De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 11 september pagina 3

11 september 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 533 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VÓÓR NEDERLAND. Probeer het dan ook niet aan hun Vrijheids boom te schudden of aan hunne traditioneele vrij heden te raken, of hun grimmige blikken zeggen u, dat ze met evenveel geestdrift tachtig jaren er voor zouden vechten, pis onze voorvaderen het indertijd voor de hunne deden. Wanneer geen ernstige redenen het eischen, behoort er dan ook een driedubbel omgeslagen witte das en een afge scheiden positief christelijk-historische blik toe om onzer ferme jolige spes patriae hare voor rechten te ontnemen. Een dergelijke reden bestaat echter m. i. ten aanzien van eene der traditiën, welke haar met een deel der bevolking in conflict brengt; de wederzydsche genegenheid, van de zyde der studenten zoo menigwert bezegeld met gloeiende speechen en beplengd met brnischende champagne, zal voortdurend verminderen, . als de jaarlijksche rijjool blijft stand houden. Bijna elk jaar nadat de novitii in 't corps geïnstalleerd zijn, houden dezen een groote rij partij naar eene of andere buitengemeente, waar op den bloei- van 't Utrrrechtsche studentencorrrps gegeten, gedronken en gespeecht wordt. Des avonds komt de stoet weder in de stad; tal van oudere broeders beklimmen den bok, den kattebak en zelfs de kap der rijtuigen; de overgebleven ruimte wordt ingenomen door' een voorraad wijn, bestemd om onderweg onderling opgedronken, en sigaren bestemd om onder de fakkeldragers e. d. verdeeld te worden. De straatjongens, de mineurs en de veld'.', chacnn avec sa chacune, scharen zich op lange rijen; de stoet wordt beschermd door veldartilleristen en politieagenten en omstuwd door een' joelende menigte, en thans vangt onder 't pa tronaat van Bacchus, van 9?2 uur, een tocht aan, die officieel een rijpartij heet, inderdaad een drinkpart jj is, en niet zelden een vechtpartij wordt. Voor zoover het drinken betreft, wordt 't publiek op 't laatst van den avond, als velen des Guten zu viel" krijgen en blijkbaar te veel van hun maag vergen, onthaald op tooneeltjes, de pen van een Zola of 't penseel van een Ostade waard, maar alles behalve opvoedend en verheffend voor de zoogenaamd minder beschaafde klassen. Het ligt, naar 't mij toeschijnt, ten volle op den weg van de vereeniging tot veredeling van volksvermaken om dit studentenvermaak eens grondig te veredelen. En wat 't vechten aangaat. De afgunst van degenen, die meeloopen en toezien wordt versterkt door den trek naar 't verbodene. De rijtuigen zijn een Luilekkerland in hun oog, en de fakkels be nevelen hun begrip van 't mijn en dijn. De groote kunst wordt nu, hoe de eveneens wat benevelde eigenaars der gezegde wijnflesschen te verschalken en een dezer laatste te bemachtigen. Andere, de traditioneele kwaadwilligen", zijn uit den aard der zaak geneigd in troebel water te visschen. De studenten laten zich in den feestroes wel eens wat al te naïef en te onvoorzichtig uit; 't gerinste vonkje is dan slechts noodig om 't smeulende vuur te doen ontvlammen. Ruzies over aanleidin gen als deze komen elk jaar voor. Bacchus is altijd strijdlustig van aard geweest. Het vorige jaar tijdens de halte in de stations restauratie werden eenige jongens uit het volk, die kalm binnen een kijkje kwamen nemen, naar buiten gedrongen; dit bracht 't gistende bloed nog meer tot verhitting en op 't verdere gedeelte van den tocht is met messen en stokken zoo gevochten, dat verscheidene studenten ernstig verwond wer den. Op'merkelijk is het, dat de politie niet bij machte was aan 't schandaal een einde te maken en geen der vechtersbazen, beschut als deze wer den door hun talrijke makkers, heeft kunnen ar resteeren. Onze stedelijke courant, die liefst de Oorzaak niet wou zien, heeft natuurlijk van 't gebeurde geen melding gemaakt; doch door het voorgevallene dood te zwijgen, heeft men de om tal van redenen heerschende verbittering bij een deel van 't volk nog niet gedood. Nu moge dit deel gelukkig voorloopig nog klein zijn, dat de verbittering bestaat kunnen de studenten zelven ten overvloede gedurig ondervinden. Op een tochtje van de roei vereeniging Triton" werden in een druk bewoonde buurt nog onlangs groote steenen naar de booten geworpen, waardoor een roeier ?verwond werd; ook hier kon geen der baldadigen opgespoord en bemachtigd worden. Het Utrechtsche volk ziet van onze studenten veel door de vingers. Men moet hcthooren: die heeren stedenten hebben alavel wat aorigs over zich; 't binnen me vroolijke lui; en ze maggen 'n potje bij me breken." Maar juist de mfcst ver wende kinderen kunnen soms 't ergst uit den band springen. En duidt het nu niet op een onbillijke bevoorrechting, met de eischen van onzen tijd in strijd, dat wij den studenten verlof geven tot het organiseeren van oen optocht, dien ? als geregeld aanleiding gevende tot ruzies en tot klassenhaat wij zouden moeten verbieden aan anderen? Is het niet een gemis van voegzaamheid en tact, het volk allerlei ik geef toe: onstich telijke vermaken te ontzeggen, zonder eerst die bij de standen, welke in deze 't voorbeeld moeten geven, op te ruimen? De beschaving moet van boven beginnen. Alleen reeds om aesthetische reden zou men deze rijpartijen moeten verbieden, hoeveel te meer .nu het een maatschappelijk belang betreft. Sociale toestanden bestaan hier niet," zou de bekende Brabantsche burgemeester in zijn eigenaardige terminologie van Utrecht kunnen verklaren; de sociaal-democraten vinden hier tot dus ver ge lukkig een hoogst onvruchtbaren bodem. Hot zou niet te min van een al te groot optimisme ge tuigen, te meenen dat de zaden van ontevreden heid en naijver in 't geheel niet voorhanden zijn en nimmer hier ontkiemen kunnen. Laat ons daarom met des te grooter zorg aan alle rechtmatige grieven en klachten, al vonden deze tot dusverre nog geen uiting- in de pers, te gemoet komen. De groote rijpavtij onze eerlijke taal schaamt zich er over, dat een zoo fraaie naam een zoo slechte lading moet dekken is zeker een der voornaamste grieven; het ligt in handen van het stedelijk bestuur althans deze ?weg te nemen. Hms. Omtrent het duel, vermeld in liet laatste schrijven van Pasquino, verzocht men ons te mol len : dat in deze zaak geheel aan de eer voldaan s, blijkens proces-verbaal gedeponeerd in de Vitte .Sociëteit sedert jl. Zondag namiddag. De persoon die wegens zyn niet verschijnen werd bespot en die door bijzondere omstandigheden verhinderd was te verschijnen, is geheel in zijn eer hersteld en de getuigen van de tegenpartij hebben verklaard, dat hij al hun achting verdien t. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Ned. Tooneel. Salon. Grand Théatre. Frascati. In den zomer moet men het, met de schouw burgen, zoo naauw niet nemen, is het algemeene zeggen; en daarom ook, zonder te miskennen wat er in de zomermaanden goeds geleverd is, meenen wij wel gedaan te hebben, met de tooneelkunst een weinig op haar verhaal te laten komen, eer wij weer geregeld verslagen van de voornaamste voorstellingen geven zouden. Wij beginnen met de Koninklijke Vereeniging". Onder den titel van Jacht op een schoonzoon" gaf het Nederlandsen" Tooneel" Le point de mire" van Eugène-Marin Labiche; volgends som migen in samenwerking geschreven met den ge neesheer Alfred-Charlemagne Lartigue, die, om zijn patiënten niet te verontrusten, den pseudonyem van Delacour had aangenomen. Le point de mire" is maar twee jaren jonger dan de lieve komedie Les petits oiseaux" van de zelfde pennen (1862). Labiche heeft zijn naam zien schitteren op den titel van wel ho»derd tooneelwerken, en al zijn niet allen even fraai, men moet toch bekennen, dat onze 72-jarige Acad micien een talent bezit, dat genoemd mag worden. Geestig en vlot loopen zijn stukken; handig in elkaar gezet, en eene onschuldige uitspanning opleverend, voor wie met de fransche maatschappij niet onbekend is; het komieke altijd eenigszins hooger zoekend dan het burleske. Laf, naar de beteekenis, die wij, Hollanders, aan dat scheld woord hechten, is Labiche nooit. Men kan aan Le point de mire" wel voelen, dat het stuk een groote twintig jaar oud is. Wij zijn, in het tijdperk 1870?1890, hoe langer hoe haastiger en ongeduldiger geworden. Met het einde van het 3e bedrijf kon het stuk dan. ook eigenlijk uit zijn. De vertaling is een. weinig stijf. Het Hollandsch klinkt, vooral bij spelers, die te veel eerbied voor den auteur hebben, wat boekachtig.Onze beschaafde spreektaal kent geen tweede naamvallen en ge bruikt ook geen woorden als slechts, echter enz. De titel is ook wel wat plomp overgezet: Le point de mire" is fijner. Met Jacht op een schoon zoon" schijnt men het publiek het sujet onder de neus te willen wrijven. De vrouwelijke hoofdrollen zijn die van de twee moeders, die, voor haro dochters, den jongen milionair Maurits Ditplan begeeren: de Dames Stoetz en De Vries traden daarvoor op. Onnoodig te zeggen, dat zij de rollen onverbeterlijk spoel den. Trouwens fijne charakterondersc'neiding ligt minder op den weg des auteurs. Hij heeft hier wel eenigszins naar getracht, in de teekening der beide jonge Dames (Mej. Lor je en Mev. Rössing). Wij krijgen van beiden een geestig karikatuur, bij monde van de moeders over en weer. In alle goede karikaturen is intusschen de levenskern van hot beeld te-rug te vinden. Mij dunkt, dat Mev. Rössing dit een weinig meer had kunnen ter harte nemen. Met genoegen verwelkomde men 't weder-optreden' van den Heer Tourniaire. Hij speelde voor den gewilden schoonzoon en heeft, met de Heeren Morin (Duplan, oud-notaris), Da Boer (Carbonel, een rijk geworden koffihuishouder), Van Dommelen (Périujin), Schulze (Edgard Lajonchère, cengommeux met do bekende faussetstem), Ising (Césénas, een man van aanzien, die een kamenier getrouwd heeft) en Meynadier (een jong arcliitékt), de eer gedeeld, verschuldigd aan hen, die een persoiiaadje zoo veel mogelijk charakterizecren. Een nog ruim zoo aardige komedie van Labiche zijn do Kleine handen", een stuk, dat, met talent, in den Salon dos Variétés" vertoond wordt. Het hoeft een eenigszins bedenkelijke strekking. Het moet den indruk maken, dat het fanatisme der kooplieden voor deafetisch arbeid" dikwijls te ver gaat; maar, zoo als meer-malen, en soms mot de beroemdste blijspelen het geval is, met het onkruid wordt soms het goede graan uitgewied". Ckavarot is een koopman en een onbevallige lichtmis; de jonge Graaf de VatineUe is een ordelijk echtgenoot, maar toch eigenlijk een leêglooper. Deze krijgt in het stuk, min of meer gelijk. Ziedaar het gevaar. Maar even-min als het achtenswaardigo vaders of voogden behoeft te schaden, dat domme, inhalige, harteloze opvoe ders aan de kaak gesteld worden, behoeft hot publiek uit het blijspel van Labiche het gevolg te trekken, dat het beter is langs de boulerurds te slenteren, dan een gcakkrediteerde handelsfirma te drijven. Het stuk is vol geestige trekken. De ontknoping kon een weinig treffender wezen. Het wordt, als ik zeide, met talent gespeeld. De lieer Muiters heeft meesterlijk de rol van den overaktieven schoonvader van den Graaf vervuld. In een kleinen schouwburg moeten echter de artiesten nog voor zichtiger zijn met de grime dan in n waar men verder van het tooneel zit. De Heer Thönissen was prachtig, als de matig stotterende koopmanmauniis sujet. Hij heeft ons oogenblikkcn van echt komiesch genot verschaft. DJ Heer van den Heuvel beandwoordt aan zijne antecedenten. Wij hebben gewaardeerd, dat hij blijk gaf do eischen onzer dagen te begrijpen, door in een rol eenige hoeda nigheden te loggen, waarvan het niet zeker is, dat ze den auteur voor den geest hebben gestaan. De hoer Labiche behoort tot een tijdperk, waarin men meer grosso modo met do charakters omsprong (liet is dezer dagen klassiek genoemd). Ons natu ralisme komt meer in bizondcrheden. De Heer van den Heuvel heeft, te-recht, van don Graaf de VatineUe niet maar een gewoon gentleman ge maakt ; hij heeft zich er voor gewacht een Karel Graiidisort te schilderen. Men kan dat niet genoeg prijzen. De Hoeren Harms (oude komiek), Fedi (onnoozelo minnaar), Iloltrop (knecht bij Vittiiielle) hebben tot hot geheel het hunne bijgedragen. i De vrouwenrollen zijn in dit stuk van minder be teekenis (Mevr. De Boer?Van Rijk de'vrouw van VatineUe; Mej. Aug. Poolman haar zuster, die zich handhaaft als eene acquizitie voor dit ge zelschap; Mevr. Boas?Muysers, zuster van Fedi Jules). Om Amsterdam, je bent eenig", bij de Heeren van Lier, lachen de menschen heel erg. Wij zouden niet durven beweeren, dat dit een pas poort voor het stuk is (naar het Duitsch blijkbaar gevolgd). Men ziet (en hoort) echter altijd gaarne Mev. Albregt, met haar jeugdig kunstvuur te-rug en men konstateert met genoegen, dat de Heer Ruys vooruit is gegaan. Hoe schilderachtig ook vertoond, rijk en waar gemonteerd. Do Adelborst" bij de Heeren Prot zij, en al heeft de kosmopolietische en geestrijke komponist en kapelmeester Richard Genée het niet heneden zich gerekend den Seekadet" in muziek te zetten, en daardoor reliëf te geven, de Heer P. Zeil slaagt er, door deze dramatische schepping, niet in ons een hooger denkbeeld in te boezemen van den tooneel-toeverstaf onzer oostelijke naburen dan men er, behoudende de waarheid, van koesteren kan. Duitschland zonde ons spoedig zijn groote Shakespeare-vertolkers weer over, en wij zullen onze handschoenen niet ontzien. Dat Mevr. Buderman (in een travesti, waaraan de Portefeuille" geen recht gedaan heeft) en de Heeren Kreeft en Van Os hunne aanspraken op dit offer weer deden gelden, behoeft niet eens te worden aangestipt. A. 7 S. '87. A. TH. KLASSIEKE TOONEELVOOR STELLINGEN TE PARIJS. Men weet dat de taak, bijzonderlijk aan de Comédie Francaise toegewezen en voor welke deze een enorm subsidie ontvangt,sedert eenige jaren voor een groot deel wordt overgenomen door het min der gesubsidieerde Odéon, waar de ijverige direc teur de la Rounat door den niet minder ijverigen Porel is opgevolgd. Het Odéon houdt er i en ge zelschap voor de tragedie en de klassieke c( me ..ie op na, dat zich met de geroomde sociétaires mo ten kan; het Odéon monteerde de nieuwe stuk ken der beste meesters; het Odéon geeft klas sieke volksvoorstellingen en zal nu nog een ander echt nationaal plan ten uitvoer brengen. Het nieuwe plan is dit: Donderdag's om de veertien dagen zal er eene klassieke matinee ge geven worden, speciaal bestemd voor de leerlingen der Parijsche lycea en colleges tegen halven entree prijs. De opvoeringen der klassieke stukken zullen worden voorafgegaan door voordrachten van de meest gevierde conféreiiciers, in deze volgorde: October. Horace, L'Avare, conférence van Francisque Sarcey. November. Iphigénie; Le Misanilwope, con férence van de Lapommeraye; Cinna, Les Plaideurs, conférence van Emile Deschanel. December Les Femmes savantes, Le Jeu de l'amour et du hasard, conférence van Gustave Larroumet. Januari. Andromaque, Le Barlrier de Séville, conference van Frangois Coppée; Le Cid, Les Précieuses ridicules, conférence van Jules Lemaitre. Februari. Brittannicus, Le Légataire Universel, conférence van Eugène Talbot. Maart. Pltèdre, L' Epreuve, conférence van Emile Faguet; Le Muriage de Figaro, con férence van Gustave Larroumet. April. Mérope, Le joueur, conférence van Auguste Vitu. De directeuren der inrichtingen van onderwijs zullen het programma ontvangen en opgeven over hoeveel plaatsen zij wenschen te beschikken. De minister van onderwijs, Spulier, heeft den heer Porel reeds een zeer vleienden brief, vol waardee ring voor het plan, doen toekomen. Dit saïzoon in het Odéon begint met eene reprise van Claiidie, van Georgo Sand. Tal van nieuwe stukken zijn voor dezen winter aangenomen: La Perdrix, comedio in 3 actes van Adenis en Gillet; SItylock, van Shakospeare; Vera, comedie in i! acten van Henri Amic; Le Riifian, 3 acten in vers van Gérard en Palofroi; La Marchande de sourires, drama in 5 acten, in proza van Mme. Judith Gautior; Crime et Clidtiment, drama naar don roman van Dostojewsky, door Hugues Ie Roux en Paul Ginisty; Becmcoup de bruit pour rien, naarj Shakespeare; Pauline JBerthier, come dio in 4 acten van Armand d'Artoi; Le marquis Pajtillon, comedio iii 4 acton in verzen, door Boniface; Le Petit-fils, drama van Jules de Marthold. Van meer bekende Fransche auteurs worden verwacht Le Justicier, 5 acten in verzen van Coppée; Le Capitaine Fracasie, drama van Bergorat, naar "den roman van Théophile Gauticr; Nanott, 5 acten van George Sand; Germinie Lacerteux, van Edmond de Goncourt, naar zijn roman; Vercinyétorix, van E. Cottinct. I'orel wijdt ook aan het muzikale gedeelte veel zorg; Etsther zal met de koren van J. B. Moreau, Psycliémet de muziek van Lully, Don Juan met de entr'actes van Mozart gegeven worden. Onder de nieuwe nummers die aan het klassieke répertoire toegevoegd worden, merkt uien op: van Corneille, Don Sanche d'Arat)un;^a.i\ llotrou, Venceslun; van Voltaire, Bruta-i; van Piron, La metro marde; van Dallainval, L'école des Bourgeois; van Sedaine, Le Deserteur; van Soumet, Une fit e sous Néron; van Madame de Girardin, L'école des journalistes. Met dit alles zal Porel zeer zeker den goeden naam ophouden dien het Odéon, in concurrentie met do Comédie Francaiso, zich gedurende de laatste jaren verworven heeft. DE ARCHIEVEN DER PARIJSCHE OPERA. Do heer Arthur Pougin heeft over de archieven der Parijsche opera, met de daarmede verbonden bibliotheek en museum, in Le Livre eene zeer vol ledige studie gegeven. Men moet de zoogenaamde Muzikale biblio theek der Opera", dat wil zeggen de verzameling partituren, copicën van rollen, orkest- on koorpar tijen, die het materieel van uitvoering der in dien schouwburg sedert zijne stichting opgevoerde stuk ken vormen, niet verwarren met de bibliotheek der Opera zelf, die al de werken, muzikale uitgaven, prenten enz. bevat, de algemeene geschiedenis van het tooneel, in Frankrijk en het buitenland, betreffend. De eigenlijk gezegde Muzikale Biblio theek heeft tot bibliothecaris den heer Ernest Reyer, lid der Academie van schoone kunsten. De openbare bibliotheek, by de archieven in het museum behoorend, is toevertrouwd aan de zor-, gen van den heer Charles Nuitter, die den titel draagt van architect der Opera, en die wordt bij gestaan door den heer Théodore de Lajarte. De archieven der Opera zijn eerst in 1749 be gonnen - gevormd te worden, maar tot 1860 heeft er geen schikking of classificeering der papieren en documenten, het tooneel betreffend, plaats gevonden. De meest volkomen wanorde heerschte in deze oude papieren", die op een zolder, boven. den grooten foyer waren opgestapeld. Op dien tijd werd er een eerste, zeer voorloopige inventaris opgemaakt. Vervolgens werd er in 1861, toen er een prijsvraag werd uitgeschreven voor het bou wen der nieuwe zaal, in het programma een paragraaf opgenomen betrekkelijk het bergen der archieven en de bibliotheek, en in 1863 werd de heer Nuitter door den Perrin tot architect be noemd, welke benoeming in 1866 bij ministerieel besluit bekrachtigd werd. De archieven der Opera zijn vol merkwaardige inlichtingen van allerlei aard. Onder het ancien régime bijvoorbeeld geschiedden al de verhurin gen van loges bij notarieel contract. Men kent dus door middel dezer reeks van authentieke acten, die bewaard zijn gebleven, de naaten en titels van alle families die eene loge in de opera gehad hebben, van 1728 tot 1789. Een der curiositeiten in de archieven is ook de zeer vol ledige verzameling affiches der opera, van 1803 af. Hierbij moet men nog een andere verzameling rekenen, van onschatbare waarde, die van de archieven der oude Ifaliaansche comedie, die op de vliering der oude Salie Ventadour opgestapeld was, en bij het afbreken van die zaal is aange kocht. Bij het bouwen der nieuwe Opera had de heer Charles Garnier ook gedacht aan het huis vesten der archieven van de bibliotheek. Een aardige ronde zaal vormde de bibliotheek en be vatte do archieven, een groote langwerpige zaal was bestemd voor de studeerenden. Maar dit alles lag te hoog, op de vijfde verdieping, zoodat het publiek er niet gemakkelijk komen kon. De Kamer, van de zaak in kennis gesteld, stond in 1879 en 1880, credieten ieder van 100,000 francs toe, bestemd tot het beter huisvesten der bibliotheek. Thans is deze op de eerste verdieping geplaatst, in een lokaal, ge heel onafhankelijk van de takken van dienst van den schouwburg en ook van een specialen toegang voorzien, langs de dubbele trap van het weste lijk paviljoen, dat op de Rue Gluck uitkomt. Het bevat een groote, prachtig verlichte leeszaal, vier kleinere zalen, en eene galerij, als bibliotheek in gericht, die 12000 doelen kan bevatten, en door een ascenseur in verbinding gebracht met de ver zamelingen op de bovenverdieping. Aansluitend aan de bibliotheek vindt men nog een lange galerij, die het museum der opera bevat. De archieven en de bibliotheek zijn voor belang stollenden of studeerenden geopend op het vertoonen eoner kaart, die het ministerie op aan vrage geeft. De bibliotheek bevat meer dan 10.000 boeken of brochures, behalve de aanzienlijke verzamelin gen dagbladen. Daarenboven bevat zij eene onschat bare collectie van. 70.000 platen, onder welke eene zeer merkwaardige verzameling geïllustreerde affiches en eene verzameling, kostbaar voor de geschiedenis van het costuum van al de oor spronkelijke teekeningen, die vervaardigd zijn voor de tweehonderd opera's of balletten, sedert 1803 aldaar opgevoerd. Andere reeksen zijn niet minder belangrijk, gelijk bijvoorbeeld die der maquettes (maquette is de geheele opzet der decoratie, achtergrond, zijschermen, bijzonderheden, friezen, in het klein nagemaakt en in elkaar gezet), van alle decora tieven sedert 1866 voor de opera vervaardigd; of' die van 179 orkestpartituren van Lully tot Gluck. Zij maken de bibliotheek der opera tot een in richting, die in rijkdom en oorspronkelijkheid hare weerga in Europa niet heeft. Het museum, in eene nevenzaal der bibliotheek geplaatst, is van zeer recente vorming. Officieel dateert het eerst uit 1882. Het heeft dus nog niet de belangrijkheid, die het later verkrijgen zal Toch kunnen de liefhebbers er reeds eene serie van tien maquettes bewonderen, do tien schoonste decoratieven, voor de Opera vervaardigd, voorstellende. De grooie galerij bevat twaalf bustes, waaronder eenige zeer opmerkelijk, van gewezen artisten der opera. Twee groote vitrines, voor de vensters, bevatten talrijke muzikale autografen van beroemde componisten. Aan den wand eenige doeken, ouder welke een den beroemden Scaramouche der Italiaansche comedie voorstellend, een geschenk van Paul Lacroix. Talrijke teekeningen van decoraties en costumes der 18de eeuw trekken mede de aandacht van den bezoeker. Kortom, het museum der Opera is bestemd om aan de kunst geschiedenis groote diensten te bewijzen. LOSSE GEDACHTEN OVER KUNST 1). 1) Bij de NOS. SI?GO is verzuimd te vermel den, dut se naar Alfred Stevens gevolgd zi/jn. De rolf/ende zijn insgelijks aan hem ontleend. SeJialve ean die met een * gemerkt, draag ik echter gaarne de verandivoordelijkJteid. LXI. De herhaling der Ten-toon-stellingen zal eindidigen met het publiek te vervelen. LXII. Die niet veel weet wil gaarne voor heel knap doorgaan. LX1II. * Do kritiek heeft de neiging zich meer met het literaire dan met het technische gedeelte van een schilderstuk in te laten. LXIV. Een glimlach is moeilijker te schilderen dan de tranen. LXV. Voor dat men een stilleven bewondert, moet men zien, of de kunstenaar een achtergrond kan schilderen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl