De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 18 september pagina 4

18 september 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 534. -?est niet af en begon vreeselijk te schreeuwen. s poogden de acteurs de ontknooping 6 Whaasten, te vergeefs vielen de beide gemet veel kaast op de knieën, het publiek zich vreeselijk, en mijn hi, hi hi! werd medespelers zeer ten kwade geduid. Jen bracht mij naar mijne moeder, die wel be, f, waarom ik -zoo hard schreeuwde, en mij dan spoedig geruststelde. Den volgende dag ont,'men mij myn rol.' Tot mijne schaamte moet nen, dat men mij met veel succes door .bordpapieren pop verving. 'J- mijn tweede optreden was ik drie jaar oud. t was in een middeleeuwsch drama van den adAvelloni: Bianca en Fernando, een droegeschiedenis van een brave burchtvrouw, wier in den kruistocht gesneuveld was. Zij minde schoonen ridder, maar een vriend van haar )t hield een waakzaam oog' op hare han en maakte zich meester van het doch?iertje der brave kasteelbewoonster. Dat dochtertje 't»M ik. , Jet schijnt dat ik destyds nog weinig begrip *?-* van naturalistische kunst, want 's avonds bij opvoering, toen de booze ridder zich mij meester wilde maken, greep ik hem bij ' jrosse pruik en krabde hem geducht in 't geToen hij opnieuw eene poging wilde doen, ? mij te grijpen, liep ik naar de coulisses en Iween, in weerwil van de pages in hun grispakjes, die bij de deur stonden. Zoo hard 'ik kon, riep ik: Mama! mama' hij wil mij tad doen!" Mijn tweede optreden was dus niet ,-I$elokkiger dan mijn eerste! & Toen ik vier en een half jaar oud was, gaf JÜMil mij n rolletje in een kleine vaudeville en l, zonder eenige grootspraak mag ik zeggen, dat ik succes had. De directeur maakte goede herinner mij nog,dat destijds daor den regisraanheteindevan elke voorstelling het programma den volgenden dag, met de rol verdeeling werd nd gemaakt Het publiek applaudisseerde of bij het vernemen der name,n van de acteurs. Italiëwerd in die dagen veel gefloten, maar de regisseur mededeelde dat de kleine iistori een rol zou vervullen, applaudisseerde het publiek daverend. Ook herinner ik mij, dat ik eens tot een mijner medespelers zeide: Hoe vervelend out altijd op de affiche te staan l Zal men mij dan pooit met vr.ede laten!" ,- Ik was dus toen reeds comédienne!" Op mijn '* tiende jaar vertrouwde men mij de dienstboden? rollen toe. Ik moest brieven wegbrengen of halen, '?"? mijn gevoel van eigenwaarde als artiste niet krenkte! Nooit heb ik zooveel repetities . bijwonen, als in dien tijd. De directeur - Was, onvermoeid, om mij te leeren toch vooral .natuurlijk te zijn en, hoe ik op het voorste gedeelte van den voet moest loopen, wat niet ge was. myn twaalfde jaar engageerde de directeur IV) voor de kinderollen. Daar ik echter voor mijn leeftijd zeer ontwikkeld was, droeg Jien mij al heel spoedig de ingéntte-rollen en jëlfs die van jeune première op! ,'" Het was bespottelijk, maar bij kleine troepen Mg men destijds zoo nauw niet! Toen ik veertien jaar oud was, waagde ik mij aan hel treurspel! Ik speelde de rol van Erancesca in de Franeesca di Rimini van Silvio Pellico. Bat" was te Novara, en ik had zooveel succes, !d»t de directeur mij onmiddellijk voor de eerste . bltea wilde engageeren. Mijn vader weigerde en toekende voor mij een aent b\j den schouwburg van den koning dinië. Ik moest de ingénues-rollen vervullen. troep die den geheelen winter te Turijn stond onder directie vau Gaetano Razzi. telde onder hare leden Vestri, Rhighetti, la "lioni, la Romagnoli, artisten die toen in ftJÜiëeven beroemd waren als la Pasta, la Malibrao, Rubini en Tamburini. Ik moest de ingénues-rollen spelen, maar na - rwlöop van een .jaar vertrouwde men mij de rollen der jeunes premières sentimentales toe. Prie jaren later, in 1840, teekende ik een engagement voor vijf jaren. Ik was heldin! En zóó werd ik tragédienne. Sara Bernhardt besteedt den tijd, die haar nog overblijft, vóór zij in het nieuwe tooneelstuk van -,S*rdou, Deborah" zal optreden, met het doen ;**n bedevaarten. Van eenigen hoort men, dat zij 'HJWl' Isten September in de wondergrot van Lour.f'jfes is gezien, anderen verzekeren, dat zij met *gf dames aan den pelgrimstocht van Millau ?(iveyron) heeft deelgenomen. Het Petersburgsche conservatorium, onder lei ding van zijn stichter, Anton Rubinstein, viert den 20sten dezer maand het feest van zijn vijf«n-twintigjarig bestaan. Bij deze gelegenheid zal «r een daarop betrekking hebbend geschiedkundig gedenkschrift vervaardigd en een medaille gesla:_gen worden. Victor Hugo en het Russische tooneel. Uit Parijs schrijft men, dat het vroegere verbod, om Victor Hugo's drama's in Rusland op te voeren, weder Ingetrokken is. Titschatscheff is reeds bezig met Hernani" te vertalen voor eene opvoering, welke te Moecou zal plaats hebben. De heer Claretie Tan de Comédie Frangaise" te Parijs is uitgenoodigd, bij de opvoering zijn hulp te verleenen. De vader van Clara Schumann. Bij Eugen Peterson, in Leipzig, zal weldra een werk van dr. Adolph Kohut verschijnen, dat den titel draagt van Friedrich Wieck, Ein Lebens- und MMstlerUld". Het werk zal ook levensbeschrij vingen en talrijke brieven bevatten van be roemde toonkunstenaars en tooneelkunstenaressen. Daar het boek zeer belangwekkende bijzonderheden zal bevatten, volgen hier de 'titels van eenige der 20 hoofdstukken welke den Inhoud van het boek uitmaken: Deleermethode yan Friedrich Wieck" Robert Schumann en Clara Wieck" Friedrich Wieck en de beide zangmeesters Joh. Miecksch en G. W. Teschner" Marie Wieck" De voornaam ste leerlingen van Fried. en Marie Wieck" Friedr. Wieck als schrijver en humorist." "Veel nieuws en verrasseuds vindt men in de brieven van Friedr. Wieck, Bob. en Clara Schu mann, Mendelssohn, Bartholdy, Marschner en anderen welke door de familie Wieck aan den schrijver zijn afgestaan.. In het werk van Kohut zullen zij voor het eerst openbaar gemaakt worden. Dr. Kohut woont in Dresden, waar de weduwe en de dochter va i Friedr. Wiech insge lijks gevestigd zijn. Laatsgenoemde kunstenares heeft onlangs een kunstreis door Zuid-Duitschland ondernomen. Over den aankoop van een Bubbens" wordt uit Brussel "het volgende geschreven: Met het voor ons museum aangekochte schilderij van Bubbens" ge naamd De jacht naar het Calydonisch everzwijn", heeft het zich alzoo toegedragen: Bubbens had dit tafereel meermalen geschilderd. Een van deze stukken bevond zich in de bijzondere galerij van Philips den vierdea en is op dit oogenblik in het museum te Madrid. Door een drukfout verbreidde zich in het begin van deze eeuw het zonderlinge gerucht dat een schilderij van Bub bens, de haven van Calydon" voorstellend verloren was gegaan. Door een schrijf- en daarna door een drukfout was in een catalogus opgege ven: P. P. Bubens; El puerto (haven) de Calydonia." Terwijl nu deze puerto" als verloren be schouwd werd,hing de werkelijke puerco" van Bub bens voor ieders oog in het Museo Beal" te Madrid. Dit voor ons museum aangekochte landschap is eigen lijk eene doorhem uitgevoerde schets naar een schil derij welke zich in de schilderijengalerij van den meester zelven, te Antwerpen, bevond. In den Franschen catalogus: Spécifècation despeintures trouvées a la maison mortuaire de feu (overleden) mon sieur Rubens, ehevalier. Annus 1640, vindt men deze schilderij onder no. 131 onder het opschrift: n grand bois au naturel avec la chasse d'Atalante en petites figwres. Het grootc oorspronkelijke stuk is dus in het Museo Beal te Madrid en de veel kleinere insgelijks door Bubbens geschilderde schets ging onmiddellijk van Rubbens over in het bezit van Lady Sttiart. De beroemde Engelsche kunstkenner Smith taxeerde het stuk op 1400 pd. st. (35000 frcs.) Ofschoon de waarde van het schilderij beduidend vermeerderd is, was men zoo gelukkig het voor de helft van bovengenoemden prijs voor het Brusselsch museum aan te koopen. Maurus Jokai'snieuwsietooneelstuk. Suche dein Herz," is een drama van vier bedrijven dat uit Jokai's roman: Die Söhne des Mannes mit dem steinernen Herzen" getrokken is. De handeling valt volgens de Neue Fr, P. in Weenen voor, gedu rende het beschieten der stad in 1848, en slechts eens is de dichter met de eenheid van de plaats der handeling in de war, als hij namelijk plotseling een zeer levendig tafereel uit den slag bei Isaszegh beschrijft. Het onderwerp van het drama is het vreeselijke conflict tusschen den plicht en de liefde van een dapper officier van Hongaarsche at komst. Hij heeft den keizer den eed van trouw gezworen maar als patriot, als bruidegom, en als zoon, voelt hij zich gedrongen zijn vaandel ontrouw te worden. Zijne moeder, eene moderne Volumnia, heeft reeds sluipmoordenaars gehuurd om haar zoon te dooden, als hij nog langer tegen zijn landgenooten de wapens zal voeren. Lang is de officier, die den keizer trouw gezworen heeft, in bangen tweestrijd, tot eindelijk zijn vaderlandsliefde de overhand behoudt. De scènes zijn van dien aard, dat zij den intendant der schouwburg, graaf Keglerwitch, aanleiding hebben gegeven, den dich ter te verklaren, dat hij het drama ongeschikt tot opvoeren vindt, ofschoon de beoordeelingscommissie het, na eenige veranderingen, door Jokai daarin gemaakt, voor de opvoering aanbevolen had. Intusschen wordt aan het Wiener Fremdenblatt uit Pest geschreven, dat graaf Keglerwitch verklaard heeft, Jokai alleen in een brief opmerk zaam te hebben gemaakt, dat hij de opvoering in het belang van het nationaal toneel afkeurde, zonder eenigszins ambtshalve daarin te zijn tusschenbeide te komen. Mocht hij dit verlangen, zoo zal zijn drama toch worden opgevoerd. Deze week vierde de Duitsche dichter Theodor Storm zijn zeventigsten verjaardag. Hij was in 1817 te Husum in Sleeswijk geboren, en werd in 1842 advocaat in zijne geboortestad. Wegens zijn deelnemen aan de Duitsche beweging moest hij in 1853, na de overwinning der Denen, zijn vader land verlaten. Kort daarvoor verscheen het be koorlijke Immensee. dat Storm's roem grondde. Storm werd in 185G assessor te Potsdam, in 1856 kantonrechter te Heiligenstadt, en bracht daar zeven jaar in kalme productie door. Zijne kleine gedichten in 1859 verschenen, behooren onder de aandoenlijkste voortbrengselen der nieuwere lyriek. Na de annexatie van Sleeswijk-Holstein vestigde Theodor Storm zich in het door de Pruisen ver overde vaderland, en werd te Husum nu Prui sisch Magistraat. Hier ontstonden ook zijne no vellen, als Aquis Submersus, Seim Vetter Christian, Viola Tricolor. Thans leeft Storm in werk zame rust te Hademarschen bij Haneran en geeft van tijd tot tijd nog door een allerliefst gedicht of novelletje teeken van leven. Op 10 September had te Leeuwarden, ter ge legenheid eener liefdadigheidsvoorstelling, de première plaats van een tooneelspel in 5 bedrijven, Donkere wolken, door S. H. Hylkema, dat volgens de plaatselijke pers, zeer goed geslaagd mag heeten. Het stuk werd door dilettanten gespeeld. De heer Hylkema, die reeds de Friesche en Nederlandsche tooneellitteratuur met menig stuk verrijkte, werd onder warm applaudissement ten tooneele geroe pen en met een lauwerkrans vereerd. Bij den uitgever C. L. Brinkman. Amsterdam, j verschijnt: Perspectivisch leeren zien, door K. Bes, leeraar M. O. De methode is bestemd voor lagere-, industrie-, ambachts-, burgeravond-, teeken-, kweek-, normaal-, h. b. scholen en zelf studie. In het prospectus zegt de heer Bes: Goed zien is moeilijker dan goed teekenen. Perspecti visch zien is daarenboven een bizondere wijze van zien. Een manier van kijken, die ieder wel is waar van jongs af onbewust in praktijk gaat brengen; maar die eerst met hare eigenaardige moeilijkheden voor den dag komt, wanneer men wil probeeren af te teekenen, wat men ziet. Daaruit verklaart zich o. a. dat kinderen altoos uit het hoofd teekenen en er maar niet toe te krijgen zijn de dingen zelf aan te zien, als ze gaan teekenen. Kijkt de leerling een voorwerp aan, dan gevoelt hij iets van vormverandering, teweeg gebracht door de toevallige plaatsing van dat voorwerp, ten opzichte van zijn oog- Hij staat dan, als ieder beginnend "teekenaar, voor het hoe en waarom. Een tot dusver onbewuste han deling moet plaats maken voor een bewustvolle verrichting, Het zou daarom rationeel zijn het teekenen naar de natuur, d. i. naar de voorwerpen zelf, door oefeningen in pespectivisch zien in te leiden of voor te bereiden. Niet dadelijk nabootsen, eerst leeren kijken. En niet alleen de dingen aan kijken maar ook bekijken. Is het goed vele zaken naar de natuur te leeren opschrijven (teekenen) veel beter is het te beginnen met leeren lezen (zien). De bewerker noemt zijn methode: Perspecti visch leeren zien," en stelt zich voor, dat doel te bereiken: 1. door perspectivisch te leeren zien (met be wustzijn) ; 2. door de eigenaardige en onmisbare verschijn selen bij dat zien te leeren kennen (waarnemen en opmerken); 3. door de verschijnselen te vergelijken, samen te vatten en in eigen taal over te brengen, (r sumeeren en formuleeren); 4. door te leeren begrijpen, wat eigentlijk een afteekening is, alvorens men begint te teekenen. Deze uitgave zal verschijnen in drie cahiers, die de leerlingen zelf in handen krijgen. Bij het begin of einde der teekenles rondgedeeld, wordt een kwartier, of langer, met de klasse gekeken en gesproken, naar aanleiding der in de cahiers voorkomende afbeeldingen. De cahiers zullen het best gebruikt worden in de laatste twee leerjaren der lagere school, maar ook op andere inrichtingen naast, nog beter vóór het teekenen naar de natuur. Terwijl de leer lingen nog zuivere meetkunde teekenen, d. i. naar vlak-ornamenten werken, kan er reeds ongemerkt een begin mee gemaakt worden. Zij zullen in geregelde en overwogen opvolging de ontwikkeling bevatten, der hoogstnoodige onderstellingen en begrippen bij het perspectivisch leeren zien; de begrippen n. 1. omtrent; grootte, plaats, stand en vorm der voorwerpen. Mocht deze arbeid blijken berekend te zijn, het onderricht mogelijk te maken in een onmis baar deel van het teekenen, volgens de heclendaagsche opvatting, dan zouden uitgever en be werker niet schromen tot een completeerende uitgave te besluiten van drie andere cahiers, in denzelfden geest te onderwijzen: het perspecti visch leoren teekenen. Maandag 19 September zal door de firma G. Theod. Bom & Zoon in haar verkooplokaal Spui straat 135 de hoogstbelangrijke toneelbibliotheek van wijlen den stichter der firma, G. Theod. Bom, verkocht worden. Het is een verzameling van bijna 2000 nummers, gedrukt of in manuscript, met en zonder uitgeschreven rollen. Er komen ruim twintig duizend tooneelstukken in deze verzameling voor, benevens vele portretten, brieven curiosa en wer ken van en over het tooneel en den tooneelspeler. De eerste 695 nummers zijn de tooneelmanuscripten, die vroeger grootendeels het vaste reper toire vormden van den stadsschouwburg onder J. Tjasink en onder Van Ollefen, Moor en Veltman, en van Henri Morrien. Het ware te wenschen dat deze verzameling als een geheel kon aangekocht en behouden blijven. OUD-AMSTERDAMSCHE VERSCHEIDENHEDEN. Bedelaars en kwakzalvers. Reclame van een oogendocter. Eene bijna even groote plaag van de zestiende en zeventiende eeuwen als de bedelarij, was de kwakzalverij. Bedelaars, soms in heele benden, overstroomden het land, vooral het platteland, dat niet als de steden door muren en poorten kon worden atgesloten. Mogen wij de prenten van onze groote plaatsnijders, waarin zij bedelaars afbeeldden, geloovon, dan waren, er typen te aanschouwen zoo afschuwelijk, als wij er thans kwalijk een enkele ontmoeten. Aan de poorten der steden werd de groote stroom tegengehouden. Wie werd toege laten kreeg een looden penning, die hij op de eerste aanvrage van de dienders moest vertoonen. Een der substituut-schouten was speciaal belast met het waken tegen de bedelaars en droeg dan ook den titel van provoost der ongeoorloofde bedelarij." Door de vergunning, waarvan de pen ning blijk gaf, was de bedelarij een soort van gepriviligeerd beroep geworden. Zoo'n bedelaar kon er op trouwen en een bruiloft geven aan zijn kornuiten, dat het klonk. In de trouwboeken vindt mon den man dan ingeschreven b.v. als blinde bedelaar", en werd hem een kind geboren, dan schaamde hij zich ook voor de predikstoel zijn zonderling beroep niet. Niet minder talrijk waren de kwakzalvers, die zich meesters noemden in allerlei takken der ge neeskunst. Er waren steensnijders en breukmees ters, kiezentrekkers en p..kijkers, kanker-, pok en pestdoctors ja zelfs was er in 1663 alhier eene fransche pestdoctores, de la Rocque genaamd, in stadsdienst operateurs die haer vermeten in d' ogen te wercken," in n woord onbevoegde uitoefenaars van de genees- en heelkunst van al lerlei aard, om nog niet te spreken van de niet minder talrijke kwakzalvers, die op marktdagen met groot geschreeuw geheim-middelen voor allerlei ziekten, zalven en oliën aan de goedgeloovigen wisten aan te praten. De laatsten werden zonder controle alleen op de marktdagen en dan nog slechts op enkele aangewezen plaatsen, toe gelaten. Over de eersten werd pro forma nog een zeker toezicht uitgeoefend. Volgens de keuren van 't chirurgijnsgild moesten zij hunne attesten en be zegelde brieven dikwijls niet anders dan attes ten van hunne collega's of hunne vorige mees ters aan de overlieden vertoonen ommedaeruyt te kennen of haere voornemens doenlick ende kunstig zijn ofte niet." Twijfelden de overlieden, dan mochten zij den meester een proef laten afleggen aen een miserabilen persoon." Viel die proef goed uit dan kregen zij consent hunne kunst uitteoefenen, mits zij aan de stads-regeering de bewijzen hadden overgelegd, dat zij zich ter hunner vorige verblijf plaats goed hadden gedragen. Eindelijk betaalden zij vier ponden vlaamsch 's jaars aan het chirur gijnsgild, hetgeen eigenlijk langzamerhand de hoofd voorwaarde der toelating werd. Dan sloegen zij overal borden aan, waarop hunne verdiensten wer den opgevijzeld, hechtten aanplakbiljetten aan muren, en deuren, om de lieden aantemoedigen zich onder hunne behandeling te stellen. Eigenaardig is het aanplakbillet van den oculist of oogenmeester Johannes van Duren, die in 1660, toen hij 33 jaren oud was, aan den Heiligen (Overtoomschen) weg onder Amstelveen woonde. In't volgend jaar verliet hij Amsterdams nabijheid. Door dit biljet gaf hij daarvan aan de Amsterdam mers kennis: Alsoo den wytberoemden, konstrycken ende ervaren oculist ofte ogenmeester Joannis van Duyren. geboortich van Hamborgh, lange jaeren gewoont hebbende tot Amsterdam, nu in den Haege woonachtigh is, heeft deselve nietkonnen naerlaten uyt louter lieffde ende genegentheyt, die hy synen naeste is toedragende, sulcks aen alle Heeren, coopluyden, borgers ende huysluyden bekent te maacken, ende dat hij wederom tot dienste van deselve syn konst, omme de blinde siende te maacken, ende andere gebreecken te helpen, meent in 't werck te stellen, te meer dewyle hy daartoe door veele doctoren is aangemaent.Hij heeft genesen ende weet te genesen veelerleisoorten van blindtheit, 't sy van vliesen,schillen, peerlen ofte pocken op de ogen, die andersintz door eenige cartarren oft sinckingen veroorzaakten, Tis seecker, d? t iemant hem in de konst mach gelijck sijn, maer sijn meester sal in de weerelt niet gevonden worden, want hij geneest de blindtheidt seer subtyl, sonder eenige instrumenten ofte scharpe modisynen te gebruiken; die hij onderhanden krijgt, sullen in zes daegen merckellyck beterschap vinden. Ook geneest deese mr. roode, vyrige ende lopende ogen, en het donckere schemerende gesight verclairthij op staende voet, gelyck de sonne de aertbodem verklaert, zoodatghy sultkonnen sien perfect te lezen sonder bril eer ghy van hem gaet. Tot bewijs van sulx heeft hij attestatie vau de Ed. Gr. Achtb. Heeren Burgemeesters ende Begeerders van Amsterdam, dat hij diversche personen aldaer heelt geholpen, die lange jaeren blindt geweest syn ende onder anderen eenige, die blint syn geboren. Daarom alle, die met blintrheit geslagen syn, die neme hun tydt-waer, ende gaen by den gemelte I. v. D., hetsy kinderen, die door de pockyens ofte termyntgen blindt syn geworden oft oude porsoonen, 't sy wat blindtheyt sy hebben. Waar is syns gelyck te vinden in gantz Nederlandt, die sulk een oprechte ervarentheyt heeft voor sooveel soorten van blindheit, want soo haest ghy bij hem compt, sal hy u terstont zeggen off ghy te helpen bent oft niet, opdat ghy geen verloren coste doet. Ende indien ghy te helpen syt, sal u voor een geringe prijs genezen. Oock geneest desen meester seer konstich, die met dooffheit gequelt syn. Item de watersuchtige, alwaaren se schoon twintich a dertich jaeren daarmee gequelt geweest en ghy van andere meesters verlaten, want soo sal hy u soo fris ende gesondt maecken als een jongh geBoren kindt. Jae, hy geneest de watersuchtige sonder deselve te sien oft te hooren spreecken. Voorts geneest bij veelderhande andere gebreecken ende swaare accidenten, die om redenen hier niet gestelt worden. Daarom can een ieder, die van (iodt de Heer met eenige swaricheid is besocht, bij hem komen ende zijn accident hem voorstellen. Hij houdt doctoor ende cherurgijn binnen sijn huyss, om een ieder met respect te helpen ende des te beter t'accomoderen. Sijn huys is zeer bequaam ende heeft veel brave vertrecken, omme de pacientien, die van andere plaetse om hulpe bij hem komen, te logieren. Die desen oculist van noden heeft, die vindt hfim van 's morgens ten seven uyren ten naermiddaghs ten eenen in huyss, doch soo iemant waere die in den dagh niet en konde wachten. bij hem te komen, die vindt hem 's avonts van ses tot tien uyren altijt thuyss. Die zijn biüetten heeft verloren, canse inde herberge van Jan Barentz, tot Amsteldam, vooraen op de Nieuwendijk bij den Dam, daert witte hoeffiser uythanght wederom bekomen. Desen konstrijcken ende wytberoemden oculist ofte Hamburger ogenmeester Joannis van Duyren is woonachtich in den Haegh op de Zingel, naest het huys van don Edl. Heer Baetpcncionaris de Witt, recht over 't Hoffpoortjen, daer 't gecroont gesicht boven de deur staet." VOOR HONDERD JAAB (September 1787), door F. A. Buis. III. De strijd tusschen Oranje en de patriotten be gon meer en meer een dreigend karakter aan te nemen. Voor alle tekort-komingen sinds jaren op eengestapeld, voor alle gebreken in de staats machine, voor alle willekeur door wien ook bedreven voor alle ergernissen, alle ellende werd Willem V aansprakelijk gesteld, niet alleen als politiek persoon, doch ook als mensch, terwijl hij in zijn particuliere leven ? en geheel ten onrechte werd belasterd en beklad op eene wijze, die ons nu nog kan doen walgen. Van schelden en schimpen zou het allengs tot dadelijkheden komen. De vroedschappen begonnen met den stadhou der het recht te ontzeggen om zich met de keuze van de stedelijke regenten in te laten een recht hetwelk trouwens zeer betwistbaar was. De staten van sommige gewesten betwistten" verder den stad houder in 1783 de bevoegdheid om een krijgsraad bij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl