De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 11 september pagina 5

11 september 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 583 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?*.. Alice Rönner, David Oyens, Jac. van Looy, H. W. Mesdag, Mej. Fles. Als illustratie by het artikel van Edouard Rod in de Gazette des Beaux-Arts over de Engelsche Prerafaëliten, dat wij een vorige maal aankondigdan, is ook als illustratie een portret van D. K. Rossetti, door zyn vriend Holman Hunt, gevoegd. Er is iets somnabule-achtigs in de starende uit drukkingen. Het portret stelt den artiest voor op jongeren leeftijd dan dat wat men bij de Fransche uitgave zyner gedichten vindt. London News van 3 September heeft weer drie voortreffelijke teekeningen van Caton Woodville ?uit Marokko en de Itlustration drie groote illus traties van Paul Renouard. Bij den uitgever H. A. M. Roelants .te Schie dam is verschenen een Wegwijzer door 's Rijks museum te Amsterdam, van de hand van den directeur van het museum, den Heor Tr. D. O. Obreen. Het zijn artikelen di<j reeds in 1885 in De Huisvriend verschenen waren, saamgebracht ?en aanmerkelijk aangevuld tot een geheel. Voor bezoekers van het museum is dit boekje bruik baarder dan een catalogus. Men vindt er ook interessante aanwyzingen in omtrent de inrich* ting en de beteekenis van decoratie en versiering van het gebouw. DE DRIE PINTO'S". Over een door Carl Maria yon Weber nagelaten opéra comique De drie Pinto's" welke te Leipzig by wyze van proef in beperkten kring werd opge roerd, werdt in het Dresdner Tageblatt door L. Hartmann het volgende medegedeeld: Weber was zich bewust niet alleen de macht maar tevens den vereischten humor te bezitten, tot het vervaar digen eener opéra-comique. In het tijdperk van ,zyn rykste produetie, toen hij de Preciosa" en den Freischütz" componeerde, vatte hij het plan op, zijn krachten daaraan te beproeven, ioodra Weber zich voornam iets uit te voeren, was hij geheel daarmede vervuld, en had men hem in dien tijd een werkelijk goed geschreven tekst zooals bijv. dien van den Freischütz" voorgelegd, zoo zou hij deze opéra-comique, welke hem sterk aantrok, onmiddelyk hebben afgewerkt. Daar Weber echter beter dan de schrijver zijner teksten met de ?eischen van hot tooneel bekend was, en de tekst van de drie Pinto's" van Theodor Dell slecht en smakeloos bleek, bestaan van deze onuitge geven opera slechts 10 afgewerkte muziekstukken; *en groot aantal aanteekeningen zijn er echter in brieven over te vinden en in zijn dagboek komen -allerlei klachten en verzuchtingen voor, die be trekking op dit onafgewerkt meesterstuk hebben. Ofschoon het geheele tekstboekje onbruikbaar bleek te zijn, zoo was het verhaal zelf uiterst geschikt voor een blijspel, en de kleinzoon van Weber, schrijver van «eenige zeer goede tooneelstukken, maakte van het oude verhaal een nieuw kluchtspel zonder muziek, dat door de by'zondere een voud der intrige uitmunt. | Twee Spaansche edellieden die van hun jeugd af aan vrienden waren, wonen ver van elkander verwijderd. De een bezit een zoon, de ander eene dochter. De eerste zendt zyn geliefden zoon Pinto met een brief naar zyn ouden vriend, wïen hij eenmaal het leven redde, in de hoop dat de vriendschapsband door het huwelijk der kenderen nog nauwer zal worden toegehaald. Pinto gaat op reis. Maar Pinto is een dikke, onbeholpen jongen; hy geraakt in een troepje opgewonden studenten, drinkt te veel, vertelt waarom hij op reis is gegaan, waarna een der studenten, een flink, jeugdig edelman zich van den brief meester maakt, met het doel de rijke erfdochter voor zich zelf te winnen. Onze student, Pinto No. 2 vindt echter de dochter niet meer vrij. Zij bemint in 't geheim een jongen, rijken edelman en is dns wanhopig over het voorgenomen huwelijksplan met den zoon van den vriend haars vaders. De geliefde van het meisje spreekt openhartig tegen 5en vermeenden Pinto en brengt hem onder net oog hoe nutteloos zijn aanvraag is, daar het meisje hem nooit zal liefhebben: Trek u vrijwillig terug" zegt hij, dan zult gij twee menschen ge lukkig hebben gemaakt." De student, Pinto No. 2, ziet terstaKd in, dat zijn avontuur nooit met goed gevolg kan bekroond ?worden en besluit dus den edelmoedige te spelen. Hy belooft van de hand van het meisje afstand te doen, maar", zegt hij tegen haar, daar uw vader u nooit dan alleen aan een Pinto" zal ten huwelijk geven, zoo neem mijn aanbevelingsbrief en laat uw geliefde, die aan uw vader onbekend is, mijn plaats innemen. De dankbare minnaar, dus Pinto No. 3, gaat met den brief naar den vader van het meisje. Deze is zeer niet den jon gen man ingenomen, en als ten laatste de echte Pinto hijgend van woede komt binnenstormen en met een stentorstem roept, dat er bedrog wordt gepleegd, dat hij de echto Pinto is, en dat men hem zyn papieren ontstolen heeft, wordt de dikke, onbeholpen man eenvoudig niet geloofd en de deur uitgezet. Nu begint Pinto No. 2, de student, zich toch eenigszins over het geval bezwaard te gevoelen'en openbaart aan den vader dat de jonge man, wien hij de hand zijner dochter geschonken heeft, evenmin een Pinto als hijzelf is, en dat alleen de atgewezen Pinto recht op dien naam heeft. Maar tevens weet hij hem over te halen, om het levensgeluk zijner dochter niet in den weg te staan en hem te doen inzien, dat hij in elk geval haar geluk boven do dankbaarheid moet stellen, die hij zijn ouden vriend verschuldigd is. Laat haar trouwen met dien knappen, rijken edelman, dien uwe dochter hartstochtelijk bemint, en vergeet dat hij geen Pinto is", zegt hij. De vader laat zich overhalen het te vergeten en de jongelieden krijgen elkander. Pinto No. l, de dwaze dikke minnaar gaat onverrichter zake weer naar huis en mag bij zijn vrienden, de studenten en den wijn troost zoeken. Het spreekt van zelf, dat Pinto No. 2, de overmoedige student, er een snaakschen knecht en de jeugdige schoone er een sluw kameniertje op na houden. Het zou moeielijk zijn een geschikter onderwerp voor eene opéra comique te vinden; daarbij zijn 'de reeds afgewerkte muziekstukken van Weber op uitstekende wijze op den nieuwen tekst over gebracht. De kleinzoon schynt iets van zyn genialen groot vader te hebben overgenomen, en de jeugdige kapelmeester Mahler heeft geheel in de ideën van den meester weten door te dringen; de nieuwe bewerking is een moeilijker arbeid geweest, dan het componeeren eener geheel nieuwe opera. Met de grootste zorg is de muziek die te kort kwam, aangevuld met brokstukken uit oude, vergeten opéra's van Weber en andere verspreide .of na gelaten muziekstukken. Geheel gereed is de par tituur niet en daarom kan over het geheel van het muzikale gedeelte nog geen bepaald oordeel worden geveld. Het eerste studentenkoor is be wonderenswaardig. Al de tintelende geest en de buitengewone vindingrijkheid, Weber in zoo hooge mate eigen, komen in dit koor te voorschijn. De dwaze, onbeholpen deftigheid van Piuto no l wordt door de muziek zoo juist uitgedrukt, dat men die zelfs zonder woorden zou verstaan. De muziek is oorspronkelijk en doet noch aan die van Mozart, noch aan die van Rossini denken; zij is echt Webersch, ofschoon in een ander genre dan wij van hem gewoon zijn. Ongeloofelijk is het, dat deze schat van 1826 tot 1887 ongebruikt is blij ven liggen. De drie Pinto's" bevat muziekstukken van de hoogste waarde, zoowel in het vocale ge deelte als in de orkestpartij. De finale van het eerste bedrijf, wanneer de studenten den dronken, van zyn brief beroofden Pinto wegdragen, is on geëvenaard, zonder daarbij het minst gezocht te zijn. Alleen schalkschen, natuurlijken* muzikalen humor vindt men er in. Het eerste trio als de stu dent en zijn snaaksche knecht den dikken Pinto leeren hoe hij aan zijne uitverkorene met goed gevolg zijn hof moet maken, is onvergelijkelijk schoon. De knecht wordt op een stoel geplaatst en moet de jeugdige schoone voorstellen, waarop de student aan den dikken Don Pinto vertoont, hoe hij doen moet. Dit trio is een werkelijk mees terstuk en staat gelijk met de beste muziek werken van Weber. Nog een ander trio in H., eene aria 4/4 in F en een duo in Es (alle in 1821, het jaar van den Freischütz, te Dresden gecomponeerd) zijn prachtig, als ook een betooverende wals, wier motief alleen reeds voldoende zou wezen om de opera te doen herleven. In het afgewerkte gedeelte is geen enkele gaping te vin den, en ofschoon men zich getrouw aan de mu ziek van Weber heeft gehouden, is nergens een spoor van gedwongenheid te bespeuren. De kleinzoon, C. von Weber, schrijft hierover het volgende: Het handschrift bestaat ongeveer veertig muziekbladen. Vóór dat de Freischütz" geheel ge reed was, werd de opera de drie Pinto's" begonnen on te gelijk met de Preciosa voortgezet. Deze laatste was evenwel in twee maanden gereed, ter wijl de opera der drie Pinto's onafgewerkt bleef liggen. Tot den 20ste September 1824 vindt men in Webers nauwkeurig gehouden dagboek met grootere of kleinere tusschenruimten tieu aantee keningen over zijn arbeid aan het nieuwe kunst werk ; de laatste van de tien luidt laconiek: Heden ge Pintot". De verschillende aanmerkingen in het manuscript gevonden over de toonsoorten, tempo's enz. duiden aan. dat Weber zijn opera reeds ge»r heel gereed in het hoofd had. In de zes jaren tusschen den 20sten Mei 1820 tot aan zijn dood, Juni 182G, heeft Weber een groot godeelte zijner opera's vervaardigd: Preciosa", Euryanthe", en Oberon" ; ook had hij de leiding der opera in Dresden op zich genomen, wat hem, die aan een slepende ziekte leed. niet weinig vermoeide. Ook in dezen tijd was het, dat hij veertien maanden lang niet meer werkte, tot de noodzakelijkheid om zijn laatste krachten aan het voleindigen van zijn Oberon" te wijden, hem weder aan den arbeid deed gaan. Gedurende deze veertien maanden rust schreef den 17 den Mei 1824, aanzijn vriend Liech tenstein: Aan de Pinto's" denk ik tegenwoordig even weinig als aan alle andere muziek. Ik heb er volop genoeg van en zal mij niet spoedig weder met een uitgebreid toonstuk bezig houden". Den 6den September schreef hij: De lust tot don arbeid is nog niet teruggekomen. De Pinto's zie ik wel zoo eens van ter zijde aan, maar de moed om er weder aan te beginnen ontbreekt mij geheel. 23 September; Met de Pinto's gaat het nog niet best, maar in elk zal ik trachten de opera dezen winter af te krijgen". Dit werd evenwel door het werken aan de Oberon" verhinderd on kort nadat deze te Londen was opgevoerd, overleed Weber. Feitelijk zijn de drie Pinto's dus onafge werkt gebleven, en alle tegenovergestelde geruch ten hieromtrent zijn onwaar. Alleen de bovenpartij is uitvoerig bearbeid, hier en daar echter vindt men eenigo noten die de gewenschte har monie aangeven. Daar nu het textboekje van de opsra veel meer muziek vordert, dan in de nalatenschap van Weber gebonden werd, zoo kan men hetgeen voorhanden is niet anders da,n brokstukken eener opera noe men. Deze zijn echter van zoo groote muzikale waarde, dat reeds kort na den dood van Weber, diens weduwe Carolina zich met don vriend van haar echtgenoot, Giacomo Meijerbeor in betrekking stelde, ten einde door hom de drie Pinto's" te laten afmaken, maar Meijerbeer had het te druk mot zijn eigen composities hot licht te doen zien, zoodat weder de Pinto's bleven liggen. Do zoon van Weber, Max Maria, beijverde zich na den dood zijner moeder insgelijks, om der wereld de nieuwe opera te schenken, maar hij Icon niemand vinden, die dit moeielijke werk op zich wilde nemen. Na den dood van Max Maria v. Wcbor heb ik, zijn zoon, steeds den wcnsch gekoesterd, de zich in mijn handen bevindende nalatenschap verder uit te werken. De zwarigheden hieraan verbonden zag ik niet over het hoofd. Wat de veranderingen in den tekst aangingen, deze durfde ik op mij nemen; voor het muzikale gedeelte had ik iemand noodig, die bij zijn eigen opvatting ge noeg bewondering en vereering voor Weber had. om in diens geest voort to werken. Dezen kunste naar vond ik in Gustaaf Mahler. Door vereenvoudiging en bekorting van den tekst is het mij gelukt de behoefte aan aanvullende muziek zooveel mogelijk te beperken. Het reeds met tekst en muziek geheel afgewerkte gedeelte heb ik getracht bruikbaar te maken, wat gespro ken werd geheel opnieuw geschreven. De voor handen zy'nde afgewerkte muziekstukken zijn ge heel onveranderd ingelascht. Waar de tekst nieuwe muziek vorderde, is uit Webers bekende en nagelaten composities het hiervoor passende uitgezocht. De kapelmeester Mahler heeft dit alles ontworpen en ten uitvoer gebracht met een piëteit die slechts door een volkomen toewijding aanzijn arbeid ontstaan kan zijn. De drie Pintojs zullen dus weldra worden op gevoerd. Het Duitsche volk moge oordeelen of het in de nieuwe opera zijn Weber zal terugvinden". Leipzig 3 September 1887. C. v. WEBER. GROOTHEID EN WAANZIN. Toen in het vorige jaar de geheimzinnige ge schiedenis van den koning van Beieren eene op lossing verkreeg, werd de aandacht van velen weder gevestigd op den erfelijken waanzin, die aan eenige heerschersgeslachten in de geschie denis is eigen geweest. Vooral de familie van Augustus, voor een groot deel uit gekroonde idioten of razentten bestaande, wier afdwalingen Suetonius met afschuwelijke openhartigheid be schrijft, is een der treffendste voorbeelden van de kwaal en van hare ontwikkeling onder den bevorderenden invloed der absolute macht. Kort te voren was het boek van den Engelschen psychiater Ireland verschenen; het bevat juist over de psychose van den heerscherswaanzin" treffende beschouwingen. Augustus zelf was gezond en normaal van geest, maar de epilepsie van zijn oudoom Caesar werd overgeërfd door middel zijner dochter Julia en jsijner zuster Octavia, en verbond zich door tal rijke echtverbintenissen, reeds in den republikeinschen tijd. met den aanleg tot krankzinnigheid van het geslacht Glaudius. . Tiberius, Augustus' aangenomen zoon en later opvolger, toonde dezen erfelijken v/oek der gens Glaudia in eene ongoneeselijke melancholie, die in het eind van zijn leven tot vervolgingswaanzinoversloeg. In , hetzelfde geslacht der keizerlijke familie vindt men de door hun ziekelijk erotische neigingen beruchte Julia en Drusus. In het tweede geslacht van Augustus vinden wij den zelfmoord der oudere Agrippina en de stompzinnigheid van Claudius, wiens angst weldra in werkelijk krank zinnigen vervolgingswaanzin ontaardde. Ireland i*erkt in Claudius ook een veel voorkomend symptoom van primairen waanzin" op, dat mis schien wel wat ver gezocht is: ds liefhebberij voor grammaticale en orthographische aardigheden, die ook tot eene kortstondige officeuse spelling vóórHe. Het derde geslacht leverde aan Claudius zijn vrouw Agrippina, de schaamteloosste en bloeddorstigste onder de vrouwen van haar geslacht. ' In haren broeder Caligula, die zich bij zijn leven tot god en zijn paard tot consul liet be noemen, bereikt de waanzin volkomen den trap van outoerekenbaarheid: Caligula schijnt voort durend in den toestand van acuut delirium ge handeld te hebben. Zijn neef Nero eindelijk, met wien de familie op den troon uitstierf, toonde tusschen periodieke aanvallen van razornij ook tusschenpoozen van helderheid, maar vereenigde ?ra^t grootheidswaanzin van de meest fantastische söert ook aanvallen van epilepsie en vervolgingszucht. Iroland meent nu tot de Conclusie te mogen komen, dat de erfelijke krankzinnigheid in deze familie eerst door de onbeperkte macht is ont wikkeld, en dat de zwakke Claudius, de bescheiden Tiberius, do goostvolle Nero eerst door deze macht do monsters geworden zijn, voor welke de ge schiedenis hen kent. Do geloerde toont een dergelijke abnormale ontwikkeling aan in allerlei vorsten, en de ge schiedenis laat het hom aan stof niet ontbreken. Sultan Mohammed Toghlak, in do XIV eeuw te Delh heerschend, vereenigde op dezelfde wijze litterairen grootheidswaanzin, bouwwoede, afschuwelijke geslachtsafdwalingcn, somber wantrouwen, menschenverachting en pessimisme als Nero, of als Lodewijk van Beioren: daarbij een neiging tot het idylliscb-sentimonteele, dio aan een ander despoot, Robespierre herinnert. Toghlak liet tweemaal zijn koningsstad Delhi door de geheele bevolking ontruimen, do laatste maal Het hij een grijsaard, die alleen terug gebleven was, met eon catapult in de lucht schieten. Het symptoom der vereering van het eigon lichaam vindt mon evenzoo bij hem : hij liet een praalgraf bouwen voor een kies die hom met veel pijn getrokken was. Een ander voorbeeld is Iwan do vroeselijko, die 50 jaren over Rusland heerschte, en daarvan 2(! jaren, (1">34?1584) in onafgebroken razernij doorbracht; oen ander de familie van koning .Tuan II van Kastilië, een idioot, en Isabella van Portugal, oen krankzinnige. Hun dochter Isabolla was normaal, hun kleindochter Johanna krankzinnig, dan volgt Karel V, wien de kwaal spaarde, dan Filips II, vol somberheid en bloodig fanatisme, dan J)on Carlos, ecu half-idioot, voor allo opvoeding onvatbaar, bijna een wild dier. Filips' andere zoon, later Filips III, en Filips IV, waren geheel willooze werktuigen in banden der priesters, Karcl 11 was weder krankzinnig. Toch was ook do uitzondering in deze reeks, Karel V, aan toevallen onderhevig, en bezat een bij erfelijk ontaarden voo! voorkomend teeken van gebrekkige schedel vorming, hot vooruitschuiven der onderkaak over do boventanrlen, dat later een familietrek dor Spaansehe Habsbur^en is gebleven. Ook in do Spaansclio Oourbons. die volgden, was nog Ilabsburgsch bloed, oen zoon on oen neef van den eersten Spaanschen Bourbon waren idioten. Eono opbeurende gedachte die uit Iroland's' beschouwingen wol moot voortvloeien is deze, dat koning Lodewijk van Beieren, mot dcnzelfden aan leg en dezelfde storingen, zooveel minder tot schade zijner medemcnschen heeft kunnen uitrichten dan Nero of Toghlak Mohammed. Over don verwarden, onbevredigende!! toestand van het auteursrecht in Engeland wordt uit Londen geschreven, dat de drie in het voorjaar over deze quaestie gehouden vergaderingen vol doende uitkomsten hebben opgeleverd. Dit noemt niet weg, dat de machthebbenden zich tot nu toe niet gehaast hebben, eenige orde in dezen chaos te brongen, wat ten gevolge heeft, dat er weder een proces aanhangig is. Voor den eerst sedert kort benoemden rechter Kekewitch ver scheen dezer dagen als aanklaagster de tooneelspeelster, Mrs. Bernard Bere, tevens theaterdirec trice. Naar den roman As in a looking glass", , (als in een spiegel) had zij een tooneelstuk be- . j werkt en met schitterend succes doen opvoeren. Haar recht tot het opvoeren er van in eenige-, provinciesteden had zij aan een ander theater gezelschap verkocht. Dezelfde roman was even wel ook door eene zekere Mrs. Ellis als tooneel stuk bearbeid en de opvoering onder denzelfden titel As in a looking-glass" aangekondigd. Om zich over dit plagiaat te beklagen, verscheen Mrs. Bere nu voor den rechter. Mrs Ellis oeweerde dat zij niet het stuk van Mrs. Bere maar de oor spronkelijke novelle gebruikt had. Rechter Ke kewitch was eenigszins met de zaak verlegen. Volgens de tegenwoordige wet heeft een schrij ver het recht niet, de bewerking van zijn boek uitsluitend voor zichzelven te behouden. Hij mag een roman tot tooneelstuk omwerken, maar kan niet beletten dat anderen hetzelfde boek insgelijks tot dit oeleinde gebruiken. Dit geval deed zich. riu voor, en beide bewerkingen droegen denzelfdea titel. Mrs. Bere had het eerst haar stuk opge voerd. De rechter verzocht eenige dagen bedenk tijd. Gisteren nu kwam er een voorloopig vonnis, luidend dat Mrs Ellis haar stuk onder den titel As in a looking-glass" niet meer mocht opvoeren noch aankondigen, totdat de rechtbank definitief uitspraak in de zaak zou gedaan hebben. Daar het evenwel ni«t onmogelijk is, dat de aanklaag ster haar eisch ontzegd wordt, zoo heeft deze een borgtocht voor mogelijke schadevergoeding moeten. stellen, en heeft de aangeklaagde voorloopig de kosten moeten dragen. Het monument ter eere van Thiers opgericht en den 2en dezer op het kerkhof Père-Lachaise te Parijs ingewijd, beslaat een oppervlakte van 145 vierkante meters en is 9 meters hoog. Op een granieten voetstuk, boven een front, dat aan elke zijde twee Corinthische zuilen vertoont, ver heft zich een attische fries, alwaar op een blok van groen porfier het volgende opschrift in gou den letters gebeiteld staat: Patriam dilexit. Veritatem coluit." Tusschen de zuilen door komt men door een gewelfde gang en een bronzen, vier meter hooge en twee meter breede poort het monument binnen. Boven de poort ziet men een door den beeldhouwer Chapu gebeitelde alle gorische steengroep, den genius der vaderlands liefde voorstellende, die Frankrijk doet herleven. Op den achtergrond staat Frankrijk op een gebroken zuil geleund met de linkerhand op het vaandel rustend; voor haar een genius met uitgebreide vleugelen, een zwaard uitstrekkend, dat hij een jongen man, die levenloos voor hem ligt,' ontrukt heeft. De gevelnissen van de zuilen gang stellen tweo geniussen, de wetenschap en de letterkunde voor. De bronzen deur voert door een breede trap met negen treden naar de door een koepel met gekleurd glas schemerachtig verlichte kapel; in het midden dezer ruimte opent zich de graftombe, die. door een ijzeren leuning omgeven, een omvang heeft van 20 meters. De gewelven van. den koepol on de muren der kapel brengen door schilderingen en opschriften de geschriften en rogeringsdaden van Thiers in herinnering, zijn geschiedkundige werken, zijn redevoeringen, da versterking van Parijs, de bevrijding van het grond gebied, enz. John Ruskin, een der beroemdste Engelsche kunstcritici uit onzen tijd, is plotseling krank zinnig geworden. Ruskin, in Februari 1819 te Londen geboren, studeerde te Oxford, om zich. later meer uitsluitend aan de schilderkunst en aan. litteratuur te wijden. Zijn eerste werk Modem Painters, zonder naam in het licht gegeven, baarde groot opzien; daarna volgden The seven lamp» of Architecture, Ihe Stones of Venice, Lectures on Architecture and Painting, Ariadna Fiorentina en andere werken. Ook in Engelsche tijdschriften, vooral inde Quarterly Roview"ziju vele artikels van zijn hand verschenen. De heer JaA T. Grein, onze landgenoot, wel bekend door zijne medewerking aan verschillende Nedorlandsche Tijdschriften, verschillende losse schetsen enz. en door zijn Londensche correspondentien die voor eenigen tijd iu het Handelsblad verschenen, is thans mede-redacteur van de Dra matic liecicio te Londen geworden en treedt tevens op als medewerker van do afdeeling Tooneel" van de Daily News. REISBRIEVEN. Berlijn, Aug. 1887. II. Waarde Redacteur, Wanneer hier soms over iets gemopperd wordt, het is over berbürdung. Zonder zich om dat schoolbolwerk" te bekommeren, denkt men aan het lot zijner kinderen en acht leerplicht en weer plicht zeer nuttige en natuurlijke zaken, maar wcnschte bij het onderwijs wat meer practische toepassing, wat meer voor het leven, toe passing van hot oude non scltalee sed vitte. Toch zit de theoretische geleerdheid hier in de lucht, de gebouwen pronken met Latijnsche opschriften, boven een Frültsiückalocal, op n na de ordi nairste gelegenheid (boven den grond, want in do diepte zijn ze nog in soorten) dus iets beter dan de Stelibierhalle mit Fn'ilistückstube lees ik: Introite et hic pani* et ceretisia. De operettenprofessor, die telkens zijne aanteekeningen maakt, is waarlijk geen uitvinding van den grappenmaker, ik zie dergelijke menschen hier ieder oogenblik. In het reusachtig aquarium, waaruit de apenlncht mij deed vluchten (want er is ook een kudde apen) zag ik mannen, vrouwen en kinderen vra gen doen,wetenschappelijke benamingen opteekenen en dergelijke. Daarmede geeft men zich een air van geleerdheid; boven eene woning lees ik Corset-specialistin. Toch zijn de Berlijners niet zoo knap, dat ze geleerd nebben file te maken; wij kunnen 't ook niet, zouden wellicht de Germaansche volken niet kunnen, niet weten, niet behoe ven te fileeren? Niet waar, de zegepraal in dea

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl