Historisch Archief 1877-1940
No. 536
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
Hoewel ik er eene bijzondere soort van liberaliteit
op nahoud, dat beken ik ik moet dus op de
candidaten van mijn liberalen kant gaan stemmen.
Een hunner moet een uitstekend man z\jn. Zie
hier hoe menige zijner kiezers hem aanbevelen:
Immers genoemde heer dat is de
candidaat wenscht zelve zich te wijden aan de
belangen onzer gemeente en dat beteekent zeer
Teel. De gemeente heeft aan dergelijke mannen
behoefte, welke zich gaarne aUe zorgen willen
getroosten en daarbij niet behoeven aangespoord
tot die werkzaamheden aan hun ambt verbonden;
dus komt naar onze» bescheiden meening, wel
degelijk de(n) heer... een plaats toe als raadslid
in onze gemeente."
Le style c'est l'homme," hoorde ik laatst nog
op 't congres, en daarom zou ik zoo drommelsch
graag l'homme van dien style eens willen zien.
Ik wou dat ik zoo schrijven kon, maar dat zijn
van die onmogelijke wenschen. Ik kan echter
stemmen voor den man die wenscht zelve zich
te wijden aan de belangen onzer gemeente." Ik
vermoed dat dit een steek is op den
tegen-candidaat, die onder verdenking schijnt te liggen van
niet zich-zelf, maar een ander aan de belangen
der gemeente te willen wijden. Zulk een onver
laat! Ja, je hebt rare snaken onder die candi
daten voor gemeente- en andere raden.
"Met groot genoegen zie ik tevens uit dit mani
fest strooibi^jet vind ik wat min voor zulk een
welsprekend pleidooi dat iedereen wie maar
zichzelf wil wijden aan de gemeentebelangen
onverschillig of men voor raadslid deugt of niet
wel degeHjk een plaats toekomt in onzen
stedelyken raad.
Welnu, ik wil me zelf ook aan die belangen
wijden, en na deze oprecht gemeende verklaring
zal iedereen wel willen toestemmen dat ik ook
een plaats in den gemeenteraad hebben moet.
PASQUINO.
Kunst en Letteren.
- HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Frascati: Blauwbaard. Grand
Théatre: Een lastig geval. De
dienstboden.
Eene welmeenende en niet onbedreven pen
heeft, in mijn jongst artikel (Weekbl. 25 Sept),
bl. 2. kol. 4,reg. 20, den naam Schiller" in
Shakespeare" verwderd. Toch had ik met vol be
wustzijn en, zoo ik geloof, met recht Schiller"
geschreven. Ik bedoelde: al heeft ook Schiller,
Duitschlands Lieblingsdichter, die meer dan
Shakespeare eene klassische opleiding genoten had,
geen bezwaar gevonden om stukken te schrijven
in ontelbare tafereelcn (?plaatsveranderingen),
wij kunnen ons met zulke kaleidoskopische
effekten niet vereenigen. Voüa!
't Is wel vreemd, dat de Franschen, dien men
nageeft lichtzinnig te zijn, nooit in die dramatische
bokkesprongen zijn meegegaan; en dat daaren
tegen de Duitsche diepdenkendheid en graviteit
er zich uitnemend mee verstaat. ?>
Daar hebt go nu bijv. weer Barbe bleue" van
Offenbach, literariesch gekoniponeerd door Henri
Meilhac en Ludovic Halévy: het is een dol ding,
maar het zit uitstekend in elkaar. Wij hebben het
jaren geleden hier, in 't Fransch, ten tooneele
zien voeren; het dagteekent van 1866, maar onze
lezers zullen wel te jong zijn, om de vorige ver
tooningen te hebben bijgewoond of ze zullen den
inhoud wel vergeten zijn. Het is niet het prachtig
Bprookjen van Perrault, met het vreeslijke, bebloede
kamertjen en den sleutel, waar de bloedvlek niet
van kon afgewasschen worden, met het zuster
'AnnaJ zuster Anna, ziet ge nog niets komen V" en
de ridderlijke broeders, die den afschuwelijken
Blaauwbaard een welverdiende straf doen onder
gaan. Van den treffenden epischen greep is alleen
de personaadje Blaauwbaard met de vrouwen, die
luj, beurt om beurt, van kant maakte, behouden. De
operette is echter gefieel in een luimigen geest ge
schreven. Men wil volstrekt met dezen Blaauwbaard
het publiek geen schrik aanjagen. Hij heeft een
alchymist in zijn dienst, wien hij opdraagt door
vergift de vrouwen te dooden. De 5e is een meisjen,
dat de kroon van rosière gekregen heeft; niet
langs den weg eener oordeelkundige keuze, maar
door het lot. Zij heet Boulotte, en is een wilde
boorenmeid. De Koning van het land, waar Ridder
Blaauivbaard zijn kasteel heeft, is een onnoozele
hals, de Koningin geen katjen om zonder hand
schoenen aan te vatten. Zij hebben een dochter,
Princes Hermine, die met Prins Saphir trouwen zal.
Blaauiubaard ziet dit 16-jarig kind", en besluit
van haar zijn 7e vrouw te maken. Hij is zoo
machtig, dat hij van den Koning alles gedaan
kan krijgen. Prins Saphir daagt Blaauwbaard
uit, maar delft, in een tweegevecht, het onder
spit. Blaauwbaard zal dus, na dat Boulotte uit
de voeten gemaakt is (quazi ten gevolge van
den val van een paard, a la Maria van
Boergondië), Pi~inces Hermine naar het cchtaltaar
voeren. Maar ? Prins Saphir was niet dood,
ook de 6 vrouwen van Blaauwbaard waren niet
dood. De Alchymist had ze slechts een slaap
drank ingegeven en in bewaring gehouden.
Ook waren de 4 Hovelingen niet dood, die van
tijd tot tijd de ijverzucht van Koning Bobèclte
hadden opgewekt, en met wier sluipmoord hij
zijn Grootkamerheer, Graaf Oscar, belast had,
welke, ondertusschen, even-min als de Alchymist,
de vonnissen van zijn meester aan hen voltrokken
had. Al deze in stilte geredden verschijnen, als
Zigeuners verkleed, ten toonoele.
Door de handlezerij der Zigeunerin Boulotte,
die den Koning en Blaauwbaard ontmaskert,
worden deze, vooral nu ze gekonfronteerd zijn
met hunne gewaande slachtoffers, diep beschaamd,
en. zijn heel blij, dat de publieke opinie, ten
slotte, genoegen neemt met het sluiten van
huwelijken tusschen de quazi-vermoomle Dames
en Hoeren; Boulotte accepteert eindelijk de hand
van Blaauwbaard! 't Is duidelijk, dat, zoo de
gantsche historie niet in een zeer luimigen toon
was gehouden, en dien-over-een-komstig werd ge
speeld, het stuk een monster van wansmaak wezen
zou: nu, in-tegendeel, is het een zeer
harmoniesch kunstwerk, dat de parodiën op een misbruikt
Koningschap, op de menschelijke lafhartigheid en
andere hartstochten, op melodrama-tooneelen, en
een reeks van geestige trekken niet eens noodig
, om een aardig sesthetiesch geheel op te
everen.
Langzamerhand zijn de operettes weer
meer in het genre opéra-comique overgegaan;
lierdoor ontzeilt men de klip van het hybridische
Verg. Prof. Geel, in zyn beoordeeling van
Hildeirand); maar men moet toch erkennen, dat er in
de luim der operette vaak een gezonde scherts
schuilt, die aan het komische aller eeuwen ver
want is.
Het stuk werd trouwens met een volkomen be
grip der charakters gespeeld en de muzikale uit
voering was zoo als men die van de Heeren Van
Os (Blaauwbaard), Kreeft (den Alchymist), Kelly
[Koning Bobèche), Dekeukelaere (Prins Saphir),
Kiehl (Graaf Oscar) en van de Dames Buderman
(Boulotte), Nagtegaal-Coersen (Princes Hermina),
en Van Westerhoven (Koningin Clémentine) ver
wachten kon.
Régie en tooneelschikking verdienen insgelyks
veel lof. De mannelijke leden van het choor
boden schakeering van charakters aan. De
kostumen, in-zonderheid die van Blaabwibaard, den
Prins en den Alchymist waren zeer "goed uit de
tijd, en de levendige dekoraties werkten mee om
het aspekt van het tooneel recht aangenaam te
maken. Als het jaar der gebeurtenissen werd 1520
opgegeven. Zeker hoort daarin een arabiesch
zaalverschiet niet best thuis; maar men heeft
met Blaauwbaard te doen, en al is de Blaauw
baard der Historie, Hendrik VIII, een
XVIdeEeuwer, de sprookjensheld voert ons buiten de
geschiedenis.
* *
Het Lastige Geval" van Rud. Kneisel hebben
wij hier, voor niet lang geleden, in het Duitsch
gezien, De Hollandsche voorstelling stond er niet
bij achter. Het is de historie van dien Dominee,
die te Berlijn in een danshuis van slechten naam
was verdwaald geraakt en, hoe onschuldig ook, een
leugen noodig rekent om zijne eer te redden, Uit
die leugen komen allerlei verwarringen, misken
ningen en droefheden voort. Deze konflikten 4
bedrijven aan te houden is lang genoeg: maar
het stuk werd vlug afgespeeld en de ondervinding
dat de mindere man zoo'n ontzettend pleizier had,
deed ook hem, die zoo licht niet is bezig te hou
den, in den duur berusten.
De Heer M. van Beem heeft in dit stuk, als
Baad Zornbock bizonder uitgemunt. Hij herin
nerde nu en dan sterk aan Rosier Faassen. De
Heer Lageman had zich een goed getroffen
Dorpspfarrer-iiop gemaakt. De postiche van den Heer
Bigot was, wat kleur en kontoer betreft, niet zoo
goed als wij ze tegenwoordig gewoon zijn.
Maar met zeldzame volmaaktheid werd door de
artiesten van de Hoeren van Lier het alleraardigste
blijspel van Julius Roderich Benedix De Dienst
boden" gespeeld. Het is een zedeschets, die zoo
als zij hier in tafereel gebracht is, een echt
kunstwerk aanbiedt. Daarbij valt een Posse als
het stuk van Kneisel ver wech. Meesterlijk, van
den allereersten rang, was de Frans Hals-sehilderij,
die de Heer Bigot ons gaf van Boesman, den
koetsier. De type was uitstekend. Men voelde dat
nien men met den koetsier van talent en zelf
bewustzijn te doen had; maar tevens dat die ge
heimzinnige graviteit en dat Napolcons-lakonisme
van hersens getuigenis gaf, die zeer sober gemeu
beld waren. De kop, de heele figuur, was tot in
de minste bizonderheden toe en van 't begin tot
het eind een konsequent geheel, de juiste uitdruk
king van een charakter. In mindere of meerdere
mate kan men iets dergelijks zoggen van al de
medespelendeii. 't Was alles natuur en toch vinding.
Ziehier de rolverdeeling: Aalt je, keukenmeid
Mevr. Albregt; Antje, 2e meid?Jufv. Fanny van
Biene; Antoinette, kamenier Jufv. L. Kapper;
Grietje, melkboerin Jufv. Evelina Kapper; Boes
man, koetsier de Heer Bigot; Philip, palfrenier
de Heer Lageman; August, kamerdienaar de
Heer M. van Beem; Andries, bakker de Heer
Groebe; Hans, slager de Heer Eylders.
't Is te hopen, dat, bij nadenken, 't groote pu
bliek weten zal, hoe veel wezenlijker 't kunst
genot was bij 't tweede blijspel dan bij 't eerste.
27 Sept. '87. ALB. TH.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Met de opvoering van La Favorite van
Donizetti werd in de zaal van den Stads
schouwburg het opera-zeisoen door het
Fransche gezelschap uit 's Hage geopend. Ecu
gelukkig verschijnsel mag het heeten, dat de
zaal op alle rangen zoo goed bezet was, of
schoon voor vele habitués het eigenlijke sei
zoen nog niet is aangebroken. Wie het voor
recht hebben in het schoonc jaargetijde alles
wat de natuur aanbiedt op reis of in de rus
tige rust van het buitenleven te genieten,
haasten zich niet om de kartonnen hemels
van het tooneel te komen bewonderen.
Dat de H.H. Liestellier, Joussaume en de
bekwame orkestdirecteur Granier hartelijk
verwelkomd werden, spreekt wel van zelf.
Aan de beleidvolle directie van den chef
d'orchestre der Fransche opera dankt het
publiek iii de hoofdstad reeds zooveel kunst
genot, dat elke uiting van erkentelijkheid de
vervulling van een plicht is; de Heeren
Lestellier en Joussaume hebben zich verleden
jaar verdienstelijk van hunne taak gekweten,
zoodat het optreden dezer kunstenaars ook
zeer welkom moest wezen.
De fort-tenor heeft in de rol van Fernand
weder veel succes behaald; de frischheid en
het goede timbre der stem zijn ongerept ge
bleven en de hoogere tonen worden zelfs
met bizondero gemakkelijkheid gezongen.
Voordracht en stijl zijn wat ze verleden jaar
reeds waren. Wat wij vroeger daarover mede
deelden blijft ook thans van toepassing. Bij
wijlen komt de dramatische waarheid in ge
vaar door den lust om van het mczza voce
gebruik te maken of toe te geven aan de
neiging om naar eigen zang te luisteren. Dat
wij bij een kunstenaar van de beteckenis van den
heer Lestellier strenge eischen stellen en op
enkele tekortkomingen wijzen, zal ons door
niemand ten kwade geduid worden.
De Heer Joussaume munt nog altijd uit
door kracht. Zijn basgeluid klinkt vol en
breed, eu zelden krijgt men in de Fraiische
operabassen te hooren, die hem in qualiteit
en volume van toon evenaren. Maar als
kunstenaar heeft hij nog heel wat te leeren.
In de eerste plaats zelf beperking! Het is voor
een artist niet raadzaam door overmatige uit
zetting der stem de tpejuichingen van dat
gedeelte van het publiek uit te lokken, dat
meer aan het «frapper fort" dan aan het
»frapper juste" hecht. Een onwillekeurig
vibrato treft soms hef, oor; men wacht op een
toon die flink wordt ingezet en met vast
heid aangehouden : de accentuatie ontbreekt
dikwerf en in sommige melodische phrases
zoekt men te vergeefs naar de gewenschte
kleur. De uitspraak, vooral die der
sisklanken, dient nog altijd »eeii voorwerp van aan
houdende zorg" te blijven.
Met het engagement van den baryton
Guillemot, wien de rol van den Koning was
opgedragen, is de directie gelukkig geweest,
indien wij althans oordeelen naar de wijze,
waarop hij in La Favorite zijne taak verrichtte.
Deze zanger heeft blijk gegeven van
tooneelroutine, beschikt over fraaie
stemmiddelen, die in. het benedenregister wat mat
zijn, doch in het medium en hooge register
door vollen klank en goed timbre de aan
dacht trokken. In de kunst van zingen heeft
de Heer Guillemot zich eveneens van gunstige
zijde doen kennen. De emissie van den toon
valt te prijzen, de uitspraak der vokaleii en
consonanten, onderscheidde zich door duide
lijkheid en correctheid.
Aan Mevr. Lemalte?Schweyer was, bij
ontstentenis van Mlle. Passama, de rol van
Leonore toevertrouwd. Het zou niet billijk
wezen deze kunstenaresse, die door haar spel
en, voorkomen goeden indruk maakte, naar
haar optreden in de rol van Leonore te
beoordeelen. Alleen deed het ons leed te moeten
cqnstateeren dat de stem op zoo hinderlijke
wijze vibreerde. Doch wij zeiden het hierboven
reeds, de billijkheid gebiedt een tweede optre
den van Mevr. Lemalte?Schweyer af te
wachten.
De kleine rol van Inès was in handen van
Mademoiselle Cartoux, wier bevallige beschei
denheid in. spel en zang ook later als Fréd
ric in Mignoii zeer veel waardeering genoten.
Men deelde ons mede, dat enkele bekende
figuren onder het damespersoneel der koren
voor »nouvelles recrues" hadden plaats ge
maakt. In dat geval brengen wij een woord
van dank aan allen die heengegaan zijn, en
wenschen we aan de nieuwe koristeii dezelfde
toewijding, die hunne voorgangsters kenmerkte.
Mlle Olary heeft van haar eerste optreden
in de hoofdstad de harten van het publiek
weten te veroveren. Het is met haar onge
veer als met Friiulein Kathi Bettaque, die
men tot ons leedwezen naar Breinen heeft
laten vertrekken. De Duitsche zangeresse
had intusschen meer talent en meer natuur
lijke gaven dan Mej. Clary, wier emplooi niet
zoo uitgebreid kan wezen. Als Migiion is
Mlle Clary ontegenzeggelijk verdienstelijk;
heeft zij echter het type der rol goed gevat?
Wij gelooven het niet. Van het jonge meisje,
dat langzamerhand tot bewustzijn dient te
komen van de liefde, die zij voor Wilhelm
Meister opvat, heeft zij slechts nu en dan
door_haar spel eene goede teekening geleverd.
En in den zang behoort ook vrij wat meer
innigheid te liggen, dan waartoe Mlle Clary
tot op heden in staat bleek, om bij den
oplettenden hoorder volkomen tevredenheid te
doen ontstaan.
Naast Mlle Clary leerden wij een nieuwen
tenor-léger kennen, die door zijn
conventionneel gebarenspel weinig aandacht verdiende,
maar althans over niet onaangename
sternmiddelen beschikte. In het hooge register
werden de tonen wat moeilijk gevormd, doch
het ontbrak den Heer Goffbel niet aan het
noodige beleid en waar de stem dreigde over
te slaan, wist hij op behendige wijze het
Glissons, n'appuyons pas" in praktijk te
brengen.
Ook over dezen artist zal het geraden zijn
het oordeel nog op te schorten, totdat hij in
eene andere belangrijke rol zijn werkelijk
debuut in de hoofdstad zal hebben gemaakt.
In de uitspraak merkten wij enkele onnauw
keurigheden op, die met oplettendheid kun
nen worden voorkomen.
De aanneming van Mlle Rabany zouden
wij ontraden. Deze chanteuse heeft eigen
schappen, die haar voor haar emplooi zouden
geschikt maken, doch zij mist er zoovele an
dere, die wij onontbeerlijk achten. Zij spreekt
en zingt met vulgair timbre, en wanneer wij
van timbre melding maken, dan geldt dat
slechts voor een gedeelte van het
stemmateriaal, want het medium is haast klaakloos.
De coloratuur is ongeveer voldoende, doch
zeker niet meer dan dat. En het spel was
althans in de rol van Philine beneden den
eisch. Hoe zij het met de rol van Marguerite
zal maken, valt niet geene zekerheid te bepa
len. Wij hebben er geene hooge verwach
tingen van.
Iii een vorig artikel hebben wij onzen lezers
het een_en ander medegedeeld over de
symphonie in A-moll van Rubinstein, door de
Amsterdamsche Orkestvereeniging ingestu
deerd en niet zonder verdienste uitgevoerd.
Het oordeel van twee vakbladen uit Leipzig
werd door ons toen aangehaald, gedeeltelijk
ook met de bedoeling om eens door een
concreet geval aan te toonen, hoe voorzichtig
men bij het lezen dient te wezen, wanneer
de schrijver het enge gareel van een enkele
school of richting niet heeft weten af te
werpen.
In ieder geval komt ons, na de tweede uit
voering bijgewoond te hebben, het oordeel
van het Slusikalischcs WocltciiUuübepaald
onbillijk voor. De studie van de vierhandige
bewerking voor piano door Kleinmichel, heeft
ons daarvan ook bij vernieuwing de overtui
ging geschonken. En het zou ons ten zeer
ste verwonderen, indien onze ontwikkelde
musici niet met ons den indruk hadden ge
kregen, dat de A-moll-symphonie van. Rubin
stein een belangrijk en hoogst interessant
werk is, dat door zijne fraaie motieven, zijne
bewerking, orchestratie en geheele samenstel
ling de aandacht aller kunstlievenden te*
volle waardig is.
Wij herhalen dus wat we in een vorig num
mer zeiden: de Amsterdamsche Orkestveree
niging heeft ons allen aan zich verplicht ea
de heer Wedemeijer verdient een woord vaa
lof voor den ijver, ook thans weder aan dea
dag gelegd. H. C. P. D.
MUZLEKAAL OVERZICHT.
ROTTERDAM, 28 Sept;
Bij de opvoering van Faust legde de heer Grupp
dezelfde goede eigenschappen aan den dag, die
men reeds bij hem mocht constateeren; dat hjj
desniettemin in de titelpartij minder bevrediging
schonk dan met grond van iemand van zijnrf
middelen mocht verwacht worden, werd veroor
zaakt door zijn zucht om meer te geven dan hjj
heeft, waardoor vaak te veel kracht werd ont
wikkeld, ten koste van den klank van het geluid.
Ongetwijfeld zal de zanger weldra inzien, dat luj
ook vooral in zijn eigen belang, hiervan moet
afzien; qualiteit blijve toch steeds boven quantite
gekozen.
De heer Voigt (Valentin), ofschoon bezitter
van een goed, soms schoon geluid, is te zwak
voor zijne omgeving. Mej. Frank, die merkwaar
digerwijze den Siebel zong, ging aan het tegen
overgestelde euvel mank; door zulk een luide,
gebiedende stem gecommandeerd, zal het traate
Blümlein" wel niet met veel kans op goed ge
volg voor haar gesprochen haben"!
Des hoeren Behrens Mephisto is nooit bizonder
uitstekend; hij was het ook ditmaal niet.
En Margaretha ?
Het was alweder correct en zuiver, wat mej.
Meyer te hooren gaf, maar zóó zonder natuurüjk»
geestdrift, zóó onpoëtisch, dat werkelijk haar
engagement voor onze opera niet gewenscht
schijnt.
De Postillon van Lonjumeau gaf den heer
Elmhorst gelegenheid zijne gaven als lyrisch tenor
bij vernieuwing te doen waardeeren. Mevr. Biazz
zong de Madeleine vrij goed, ofschoon niet slechts
de eerste, maar ook de tweede frischheid van
haar stem reeds tot het verledene schijnt te
behooren. De heer Sieglitz was een hoogst verma
kelijke Bijou; voor wie hem volgde was hier en
daar ook in het parlando wel iets te
genieteneen afzonderlijk woord van lof voor de uitvoering
van het trio (Elmhorst, Sieglitz, Weiss): GchangtF'
Op dezen avond kregen we eene zaal- en eene
salon-decoratie te zien, die waarlijk zér schoon
mogen genoemd worden; de meubels waren daar
mede in evenredigheid.
Jou. C. V.
NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL
GEBIED.
Onder den titel Dilettanten-Spiegel is te Am
sterdam, bij P. N. van Kampen en Zoon een boek
verschenen, waarvan de schrijver zich Maurits
j Smit noemt. In novellistischen vorm geeft de
heer Smit hier zijne denkbeelden ten beste over
de rol, die de kunst maar in het bijzonder de
toonkunst in het leven der dilettanten mag ea
moet spelen, en over de beteekenis van het dilet
tantisme in den goeden en den slechten zin des
woords. Die denkbeelden verdienen als frisch en
gezond in ruimen kring te worden verspreid, en
daartoe zal de door den schrijver gekozen vorm
niet weinig bijdragen. Onder de door hem aan
zijn publiek voorgestelde figuren zijn er enkele,
die wat conventionneel zijn, maar men mag zich
niet verwonderen, als men in een
dilettantenspiegel bekende gezichten ziet. Dikwijls echter
is Maurits Smit er in geslaagd, aardige typen te
leveren, die niet licht zullen worden vergeten,
vooral voor hen, die er niet zich zelven, maar
een buurman of buurvrouw in mecnen te her
kennen.
Het zij vergund, bij deze gelegenheid protest
aan te ttekenen tegen do uitdrukking
Schubertsche, Wagnersche enz. muziek", voor muziek van
Schubert, van Wagner. Dit erg on-llollantlsche
Germanisme had in het Smitsche boek", dat
overigens in goed Nederlandsch geschreven is,
niet mogen voorkomen.
De Vereeniging voor Noord-Nederlands Mu
ziekgeschiedenis deed van haar Tijdschrift wederom
eene aflevering verschijnen (Deel II, 4do stuk).
Prof. Land zet hierin zijne aantcekeniiig voort
over het Luitboek van Thysius. Het thans ge
geven opstel behandelt de danswijzen en is niet
slechts uit een muzikaal, maar ook uit een
choregraphisch oogpunt van liclang. De ijverige secre
taris der vereenigiiig, Dr. U. C. liogge, maakte
een goed gebruik van de omstandigheid, dat het
eeuwfeest van Mozart's Don Juan (-i November
1787 het eerst te Praag opgevoerd) in aantocht
is, om een overzicht te geven van de opvoeringen
van dit meesterstuk in Nederland, liet zorgvul
dig onderzoek van Dr. Rogge heeft hem in staat
gesteld, eene zeer te waardecren bijdrage te leve
ren tot de Mozart literatuur.
De Bouw en Behandeling van het Harmonium
vormen het onderwerp van een boekje, door den
heer Jacques Hartog bewerkt naar liet Duitsche
geschrift van den bekenden Pfarrer W. Reichm,
De vrienden van het instrument zullen omtrent
de samenstelling daarvan uit dit werkje veel
wetenswaardigs kunnen leeren, waartoe een tiental
houtsueden het noodige zullen bijdragen. De
Behandeling", waarvan do titel spreek*, dient
men in zuiver technischen, niet in muzikalen zin
op te vatten. Het is jammer, dat het boekje
wordt ontsierd door een aantal taal-, spel- en
drukfouten. Moge de lezer die op de breede
ruggen van zetter en corrector schuiven!
Zinstorend echter is het, wanneer telkens wordt ge
sproken van herel in plaats van hefboom.
Gaan wij van de schrijftafel naar de piano, dan
vinden wij daar Philip Loots, Sechs Kleine
Charakterskizsen, nach F .W. Webor'sEpos Dreizehn
Linden" für Pianoforte componirt." Daarliet Epos
van Weber ons tot ons leedwezen ten
eenenmale onbekend is, en de enkele magere
citaten, door den componist boven do afzonderlijke
schetsen geplaatst, ons zelfs niet doen vermoeden,
waarover het gedicht eigenlijk loopt, is het ons niet
mogelijk na te gaan, of het karakter" juist ie