De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 2 oktober pagina 2

2 oktober 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOB NEDERLAND. No.536. t? '" l>" PS, k 51 ; Demonstratie weinig ingenomen, omdat zij het «ntijdige daarvan- inzagen en liever door eene eoalitie met de vreesachtige en de aarzelende jepublikeinen eene betere toekomst wilden Worbereiden. De bonapartisten eindelijk waren woedend, omdat de graaf van Parijs ,!tun den wind uit de zeilen trachtte te nemen, Toch gaf het manifest stof tot velerlei bedjsrekingen, en deed het den indruk, door het militair vertoon der laatste weken gemaakt, Mna vergeten. Het moet eene teleurstellende gedachte voor «ten graaf van Parijs zijn, dat zijne zorgvul dig bestudeerde woorden op hun beurt in het ?rergeetboek zijn geraakt door den kwajongensatreek van een vijftienjarigen knaap, en de al te groote Strammheit van een Duitsch ge meen soldaat. De toekomstige Philippe VII Is naar den achtergrond gedrongen door den jongenheer SchnaebeW en door Kichard KaufBtann. Het Schnaebele-incident behoort al weder tot de geschiedenis, maar het droevige voorval bij Rapn-la-Plaine zal aan. de Fransche en ie Duitsche regeering nog menig uur van Hoofdbreken kosten. Waarschijnlijk zal de Duitsche regeering tot het aanbieden van Terontschuldigingen moeten overgaan: wat ten minste tot nu toe van de toedracht der laak bekend is, wettigt de onderstelling, dat iet ongelijk aan hare zijde is, voor zoover zij aansprakelijk is voor de noodlottige vergis singen van hare al te ijverige ondergeschikte ambtenaren. Maar het feit, dat de kogel ?*an een Duitseh soldaat onschuldig Fransch Bloed heeft doen vloeien, ' zal niet licht worden vergeten, en het zal, welke ook den afloop van het tegenwoordige incident " moge zijn, de spanning aan de Fransch?Jhutsche grens ontzaglijk doen toenemen. De fc&lme houding van de pers, ook van de «fficieuse bladen in de beide landen, bevestigt iket vermoeden, dat het incident op dit oogenUik zoowel aan de regeering te Berlijn als aan die te Parijs hoogst onwelkom is. Men kan aan hare vredelievende bedoelingen geloof riaan, maar men moet daarbij den wensch Bitspreken, dat zij het »handel naar mijn woorden en niet naar mijn werken" wat min der in toepassing brachten. De reeks der grensconflicten wordt bedenkelijk groot en aelfs het onbeduidendste geschil verkrijgt eene onevenredige, abnormale beteekenis. Terwijl deRomeinsche Senaat beraadslaagde, ging Saguntum onder; maar terwijl de Eurojreesche mogendheden nota's wisselen, is vorst Serdinand van Bulgarije bezig, zijn gezag te Bevestigen, Met allen eerbied voor zijne nog jonge vorstelijke waardigheid mag men hem vergelijken met den derden hond, die met het Huif je wegliep. Dat hij, of liever zijne regeeng, hierbij eenigszins cynisch te werk gaat aai op den loop der verkiezingen en de stemming der bevolking soms op zeer onzachte, met «aze Westersche begrippen weinig strookende wijae invloed tracht te oefenen, wie zal het wraken ? De Bulgaren bezitten zeker vele goede eigenschappen, maar de minder goede hebben ich onder Rusland's knellende voogdij sterk «ntwikkeld, en naar het schijnt kon de verlokifende invloed van den Russischen roebel, als er aast bij het werk is, slechts door den knupjelstok der regeeriiig, het argumentwn bacumiuni, met goed gevolg worden bestreden. Wie in dien strijd de overhand zal behouden, moet bij de verkiezingen blijken. Het is te open, dat het de regeering is, omdat deze de lieden op haar hand heeft, die zich door den stok geen vrees laten aanjagen en door den roebel niet laten omkoopen. De Bulgaarsche quaestie is, zooals de Duit sche naburen plegen te zeggen im Versumpfm". Rusland zal zich wel wachten, het «waard uit de schede te trekken, zoolang de spanning tusBchen Duitschland en Frankrijk Biet tot eene uitbarsting heeft geleid. Het vergenoegt zich met pressie uit te oefenen op den Sultan, en de ongelukkige beheerscher der geloovigen doorleeft menig moeieliik ?ogenblik. Maar de Porte is aan diplomatieke fressie gewend, en paart aan hoogst beleefde Tormen in allervriendelijkste betuigingen mn instemming eene onverzettelijkheid, die bewonderenswaardig zou wezen, indien deze aneesterlijke werkeloosheid niet het gevolg was an volslagen onmacht, en van het bewust zijn, dat elk krachtig optreden harerzijds slechts aan hare vijanden ten goede komt. Als de Turken vechten, komt hun dit op «enige provinciën te staan, om het even of ffltj, winnen of verliezen. Daarenboven kost rechten geld, en van dit artikel is men te Constantinopel altijd slecht voorzien. En daarom bepaalt men zich wijselijk tot diplo matieke schermutselingen. De Sultan zeiidt - geen leger naar Oost-Roemelië, maar nota's *n voorstellen te kust en te keur naar S t. Petersburg. Hij is bereid om twee, drie, zelfs zeven commissarissen te benoemen of Jte laten benoemen voor de regeling der Bulgaarsche aangelegenheden, als de groote mogendheden hot maar eens kunnen worden »ver de wijze, waarop die regeling moet ge schieden. \Velk een genot moet het voor de Turksche diplomaten zijn, die fraaie volzinBen over de eenstemmigheid van het Eurogeesch concert neer te schrijven ! Ongetwijfeld fiebben zij hun la Foiitaine bestudeerd en »jn het met den f'abeldichter eens: Ainsi dans les dangers qui nous suivent en croupe, Le doux paiier ne nuit de rien. E. D. PIJZEL. Uit Parijs. En joiiant du mirliton, En jouant du mirliton! .. Dat refrein weerklonk dag aan dag gedurende 3e geheele maand September" van Parijs tot Saintffloud en van Saint-Cloud tot Parijs in den geibkkigen tijd, dat men Paulus nog niet had uitgevonden. Het was een door en door goedig refrein en het vroolijke liedje was dood onschuldig. Maar nu is dat alles anders geworden. Het vroeger zoo bekende lied is in vergetelheid ge raakt en het instrument, waaraan het gewijd was, totaal in onbruik gekomen. Dat is jammer, waijfc. ik mocht dien mirJiton van vroeger wel. Hij heeft het zeker opgegeven, omdat hij zich met in staat gevoelde de concurrentie vol te houden tegen de poésie decadente et instrumentiste", die tegenwoordig in eere is. Maar hij heeft daarmede verkeerd gedaan, want hij had boven deze poëzie onbetwistbaar veel voor. Hij maakte den indruk \an te weten wat hij wou zeggen en men begreep hem bijna altijd. Ook was hij eenvoudig in zijn opschriften. Ik herinner mij, een mirliton bezeten te hebben, waarop ik met eenige bewondering, het volgende devies vond geschreven: Vons ternuez, Clarisse: Que Ie bon Dieu vons bénisse! Alle syniboliques of symbolistes zonden het, zelfs al brachten zij hun gansche mengelmoes van décadences bij elkaar, nimmer tot zulk een glas heldere duidelijkheid kunnen brengen. Dit belette evenwel niet, dat de mirliton het soms tot een hoogte van sentimentaliteit kon brengen, die men van hem allerminst zou hebben verwacht. Aan hem toch danken wij b.v. dit niet minder merk waardig distichon: O mon ange, dans les amowrs, Les belles nuits so.nt les beaux jours. Meer dan een lyrische dichter in deze wereld zou op dezen kreet des harten niet zijn gekomen. En toch is het een feit, dat het met den mirliton gedaan is of, zoo hij nog bestaat, dan is het niet der moeite waard er over te spreken. Op de kermis te Saint-Cloud, waar ik ouder ge woonte den vorigen Zondag een kijkje ben gaan nemen, vond ik slechts n kraam meer aan den ouden eeredienst van den mirliton gewijd. Zij maakte op mij den indruk van een anachronisme. Op deze wijze gaan in Frankrijk de meest eerwaardige instellingen voorbij. Maar eigenlijk gezegd, is het toch meer een verplaatsing dan een opheffing, want de mirlitonnade kan men buiten de plek, waar zij het leven ontving, zoo ' wat overal terug vinden. Mirlitonnades op rijm in de min of meer komische liedjes der caf sconcerts, in de libretto's der opera's en in de dichterlijke ontboezemingen onzer jeugdige barden. Mirlitonnades in proza in de redevoeringen van onze honorables De mirliton is dood, leve de mirliton! Dezer dagen is te Versailles in alle stilte een man gestorven, wiens vaderlandsliefde hem van een bescheiden procureur tot een held had ge maakt. M. Rameau heeft een bijna tragische rol gespeeld in het ongeluksjaar 1870. Hij was maire van Versailles op het oogenblik, dat de Duitsche legerbenden zich meester maakten van de stad, waar de Koning van Pruissen zich in het paleis van Lodewijk XIV tot Keizer liet uitroepen, Gij kunt u gemakkelijk voorstellen, dat zijn taak verre van licht mocht heeten, dat de ver houdingen met den dag meer moeilijkheden opleverden en een dreigend zwaard steeds boven het hoofd hing van hem, wiens roeping het was de belangen der overwonnenen te behartigen tegenover de vele eischen der overwinnaars. Meer dan eens verkeerde M. Rameau ernstig in gevaar. Hy stelde zich steeds op de bres mot een een voud, die aan zijn zelfopofferende toewijding nog meer waarde bijzette. M. de Bismarck, die zijn monschen kende, zoide op zekeren dag toi hem: Mijnheer de maire, ik zal u niet vergeten. Ik zou er trotsch op wezen u tot landgenoot te hebben." Wat evenwel niet verhinderde, dat toen er den volgenden dag opnieuw een conflict uitbrak, Bismarck lachend hem toevoegde: Mijnheer de maire, hot is waarlijk mijn schuld niet. Wij zijn nu eenmaal gedwongen elkaar te verafschuwen in weerwil onzer wcderzijdsche achting." Een anderen keer weigerde M. Rameau op zeer waardige wijzo een rechtstreeksche uitnoodiging van don Duitschen Keizer om een gala-diner to komen bijwonen. Hij antwoordde met een kort briefje, welks inhoud door droefgeestige fierheid uitmuntte en aldus begon: Sire, op dit oogenblik is feestvieren onmogelijk voor een rechtgeaard Franschman." Zeker zou M. Rameau vorbaasd hebben opge keken, als men hem een jaar of drie te voren, toen niemand nog aan een oorlog, veel minder nog aan een inval dacht, gezegd had, dat hij aan dat zoo verschrikkelijk drama een werkzaam aan deel zou nemen; dat bij, nederige aarden pot, don schok zou hebben te weerstaan van den ijzeren pot; dat hij geroepen zou worden een moed aan den dag to leggen, die steeds samen moest gaan met groote tegenwoordigheid van geest en dat hij geschiedenis zou maken, hij, die tot op dien tijd too niet anders had gedaan dan gezegeld papier met inkt te bekladden. De omstandigheden maken den mensch. Het geval van M. Rameau is er weer een bewijs te meer van. Onder de nieuwtjes, die meer gefluisterd dan openlijk rond gebazuind worden, behoort do aan kondiging van ' een proces tot echtscheiding, dat naar het zich laat aanzien nog al eenig gerucht zal maken. Hot betreft Thérósa. Waarom zoudon we haar naam niet noemen, waar andoren dat reeds zonder omwegen hebben gedaan? Zij wil zich laten scholden van haar man, M. Donval, die. na als tooneelspclcr het vrij wel afgelegd te hebben, directeur was van het Alcazar, toon de populaire diva haar lust niet langer kon bedwin gen om weder op de planken to verschijnen. Dat is woer een geschikte aanleiding om hot thema van de huwelijken in do tooneelworeld nog eens op de proppen te brengen. Het moet wel gezegd worden, dat men met cijfers het snelst tot de oplossing dezer strijdvraag zal geraken. Een statisticus heeft uitgerekend ik geef u zijne berekeningen voor hetgeen zo zijn dat in alle andere standen der maatschappij de verhouding van de gelukkige huwelijken twaalf percent bedraagt. Nog eens, ik sta volstrekt niet in voor do juistheid van deze zeer bedroevende cijfers. Maar, als men dien zelfden cijferaar mag gelooven, zou de verhouding van de gelukkige huwelijken in de tooneelwereld dalen tot slechts drie percent. Als de berekening dezer proporties juist is, dan wordt elke daaraan toegevoegde commentaar volmaakt overbodig. Wat meer bijzonder Thérésa betreft, heb ik het altijd vreemd gevonden, dat zij zich onder het huwebjksjuk heeft gebogen. Voor zoover men daar over kon oordeelen, had z\j een onafhankelijkheid van karakter en een oorspronkelijkheid van natuur, die al heel weinig schenen te rijmen met het leven aan den huiselijken haard. Zij scheen geschapen om een aanschouwelijke voorstelling te geven van de vrije vrouw in de vrije kunst. Bovendien zal voor iedere artiste, die kennis heeft gemaakt met het succes, onverschillig hoe ver zij het gebracht heeft, het publiek de eenig ware echtgenoot blijven. Alweder valt er een vervalsching op het gebied der openbare schilderkunst te vermelden. Ik spreek van openbare schilderkunst, omdat dit doek op onbeschaamde wijze was uitge stald met de handteekening van Lansyer er op in den winkel van een kunstkooper. De schil der, dien men gewaarschuwd had, maakte Mijn heer de commissaris met de zaak bekend en deze stelde een onderzoek in. Hier begint het geval een episch tintje te krijgen. De commis saris aan 't vragen : Gij weet toch, dat dit schilderij een namaaksel is ? O, dat is heel wel mogelijk, maar mijn schuld is het niet. Waarom verkoopt ge het dan als een echten Lansyer ? Wel, omdat ik het daarvoor gekocht heb ootf. Waar ? van wien ? De koopman geeft een adres op, en de commissaris op een drafje daarheen. Hebt gij aan monsieur X... een valschen Lansyer verkocht ? Wat blieft u ? De ander wist er niets meer van of deed althans als of hy er zich niets van herinnerde. Hoe komt ge aan dat schilderij? O, bedoelt ge een schil derij ? Ja zeker... een vervalscht doek, dat Monsieur X. .. Wacht even... nu herinner ik 't mij... dat had ilc gekocht op de Hammenkermis. Dit merkwaardig antwoord opent voor den kunsthandel een nieuw en ruim verschiet. Wie had ooit gedacht, dat de welbekende Hammenkermis ook al voor zulke operaties zou kunnen dienep en zijn vroolijke bezoekers des avonds tehuis zouden kunnen komen met drie hammen, een dozijn worstjes, een landschap en een his toriestuk ? En toch schijnt dat te kunnen gebeuren. Die Hammen-kermis waar men kunst voorwerpen tegelijk met varkensvleesch verkoopt brengt weder den lezer terug met een behendigen zwaai terug tot de kermis van Saint-Cloud. Ditmaal heb- ik daar twee moppen opgedaan, die ik voor u bewaard heb. De eerste: aan de deur der tent van een Rifmensch. De paljas is aan 't opsnijden en zegt met de grootste deftigheid: Dames en heeren, het sujet, dat wij u vertoonen is niot maar een geraamte, maar een geraamte uit pure toewijding; want als hij er zoo akelig uitziet, als gij daar binnen hem kunt aanschouwen, dan komt dit alleen hierdoor, dat hij zich ter wille zijner fa milie tot zulk een rif heeft gemaakt." De tweede vondst: een tentje waar te zien is: een dame die, aldus luidt het opschrift, voor de eerste maal somnambule is en tegelijkertijd uit munt door kolossalen lichaamsbouw. Boven het tentje een groot dook, waarop deze kostelijke annonce : A L'Alliance du F luide et du Solide !! A. 15. Uit het Haagje. Terwijl de Nederlandsche zomerzon zich in hcrfstzon hoeft omgewandcld. ... Ik geloof dat ik me hier vergis; maar een ver blijf van drie dagen te Amsterdam al heeft het uitsluitend ten doel het behartigen onzer taal- en letterkundige belangen is voldoende om een Nederlander half te vorduitschen. We behoeven onze jongelui wezenlijk niet meer naar Duitsehland te zenden om zich gemeenzaam met de Duitsche taal te maken; dat kunnen ze nergens beter dan in do hoofdstad van Nederland. Nu dan, ik wilde zeggen, dat nu we van don zomer in den herfst zijn geraakt en zoetjes-aan naar den winter sukkelen, we met dankbaarheid terugzien op al bet goede in het afgeloopen fraaie seizoen genoten. Als ik spreek van fraai" seizoen, dan is dat volstrekt geen hatelijkhcid aan 't adres van onzen Nederlandschen zomer, want het feit, dat ik zelf, ik, die tot u spreek, ik, die bijna eiken avond naar Scheveningen heentoog, in don loop des zomers tweemaal oen ganschen avond heb buiten gezeten, zonder behoefte aan een overjas te ge voelen, dat feit is, dunkt mij, welsprekend ge noeg. Ja, tweemaal; 't komt adders om de twee jaren maar eens voor. Zulk een bui tenkansje geeft stof tot dankbaarheid, inder daad. En dan ben ik ook erkentelijk voor de heuschc bejegening gedurende het seizoen aan het Kurhaus ondervonden. De directeur-generaal heeft geen enkelen keer termen gelieven te vinden om mij van de trappen van het bordes te laten werpen, en daarvoor breng ik hem mijn weige meenden dank. Hij had me anders die eer wel eens kunnen doen te beurt vallen, want ik herinner me, dat ik op een concert-avond me eens heb verzet tegen een der heeren bedienden, die een of twee kwartjes van een heer had gekregen om ergens iemand een stoel onder het zitvlak weg te trekken, als er nergens een vacant was, welke heer bediende mij dat koopje wilde leveren. Ik was even opgestaan, had me even omgedraaid en daar zie ik den wit-goschorten heer de hand op mijn tijdelijk eigendom leggen. Maar hij kreeg het niet, ik laat me evenmin mijn kaas van het brood als mijn stoel onder mijn zitgedeelte weghalen. Goed echter dat de directeur-generaal 't niet zag, anders was ik gegaan met zang -en dans als een heer, maar niet zoo deftig. Ik zou 't ook niet eens durven vertellen, als 't seizoen niet verstreken was. Zo kunnen me nu daar ginds niets meer maken en een bewustzijn als dit ver hoogt iemands moed in zeldzame mate. Ik zou nu zelfs nog meer van die inrichting zeebad-Schevenmgen durven zeggen, wat ik anders liefst voor me zou houden, maar dat zou niet veel mooier zijn dan den dooden leeuw schoppen, en aan die majesteitschennis wil ik me niet schuldig maken. Ja, die pret hebben we al weer gehad, ik bedoel, de zomerpret, en hoewel ik niet sentimen teel ben ik ben 't wel geweest, maar 't is, nelaas, al een heel tijdje geleden zie ik toch met een zeker cholamelisch daar heb je weer zoo'n Duitsch woord ik wil zeggen met zeker melancholisch gevoel, dat me aan mijn jeugd her innert, op den afgeloopen zomer terug. 't Is waar, op 'toogenblik dat ik dit schryf, hebben we nog te goed het afscheidsconcert van professor Mannstadt, maar als ge dit leest, nuja beste vriend, behoort dat concert ook al tot de geschiedenis. En dan hebben we nog te goed de tot den 8n October verlengde Seinpost-genoegens, eindigende bij voldoende inteekening met een Groot Bal, in toilet de ville. Als er soms en fout in het Fransch voorkomt, is ze niet van mij, maar van do advertentie. En als dat achter den rug is, helaas! blijft ons niets meer over dan de herinnering aan onzen lieven zomer met de lieve zomer-toiletjes aan het strand en in 't Bosch. En van 't Bosch gesproken, daar gaan ze mij de tent voor den grond gooien om er... wat nieuws voor in de plaats te zetten. Ja, zie-je, dat doet me toch weemoedig aan. Die oude tent, ze was wel onbruikbaar voor 't geval dat er een re genbui kwam opzetten, maar ze had toch zooveel goeds, dat ze ons toezond in den vorm van kokende theeketels, warme glazen bier en koude dito grog. En wat moeten zij niet gevoelen, die Witte-Sociëteitsleden, welke ten aanschouwo van die oude tent, het allereerst kennis maakten met hun vrouw en zulke leden zijn er bepaald, daar kunt ge zeker van zijn die daar, in 't gezicht der oude tent, de zielsgeliefde voor 't allereerst het hof maakten en zoo gelukkig waren fiat op het request te krijgen ? Me dunkt, als ik in dat geval verkeerde, ging ik naar die oude tent, terwijl ze aan 't afbreken zijn, om op haar dierbare puinhoopen een robbertje te weenen en daarna met mijn zakken vol steenen, als zoo vele herinneringen, naar huis terug te keeren. Ja, dat zou ik doen, maar ik heb er noch mijn vromv voor 't eerst ontmoet, noch een mijner dochters aan den man kunnen brengen, dus zal ik me aan die sentimentaliteit niet overgeven en het "Wandalen-werk rustig zijn gang laten gaan, in de hoop van het eerstvolgend seizoen te worden verrast met een spiksplinternieuw gebouw, in de plaats der oude tent, een gebouw in den Neder landschen renaissance-stijl, als 't eenigszins mogelijk is. Mij dunkt, dat zou zoo goed passen bij die oude eerwaardige hoornen in 't rond. Nu, als de heer do Stuers in 't geval geraadpleegd wordt, is er wel kans op. Ik hoop w een volgenden keer te kunnen zeggen hoe 't gebouw 4kr ongeveer zal uitzien, thans moet ik mij excuseeren uithoofde van onwetendheid. Men heeft indertijd, langs den gewonen prijs vraag-weg, bouw-ontwerpen verzameld en ik meen. me te herinneren, dat er geen enkel goed werd gekeurd, namelijk door de regeering, die er onge lukkigerwijze een woordje in mee te praten had, omdat ze aan de Sociëteit een stukje bosch zou afstaan, als men nu maar van die ingekomen ontwerpen geen mixtum compositum gaat maken, dan is 't mogelijk dat we een ordentelijk geheel krijgen altijd in renaissance-stijl, hè'? Zonder dat, geen vreugde in 't bosch! Van renaissance-stijl gesproken, denk ik eens klaps terug aan mijn uitstapje naar Amsterdam, in mijn hoedanigheid van Nederlandsen'geleerde een titel dien ik me voor die gelegenheid heb aangeschaft voor den modieken prijs van n kop stuk en ik verplaats me in mijn gedachten op het 17e ccuwsch marktplein, dat veel aantrek kelijks voor me had; ik heb er vooral goed bier gedronken, welks géurigen smaak nog verhoogd werd door de lieve handen der aardige Hollandsche in haar aan de plaats analogisch kostuum. Maar ik ben ook eens weer een kijkje gaan nemen in het Rijksmuzeum, om me opnieuw te verheu gen in den gelukkig gekozen stijl van dat gebouw. Tot mijn groot genoegen zag ik, dat men er iets op gevonden had om de Nachtwacht", die tegen. den te hoogen wand iets van haar grandiozen aan blik verloren had, te releveeren, door ze onder een tent te brongen. Dat staat goed. De bezoeker kan nu nog duidelijker zien dan vroeger, dat hot museum niet is gebouwd voor de schilderijen, maar dat de schilderijen er zijn voor 't gebouw. Men heeft een architectonisch kunststuk als 't niet zoo kolossaal was, zou ik zeggen: kunststukje, willen bouwen en omdat het toch een dool zou hebben, hooft men 't tot bergplaats van schilderstukken bestemd. Laat men mij verbranden als ik me aan ketterij bezondig! In don beginne dat beken ik, was ik zoo kettersch niet, maar hoe meer ik in 't museum kom, hoe minder 't mij als zoodanig bevalt. Ik heb gehoord, maar vertel 't as-je-blieft niet over, dat er een paar hoeren van hier naar Groningen zijn geweest om de redactie van een aldaar verschijnend blad eens onderhanden te nemen wegens zeker verhaal over zeker twee gevecht tusschon zekere hoeren ge ziet, ik noem geen enkelen naam, zelfs geen letter welk verhaal niet precies was zooals de zaken zich hadden toegedragen. Volgons 't geen die heeren aan die Groningsche redactie verklaarden, moet alles op do meest loyale en gedistingeerde manier in zijn werk zijn gegaan, en dit moet, mcon ik, ook op een papier hebben gestaan, dat in do Sociëteit ge weet welke ter lezing lag. Ziet ge, zoo kan men zich vergissen. Men kan 't een oogenblik minder gedistingeerd vinden, dat iemand bijv. den naam van een fat soenlijk meisje in een sociëteit noemt op een wijze die oen bloedverwant of vriend van dat meisje kwetsend acht; men kan een tandtastelijkheid in 't openbaar ook niet de bon gout vinden; men kan. 't ook afkeuren dat iemand niet verschijnt op een plaats waar hij had bohoorcn te wezen, edoch als men 't maar goed hoort uitleggen door belanghebbenden, dan komt mon allicht tot een ander besluit, Als ik vandaag niet moest gaan stemmen, bleef ik nog wat met u praten, want hot is al een heele poos geleden, sinds ik u schreef. Ik hoop't 't vervolg wat beter te maken; nu moet ik mijn burgerplicht gaan volbrengen. Ja, ik ga weer eens voor den gemeenteraad stemmen. Dat hebben we in lang niet gehad. Ge weet dat ik liberaal ben

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl