbeeld van Joost van den Vondel, in het
Vondelpark.
Daarna: Tweede ontbijt in het Paviljoen in het
Vondelpark, tegen f 1.?do persoon.
Daarna: Bezoek aan hot Rijks-Museum.
Des middags te drie uur: Tweede algomeene
vergadering.
Des avonds te half negen uur: In de stads
schouwburg, letterkundige en muzikale bijeen
komst, (uitsluitend toegankelijk voor leden van
bot Congres en hunne dames).
l3. Ouverture Gijsbrecht van Aomstel" van
Joh. J. H. Verhulst, door de Orkcst-Vereeniging,
onder leiding van den heer Dan de Lange.
2o. Voordrachten, o.a. van Prof. Dr. Paul Fr
déricq (Gent). Een woord over onze oude Neder
landsche Volksliederen.
3o. Uitvoering van de Ouverture, Tusscbenspelen
en Reien van Lucifer, van Joost van den Vondel.
voor Soli, Koren on Orkest, muziek van J. A. van
Eyken. Het koor en het orkest dor Amsterdamsche
Orkestverooniging staan onder leiding van den
Heer Dan. de Lange. De verbindende tekst is naar
Vondel's treurspel gevzlgd door H. J. Schimmel.
Zaterdag 17 September, des voormiddags te
tien uur: Laatste algemeene vergadering.
Des namiddags te half een uur, bij gunstig
weder: Stoomboottocht naar het eiland Marken.
Des namiddags te zeven uur: Feestmaaltijd in
het Hotel Krasnapolsky.
Er wordt, ook uit België, veel deelneming aan
dit Congres verwacht. Ook vele Nederlandsche Let
terkundigen en eenige Amsterdamsche dames heb
ben zich reeds doen inschrijven. Prof. Dr. J. A.
Alberdingk Thijm is door de Nederlandsche re
geering tot haren vertegenwoordiger benoemd.
Een aantal genootschappen en sociëteiten hebben
zich bereid verklaard, aan de Congresleden, buiten
Amsterdam woonachtig, toegang te verleenen, het
zijn het Kon. Zoiilog. Genootschap Natura Artis
Magistra, op Donderdag 15 September, de Stu
denten Sociëteit NOS Jungit Amicitia, uitgezonderd
Donderdagavond 15 September, de Sociëteit Arti
et Amicitia, Het Leesmuseum, de Sociëteit
Doctrina et Amicitia.
Francisque Sarcey, de Parijsche tooneelcriticus,
stelde, in den aanvang van zijn journalisten-loop
baan, zeer veel belang in een actrice van het
Theatre Francais, Madame Cornélie, die een
buitengewoon talent bezat, maar even buitenge
woon leelijk was. Sarcey, die de groote gaven der
kunstenares erkende en nochthans tot zijn leed
wezen de ervaring opdeed dat haar uiterlijk haar
talent voortdurend in de schaduw stelde, besloot
een poging te doen om hierin verandering te
brengen. Te dien einde schreef hij een prachtig
artikel, waarin hij Madame Cornélie zelfs boven
Rachel verhief en tevens aantoonde hoe onrecht
vaardig het was zooveel gewicht te hechten aan
het uiterlijk eener kunstenares die, door haar
talent op den eersten rang behoorde te worden.
geplaatst.
Den dag daarop vliegt Madame Cornélie opge
wonden het bureau van Sarcey binnen. Deze
meent natuurlijk vurige dankbetuigingen voor zijn
artikel te zullen ontvangen. Maar dit was in
goenen deele het geval. Gij hebt mij te gronde
gericht, roept de kunstenares, ja, te gronde
gericht! Gij geeft het publiek te verstaan, dat
ik leelijk ben leelijk! (met klimmende woede)
leelijk! Kan men met zulk haar ooit leelijk zijn?"
En tegelijkertijd maakto zij hare prachtige haren
los. ,,Waarom heb ik geen man, geen broeder, die
rekenschap vorderen kan!'' En op die uitbarsting
van woede volgt een stroom van tranen. Sarcey
stamelt eenige woorden van verontschuldiging . . .
maar geheel buiten zichzelve vliegt de kunstenares
de deur weer uit.
Ken steen met runenschrift werd dezer dagen
in de stad Sloeswijk ontdekt, aio door de
Sleeswijk-Holsteinsche oudheidkenners als een zeer
merkwaardige vondst wordt beschouwd. Bij het
opgraven der fundamenten van oen bastion bij
hot slot Gottorp, uit de 16de eeuw gedagteekend,
die onder de leiding van den architect Sturkc
wegens het oprichten eener kazerne worden afge
broken, vond men een ongeschonden grafsteen met
runenschrift. Hij is ongeveer 90 cM. lang met drie
regels schrift op de eene zijde en aan den ande
ren kant de voortzetting in twee regels. De steen
die 30 cM. breed en 120 c.M. hoog is, stond met
den voet in den grond en was volgens de inscrip
tie op een ouden grafheuvel geplaatst.
Do taal komt overeen mot die op andere in
do nabijheid van Sleeswijk gevonden steenen,
waarvan er zich een te Luisenlund en een bij
Bustorf bevindt. Zonder twijfel zijn zij allo drie
uit denzclfdcn tijd. Ofschoon er zich nog eenige
moeielijkheden in de ontcijfering voordoen, zoo
is de vertaling toch vrij wel gelukt on luidt:
Osfrida. do dochter van Winthingar, richtte dezen
heuvel op voor koning Sigtrig, haar zoon, op de
heilige plaats." In 1797 werd bij Selther Noor
een inscriptie gevonden, waarmede deze veel
overeenkomst heeft. Opmerkelijk is het, dat op
den Gottorpschen steen Os-frida" als een vrou
wennaam voorkomt. Een nadere ontcijfering en
een vergelijking met do andere opschriften zal
dit moeten ophelderen. Waarschijnlijk zal de steen
van Luisenlund nogmaals aan een nauwkeurig
onderzoek onderworpen worden, ofschoon de eerste
ontcijfering aan ervaren handen was toevertrouwd.
Een nieuw ontdekte ond-GricJische stad. In het
Engelsche Ailienaeinn leest men het volgende:
Do navorschingen door don heer G. Theodorc Bent
met behulp der beide vereonigingen (de Helienic
society en de British association) op het door zijn
schoon marmer beroemde eiland Thasos gedaan,
hebben geleid tot do ontdekking van een onbe
kende stad. In do nabijheid van de oude hoofd
stad heeft do hoer Bont een Homeinschcn
triomfboog met drie torens gevonden en dien benevens
ccn antiek theater opgegraven. In het Zuidelijk
gedeelte van het eiland bevonden zich de beroemde
marmergroevcn. Daar is hot dat de overblijfselen
eener oude stad gevonden zijn. Deze stad was
mot de hoofdstad door een straat, waarvan ver
scheidene gedeelten gevonden zijn, verbonden.
In de staat zelve, waar zonder twijfel do koop
lieden en handelaars in marmer woonden, is meer
dan een overblijfsel van merkwaardige gebouwen
voorhanden, maar voor het oogenblik kon de heer
Bent zijn aandacht alleen wijden aan een derzelve,
en koos hij daarvoor een tempel uit, die op een
vijf treden hooge platform staat. Do onderste
trede reikt tot aan de zee. Do trap bestaat uit
de grootste blokken marmer, die men ooit zag.
liet binnenste van den tempel is in tweeen ver
deeld, In hot ruimste gedeelte bevindt zich een
verhevenheid, waarop oorspronkelijk oen Archaïsche
Apollo stond, wiens forso er naast ligt. Dit laatste
heeft van den hals tot de knie de lengte van 4
voet 5 duim; zooals men aan den nok nog kaa
zien, viel het haar in 15 vlechten naar beneden. Aan
het voetstuk vindt men tafels met opschriften
afkomstig van zeelieden, die de goden voor hun
behouden overkomst danken. Het tweede gedeelte
des tempels is kleiner dan het andere. l)e muur
welke de twee gedeelten van elkander scheidt,
is van reusachtige marmorblokken samengesteld,
die door ijzeren krammen aan elkaar zijn vast
gehecht. In 't midden is een l voet breede deur.
Bij het binnengaan valt de blik het eerst op een