De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 2 oktober pagina 3

2 oktober 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 536 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. Hoewel ik er eene bijzondere soort van liberaliteit op nahoud, dat beken ik ik moet dus op de candidaten van mijn liberalen kant gaan stemmen. Een hunner moet een uitstekend man z\jn. Zie hier hoe menige zijner kiezers hem aanbevelen: Immers genoemde heer dat is de candidaat wenscht zelve zich te wijden aan de belangen onzer gemeente en dat beteekent zeer Teel. De gemeente heeft aan dergelijke mannen behoefte, welke zich gaarne aUe zorgen willen getroosten en daarbij niet behoeven aangespoord tot die werkzaamheden aan hun ambt verbonden; dus komt naar onze» bescheiden meening, wel degelijk de(n) heer... een plaats toe als raadslid in onze gemeente." Le style c'est l'homme," hoorde ik laatst nog op 't congres, en daarom zou ik zoo drommelsch graag l'homme van dien style eens willen zien. Ik wou dat ik zoo schrijven kon, maar dat zijn van die onmogelijke wenschen. Ik kan echter stemmen voor den man die wenscht zelve zich te wijden aan de belangen onzer gemeente." Ik vermoed dat dit een steek is op den tegen-candidaat, die onder verdenking schijnt te liggen van niet zich-zelf, maar een ander aan de belangen der gemeente te willen wijden. Zulk een onver laat! Ja, je hebt rare snaken onder die candi daten voor gemeente- en andere raden. "Met groot genoegen zie ik tevens uit dit mani fest strooibi^jet vind ik wat min voor zulk een welsprekend pleidooi dat iedereen wie maar zichzelf wil wijden aan de gemeentebelangen onverschillig of men voor raadslid deugt of niet wel degeHjk een plaats toekomt in onzen stedelyken raad. Welnu, ik wil me zelf ook aan die belangen wijden, en na deze oprecht gemeende verklaring zal iedereen wel willen toestemmen dat ik ook een plaats in den gemeenteraad hebben moet. PASQUINO. Kunst en Letteren. - HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Frascati: Blauwbaard. Grand Théatre: Een lastig geval. De dienstboden. Eene welmeenende en niet onbedreven pen heeft, in mijn jongst artikel (Weekbl. 25 Sept), bl. 2. kol. 4,reg. 20, den naam Schiller" in Shakespeare" verwderd. Toch had ik met vol be wustzijn en, zoo ik geloof, met recht Schiller" geschreven. Ik bedoelde: al heeft ook Schiller, Duitschlands Lieblingsdichter, die meer dan Shakespeare eene klassische opleiding genoten had, geen bezwaar gevonden om stukken te schrijven in ontelbare tafereelcn (?plaatsveranderingen), wij kunnen ons met zulke kaleidoskopische effekten niet vereenigen. Voüa! 't Is wel vreemd, dat de Franschen, dien men nageeft lichtzinnig te zijn, nooit in die dramatische bokkesprongen zijn meegegaan; en dat daaren tegen de Duitsche diepdenkendheid en graviteit er zich uitnemend mee verstaat. ?> Daar hebt go nu bijv. weer Barbe bleue" van Offenbach, literariesch gekoniponeerd door Henri Meilhac en Ludovic Halévy: het is een dol ding, maar het zit uitstekend in elkaar. Wij hebben het jaren geleden hier, in 't Fransch, ten tooneele zien voeren; het dagteekent van 1866, maar onze lezers zullen wel te jong zijn, om de vorige ver tooningen te hebben bijgewoond of ze zullen den inhoud wel vergeten zijn. Het is niet het prachtig Bprookjen van Perrault, met het vreeslijke, bebloede kamertjen en den sleutel, waar de bloedvlek niet van kon afgewasschen worden, met het zuster 'AnnaJ zuster Anna, ziet ge nog niets komen V" en de ridderlijke broeders, die den afschuwelijken Blaauwbaard een welverdiende straf doen onder gaan. Van den treffenden epischen greep is alleen de personaadje Blaauwbaard met de vrouwen, die luj, beurt om beurt, van kant maakte, behouden. De operette is echter gefieel in een luimigen geest ge schreven. Men wil volstrekt met dezen Blaauwbaard het publiek geen schrik aanjagen. Hij heeft een alchymist in zijn dienst, wien hij opdraagt door vergift de vrouwen te dooden. De 5e is een meisjen, dat de kroon van rosière gekregen heeft; niet langs den weg eener oordeelkundige keuze, maar door het lot. Zij heet Boulotte, en is een wilde boorenmeid. De Koning van het land, waar Ridder Blaauivbaard zijn kasteel heeft, is een onnoozele hals, de Koningin geen katjen om zonder hand schoenen aan te vatten. Zij hebben een dochter, Princes Hermine, die met Prins Saphir trouwen zal. Blaauiubaard ziet dit 16-jarig kind", en besluit van haar zijn 7e vrouw te maken. Hij is zoo machtig, dat hij van den Koning alles gedaan kan krijgen. Prins Saphir daagt Blaauwbaard uit, maar delft, in een tweegevecht, het onder spit. Blaauwbaard zal dus, na dat Boulotte uit de voeten gemaakt is (quazi ten gevolge van den val van een paard, a la Maria van Boergondië), Pi~inces Hermine naar het cchtaltaar voeren. Maar ? Prins Saphir was niet dood, ook de 6 vrouwen van Blaauwbaard waren niet dood. De Alchymist had ze slechts een slaap drank ingegeven en in bewaring gehouden. Ook waren de 4 Hovelingen niet dood, die van tijd tot tijd de ijverzucht van Koning Bobèclte hadden opgewekt, en met wier sluipmoord hij zijn Grootkamerheer, Graaf Oscar, belast had, welke, ondertusschen, even-min als de Alchymist, de vonnissen van zijn meester aan hen voltrokken had. Al deze in stilte geredden verschijnen, als Zigeuners verkleed, ten toonoele. Door de handlezerij der Zigeunerin Boulotte, die den Koning en Blaauwbaard ontmaskert, worden deze, vooral nu ze gekonfronteerd zijn met hunne gewaande slachtoffers, diep beschaamd, en. zijn heel blij, dat de publieke opinie, ten slotte, genoegen neemt met het sluiten van huwelijken tusschen de quazi-vermoomle Dames en Hoeren; Boulotte accepteert eindelijk de hand van Blaauwbaard! 't Is duidelijk, dat, zoo de gantsche historie niet in een zeer luimigen toon was gehouden, en dien-over-een-komstig werd ge speeld, het stuk een monster van wansmaak wezen zou: nu, in-tegendeel, is het een zeer harmoniesch kunstwerk, dat de parodiën op een misbruikt Koningschap, op de menschelijke lafhartigheid en andere hartstochten, op melodrama-tooneelen, en een reeks van geestige trekken niet eens noodig , om een aardig sesthetiesch geheel op te everen. Langzamerhand zijn de operettes weer meer in het genre opéra-comique overgegaan; lierdoor ontzeilt men de klip van het hybridische Verg. Prof. Geel, in zyn beoordeeling van Hildeirand); maar men moet toch erkennen, dat er in de luim der operette vaak een gezonde scherts schuilt, die aan het komische aller eeuwen ver want is. Het stuk werd trouwens met een volkomen be grip der charakters gespeeld en de muzikale uit voering was zoo als men die van de Heeren Van Os (Blaauwbaard), Kreeft (den Alchymist), Kelly [Koning Bobèche), Dekeukelaere (Prins Saphir), Kiehl (Graaf Oscar) en van de Dames Buderman (Boulotte), Nagtegaal-Coersen (Princes Hermina), en Van Westerhoven (Koningin Clémentine) ver wachten kon. Régie en tooneelschikking verdienen insgelyks veel lof. De mannelijke leden van het choor boden schakeering van charakters aan. De kostumen, in-zonderheid die van Blaabwibaard, den Prins en den Alchymist waren zeer "goed uit de tijd, en de levendige dekoraties werkten mee om het aspekt van het tooneel recht aangenaam te maken. Als het jaar der gebeurtenissen werd 1520 opgegeven. Zeker hoort daarin een arabiesch zaalverschiet niet best thuis; maar men heeft met Blaauwbaard te doen, en al is de Blaauw baard der Historie, Hendrik VIII, een XVIdeEeuwer, de sprookjensheld voert ons buiten de geschiedenis. * * Het Lastige Geval" van Rud. Kneisel hebben wij hier, voor niet lang geleden, in het Duitsch gezien, De Hollandsche voorstelling stond er niet bij achter. Het is de historie van dien Dominee, die te Berlijn in een danshuis van slechten naam was verdwaald geraakt en, hoe onschuldig ook, een leugen noodig rekent om zijne eer te redden, Uit die leugen komen allerlei verwarringen, misken ningen en droefheden voort. Deze konflikten 4 bedrijven aan te houden is lang genoeg: maar het stuk werd vlug afgespeeld en de ondervinding dat de mindere man zoo'n ontzettend pleizier had, deed ook hem, die zoo licht niet is bezig te hou den, in den duur berusten. De Heer M. van Beem heeft in dit stuk, als Baad Zornbock bizonder uitgemunt. Hij herin nerde nu en dan sterk aan Rosier Faassen. De Heer Lageman had zich een goed getroffen Dorpspfarrer-iiop gemaakt. De postiche van den Heer Bigot was, wat kleur en kontoer betreft, niet zoo goed als wij ze tegenwoordig gewoon zijn. Maar met zeldzame volmaaktheid werd door de artiesten van de Hoeren van Lier het alleraardigste blijspel van Julius Roderich Benedix De Dienst boden" gespeeld. Het is een zedeschets, die zoo als zij hier in tafereel gebracht is, een echt kunstwerk aanbiedt. Daarbij valt een Posse als het stuk van Kneisel ver wech. Meesterlijk, van den allereersten rang, was de Frans Hals-sehilderij, die de Heer Bigot ons gaf van Boesman, den koetsier. De type was uitstekend. Men voelde dat nien men met den koetsier van talent en zelf bewustzijn te doen had; maar tevens dat die ge heimzinnige graviteit en dat Napolcons-lakonisme van hersens getuigenis gaf, die zeer sober gemeu beld waren. De kop, de heele figuur, was tot in de minste bizonderheden toe en van 't begin tot het eind een konsequent geheel, de juiste uitdruk king van een charakter. In mindere of meerdere mate kan men iets dergelijks zoggen van al de medespelendeii. 't Was alles natuur en toch vinding. Ziehier de rolverdeeling: Aalt je, keukenmeid Mevr. Albregt; Antje, 2e meid?Jufv. Fanny van Biene; Antoinette, kamenier Jufv. L. Kapper; Grietje, melkboerin Jufv. Evelina Kapper; Boes man, koetsier de Heer Bigot; Philip, palfrenier de Heer Lageman; August, kamerdienaar de Heer M. van Beem; Andries, bakker de Heer Groebe; Hans, slager de Heer Eylders. 't Is te hopen, dat, bij nadenken, 't groote pu bliek weten zal, hoe veel wezenlijker 't kunst genot was bij 't tweede blijspel dan bij 't eerste. 27 Sept. '87. ALB. TH. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Met de opvoering van La Favorite van Donizetti werd in de zaal van den Stads schouwburg het opera-zeisoen door het Fransche gezelschap uit 's Hage geopend. Ecu gelukkig verschijnsel mag het heeten, dat de zaal op alle rangen zoo goed bezet was, of schoon voor vele habitués het eigenlijke sei zoen nog niet is aangebroken. Wie het voor recht hebben in het schoonc jaargetijde alles wat de natuur aanbiedt op reis of in de rus tige rust van het buitenleven te genieten, haasten zich niet om de kartonnen hemels van het tooneel te komen bewonderen. Dat de H.H. Liestellier, Joussaume en de bekwame orkestdirecteur Granier hartelijk verwelkomd werden, spreekt wel van zelf. Aan de beleidvolle directie van den chef d'orchestre der Fransche opera dankt het publiek iii de hoofdstad reeds zooveel kunst genot, dat elke uiting van erkentelijkheid de vervulling van een plicht is; de Heeren Lestellier en Joussaume hebben zich verleden jaar verdienstelijk van hunne taak gekweten, zoodat het optreden dezer kunstenaars ook zeer welkom moest wezen. De fort-tenor heeft in de rol van Fernand weder veel succes behaald; de frischheid en het goede timbre der stem zijn ongerept ge bleven en de hoogere tonen worden zelfs met bizondero gemakkelijkheid gezongen. Voordracht en stijl zijn wat ze verleden jaar reeds waren. Wat wij vroeger daarover mede deelden blijft ook thans van toepassing. Bij wijlen komt de dramatische waarheid in ge vaar door den lust om van het mczza voce gebruik te maken of toe te geven aan de neiging om naar eigen zang te luisteren. Dat wij bij een kunstenaar van de beteckenis van den heer Lestellier strenge eischen stellen en op enkele tekortkomingen wijzen, zal ons door niemand ten kwade geduid worden. De Heer Joussaume munt nog altijd uit door kracht. Zijn basgeluid klinkt vol en breed, eu zelden krijgt men in de Fraiische operabassen te hooren, die hem in qualiteit en volume van toon evenaren. Maar als kunstenaar heeft hij nog heel wat te leeren. In de eerste plaats zelf beperking! Het is voor een artist niet raadzaam door overmatige uit zetting der stem de tpejuichingen van dat gedeelte van het publiek uit te lokken, dat meer aan het «frapper fort" dan aan het »frapper juste" hecht. Een onwillekeurig vibrato treft soms hef, oor; men wacht op een toon die flink wordt ingezet en met vast heid aangehouden : de accentuatie ontbreekt dikwerf en in sommige melodische phrases zoekt men te vergeefs naar de gewenschte kleur. De uitspraak, vooral die der sisklanken, dient nog altijd »eeii voorwerp van aan houdende zorg" te blijven. Met het engagement van den baryton Guillemot, wien de rol van den Koning was opgedragen, is de directie gelukkig geweest, indien wij althans oordeelen naar de wijze, waarop hij in La Favorite zijne taak verrichtte. Deze zanger heeft blijk gegeven van tooneelroutine, beschikt over fraaie stemmiddelen, die in. het benedenregister wat mat zijn, doch in het medium en hooge register door vollen klank en goed timbre de aan dacht trokken. In de kunst van zingen heeft de Heer Guillemot zich eveneens van gunstige zijde doen kennen. De emissie van den toon valt te prijzen, de uitspraak der vokaleii en consonanten, onderscheidde zich door duide lijkheid en correctheid. Aan Mevr. Lemalte?Schweyer was, bij ontstentenis van Mlle. Passama, de rol van Leonore toevertrouwd. Het zou niet billijk wezen deze kunstenaresse, die door haar spel en, voorkomen goeden indruk maakte, naar haar optreden in de rol van Leonore te beoordeelen. Alleen deed het ons leed te moeten cqnstateeren dat de stem op zoo hinderlijke wijze vibreerde. Doch wij zeiden het hierboven reeds, de billijkheid gebiedt een tweede optre den van Mevr. Lemalte?Schweyer af te wachten. De kleine rol van Inès was in handen van Mademoiselle Cartoux, wier bevallige beschei denheid in. spel en zang ook later als Fréd ric in Mignoii zeer veel waardeering genoten. Men deelde ons mede, dat enkele bekende figuren onder het damespersoneel der koren voor »nouvelles recrues" hadden plaats ge maakt. In dat geval brengen wij een woord van dank aan allen die heengegaan zijn, en wenschen we aan de nieuwe koristeii dezelfde toewijding, die hunne voorgangsters kenmerkte. Mlle Olary heeft van haar eerste optreden in de hoofdstad de harten van het publiek weten te veroveren. Het is met haar onge veer als met Friiulein Kathi Bettaque, die men tot ons leedwezen naar Breinen heeft laten vertrekken. De Duitsche zangeresse had intusschen meer talent en meer natuur lijke gaven dan Mej. Clary, wier emplooi niet zoo uitgebreid kan wezen. Als Migiion is Mlle Clary ontegenzeggelijk verdienstelijk; heeft zij echter het type der rol goed gevat? Wij gelooven het niet. Van het jonge meisje, dat langzamerhand tot bewustzijn dient te komen van de liefde, die zij voor Wilhelm Meister opvat, heeft zij slechts nu en dan door_haar spel eene goede teekening geleverd. En in den zang behoort ook vrij wat meer innigheid te liggen, dan waartoe Mlle Clary tot op heden in staat bleek, om bij den oplettenden hoorder volkomen tevredenheid te doen ontstaan. Naast Mlle Clary leerden wij een nieuwen tenor-léger kennen, die door zijn conventionneel gebarenspel weinig aandacht verdiende, maar althans over niet onaangename sternmiddelen beschikte. In het hooge register werden de tonen wat moeilijk gevormd, doch het ontbrak den Heer Goffbel niet aan het noodige beleid en waar de stem dreigde over te slaan, wist hij op behendige wijze het Glissons, n'appuyons pas" in praktijk te brengen. Ook over dezen artist zal het geraden zijn het oordeel nog op te schorten, totdat hij in eene andere belangrijke rol zijn werkelijk debuut in de hoofdstad zal hebben gemaakt. In de uitspraak merkten wij enkele onnauw keurigheden op, die met oplettendheid kun nen worden voorkomen. De aanneming van Mlle Rabany zouden wij ontraden. Deze chanteuse heeft eigen schappen, die haar voor haar emplooi zouden geschikt maken, doch zij mist er zoovele an dere, die wij onontbeerlijk achten. Zij spreekt en zingt met vulgair timbre, en wanneer wij van timbre melding maken, dan geldt dat slechts voor een gedeelte van het stemmateriaal, want het medium is haast klaakloos. De coloratuur is ongeveer voldoende, doch zeker niet meer dan dat. En het spel was althans in de rol van Philine beneden den eisch. Hoe zij het met de rol van Marguerite zal maken, valt niet geene zekerheid te bepa len. Wij hebben er geene hooge verwach tingen van. Iii een vorig artikel hebben wij onzen lezers het een_en ander medegedeeld over de symphonie in A-moll van Rubinstein, door de Amsterdamsche Orkestvereeniging ingestu deerd en niet zonder verdienste uitgevoerd. Het oordeel van twee vakbladen uit Leipzig werd door ons toen aangehaald, gedeeltelijk ook met de bedoeling om eens door een concreet geval aan te toonen, hoe voorzichtig men bij het lezen dient te wezen, wanneer de schrijver het enge gareel van een enkele school of richting niet heeft weten af te werpen. In ieder geval komt ons, na de tweede uit voering bijgewoond te hebben, het oordeel van het Slusikalischcs WocltciiUuübepaald onbillijk voor. De studie van de vierhandige bewerking voor piano door Kleinmichel, heeft ons daarvan ook bij vernieuwing de overtui ging geschonken. En het zou ons ten zeer ste verwonderen, indien onze ontwikkelde musici niet met ons den indruk hadden ge kregen, dat de A-moll-symphonie van. Rubin stein een belangrijk en hoogst interessant werk is, dat door zijne fraaie motieven, zijne bewerking, orchestratie en geheele samenstel ling de aandacht aller kunstlievenden te* volle waardig is. Wij herhalen dus wat we in een vorig num mer zeiden: de Amsterdamsche Orkestveree niging heeft ons allen aan zich verplicht ea de heer Wedemeijer verdient een woord vaa lof voor den ijver, ook thans weder aan dea dag gelegd. H. C. P. D. MUZLEKAAL OVERZICHT. ROTTERDAM, 28 Sept; Bij de opvoering van Faust legde de heer Grupp dezelfde goede eigenschappen aan den dag, die men reeds bij hem mocht constateeren; dat hjj desniettemin in de titelpartij minder bevrediging schonk dan met grond van iemand van zijnrf middelen mocht verwacht worden, werd veroor zaakt door zijn zucht om meer te geven dan hjj heeft, waardoor vaak te veel kracht werd ont wikkeld, ten koste van den klank van het geluid. Ongetwijfeld zal de zanger weldra inzien, dat luj ook vooral in zijn eigen belang, hiervan moet afzien; qualiteit blijve toch steeds boven quantite gekozen. De heer Voigt (Valentin), ofschoon bezitter van een goed, soms schoon geluid, is te zwak voor zijne omgeving. Mej. Frank, die merkwaar digerwijze den Siebel zong, ging aan het tegen overgestelde euvel mank; door zulk een luide, gebiedende stem gecommandeerd, zal het traate Blümlein" wel niet met veel kans op goed ge volg voor haar gesprochen haben"! Des hoeren Behrens Mephisto is nooit bizonder uitstekend; hij was het ook ditmaal niet. En Margaretha ? Het was alweder correct en zuiver, wat mej. Meyer te hooren gaf, maar zóó zonder natuurüjk» geestdrift, zóó onpoëtisch, dat werkelijk haar engagement voor onze opera niet gewenscht schijnt. De Postillon van Lonjumeau gaf den heer Elmhorst gelegenheid zijne gaven als lyrisch tenor bij vernieuwing te doen waardeeren. Mevr. Biazz zong de Madeleine vrij goed, ofschoon niet slechts de eerste, maar ook de tweede frischheid van haar stem reeds tot het verledene schijnt te behooren. De heer Sieglitz was een hoogst verma kelijke Bijou; voor wie hem volgde was hier en daar ook in het parlando wel iets te genieteneen afzonderlijk woord van lof voor de uitvoering van het trio (Elmhorst, Sieglitz, Weiss): GchangtF' Op dezen avond kregen we eene zaal- en eene salon-decoratie te zien, die waarlijk zér schoon mogen genoemd worden; de meubels waren daar mede in evenredigheid. Jou. C. V. NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED. Onder den titel Dilettanten-Spiegel is te Am sterdam, bij P. N. van Kampen en Zoon een boek verschenen, waarvan de schrijver zich Maurits j Smit noemt. In novellistischen vorm geeft de heer Smit hier zijne denkbeelden ten beste over de rol, die de kunst maar in het bijzonder de toonkunst in het leven der dilettanten mag ea moet spelen, en over de beteekenis van het dilet tantisme in den goeden en den slechten zin des woords. Die denkbeelden verdienen als frisch en gezond in ruimen kring te worden verspreid, en daartoe zal de door den schrijver gekozen vorm niet weinig bijdragen. Onder de door hem aan zijn publiek voorgestelde figuren zijn er enkele, die wat conventionneel zijn, maar men mag zich niet verwonderen, als men in een dilettantenspiegel bekende gezichten ziet. Dikwijls echter is Maurits Smit er in geslaagd, aardige typen te leveren, die niet licht zullen worden vergeten, vooral voor hen, die er niet zich zelven, maar een buurman of buurvrouw in mecnen te her kennen. Het zij vergund, bij deze gelegenheid protest aan te ttekenen tegen do uitdrukking Schubertsche, Wagnersche enz. muziek", voor muziek van Schubert, van Wagner. Dit erg on-llollantlsche Germanisme had in het Smitsche boek", dat overigens in goed Nederlandsch geschreven is, niet mogen voorkomen. De Vereeniging voor Noord-Nederlands Mu ziekgeschiedenis deed van haar Tijdschrift wederom eene aflevering verschijnen (Deel II, 4do stuk). Prof. Land zet hierin zijne aantcekeniiig voort over het Luitboek van Thysius. Het thans ge geven opstel behandelt de danswijzen en is niet slechts uit een muzikaal, maar ook uit een choregraphisch oogpunt van liclang. De ijverige secre taris der vereenigiiig, Dr. U. C. liogge, maakte een goed gebruik van de omstandigheid, dat het eeuwfeest van Mozart's Don Juan (-i November 1787 het eerst te Praag opgevoerd) in aantocht is, om een overzicht te geven van de opvoeringen van dit meesterstuk in Nederland, liet zorgvul dig onderzoek van Dr. Rogge heeft hem in staat gesteld, eene zeer te waardecren bijdrage te leve ren tot de Mozart literatuur. De Bouw en Behandeling van het Harmonium vormen het onderwerp van een boekje, door den heer Jacques Hartog bewerkt naar liet Duitsche geschrift van den bekenden Pfarrer W. Reichm, De vrienden van het instrument zullen omtrent de samenstelling daarvan uit dit werkje veel wetenswaardigs kunnen leeren, waartoe een tiental houtsueden het noodige zullen bijdragen. De Behandeling", waarvan do titel spreek*, dient men in zuiver technischen, niet in muzikalen zin op te vatten. Het is jammer, dat het boekje wordt ontsierd door een aantal taal-, spel- en drukfouten. Moge de lezer die op de breede ruggen van zetter en corrector schuiven! Zinstorend echter is het, wanneer telkens wordt ge sproken van herel in plaats van hefboom. Gaan wij van de schrijftafel naar de piano, dan vinden wij daar Philip Loots, Sechs Kleine Charakterskizsen, nach F .W. Webor'sEpos Dreizehn Linden" für Pianoforte componirt." Daarliet Epos van Weber ons tot ons leedwezen ten eenenmale onbekend is, en de enkele magere citaten, door den componist boven do afzonderlijke schetsen geplaatst, ons zelfs niet doen vermoeden, waarover het gedicht eigenlijk loopt, is het ons niet mogelijk na te gaan, of het karakter" juist ie

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl