De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 25 september pagina 3

25 september 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Wij hebben de Fransche Revolutie hier overgeplant. Daarentegen waren Tiet verraders, die onzen echt hollandschen Graaf, der keerlen God, naar Kngeland wilden vervoeren. Onzen grootsten krijgsroem danken wy aan de zeeslagen tegen Engeland, en als de Princenpartij, ten gevolge van aanhuwehj'Mngen, eene lijn met het Engelsche Konings huis trok, de Statenpartij ging een anderen weg uit. Mét de Franschen en het verdere vasteland ridikulizeert ons volk graag de Engelschen. Op Flik en Flok" is de aanmerking te maken, dat den Heeren Van den Heuvel en Van Ollefen te veel onveranderd Engelsch in den mond gelegd wordt, om door het publiek verstaan te kunnen worden. Men heeft van het kleine Safon-tooneel waarlijk alle mogeiïjke partij getrokken, om dit Tooverkluchtspel" te kunnen uitvoeren. Mej. Juliette Roos treedt erin op; detooneelen, waarin zij speelt, z\jn altoos lichtpunten in de voorstelling. Zij zingt ook met veel bevalligheid het bekende liedtjen Popje-lief". De Heer Albert Mutters stelt, met veel virtuoziteit, een dronken schoenmaker voor. Het publiek lacht zich bijna ziek. 23 S. '87. A. TH. MUZIKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 23 Sept, '87. Het Opera-seizoen opende met Lohengrin, waar door drie debutanten in de gelegenheid s kwamen hunne geschiktheid te doen beoordeelen,' de heer Grupp (heldentenor), Mej. Meyer (jeugdig-drama tisch) en de heer Voigt (lyrisch baryton). De heer Grupp maakte als Lohengrin een beslist gunstigen indruk; klinkt zijn geluid in de hoogte een enkele maal droog, over 't geheel is hij een zanger van den echten stempel met vrij frissche stemmiddelen, weldoordacht spel, uiterst duidelijke uitspraak en Ausdauer; hij gaf het verhaal in het laatste bedrijf nog even gemakkelijk als zijn lied aan de Zwaan in den aanvang. Dat hij enkele malen detoneerde wil ik aan onbekendheid met het lokaal toeschrijven, in de hoop dat het geen ge brek zal blijken te zijn; wanneer hem de ge noemde goede eigenschappen ook in andere par tijen bijbleven, dan mag den heer Bolle geluk gewenscht worden met dit engagement. Mej. Meyer kon mij tot mijn spijt niet bevredigen; ik zeg tot mijn spüt, want er is in waarheid op haar zingen weinig af te dingen; maar de wijze waarop w\j hier de laatste jaren de Eha zagen en hoorden vertolken, heeft ons aan deze partij eischen doen stellen die naar het schijnt niet gemakkelijk te bevredigen zijn. Mej. Meyer ontbrak ten eenenmale het waas van poëzie, dat deze figuur van het begin tot het einde omhullen moet: zij was niet Elsa zij was Mej. Meyer. Den heer Voigt te beoordeelen -naar de wijze, waarop mj den Heerrufer vertolkte, zou onbillijk zijn; dit mag.hem niet als een debuut aangere kend worden; bij zijn eerstvolgend optreden be hoeft hij overigens zoo ontzettend zenuwachtig niet te zyn, wij zullen hem niet opeten! Van de oude garde traden de HH. Behrens en von Bongardt als König en Telramund op, en Mevr. Jaïde als Ortrud. Eerstgenoemde sloeg zich door deze, hem bepaald op den duur wat hoog liggende, partij zeer goed heen ; zou ik hem echter mogen verzoeken bij het verhaal van Loliengrin'a herkomst, dat toch elkeen op het tooneel met de grootste spanning volgen moet, een weinig meer belangstelling aan den dag te leggen? Von Bongardt en Mevr. Jaïde gaven het sombere echt paar als gewoonlijk; dat is genoeg gezegd. Bij deze voorstelling toonde de heer Frank een zeer consciencieus kapelmeester te zijn, hij leidde het geheel met kalmte en beslistheid. * * In Martha werd de gelegenheid geboden met een ander drietal debutanten kennis te maken (?want het partijtje van den heer Redemann kan ook niet als debuut gelden, ofschoon het weinige, dat ik van hem hoorde, mij doet vermoeden dat deze tweede bas het best zal voldoen in rollen, waarin niet gezongen behoeft te worden). Mevr. Biazzi-Förster (Martha) beschikt over een vrij omvangrijk geluid, hetwelk echter hier en daar nog al geleden schijnt te hebben; daar zij als coloratuur-zangeres wenscht geëngageerd te wor den, verwondert het mij dat voor haar debut de Martha werd gekozen, en het weinige dat daarin op dit gebied voorkomt en door Mevr. B. gege ven werd, doet mij met groote ongerustheid haar optreden in eene eigenlijk tot dit emplooi behoorende partij tegemoet zien Overigens erken ik gaarne dat Mevr. B. in de cavatine zeer goed voldeed, en daar het niet gemakkelijk zal vallen thans nog eene bepaald voldoende coloratuur-zan geres te vinden-, zal het misschien het beste we zen in haar engagement te berusten. Mej. Emanuela Frank mist blijkbaar nog toneelroutine, hare bewegingen zijn vaak nog wat houterig, maar dit zal op den duur beter worden en het voornaam ste hare stemmiddelen ziju zér voldoende; een vol, week en omvangrijk altgeluid wettigt de allergunstigste verwachtingen voor hare toekomst. De heer Elmhorst trad als Lyonel op; ik ge loof dat ook dit engagement zal blijken een be paalde aanwinst voor onze Opera te zijn; zyn ge luid is echt lyrisch met voldoende hoogte en ook met voldoende kracht in die hoogte. Hij beweegt zich gemakkelijk op het tooneel, spreekt zeer dui delijk uit en zingt voortdurend, zonder daarbij acrobatische oefeningen te houden, zooals zoovolen noodig schijnen te achten. Sieglitz's Plumkett was in spel en zang recht goed ; met dezen bas-buffo heeft onze opera onte genzeggelijk veel gewonnen. Het koor (Zaterdags zooals gewoonlijk in Lohengrin afgrijselijk) was in Martha zeer goed en verdient voor houding en zang geprezen te worden; het decoratief was verrassend schoon, vooral voor ons Rotterdammers, die t-et de laatste jaren zoo armelijk gewoon waren. De dirigentenlessenaar was bij de opvoe ring van Martha door den heer Paul Prill inge nomen ; hij gaf bewijzen van kalmte en bezadigd heid en bleek tegen zijn taak volkomen opgewassen. * * * In Fidelio debuteerde Mej. Carolina Fischer als Marzelline; een goed geschoolde, frissche stem van voldoenden omvang, hoewel niet bizonder krachtig, en een gunstig voorkomen maken haar voor het soubrette-vak zeer geschikt. Mevr. Mielke, ofschoon naar het mij voorkwam niet best gedisponeerd, gaf niettemin eene prachtige Leonore en de heer Grüning (die gedurende den zomertijd weder braaf gestudeerd schijnt te hebben) een Florestan zooals men billijkerwijze niet beter kan wenschen. Des heeren Behrens Rocco en de Jacuino van Directer Bolle waren als gewoonlijk, d. w. z. uit muntend; laatstgenoemde ontving twee prachtige lauwerkransen, waaruit hij kan zien hoezeer zijn streven op prijs gesteld wordt. Ook de heer Gr ning werd belauwerd en mevr. Mielke een drietal prachtige bloemgeschenken aangeboden, f * # In de daarop volgende Donderdag-voorstelling trad de heer Grupp als lannhauser op. In aan merking nemende, dat Wagner hier aan zanger en acteur beide de allerhoogste eischen stelt, die het weinigen gegeven is ten volle te bevredigen, en onder voorbehoud mijner hierboven neerge schreven bemerkingen, welke ik bij deze tweede kennismaking bevestigd vond (met uitzondering der intonatie, die ditmaal bijna geen stof tot kla gen gaf) kan Rotterdam met het bezit van een heldentenor als .de heer Grupp gelukgewenscht worden; het best voldeed hij mij in het verhaal van den tocht naar Rome, hetwelk soberder en daardoor aangrijpender dan we sinds jaren gewoon waren. Dat Mevr. Mielke de partij van Elisabeth over nam van Mej. Meyer die ongesteld (of reeds afge reisd?) was, kon den velen bezoekers van de omliggende steden slechts aangenaam zijn; vergis ik mij, of heeft Mevr. M. aan gemoed gewonnen ? Aan het einde van het verig seizoen schreef ik: kon zij (Mevr. M.) er toe komen niet alleen tot onze ooren, maar ook tot ons hart ie spre ken voorzeker waren haar nog schoonere tri omfen weggelegd"; welnu, wie heeft haar Donder dag jl. hoprerf verhalen in welken gemoedstoestand zij den tijd van Tannhauser's afwezigheid had doorgebracht, wie heeft haar hooren vragen: Heinrich, Heinrich, was thatest du mvr an?r zonder in zijn binnenste de edelste snaren te heb ben voelen trillen, zonder met geweld een traan te hebben onderdrukt ? Dat was geen kunst allén, dat was kunst, geadeld door datgene wat er de hoogste wijding aan geeft: het harte! De overige bezetting viel zeer te prijzen, met uitzondering van mevr. Biazzi's Venu», omtrent wier zang mijne eerste indrukken bij deze tweede kemiismaking bevestigd zijn; van de medewerking dezer dame heb ik niet veel verwachting. De heer Elmhorst zij gewaarschuwd tegen het te veel laten rollen zijner r's; het maakt den zang niet schooner en hindert. In 't algemeen genomen dus heeft deze eerste week het bewijs geleverd dat onze Opera een personeel bezit van degelijken," deels zelfs uit muntenden aard; voeg daarbij een beproefd orkest onder leiding van twee talentvolle kapelmeesters, decoratief waarvan bij elke voorstelling nieuwe schoonheden te bewonderen vallen en een ge bouw dat iemand bij ieder vernieuwd bezoek aangenamen en gezelliger schijnt en ik geloof ge noeg gezegd te hebben om te doen begrijpen dat we een genotvol seizoen te wachten hebben. Dat nu de Rotterdammers ook mogen inzien dat zij iets bezitten, waar zeer vele Duitsche steden van rang hen om kunnen benijden, en dat het thans hnn plicht is door een aanhoudend en algemeen bezoek de onderneming duurzaam te maken. Joh. C. V. . JOZEF HOFMANN. Ongetwijfeld zal het optreden van den negen jarigen Jozef Hofmann en de mededeeling in de dagbladen van hetgeen door hem wordt verricht, bij menigeen zekeren weemoed hebben doen ontstaan. Velen zullen bij de gedachte aan dit kind zich niet van het denkbeeld hebben kunnen losmaken een klein, tenger knaapje te zullen zien optreden, waarvan de ziekelijke vermoeide uitdrukking op het gelaat getuigenis zou afleggen van een door inspanning uitgeput leven, want hoewel we in een tijd leven, waarin we ons over weinig meer kunnen verbazen, daar wonderkinderen meer en meer te voorschijn treden een kind van negen jaar dat concerten van Mozart en Beethoven uit het hoofd voordraagt, moet deze vaardigheid slechts ten koste van zijn gezondheid hebben verkregen. Hoe geheel anders echter was de indruk die zijn optreden maakte ; geen zweem van afmatting of lijden was bij hem te bespeuren, en de onge kunstelde, echt kinderlijke wijze, waarop hij voor de Bechstein-vleugel plaats nam, (natuurlijk met een stapel boeken op den stoel en verhoogd pedaal) moest wel een weldoende kalmte bij den hoorder teweeg brengen. Deze indruk werd bevestigd toon hij in het Beethovensche concert de eerste tonen aansloeg, want de zekerheid en gemakkelijkheid waarmede hij dit werk voordroeg, moest allen twijfel wel doen verbannen. Onwillekeurig gevoelt men dan ook beboette den kunstenaar te zien en dit niet zoozeer uit nieuwsgierigheid, als wel omdat zijn geheele persoon in gebaren en uitdrukking in ons eigen gevoel overgaat, hetgeen met onze muzikale genieting in het nauwste verband staat' In booge mate muzikaal was spel en opvatting, niet kunstmatig geleerd muzikaal, doch gezond, uit eigen gevoel voortspruitend. Hij begrijpt wat hij speelt en weet dit in het gemoed van den hoorder weerklank te doen vinden. Evenzoo belangrijk is zijn techniek, hij bezit een zekeren en voor zijn leeftijd bizonder krachtigen aanslag; de chromatische en diatonische passages speelt hij afgerond en parelend en met volmaakte klanksterkte, en de voor zulko kleine handen lastige octaaf-grepon schijnen hem geen moeielijkheden op te leveren. De vlugheid en het ge?cheveerde waarmede door hem het capriccioso werd voorgedragen, was werkelijk bewonde renswaardig. Dat er echter zoowel op voordracht als techniek nog wel aan te merken valt, is natuurlijk, het zou onnatuurlijk zijn indien dit anders ware. Doch men houde voor oogen dat hier sprake is van een kind van slechts negen jaar, en ieder ontwikkeld musicus zal gevoelen, welke eischen daarbij gesteld kunnen worden. Men mag niet vergen dat een negenjarige knaap dezelfde grootsche opvatting en denzelfden verheven geest bezit die men bij den kunstenaar van rijperen leeftijd aantreft; het kunstwerk, het product van menschelijken schep pingskracht wordt hoe bewonderenswaardig ook toch altijd nog door een kind voorgedragen. Men moet wel waken het buitengewoon talent van Jozef Hofmann te overschatten, doch even min mag men, zijn jeugd tot maatstaf nemende, zich laten verleiden om hetgeen door hem wordt voortgebracht, gering te schatten. Jozef Hofmann is nog kind in uiterlijk en, naar ik meen bemerkt te hebben (Goddank !), ook nog in karakter, doch hij is met zulk een buiten gewoon muzikaal talent begaafd, dat men in den volsten zin van het woord hem een wonderkind mag noemen. Jarenlange gedwongen studiën zouden hem niet op die hoogte hebben kunnen brengen; langdurige oefening allén zoude zijn muzikaal gevoel en uitdrukkingsvermogen niet in zoo hooge mate hebben kunnen ontwikkelen; de geduldigste theoretische studiën zouden hem nimmer het compositietalent hebben kunnen verschaffen, hetwelk hij hoe betrekkelijk een voudig ook nu reeds ten toon spreidt; al deze eigenschappen zouden door volhardende ijver en toewijding wel in buitengewone mate voor den dag zijn gekomen, doch niettegenstaande de wanhopigste studiën zou geen knaap van negen jaar zulk een hoogte kunnen bereiken, indien niet eene wonderbaarlijke begaafdheid in hem aanwezig was, eene begaafdheid waarvan wij ons nauwelijks een idee kunnen vormen. |$Men bedenke echter dat hij nog kind is, het is te hopen dat de personen, onder wiens leiding hij staat, dit niet uit het oog zullen verliezen en niet door winstbejag dit jeugdig leven door exploi tatie zullen vernietigen. Met hot hem von Gottes Gnaden" toebedeelde talent kan hij veilig, zonder gevaar voer zijn verdere kunstenaars loop baan, zijn eerstvolgende levensjaren zonder al te groote inspanning laten voorbijgaan. He t.kinderlijk verstand moet zich vrij kunnen ontwikkelen en niet door voortdurende vermoeienis en inspanning worden afgestompt, hem moet ook tijd en gele genheid worden gegeven om te leeren opmerken, eigen denkbeelden te vormen en weer te geven om geheel als zelfstandig kunstenaar te kunnen optreden en onder eigen indrukken de kunstwer ken der groote meesters te kunnen vertolken. Indien het talent van Jozef Hofmann met beleid en doorzicht wordt ontwikkeld en niet meer van hem gezegd wordt dan met het gezond verstand overeen te brengen is, dan zal het ons wellicht gegeven zijn, in hem een der grootste kunstenaars te zien opgroeien, FELIX HEBBER. NATIONALE TENTOONSTELLING EN WED STRIJD VAN AMEUBLEMENTEN IN DE GROOTE ZAAL VAN DE SOCIËTEIT HARMONIE", TE ROTTERDAM. Vergissen wij ons niet, dan is liet voor de eerste maal, (iat de directie van liet Koninklijk Nederlandsch Handelsmuseam alhier hare tentoonstel lingen ook buiten de hoofdstad houdt. In de ruime bovenzalen van de Sociëteit Doele, die nog kort geleden van luidruchtige kermisvreugde weer galmden, voeren door haar toedoen thans, eenige Nederlandsche kunstindustrieelen den vreedzamen strijd, waarvan ontwikkeling en beschaving de schoone resultaten ziju. 't Idee zich ook in de groote prorincie-steden te vertooncii is niet slecht, en het flink bezoek, waarin de Rotterdamsche tentoonstelling zich mag verheugen bewijst dat het publiek en vooral het gegoede publiek het streven der directie op prijs stelt, al zijn de zalen, waarin de ver schillende voortbrengselen op kunst-nijverheidgebied vertoond worden, niet aanlokkend en voor het doel geschikt. Vooral is dit met de groote Concertzaal het ge val. Haar bovenverlicliting toch geeft aan de verschillende ameublementen in vier rijen van compartimenten opgesteld iets Uuheimisches, iets ougezelligs om een huiselijken term te gebruiken, 't Doet goed de speling van eeu vriendelijk zonnestraaltje!!, op de meubels van \voou- en slaapvertrek waar te nemen; de schakee ring van licht en bruin wordt er zoo door ver hoogd. De indruk dezer sombere zaal geen model product van architectuur en tot. afbraak lang rijp is bij het binnentreden niet gunstig; er is een rondgang en nadere beschouwing van het tentoon gestelde toe noodig om tot betere gedachten te komen. De algemeene voorwaarden van den Catalogus 109 nummers rijk ziju oorzaak dat do be zoeker niet door grooten rijkdom wordt overbluft. Immers sluit de prijs van f 600,?voor een com pleet saloiiamcublemeiit als hoogste nummer der ten toonstelling alle weelde uit. Ook mag het een tour-de-foree heeten voor de som van / 350. een voor- of eetkamer-ameublement te leveren. Niettegenstaande deze minime cijfers is er heel wat gedaan en wij achten het belang dezer tentoonstelliug juist daarom zoo groot, omdat voor bescheiden prijzen iets goeds kan verkregen worden, waarvan de bevordering van den goeden smaak iii onze burgerwoning; het gevolg is. Vergelijkt men het gehalte van thans bij hetsreen vroeger geleverd werd, dan is eeu onmiskenbare vooruitgang op het gebied van smaak te bespeu ren en de direetie van het Handelsmuseum kan met genoegen, op haar werk neerzien. De zooge naamde gruwelen bij vroegere gelegenheden zoo talrijk vertegenwoordigd?zijn thans zeer schaarse!); de opvatting over het geheel heeft een zeker cachot. Onze meubelfabriekanten schijnen langzamerhand te begrijpen dat de schoonheid vaii het meubel niet bestaat in grillige barokke vormen vormen wars van eiken constructieve!! en esthetischcu zin en dat juist door eenvoudige en rustige lijnen een goed effekt wordt verkregen. Hun smaak is verbeterd meer beschaafd. Er is in de meeste objecten een goed streven, keubaar dat, zich zoowel in logischcii hoofdvorm, fijne profileeriug, sobere ornemeutatie, als aanwending van goede grondstoffen uit. Dank zij de machine, is hier waarlijk ongeloofelijk veel voor geringe prijzen geleverd en de vele koopers hebben goede waar voor hun bescheiden geld. Eene beoordeeling vau alle nummers te geven zou te ver voeren. "Wij stippen slechts aan het geen bij nader onderzoek de meeste attentie trok. De firma Eckhardt, als lid der Jury voor beoor deeling buiten beoordeeling handhaaft haren. goeden naam. Hare meubelen munten uit door goede conceptie en doorvoering van stijl alsmede door logischen bouw en uitstekende uitvoering. In alles is distinctie te bespeuren. Ook de firma's Erederiks te Zutfen en Van En gelen te Kampen leverden menig smaakvol en goed stuk. Deze laatste onderscheidt zich door origina liteit' harer ontwerpen, waarvan de Heer Bakker, leeraar in het Handteekenen, de maker is. Verder noemen wij de fabriekanten Monsieur te Steenwijk, Diessel te Rotterdam, Bomhof te Zwolle, Van Heelzen te Kampen, die in verschil lende bezendingen blijken van goeden smaak gaven al valt in sommige er van een directe imitatie van uitheemsche meubelen niet te miskennen. Na nog de firma's Van Bergen uit Gennep en Amiabel te 's Hage te hebben aangestipt, gelooven wij het voornaamste der tentoonstelling te hebben aangegeven. We kunnen eeu bezoek gerust aanraden; de personen die zich van degelijke inkoopen wenschen te voorzien, zullen er ruimschoots keus vinden. H. E. ONS TWINTIGSTE CONGRES. De letters A, G en O van het Woordenboek geven in het woord ago de beste be lofte voor de toekomst." LAURU.LABD. Zonder overdrijving, met vast vertrouwen op instemming van ieder, die het hoort, mag nu gezegd worden: »Het twintigste Taal- $n Letterkundig Congres te Amsterdam gehouden in September 1887 is volkomen geslaagd, heeft xeer belangrijke uitkom sten gehad, en de beide laatste te Breda en t& Brugge gehouden Congressen ver overtroffen." I. Volkomen geslaagd. In de eerste plaats, omdat het Twintigste Congres uitmuntend was voorbereid. DeAmsterdamsche Regelings-commissie heeft alle eer van haar werk. Dat zoovele en zulke voor treffelijke vertegenwoordigers der Zuid-Nederlandsohe Letterkunde naar Amsterdam waren opgekomen, mocht eensdeels te danken zijn aan den goeden naam onzer hoofdstad, »het hart van ons land, waar statig en sierlijk de grachten zich ronden, waar achter het groen der iepen de bruinroode huizen schuilen1' als schilderachtig en dichterlijk door den algemeenen Voorzitter is gezegd maar mag in het bijzonder aan den warmen ijver van. den President der Regelings-Commissie worden toegeschreven. Het werk dezer beide Voorzitters is met den schoonsten uitslag bekroond. Beiden hebben nu de wettigste aanspraken op de dankbaarheid van hen, die sedert 1849 de schoone zaak der Taal- en Letterkundige Congressen hebben lief gehad. Het Belgische Zuid-Nederland heeft, van dat jaar begin nende, aan Noord-Nederland de hand der broederschap toegestoken.De Congressen gaven reeds negentien maal de gelegenheid haar te grijpen, maar het warmst, het hartelijkst was die handdruk op het twintigste Congres, Terstond waren alle Congresleden door den onzichtbaren band der broederlijke gezelligheid »yastgeschakeld en verbonden" als Vondel zingt. De ontvangst door den Burgemeester ten Stadhuize bevestigde die aangename stem ming van vriendelijke gezelligheid. De Raad zaal van onze hoofdstad is niet indrukwekkend ruim, als de voorhal van het Gentsche Raad huis, waar Burgemeester Graaf van Kerckhoveii Denterghem de leden van het negende Congres in 1807 toesprak; niet indrukwekkend ruim, als de met gebeeldhouwd eikenhout betim merde receptiezaal van het Brusselsche Stad huis waar de Burgemeester evenwel Fransch sprak tot de leden van het vijftiende Congres iii 1876, zoodat een der smaakvolste Nederlanders het zeer druk had over »je moêrs taal"; niet indrukwekkend ruim, als de raadzaal van het Brugsche Stadhuis, waar de Burgemeester Visart in 1884 in het Fransch sprak tot de leden van het negentiende Congres maar ondanks dit gemis aan indrukwekkende ruimte is deze Amsterdamsche raadzaal van het aloude Prinsenhuis in hooge mate aantrekkelijk en gezellig. De wanden verdwijnen er onder de stout geschilderde schutters- en regenten stukken. De kloeke koppen dier brave burgers blikken vol opgewektheid en frischheid op de zwarte rokken en witte dassen van onze eeuw. Het twintigste Congres werd daar met even groote opgewektheid en frischheid ontvangen, door den tegenwoordigen kloeken Burgemeester,die de kunst verstaat gastvrijheid, achtbaar heid en geest op zoo merkwaardige wijze te vereenigen. Na zulk een begin moest de opening in de groote «aal van Felix niet minder treffen. De Amsterdamsche RegelingsCommissie had het voorrecht den hoogleeraar Mr. Hendrik Peter Godfried Quack tot alge meenen Voorzitter te benoemen, en was dus zeker, dat de woorden tot opening van het twintigste Congres door dezen uitgesproken zouden uitmunten door dichterlijke welspre kendheid, door geniale geestdrift, door iets ge heel ongemeens, dat opheft naar hooger wereld. De gloed van dezen redenaar is inderdaad on weerstaanbaar. Onder zijne voordracht wordt zelfs het stugste gemoed ontvonkt tot blijd schap, deelneming en jubel. Daarbij speelde nu het toeval eene schoone rol en verhoogde het den bijval, allerwege aan den spreker geschonken. Juist toen hulde werd gebracht Naan den Leidschen Hoogleeraar Dr. M. de Vries, trad deze in de vergadering tot groote verrassing en ingenomenheid van alle aan wezigen .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl