Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.533.
s"
Evenwel zulke doordravers ziet de
Spruyt nu juist in deze »Laodiceeërs"
Doch, wat geeft dezen «modernen
profesreoht het vermoeden te uiten, dat de
locoeypi met op hetzelfde spoor zich bewegen;
-wissels niet verzet moeten worden,
maatschappelijke veranderingen
onzijn?
e vier artikelen van den heer Spruyt
geen zweem van een betoog voor, veel
yan eeri bewijS) waaruit blijkt, dat
het verzetten van de wissels
eenbotg zal uitblijven!
iWordt vervolgd.)
Van over de Grenzen.
'f Niettegenstaande al de bedreigingen yan
?itufisische en Fransche zijde, bij welke zich
, Jli dea laatsten tijd nog de plechtige en
zwaar' pchtige veroordeeling der Duitsche officieuse
"Spfs; heeft gevoegd, zit prins Ferdinand van
fSöbuTg nog steeds op den Bulgaarschen
vorIReDéroon, en is de oplossing van de Oostersche
«piaeetie geen stap verder gekomen. De poging
' *ur JRusland, om door de zending van een
:JJ*U»wsch generaal als Turksch commissaris
?4*0. het gezag van den Coburger een einde
P maken, is volkomen mislukt. Niemand
":ent, dat de tegenwoordige toestand ten
.Jea van den Donau in vele opzichten
strijd is met het traktaat van Berlijn, maar
TJïeinand weet een middel aan de hand te doen
^n aan dien toestand een einde te maken op
Jttnp "iriize, die de belangen van geen der groote
jÉWgeoaheden gevaar doet loopen. Voor de
Bul? jgjHtëa geldt het thans in hooge mate: tijd
gewonJien is veel gewonnen, en het is te hopen, dat het
?linieterie-StamboeloiF, dat zich zelf heeft ge
kenmerkt als een regeering van verzet tegen de
inmenging van Europa in zuiver Bulgaarsche
pfcögelegenheden, zich dien tijd zal ten nutte
H»ken, om het gezag van den vorst en van
zijne raadslieden ook in het binnenland te
bevestigen.^ Aan zelfvertrouwen ontbreekt het
der regeering niet: dit blijkt uit hare
mededeeling, dat zij den staat yan beleg wil op
heffen, en dus haar krachtigste wapen uit de
hand wil geven, om: gedurende de periode
Jasr verkiezingen voor de nieuwe Sooranja,
binnenlandsche woelingen tegen te gaan. Mo
gelijk echter is die maatregel niet zoozeer
een, bewijs van zelfbewuste kracht, als wel
een poging tot verzoening van de talrijke
tegenstanders, en tot logenstraffing van hen.
die het de ^organen der Russische regeering
nazeggen, dat vorst Ferdinand, evenals de
regenten voor hem, zich slechts kan hand
haven door- iedere uiting der meening van
politieke tegenstanders met geweld te beletten.
*
* *
De officieuse Russische Nord heeft rond weg
geloochend, dat het voorstel betreffende de
aending van generaal Ernroth door het Ka
binet van St. Petersburg was gedaan, ofschoon
deze zending veertien dagen lang het onder
werp van pourparlers tusschen de
regeeringjen heeft uitgemaakt. Natuurlijk, de druiven
ZQB zuur. Thans vernemen wij, dat Rusland
aan zulk eene zending niet kan denken, voor
d&t Turkije in het vorstendom een wettigen
toestand zal hebben hersteld. Jammer maar,
«at zulke officieuse verzekeringen niets waard
J" want zoo Rusland inderdaad wilde
wach.neder in den gouden glans der zon en
teedere kinderen van Flora schenen half
hun ontluikende knopjes weer in te
Geen wonder dat de liefelijke
yerschjjning deze donkerblozende zuidelijke
?' zuster Van de bleeke noordelijke Junifee
zich niet lang bij ons ophield, maar na de
, vroeger zoo vreedzame bergpassen en valleien
' Op haren snellen doortocht haastig te hebben
getooid, zich weemoedig afwendde en verder
ging voor de barbaarsche
vernielingswerktuigea der menschen.
De voorbereidende werkzaamheden, die de
Wapenmagazijnen en geschutgieterijen maan
den achtereen hadden beziggehouden, nader
den hun voltooiing. Reeds sedert weken door
vlogen geruchten over een nieuwen aanval
de gelederen, maar de orders yan vandaag
Weerspraken de geruchten van gisteren en het
groote leger bleef waar het was.
HeintzelBlaB*s*feorps vouwde elk oogenblik zijn tenten
Op evenals_ de Arabieren en verdween even
geheimzinnig; maar op de een of andere wijze
lag het den volgenden morgen toch weer op
m» oude plaats gekampeerd. Eindelijk ont
ving onze brigade op zekeren morgen bevel
om op te rukken.
>Wij gaan naar Richmond, jongens!" riep
Btrong, terwijl hij zijn hoofd om het lederen
voorhang der tent naar binnen stak; en wij
schreeuwden en 'zwaaiden met onze petten als
bezetenen. Ach! de vlakten van Bethel, Buil
Run en Ball's Bluff, de drie bloedige B's,
zooals wij ze noemden, hadden ons niet wijzer
_ gemaakt.
Links van ons kamp verhief zich een groote
heuvel, welks helling dicht begroeid met dwerg
eiken, pruimen- en kastanjeboomen, steil uit
de vlakte oprees. Den avond voordat onze
tenten werden afgebroken, had ik den top
beklommen, om een laatsten afscheidsblik te
werpen op het heerlijk panorama, welks
dagelyksche aanschouwing niet bij machte was
geweest den glans der bekoorlijkheid voor
mij te verdooven. Daar onder mijn voeten
-strekte het kamp van het groote leger zich
mijlen en mijlen ver uit met de vuren van
zijn wachtposten, die helder opflikkerden in
4e donkere avondlucht. Duizende lichtjes
schitterden in alle richtingen, sommigen on
bewegelijk als sterren op het groene kleed
der vallei, andere in onophoudelijke beweging
ten, tot de Porte hare souyereine rechten liet
gelden op eene voor de politiek van den Czar
gunstige, d. i. eene Russische bezetting, of
net optreden van een Russisch commissaris
als regent voorbereidende wijze, zou de
Coburger te Sofia ongehinderd oud en der dagen
zat kunnen worden.
Men beweert, dat de Porte de goede dien
sten van den heer Von Bismarck als bemid
delaar heeft ingeroepen. Tot nu toe echter is
van de bemoeiingen van den Duitechen
rijkskanselier niets gebleken. Ook hij heeft reke
ning te houden met de openbare meening,
en_hij heeft duidelijk kunnen bemerken, hoe
weinig kans van slagen zyne poging heeft.
om eene toenadering tusschen Duitschland
en Rusland tot stand te brengen. De Kölnische
Zeitung, die gewoonlijk de staatkunde der
Duitsche regeering met geestdrift toejuicht,
heeft reeds gewaarschuwd tegen een onwaar
dig bedelen om de gunst van Rusland, tegen
een »Wettkriecheri' met Frankrijk. De Russi
sche pers ontvangt de avances van den heer
Von Bismarck met beleedigend wantrouwen.
En in Oostenrijk is de stemming nog ongun
stiger. Het samengaan met Rusland, dat
sedert eenige weken door de Duitsche
regeeringsorganen is aangeprezen, wordt daar be
schouwd als een verraad aan de alliantie, die
sedert 1879 Duitschland n Oostenrijk
vereenigt, en graaf Kalnoky heeft, naar men
beweert, zelfs verklaard, dat, indien onder de
gegeven omstandigheden eene bijeenkomst
laats had van den czar en keizer Wilhelm,
e Oostenriiksche staatkunde zich, hoenoode
ook, geheel van de Duitsche zou moeten
losmaken.
Op de »nieuwe groepeering" der Eur
peesche mogendheden rust dus geen zegen. De
vrees voor eene Fransch-Russische alliantie
schijnt in den laatsten tijd de drijfveer der
politiek van den heer Von Bismarck te zijn
geweest, maar zij heeft tot nu toe geen resul
taat gehad, dan dat Duitschland zijn laatsten
betrouwbaren vriend heeft verloren, zonder
daarvoor in een meer vriendschappelijke hou
ding van Rusland eenige vergoeding te vin
den. Engeland blijft natuurlijk alles doen,
om Rusland, zoowel in het Balkanschier
eiland als elders, tegen te werken. Of Lord
Salisbury of wel de neer Gladstone te Lon
den minister-president is. maakt in dit opzicht
geen verschil. De oude leider der Engelsche
liberalen is een weinig gevoeliger voor de
beleefdheden van den Czar dan het hoofd der
Tories, nmar beiden zijn genoodzaakt, in het
Balkanschiereilaiid de partij van Oostenrijk
tegen die van Rusland te kiezen. Italiëein
delijk heeft zich, bij monde van den gezant
te Constantinopel, baron Blanc, over de Bul
gaarsche quaestie uitgelaten op een wijze, die
elke erkenning van Rusland's overmacht
en overwicht uitsluit. Een land, zoo be
weerde de gezant in zijn laatste audiëntie bij
den Sultan dat zijn eenheid te danken
heeft aan de huldiging van het nationaliteits
beginsel, kan slechts sympathie gevoelen voor
het streven'der Bulgaren naar vrijheid en na
tionale zelfstandigheid, en zal er geen aan
stoot aan nemen, wanneer bij de verkiezing
van den vorst en diens aanvaarding yan de
regeering niet alle formaliteiten zijn in acht
genomen.
Wanneer de heer Von Bismarck niet tel
kens opnieuw bewijzen gaf van onvermin
derde energie, zou eene vergelijking van
Duitschland's tegenwoordige verhouding tot
de overige mogendheden met den toestand
als vuurvliegjes tusschen het wiegelend loof
der boomen,weer andere in evenwijdige rechte
en gebogen lijnen zich uitstrekkend, als de
straatlantarens eener machtige stad. Ergens
ver weg speelde een muziekcorps, te
oordeelen naar de klanken, die nu en dan, door
den afstand verzacht, droomerig als 't ware
tot mij opstegen en een enkele maal trilde
dichter bij de zilveren schel van een horen,
helder door de nachtlucht omhoog en scheen
zich als een vuurpijl te verliezen tusschen de
miïlioenm geduldige vreedzame sterren. Plot
seling voelde ik een hand op mijn arm leggen.
»Ik zou graag een woordje met je willen
spreken," zeide Bladburn's stem.
Eenigszins verwonderd maakte ik plaats
voor hem op den omgevallen boomstam,waarop
ik gezeten was.
«Later heb ik er misschien geen gelegenheid
meer toe," zeide hij. »Gij en de andere jon
gens zijt altijd hartelijk jegens mij geweest,
hartelijker dan ik verdien; maar somtijds heb
ik mij wel eens verbeeld dat mijn stilzwijgen
over alles wat mij zelf betrofj den indruk
moest gegeven hebben, dat mijn verleden niet
geheel en al zuiver was. Ik verzeker je dat
ik met een rein geweten naar Virginia geko
men ben."
«Wij hebben het nooit ernstig betwijfeld,
Bladburn."
»Als ik niet naar huis schreef", vervolgde
hij, »was het omdat ik geen tehuis heb noch
iemand die zich aan mij laat gelegen liggen.
Toen ik zeide dat de oude lui dood waren,
vertelde ik de waarheid. Verveel ik je? Als
dat het geval mocht zijn "
«Neen, Bladburn. Ik heb dikwijls verlangd
eens iets yan jezelf te hooren, niet uit ijdele
nieuwsgierigheid, maar omdat ik vriendschap
voor je begon te gevoelen op dien
regenaehtigen avond, toen je in het kamp kwaamt,
en omdat die vriendschap sedert voortdurend
sterker is geworden, 't Is wel bitter weinig,
maar toch wil ik het je nu zeggen, want de
hemel weet hoe spoedig mij de gelegenheid
daartoe onherroepelijk wordt benomen of gij
voor eeuwig verhinderd wordt om het te
hooren".
»Ja juist", zeide Bladburn gejaagd,
»daarover wilde ik je spreken. Ik heb zoo'n idee,
dat ik ons eerste gevecht niet overleven zal".
(Slot volgt).
van drie of vier jaren geleden inderdaad het
recht geven om te vragen, of ook de ijzeren.
rijkskanselier niet, als alle
menschenkinderen, den last der klimmende jaren op eene
voor zijn vaderland bedenkelijke wijze begon
te gevoelen.
Toen was de verhouding tot Frankrijk niet
ongunstig; de drie-keizersbond was pas ge
sloten ; Italiëwas in den kring der bevriende
mogendheden opgenomen; met Spanje waren
vriendschappeliJKe betrekkingen aangeknoopt,
terwijl de te Berlijn aangemoedigdeFransche
koloniale politiek de hernieuwing der
FranschEngelsche alliantie uit de dagen van het Na
poleontisch régime onmogelijk maakte. Toen
was het gevaar voor een revanche»oorlog aan
zienlijk minder dan thans, en was het'Duit
sche rijk omgeven door een machtigen kring
van bondgenooten.
Sedert dien tijd is veel veranderd. Slechts
in zoover kan ilit aan den vrede vaii Europa
ten goede komen, dat Duitschland, in de ge
geven omstandigheden, zeker niet het sein
zal geven tot een Europeeschen oorlog, waarin
het meer vijanden tegenover zich dan vrien
den naast zich zou zien! E. D. PIJZEL.
Uit
ParysHet drama van de rue Montaigne heeft eindelijk
in de vorige week zijn ontknooping gevonden op
het plein la Maquette. Pramini heeft, gelijk het
heet, zijn schuld aan de maatschappij betaald."
Dat zal wel voor de laatste maal zijn, dat ik dien
naam, die tot gek wordens toe de laatste maan
den in de ooren klonk, nederschrijf, evenals die
van Mme Sabatier, die volgens de reporters zich
aan zulk een zonderlinge smart overgaf, toen zij
door de nog al vreemde' voorkomendheid van het
parquet het bericht ontving, dat het laatste uurtje
van haar vroegeren minnaar was aangebroken.
Dat ongelukkige schepsel is zeker te beklagen,
maar men kan toch moeilijk vergeten, dat zij over
't geheel genomen toch een vrij dubbelzinnige
rol heeft gespeeld in deze treurige zaak, en dat
zij meer dan iemand anders den stoot heeft ge
geven tot de veroordeeling van Pranzini.
Eindelijk dan is het hoofd van den ellendeling
gevallen. Men heeft ouder gewoonte zijn laatste
oogenblikken" rondgebazuind, waarvan het relaas
reeds in de straten werd rondgevent, nog eer de
guillotine haar werk had verricht. Als er iets
comisch denkbaar ware in het drama van eens
menschen dood, dan zou dat te w\jten zijn aan
zekere persproducten, die op niets anders jacht
maken dan op sensatie en schandaal. Bij dergelijke
bladen is men van te voren reeds klaar voor elke
gebeurtenis en de laatste woorden" van den
moordenaar staan reeds gedrukt, als het schavot
nog moet opgeslagen worden. Van dit soort zijn
er, die meesterlijk de kunst verstaan van allerlei
hoogst tragische bijzonderheden vooraf uit te den
ken. Niets ontbreekt er aan hunne mededeelingen,
noch het verschrikt ontwaken van den veroor
deelde, noch de minste omstandigheden van het
toilet", zijn angstkreten, die een tegenhanger
vormen met het luide rumoer der menigte buiten
de gevangenis.
Ook de poëtische toon wordt aangeslagen om
cles te meer de verschrikking van de doodstraf
te doen uitkomen: het opgaan der zon, dat natuur
lijk schitterender is dan ooit, en het gezang der
vogeltjes in de boomen. O, dat zingen der vogels
in de buurt van la Roquette, hoevele malen heeft
mon ons daar al niet van gesproken ! Is er in
werkelijkheid wel iets zoo walgelijks als de
onbeschaamdheden van zulk een jonrnalisme. dat aller
lei franjes doet slingeren om den dood van een
mensch die nog in leven is'
Bovendien, is die zucht naar dergelijke
mededöelingen, welke uit onze moderne zeden voort
spruit en waaraan men wel moet voldoen, niet
de aanleidende oorzaak van de meer dan akelige
tooncelen, welke aan den voet van het schavot
voorvallen?
Het zou naïef zijn zich daarover no» te verba
zon, maar is het niet verschrikkelijk? Nauwelijks
heeft de valbijl zijn werk gedaan, of de reporters
bestormen den commissaris van politie, die hun
doodkalm de laatste oogenblikken van dat
menschenleven mededeelt en zijn opmerkingen over
de houding van den geëxecuteerde er bijvoegt.
Over alle lippen komen dezelfde vragen: heeft
hij zich kranig gehouden?"... Beefde hij erg?.. .
Wat hoeft hij nog gezegd?" En dan teekent
men haastig in zijn zakboekje de verkregen in
lichtingen op. Men waagt zich aan vergelijkingen
met vroegere executies; men heeft het natuurlijk
druk over het droevig schouwspel, dat is
afgeloopen. Anderen wenden zich tot den beul en laten
zich op hun meer of mindere bekendheid met
zijn persoon niet weinig voorstaan en nadat zij
van hem vernomen hebben wat zij wilden weten,
geven zij hem de hand en gaan heen. Wel een
kwartier lang duurt die jacht op nieuwtjes, die
heel eenvoudig afschuwelijk is.
Ik heb meermalen terechtstellingen bijgewoond
on het is dat oogenblik het moment waarop
alles is afgeloopen dat mij telkens nog het meest
lugubre is voorgekomen. Dan is wel het verschrik
kelijkste, maar tegelijk het meest indrukmakende
van deze zaak voorbij en men houdt niets over
dan de herinnering van een schouwspel, dat u tot
in hart en nieren deed ijzen.
Het waarlijk plechtigste oogenblik is dat, waar
op de poorten der gevangenis opengaan, een druk
kend stilzwijgen ontstaat en de veroordeelde
wien nog hoogstens n minuut levens rest
zichtbaar wordt. Instinktmatig ontblooten allen
zich het hoofd. En niet alleen de ongelukkige,
die sterven gaat, maar evenzeer alle toeschouwers
leveren dan een merkwaardigen aanblik op. Overal
bleeke gezichten; velen schijnen te gevoelen, dat
het een schande is om zich daar te bevinden.
Anderen, die zich met zekeren bluf een hoekje
hebben zoeken te veroveren, van waar hun niets
van hot treurspel, dat moet worden afgespeeld,
zal ontgaan, sluiten de oogen stijf dicht en durven
niet meer rondkijken, en blijven alleen op hun
post omdat zij niet durven weggaan. Weer anderen
worden als 't ware gehypnotiseerd en kunnen geen
oog meer afwenden van den ter dood veroor
deelde, zij volgen hem staroogend op zijn laatsten
gang en hun schynen de seconden eeuwigheden
toe. Maar nog langer duurt de tijd, wanneer de
beul, na zich op krachtige wijze van den patiënt
te hebben meester gemaakt, hem op de noodlottige
plank heeft uitgestrekt en nu naar den knop
zoekt, die het mes moet doen vallen.
Zonder fout gaat men hem beschuldigen, zich
verontwaardigen dat hij zooveel t\jd te loor laat
gaan en zoo lang schijnt te dralen met zyn werk.
Men kan er zich b\j geen mogelijkheid rekenschap
van geven, dat men in de meeste gevallen, het
slachtoffer is van eene illusie en dat de ontzet
tende spanning, waarin men verkeert, den duur
van dat korte oogenblik wel verhonderdvoudigt.
Dan hoort men plotseling een dof geluid, heel
flauw, iets als een zucht: het mes is gevallen.
Maar onmiddelijk daarop schiet de tijd
arondsvleugelen aan: het hoofd is alweder bij het
gemutileerd lichaam gevoegd, de rood geschilderde
mand reeds in den fourgon geheschen en het
rijtuig reeds in forschen draf op weg naar het
kerkhof eer men van dat alles nog iets heeft be
merkt.
Hoe snel al deze verschillende zaken ook zijn
berecht, toch hebben zij veel meer tijd gekost
dan de executie zelve. Maar daar de gemoederen
der toeschouwers tot een zekere ontspanning zijn
gekomen, hebben zij ook hun normaal begrip van
tijd teruggekregen. Dit is een verschijnsel, hetwelk
vrij algemeen door allen, die ooit zoo'n terecht
stelling hebben bijgewoond, is opgemerkt.
Het jong soldaatje, dat aan de gevangenis op
wacht staat en dat toevallig het drama heeft moe
ten bijwonen, wien de veroordeelde bijna rakelings
is voorbijgegaan, blyft daardoor bijna wezenloos
aan zijn plaats geketend. Door het rumoer der
heengaanden, het verbreken der ryen van de
politie-agenten komt hij weder tot zich zelven.
Binnen weinigen oogenblikken zal het plein ver
laten zijn en hij bijna alleen achterblijven; de
guillotine, die e^en langzaam in elkaar gezet als
snel weder afgebroken wordt, zal spoedig weder
verdwenen zijn en onze schildwacht zal zich zel
ven afvragen, welke nachtmerrie hem daareven
zoo benauwd heeft.
Wie meenen mocht, dat iedereen, die maar wil,
zoo'n executie van nabij kan bijwonen, zou zich
zeer vergissen. Zij die den kring zijn binnenge
drongen of daarbinnen een plaatsje hebben weten
te veroveren door te beweren, dat zij tot de pers
behooren, hebben met het schuim en uitvaagsel der
boulevards volstrekt niets uit te staan. Toch heb
ik eenmaal iets bijgewoond wat mij geducht tegen
de borst stuitte: een man, die onmiddolijk na de
executie op de guillotine afvloog en nog vóór de
helpers van den beul den roodgeverfden vloer met
een spons hadden afgeveegd, zijn zakdoek in het
bloed doopte. Wat den man daartoe bewoog, een
woest instinct van zonderlingheid of gedemorali
seerde liefhebberij, dat kan ik niet zeggen, maar
het feit was in de hoogste mate hinderlijk voor
het gevoel.
Er heerscht onder dezen beperkten kring van
toeschouwers, die wel moet onderscheiden worden
van de groo^p menigte, die daar ginds, door de
troepen in bedwang en tegengehouden, schreeuwt
en zingt en zich verzet tegen hun uitsluiting van
het schouwspel, een zonderlinge mengeling van
overmoedigheid, angst en wreedheid ook. Zij zou
den verbazend teleurgesteld zijn, wanneer, hun
onverwachts werd aangekondigd wat trouwens
ondenkbaar is dat de terechtstelling niet zou
doorgaan en er geen mensch zou gedood worden.
En de beul, die Monsieur de Paris met zyn
echt burgerlijk uiterlijk, met een zwaren horloge
ketting op zijn vest, met zijn overjas en dik buikje,
die daar doodbedaard zijn voorhoofd staat af te
droogen, hij zou zeker heel vreemd opkijken, als
iemand zyn beroep onteerend noemde; hij denkt
op 't oogenblik aan niets anders dan aan het gaan
opmaken van de rekening zijner onkosten", die
geen onaardige bijdrage leveren tot het hem van
staatswege toegekende salaris. Ziet ge, hij is toch
maar de eenige man in geheel Frankrijk, die het
recht heeft menschen te dooden en daarvoor nog
betaald wordt op den koop toe!
De doodstraf kan er misschien nog door. Maar
zoo'n beul! ...
A. B.
Uit de Bissehopstad.
VEREDELING VAN STUDENTENVERMAKEN.
Waar zou de vrijheid elders wonen dan in de
studentenwereld! Geen vogel in de lucht, geen
visch in het water zoo vrij als de student aan de
universiteit. Geen wezen ter wereld houdt er een
zoo rekbaar begrip van vrijheid op na; hetzij hij
niet oi wel studeert 't blijft toch vóór alles
vrije studie hij zingt uit vrije borst ia de vrije
lucht: ein freies Leben führen wir! En wat onze
trechtsche studenten betreft, noemt Beets hun
universiteit ons troetelkind, met meer recht nog
kunnen zij de troetelkinderen der bevolking ge
noemd worden. Of ze bij den winkelier al op
krediet koopen? Deze is bereid een wissel op
de toekomst te trekken; hij heeft immers
dubbeld krijt voorhanden! Of ze onze huisschellen
en naambordjes al moeren? Wolk burger ci
teert niet van Alphen vol vertrouwen op den
klepperman: Moederlief, 'k geloof het vast,
dat hij op de dieven past"; en wie offert, als
de man bij ongeluk er eens niet op past, niet
met pleizier nu en dan een schel voor 't behoud
onzer Universiteit? Of ze na een candidaatsjool
's nachts onder feestgeschreeuw uittrekken om
den photograaf Serre op te luiden en de burgerij
uit haar slaap doen opschrikken? Men moet een
slapeloos hypochonder of een ingezonden
stukkenschrijver van zijn ambacht zijn, om 't hun euvel
te duiden ! Of ze bij Dies of Lustrumviering al
eens wat te spiritueus er uit zien ? Wat zou dat:
die nimmer dwaas was in zijn jeugd, wordt nim
mer recht verstandig!" Hoort hen op de wijze:
bui Mannern welene Liebe fühlen":
Ik roem steeds het studentenleven
(Een ieder prijst zijn eigen stand),
De vrijheid eens die stand gegeven
Blijft steeds ons dierbaarst onderpand."