Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Wij hebben de Fransche Revolutie hier
overgeplant. Daarentegen waren Tiet verraders, die onzen
echt hollandschen Graaf, der keerlen God, naar
Kngeland wilden vervoeren. Onzen grootsten
krijgsroem danken wy aan de zeeslagen tegen Engeland,
en als de Princenpartij, ten gevolge van
aanhuwehj'Mngen, eene lijn met het Engelsche Konings
huis trok, de Statenpartij ging een anderen weg
uit. Mét de Franschen en het verdere vasteland
ridikulizeert ons volk graag de Engelschen.
Op Flik en Flok" is de aanmerking te maken,
dat den Heeren Van den Heuvel en Van Ollefen
te veel onveranderd Engelsch in den mond gelegd
wordt, om door het publiek verstaan te kunnen
worden.
Men heeft van het kleine Safon-tooneel waarlijk
alle mogeiïjke partij getrokken, om dit
Tooverkluchtspel" te kunnen uitvoeren.
Mej. Juliette Roos treedt erin op; detooneelen,
waarin zij speelt, z\jn altoos lichtpunten in de
voorstelling. Zij zingt ook met veel bevalligheid
het bekende liedtjen Popje-lief". De Heer Albert
Mutters stelt, met veel virtuoziteit, een dronken
schoenmaker voor.
Het publiek lacht zich bijna ziek.
23 S. '87. A. TH.
MUZIKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 23 Sept, '87.
Het Opera-seizoen opende met Lohengrin, waar
door drie debutanten in de gelegenheid s kwamen
hunne geschiktheid te doen beoordeelen,' de heer
Grupp (heldentenor), Mej. Meyer (jeugdig-drama
tisch) en de heer Voigt (lyrisch baryton). De
heer Grupp maakte als Lohengrin een beslist
gunstigen indruk; klinkt zijn geluid in de hoogte
een enkele maal droog, over 't geheel is hij een
zanger van den echten stempel met vrij frissche
stemmiddelen, weldoordacht spel, uiterst duidelijke
uitspraak en Ausdauer; hij gaf het verhaal in het
laatste bedrijf nog even gemakkelijk als zijn lied aan
de Zwaan in den aanvang. Dat hij enkele malen
detoneerde wil ik aan onbekendheid met het
lokaal toeschrijven, in de hoop dat het geen ge
brek zal blijken te zijn; wanneer hem de ge
noemde goede eigenschappen ook in andere par
tijen bijbleven, dan mag den heer Bolle geluk
gewenscht worden met dit engagement. Mej.
Meyer kon mij tot mijn spijt niet bevredigen; ik
zeg tot mijn spüt, want er is in waarheid op haar
zingen weinig af te dingen; maar de wijze waarop
w\j hier de laatste jaren de Eha zagen en hoorden
vertolken, heeft ons aan deze partij eischen doen
stellen die naar het schijnt niet gemakkelijk te
bevredigen zijn. Mej. Meyer ontbrak ten
eenenmale het waas van poëzie, dat deze figuur van
het begin tot het einde omhullen moet: zij was
niet Elsa zij was Mej. Meyer.
Den heer Voigt te beoordeelen -naar de wijze,
waarop mj den Heerrufer vertolkte, zou onbillijk
zijn; dit mag.hem niet als een debuut aangere
kend worden; bij zijn eerstvolgend optreden be
hoeft hij overigens zoo ontzettend zenuwachtig
niet te zyn, wij zullen hem niet opeten!
Van de oude garde traden de HH. Behrens en
von Bongardt als König en Telramund op, en
Mevr. Jaïde als Ortrud. Eerstgenoemde sloeg
zich door deze, hem bepaald op den duur wat
hoog liggende, partij zeer goed heen ; zou ik hem
echter mogen verzoeken bij het verhaal van
Loliengrin'a herkomst, dat toch elkeen op het tooneel
met de grootste spanning volgen moet, een weinig
meer belangstelling aan den dag te leggen? Von
Bongardt en Mevr. Jaïde gaven het sombere echt
paar als gewoonlijk; dat is genoeg gezegd. Bij
deze voorstelling toonde de heer Frank een zeer
consciencieus kapelmeester te zijn, hij leidde het
geheel met kalmte en beslistheid.
* *
In Martha werd de gelegenheid geboden met
een ander drietal debutanten kennis te maken
(?want het partijtje van den heer Redemann kan
ook niet als debuut gelden, ofschoon het weinige,
dat ik van hem hoorde, mij doet vermoeden dat
deze tweede bas het best zal voldoen in rollen,
waarin niet gezongen behoeft te worden). Mevr.
Biazzi-Förster (Martha) beschikt over een vrij
omvangrijk geluid, hetwelk echter hier en daar
nog al geleden schijnt te hebben; daar zij als
coloratuur-zangeres wenscht geëngageerd te wor
den, verwondert het mij dat voor haar debut de
Martha werd gekozen, en het weinige dat daarin
op dit gebied voorkomt en door Mevr. B. gege
ven werd, doet mij met groote ongerustheid haar
optreden in eene eigenlijk tot dit emplooi
behoorende partij tegemoet zien Overigens erken ik
gaarne dat Mevr. B. in de cavatine zeer goed
voldeed, en daar het niet gemakkelijk zal vallen
thans nog eene bepaald voldoende coloratuur-zan
geres te vinden-, zal het misschien het beste we
zen in haar engagement te berusten. Mej.
Emanuela Frank mist blijkbaar nog toneelroutine, hare
bewegingen zijn vaak nog wat houterig, maar dit
zal op den duur beter worden en het voornaam
ste hare stemmiddelen ziju zér voldoende;
een vol, week en omvangrijk altgeluid wettigt de
allergunstigste verwachtingen voor hare toekomst.
De heer Elmhorst trad als Lyonel op; ik ge
loof dat ook dit engagement zal blijken een be
paalde aanwinst voor onze Opera te zijn; zyn ge
luid is echt lyrisch met voldoende hoogte en ook
met voldoende kracht in die hoogte. Hij beweegt
zich gemakkelijk op het tooneel, spreekt zeer dui
delijk uit en zingt voortdurend, zonder daarbij
acrobatische oefeningen te houden, zooals zoovolen
noodig schijnen te achten.
Sieglitz's Plumkett was in spel en zang recht
goed ; met dezen bas-buffo heeft onze opera onte
genzeggelijk veel gewonnen. Het koor (Zaterdags
zooals gewoonlijk in Lohengrin afgrijselijk) was
in Martha zeer goed en verdient voor houding
en zang geprezen te worden; het decoratief was
verrassend schoon, vooral voor ons Rotterdammers,
die t-et de laatste jaren zoo armelijk gewoon
waren. De dirigentenlessenaar was bij de opvoe
ring van Martha door den heer Paul Prill inge
nomen ; hij gaf bewijzen van kalmte en bezadigd
heid en bleek tegen zijn taak volkomen opgewassen.
* *
*
In Fidelio debuteerde Mej. Carolina Fischer als
Marzelline; een goed geschoolde, frissche stem
van voldoenden omvang, hoewel niet bizonder
krachtig, en een gunstig voorkomen maken haar
voor het soubrette-vak zeer geschikt. Mevr. Mielke,
ofschoon naar het mij voorkwam niet best
gedisponeerd, gaf niettemin eene prachtige Leonore
en de heer Grüning (die gedurende den zomertijd
weder braaf gestudeerd schijnt te hebben) een
Florestan zooals men billijkerwijze niet beter kan
wenschen.
Des heeren Behrens Rocco en de Jacuino van
Directer Bolle waren als gewoonlijk, d. w. z. uit
muntend; laatstgenoemde ontving twee prachtige
lauwerkransen, waaruit hij kan zien hoezeer zijn
streven op prijs gesteld wordt. Ook de heer Gr
ning werd belauwerd en mevr. Mielke een drietal
prachtige bloemgeschenken aangeboden,
f *
#
In de daarop volgende Donderdag-voorstelling
trad de heer Grupp als lannhauser op. In aan
merking nemende, dat Wagner hier aan zanger
en acteur beide de allerhoogste eischen stelt, die
het weinigen gegeven is ten volle te bevredigen,
en onder voorbehoud mijner hierboven neerge
schreven bemerkingen, welke ik bij deze tweede
kennismaking bevestigd vond (met uitzondering
der intonatie, die ditmaal bijna geen stof tot kla
gen gaf) kan Rotterdam met het bezit van een
heldentenor als .de heer Grupp gelukgewenscht
worden; het best voldeed hij mij in het verhaal
van den tocht naar Rome, hetwelk soberder en
daardoor aangrijpender dan we sinds jaren
gewoon waren.
Dat Mevr. Mielke de partij van Elisabeth over
nam van Mej. Meyer die ongesteld (of reeds afge
reisd?) was, kon den velen bezoekers van de
omliggende steden slechts aangenaam zijn; vergis
ik mij, of heeft Mevr. M. aan gemoed gewonnen ?
Aan het einde van het verig seizoen schreef ik:
kon zij (Mevr. M.) er toe komen niet alleen
tot onze ooren, maar ook tot ons hart ie spre
ken voorzeker waren haar nog schoonere tri
omfen weggelegd"; welnu, wie heeft haar Donder
dag jl. hoprerf verhalen in welken gemoedstoestand
zij den tijd van Tannhauser's afwezigheid had
doorgebracht, wie heeft haar hooren vragen:
Heinrich, Heinrich, was thatest du mvr an?r
zonder in zijn binnenste de edelste snaren te heb
ben voelen trillen, zonder met geweld een traan
te hebben onderdrukt ? Dat was geen kunst allén,
dat was kunst, geadeld door datgene wat er de
hoogste wijding aan geeft: het harte!
De overige bezetting viel zeer te prijzen, met
uitzondering van mevr. Biazzi's Venu», omtrent
wier zang mijne eerste indrukken bij deze tweede
kemiismaking bevestigd zijn; van de medewerking
dezer dame heb ik niet veel verwachting. De heer
Elmhorst zij gewaarschuwd tegen het te veel laten
rollen zijner r's; het maakt den zang niet
schooner en hindert.
In 't algemeen genomen dus heeft deze eerste
week het bewijs geleverd dat onze Opera een
personeel bezit van degelijken," deels zelfs uit
muntenden aard; voeg daarbij een beproefd orkest
onder leiding van twee talentvolle kapelmeesters,
decoratief waarvan bij elke voorstelling nieuwe
schoonheden te bewonderen vallen en een ge
bouw dat iemand bij ieder vernieuwd bezoek
aangenamen en gezelliger schijnt en ik geloof ge
noeg gezegd te hebben om te doen begrijpen dat
we een genotvol seizoen te wachten hebben. Dat
nu de Rotterdammers ook mogen inzien dat zij
iets bezitten, waar zeer vele Duitsche steden van
rang hen om kunnen benijden, en dat het thans
hnn plicht is door een aanhoudend en algemeen
bezoek de onderneming duurzaam te maken.
Joh. C. V. .
JOZEF HOFMANN.
Ongetwijfeld zal het optreden van den negen
jarigen Jozef Hofmann en de mededeeling in de
dagbladen van hetgeen door hem wordt verricht,
bij menigeen zekeren weemoed hebben doen
ontstaan.
Velen zullen bij de gedachte aan dit kind zich
niet van het denkbeeld hebben kunnen losmaken
een klein, tenger knaapje te zullen zien optreden,
waarvan de ziekelijke vermoeide uitdrukking op
het gelaat getuigenis zou afleggen van een door
inspanning uitgeput leven, want hoewel we in
een tijd leven, waarin we ons over weinig meer
kunnen verbazen, daar wonderkinderen meer en
meer te voorschijn treden een kind van negen
jaar dat concerten van Mozart en Beethoven uit
het hoofd voordraagt, moet deze vaardigheid
slechts ten koste van zijn gezondheid hebben
verkregen.
Hoe geheel anders echter was de indruk die
zijn optreden maakte ; geen zweem van afmatting
of lijden was bij hem te bespeuren, en de onge
kunstelde, echt kinderlijke wijze, waarop hij voor
de Bechstein-vleugel plaats nam, (natuurlijk met
een stapel boeken op den stoel en verhoogd
pedaal) moest wel een weldoende kalmte bij den
hoorder teweeg brengen. Deze indruk werd
bevestigd toon hij in het Beethovensche concert
de eerste tonen aansloeg, want de zekerheid en
gemakkelijkheid waarmede hij dit werk voordroeg,
moest allen twijfel wel doen verbannen.
Onwillekeurig gevoelt men dan ook beboette
den kunstenaar te zien en dit niet zoozeer uit
nieuwsgierigheid, als wel omdat zijn geheele
persoon in gebaren en uitdrukking in ons eigen
gevoel overgaat, hetgeen met onze muzikale
genieting in het nauwste verband staat'
In booge mate muzikaal was spel en opvatting,
niet kunstmatig geleerd muzikaal, doch gezond,
uit eigen gevoel voortspruitend. Hij begrijpt wat
hij speelt en weet dit in het gemoed van den
hoorder weerklank te doen vinden.
Evenzoo belangrijk is zijn techniek, hij bezit
een zekeren en voor zijn leeftijd bizonder
krachtigen aanslag; de chromatische en diatonische
passages speelt hij afgerond en parelend en met
volmaakte klanksterkte, en de voor zulko kleine
handen lastige octaaf-grepon schijnen hem geen
moeielijkheden op te leveren. De vlugheid en
het ge?cheveerde waarmede door hem het
capriccioso werd voorgedragen, was werkelijk bewonde
renswaardig.
Dat er echter zoowel op voordracht als techniek
nog wel aan te merken valt, is natuurlijk, het zou
onnatuurlijk zijn indien dit anders ware. Doch
men houde voor oogen dat hier sprake is van een
kind van slechts negen jaar, en ieder ontwikkeld
musicus zal gevoelen, welke eischen daarbij gesteld
kunnen worden. Men mag niet vergen dat een
negenjarige knaap dezelfde grootsche opvatting en
denzelfden verheven geest bezit die men bij den
kunstenaar van rijperen leeftijd aantreft; het
kunstwerk, het product van menschelijken schep
pingskracht wordt hoe bewonderenswaardig
ook toch altijd nog door een kind voorgedragen.
Men moet wel waken het buitengewoon talent
van Jozef Hofmann te overschatten, doch even
min mag men, zijn jeugd tot maatstaf nemende,
zich laten verleiden om hetgeen door hem wordt
voortgebracht, gering te schatten.
Jozef Hofmann is nog kind in uiterlijk en,
naar ik meen bemerkt te hebben (Goddank !), ook
nog in karakter, doch hij is met zulk een buiten
gewoon muzikaal talent begaafd, dat men in den
volsten zin van het woord hem een wonderkind
mag noemen. Jarenlange gedwongen studiën
zouden hem niet op die hoogte hebben kunnen
brengen; langdurige oefening allén zoude zijn
muzikaal gevoel en uitdrukkingsvermogen niet in
zoo hooge mate hebben kunnen ontwikkelen;
de geduldigste theoretische studiën zouden hem
nimmer het compositietalent hebben kunnen
verschaffen, hetwelk hij hoe betrekkelijk een
voudig ook nu reeds ten toon spreidt; al deze
eigenschappen zouden door volhardende ijver en
toewijding wel in buitengewone mate voor den
dag zijn gekomen, doch niettegenstaande de
wanhopigste studiën zou geen knaap van negen
jaar zulk een hoogte kunnen bereiken, indien
niet eene wonderbaarlijke begaafdheid in hem
aanwezig was, eene begaafdheid waarvan wij ons
nauwelijks een idee kunnen vormen.
|$Men bedenke echter dat hij nog kind is, het
is te hopen dat de personen, onder wiens leiding
hij staat, dit niet uit het oog zullen verliezen en
niet door winstbejag dit jeugdig leven door exploi
tatie zullen vernietigen. Met hot hem von
Gottes Gnaden" toebedeelde talent kan hij veilig,
zonder gevaar voer zijn verdere kunstenaars loop
baan, zijn eerstvolgende levensjaren zonder al te
groote inspanning laten voorbijgaan. He t.kinderlijk
verstand moet zich vrij kunnen ontwikkelen en
niet door voortdurende vermoeienis en inspanning
worden afgestompt, hem moet ook tijd en gele
genheid worden gegeven om te leeren opmerken,
eigen denkbeelden te vormen en weer te geven
om geheel als zelfstandig kunstenaar te kunnen
optreden en onder eigen indrukken de kunstwer
ken der groote meesters te kunnen vertolken.
Indien het talent van Jozef Hofmann met beleid
en doorzicht wordt ontwikkeld en niet meer van
hem gezegd wordt dan met het gezond verstand
overeen te brengen is, dan zal het ons wellicht
gegeven zijn, in hem een der grootste kunstenaars
te zien opgroeien,
FELIX HEBBER.
NATIONALE TENTOONSTELLING EN WED
STRIJD VAN AMEUBLEMENTEN IN DE
GROOTE ZAAL VAN DE SOCIËTEIT
HARMONIE", TE ROTTERDAM.
Vergissen wij ons niet, dan is liet voor de eerste
maal, (iat de directie van liet Koninklijk
Nederlandsch Handelsmuseam alhier hare tentoonstel
lingen ook buiten de hoofdstad houdt. In de ruime
bovenzalen van de Sociëteit Doele, die nog kort
geleden van luidruchtige kermisvreugde weer
galmden, voeren door haar toedoen thans, eenige
Nederlandsche kunstindustrieelen den vreedzamen
strijd, waarvan ontwikkeling en beschaving de
schoone resultaten ziju.
't Idee zich ook in de groote prorincie-steden
te vertooncii is niet slecht, en het flink bezoek,
waarin de Rotterdamsche tentoonstelling zich mag
verheugen bewijst dat het publiek en vooral
het gegoede publiek het streven der directie
op prijs stelt, al zijn de zalen, waarin de ver
schillende voortbrengselen op
kunst-nijverheidgebied vertoond worden, niet aanlokkend en voor
het doel geschikt.
Vooral is dit met de groote Concertzaal het ge
val. Haar bovenverlicliting toch geeft aan de
verschillende ameublementen in vier rijen van
compartimenten opgesteld iets Uuheimisches,
iets ougezelligs om een huiselijken term
te gebruiken, 't Doet goed de speling van eeu
vriendelijk zonnestraaltje!!, op de meubels van
\voou- en slaapvertrek waar te nemen; de schakee
ring van licht en bruin wordt er zoo door ver
hoogd.
De indruk dezer sombere zaal geen model
product van architectuur en tot. afbraak lang rijp
is bij het binnentreden niet gunstig; er is een
rondgang en nadere beschouwing van het tentoon
gestelde toe noodig om tot betere gedachten te
komen.
De algemeene voorwaarden van den Catalogus
109 nummers rijk ziju oorzaak dat do be
zoeker niet door grooten rijkdom wordt overbluft.
Immers sluit de prijs van f 600,?voor een com
pleet saloiiamcublemeiit als hoogste nummer der ten
toonstelling alle weelde uit. Ook mag het een
tour-de-foree heeten voor de som van / 350.
een voor- of eetkamer-ameublement te leveren.
Niettegenstaande deze minime cijfers is er heel
wat gedaan en wij achten het belang dezer
tentoonstelliug juist daarom zoo groot, omdat voor
bescheiden prijzen iets goeds kan verkregen worden,
waarvan de bevordering van den goeden smaak iii
onze burgerwoning; het gevolg is.
Vergelijkt men het gehalte van thans bij hetsreen
vroeger geleverd werd, dan is eeu onmiskenbare
vooruitgang op het gebied van smaak te bespeu
ren en de direetie van het Handelsmuseum kan
met genoegen, op haar werk neerzien. De zooge
naamde gruwelen bij vroegere gelegenheden zoo
talrijk vertegenwoordigd?zijn thans zeer schaarse!);
de opvatting over het geheel heeft een zeker cachot.
Onze meubelfabriekanten schijnen langzamerhand
te begrijpen dat de schoonheid vaii het meubel
niet bestaat in grillige barokke vormen
vormen wars van eiken constructieve!! en
esthetischcu zin en dat juist door eenvoudige en
rustige lijnen een goed effekt wordt verkregen.
Hun smaak is verbeterd meer beschaafd. Er
is in de meeste objecten een goed streven,
keubaar dat, zich zoowel in logischcii hoofdvorm, fijne
profileeriug, sobere ornemeutatie, als aanwending
van goede grondstoffen uit.
Dank zij de machine, is hier waarlijk
ongeloofelijk veel voor geringe prijzen geleverd en de vele
koopers hebben goede waar voor hun bescheiden
geld.
Eene beoordeeling vau alle nummers te geven
zou te ver voeren. "Wij stippen slechts aan het
geen bij nader onderzoek de meeste attentie trok.
De firma Eckhardt, als lid der Jury voor beoor
deeling buiten beoordeeling handhaaft haren.
goeden naam. Hare meubelen munten uit door
goede conceptie en doorvoering van stijl alsmede
door logischen bouw en uitstekende uitvoering. In
alles is distinctie te bespeuren.
Ook de firma's Erederiks te Zutfen en Van En
gelen te Kampen leverden menig smaakvol en goed
stuk. Deze laatste onderscheidt zich door origina
liteit' harer ontwerpen, waarvan de Heer Bakker,
leeraar in het Handteekenen, de maker is.
Verder noemen wij de fabriekanten Monsieur
te Steenwijk, Diessel te Rotterdam, Bomhof te
Zwolle, Van Heelzen te Kampen, die in verschil
lende bezendingen blijken van goeden smaak gaven
al valt in sommige er van een directe imitatie van
uitheemsche meubelen niet te miskennen.
Na nog de firma's Van Bergen uit Gennep en
Amiabel te 's Hage te hebben aangestipt, gelooven
wij het voornaamste der tentoonstelling te hebben
aangegeven.
We kunnen eeu bezoek gerust aanraden; de
personen die zich van degelijke inkoopen wenschen
te voorzien, zullen er ruimschoots keus vinden.
H. E.
ONS TWINTIGSTE CONGRES.
De letters A, G en O van het
Woordenboek geven in het
woord ago de beste be
lofte voor de toekomst."
LAURU.LABD.
Zonder overdrijving, met vast vertrouwen
op instemming van ieder, die het hoort, mag
nu gezegd worden:
»Het twintigste Taal- $n Letterkundig Congres
te Amsterdam gehouden in September 1887 is
volkomen geslaagd, heeft xeer belangrijke uitkom
sten gehad, en de beide laatste te Breda en t&
Brugge gehouden Congressen ver overtroffen."
I. Volkomen geslaagd.
In de eerste plaats, omdat het Twintigste
Congres uitmuntend was voorbereid.
DeAmsterdamsche Regelings-commissie heeft alle eer
van haar werk. Dat zoovele en zulke voor
treffelijke vertegenwoordigers der
Zuid-Nederlandsohe Letterkunde naar Amsterdam waren
opgekomen, mocht eensdeels te danken zijn
aan den goeden naam onzer hoofdstad, »het
hart van ons land, waar statig en sierlijk de
grachten zich ronden, waar achter het groen
der iepen de bruinroode huizen schuilen1'
als schilderachtig en dichterlijk door den
algemeenen Voorzitter is gezegd maar mag
in het bijzonder aan den warmen ijver van.
den President der Regelings-Commissie worden
toegeschreven.
Het werk dezer beide Voorzitters is met
den schoonsten uitslag bekroond. Beiden
hebben nu de wettigste aanspraken op de
dankbaarheid van hen, die sedert 1849 de
schoone zaak der Taal- en Letterkundige
Congressen hebben lief gehad. Het Belgische
Zuid-Nederland heeft, van dat jaar begin
nende, aan Noord-Nederland de hand der
broederschap toegestoken.De Congressen gaven
reeds negentien maal de gelegenheid haar
te grijpen, maar het warmst, het hartelijkst
was die handdruk op het twintigste Congres,
Terstond waren alle Congresleden door den
onzichtbaren band der broederlijke gezelligheid
»yastgeschakeld en verbonden" als Vondel
zingt. De ontvangst door den Burgemeester
ten Stadhuize bevestigde die aangename stem
ming van vriendelijke gezelligheid. De Raad
zaal van onze hoofdstad is niet indrukwekkend
ruim, als de voorhal van het Gentsche Raad
huis, waar Burgemeester Graaf van
Kerckhoveii Denterghem de leden van het negende
Congres in 1807 toesprak; niet indrukwekkend
ruim, als de met gebeeldhouwd eikenhout betim
merde receptiezaal van het Brusselsche Stad
huis waar de Burgemeester evenwel Fransch
sprak tot de leden van het vijftiende Congres iii
1876, zoodat een der smaakvolste Nederlanders
het zeer druk had over »je moêrs taal"; niet
indrukwekkend ruim, als de raadzaal van
het Brugsche Stadhuis, waar de Burgemeester
Visart in 1884 in het Fransch sprak tot de
leden van het negentiende Congres maar
ondanks dit gemis aan indrukwekkende ruimte
is deze Amsterdamsche raadzaal van het aloude
Prinsenhuis in hooge mate aantrekkelijk en
gezellig. De wanden verdwijnen er onder de
stout geschilderde schutters- en regenten
stukken. De kloeke koppen dier brave burgers
blikken vol opgewektheid en frischheid op de
zwarte rokken en witte dassen van onze eeuw.
Het twintigste Congres werd daar met even
groote opgewektheid en frischheid ontvangen,
door den tegenwoordigen kloeken
Burgemeester,die de kunst verstaat gastvrijheid, achtbaar
heid en geest op zoo merkwaardige wijze te
vereenigen. Na zulk een begin moest de
opening in de groote «aal van Felix niet
minder treffen. De Amsterdamsche
RegelingsCommissie had het voorrecht den hoogleeraar
Mr. Hendrik Peter Godfried Quack tot alge
meenen Voorzitter te benoemen, en was dus
zeker, dat de woorden tot opening van het
twintigste Congres door dezen uitgesproken
zouden uitmunten door dichterlijke welspre
kendheid, door geniale geestdrift, door iets ge
heel ongemeens, dat opheft naar hooger wereld.
De gloed van dezen redenaar is inderdaad on
weerstaanbaar. Onder zijne voordracht wordt
zelfs het stugste gemoed ontvonkt tot blijd
schap, deelneming en jubel. Daarbij speelde
nu het toeval eene schoone rol en verhoogde
het den bijval, allerwege aan den spreker
geschonken. Juist toen hulde werd gebracht
Naan den Leidschen Hoogleeraar Dr. M. de
Vries, trad deze in de vergadering tot groote
verrassing en ingenomenheid van alle aan
wezigen .