De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 16 oktober pagina 2

16 oktober 1887 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Nö. 538. *; S' ? toeken. Het inprenten bij zijne leerlingen (J6 waardeering hunner tsgenstanders, ,L( de belangrijkste, de hoogst belangdienst door Prof. Buys aan Nederland ,. Hij heeft hen wars gemaakt van _ tpolitiek, hij heeft hun geleerd, dat jf", meest krachtige bestrijding van anderer jog zeer wel in beschaafde vormen kan lieden, dat gematigheid van toon zich " :end kan paren aan beslistheid van iging en dat men zich zelven verlaagt noodelooze heftigheid en ruwheid. De ihe hoogleeraar heeft ons dit niet door vertoog geleerd, maar door zijn voort,?_ ad consequent Volgehouden voorbeeld. 1/eeringen wekken, voorbeelden trekken. Meer dan ooit heeft Nederland behoefte, beproefden leider hierin na te volgen. de nieuwe Grondwet in werking treedt, 'Kftl de democratie zich meer en meer bij ons j^aanbreken. Zij, die met ingenomenheid deze Verandering zullen zien, kunnen echter niet jpader vrees zijn, dat met de democratische flsr en de democratische praktijk ookdemofièfcatische. misbruiken zullen binnensluipen. ||2j wenschen dat Nederland het vraagstuk ge oplossen hoe de democratie te verbinden t - echt-aristocratische wellevendheid, den " der meeningen te blijven scheiden van personenstrijd, de meest mogelijke vrij et van uiting der gedachte te bezitten, er eene losbandige onbeschaamdheid in politieken pennestrijd. Zij wenschen vooral de macht van het grootste aantal nimgebruikt worde tot krenking van het "", ,-fecht ook van den geringste. y'j, -Voor de vervulling van die wenschen is 'y^ -let te hopen, dat de zegenrijke invloed van j^Prof. Buys zich nog geruimen tijd zal blijven * rfloen gelden. Het zij Nederland en den hoog<?"', leeraar - vergund, dat nog tal van toekom stige politici in zijn onderwijs en door zijn *i \voorbeeld niet alleen de scherpzinnige hel'dere uitlegging van ons staatsrecht mogen (' eeren, maar ook mogen leeren, het recht in de politiek te handhaven en tegenstanders "' 'te waardeeren. Misschien zullen de toekomstige leerlingen 5 yjm Prof. Buys minder dan de tegenwoordige , . zjpe opvatting over staatsrecht deelen, zullen zij op de belangrijkste punten naar links of - naar rechts afwijken, maar, daarvoor staat " .iet verleden borg, steeds zullen zij met den '$iepstén eerbied en met het grootst gevoel -van erkentelijkheid opzien tot den meester 1 die op hunne karaktervorming denzelfden onuitwischbaren stempel zal drukken, welken <hij bij-al zijne tegenwoordige oud-leerlingen achterliet. Parijs, 13 October 1887. H. Louis ISRAËLS. Professor ASSER. Op 20 October a.s. zullen de talrijke leer lingen, oud-leerlingen, vrienden en vereerders Tan Mr. Tobias Michael Carel Asser herden""wees niet boos dat ik u zoo lang heb opge houden, .maar het is alleen de schuld van juffrouw Jaspers, die mij wat op de mouw heeft gespeld." >Wie is die juffrouw Jaspers ?" »Ze woont bij mij buiten op het hofje. Zij beweerde dat men voor drie gulden reeds een prachtig mooi vers kon bekomen en als men vijf gulden _ wilde besteden, kreeg men een heel echt gedicht, van minsten vier lange coupletten. Maar zoodra ik hier binnenkwam, dacht ik al dadelijk dat het niet zou aan gaan, zulk een voornaam heer vijf gulden aan te bieden." . Haar goedig, gerimpeld gelaat drukte zoo veel schaamte en kommer uit, dat Lorenz zich medelijdend oprichtte. »In het weekblad heb ik keurige verzen van u gelezen", vervolgde de oude vrouw, »daarom kwam ik tot u. Maar ik had moeten beden ken, dat er nog een groot onderscheid is tusschen een krant en Jansje Jaspers." Zij omvatte het ingepakte voorwerp met de magere handen en maakte aanstalten om heen te gaan. «Voor wien was dat gedicht Destemd?" vroeg Lorenz vriendelijk. »Voor mijn zoon het liefste wat een moeder op de wereld heeft." Hij beet zich op de lippen en zuchtte diep: >Ik weet het." »TJ hebt zelf een moeder die u liefheeft; dat geloof ik zeker en yast." »Van morgen werd zij begraven/'' zeide hij kortaf. »En nu kom ik, oude zeurkous, u hier sto ren, in plaats u alleen te laten met uw ver driet en in stilte te laten uitschreien ! God trooste en sterke u. Maar nu ga ik ook onmiddelijk heen." »Wacht even. Ik zal het gedicht voor u schrijven." »Maar het moet van avond klaar zijn en bovendien.... ik ben zoo arm." »TJ hebt mij daar straks niet laten uitspre ken. Ik wilde zeggen: Gewoonlijk neem ik vijftig gulden voor een gedicht of ik maak het voor niet." »Maar ik kan toch niet verlangen dat u,... wij zijn elkander geheel vreemd." »O, neen! Wij hebben kennis gemaakt. Gaat u maar zitten en vertel me iets van uw zoon. Ten eerste.... wat doet hij ?" »Hij is boekdrukker en uitgever van de Platlèlands-Nieuwsbode. Nu zou hij zijn vijfen-twintigjarig jubileum en zijn zilveren brui ken, dat vijf-en-twintig jaren geleden de ge vierde Amsterdamsche hoogleeraar zijne inaugureele rede uitsprak. Op 8 Mei 1862 was de nauwelijks vier-en-twintig-jarige rechtsge leerde, die aan het Athenaeum Illustre onder Martinus des Amorie van der Hoeven en Jeronimo de Bosch Kemper gestudeerd had en op 19 April 1860 te Leiden tot doctor in de beide rechten gepromoveerd was, door het Gemeentebestuur der Hoofdstad geroepen, om met Mr. J. T. Buys de ooor het over lijden van Van der Hoeven opengevallen plaats in te nemen. De jonge hoogleeraar was op 28 April 1838 alhier geboren uit een geslacht, dat reeds menigen telg aan de militia togata had afgestaan. Zijn overgrootvader was die merkwaardige autodidakt M. S. Asser, die in het laatst der vorige eeuw van voornaam dispacheur lid der schepenbank werd, daarna opnieuw aan de rechtspraktijk de voorkeur gaf, en onder koning Lodewijk Bonaparte met Van Gennep ei^ Van der Linden ge roepen werd tot het samenstellen van dat uitnemende Ontwerp van een Nederlandsen Wetboek van Koophandel (1809), dat in 1866 door den achterkleinzoon opnieuw werd uit gegeven. Zijn oudoom Mr. C. Asser, de latere secretaris-generaal van den minister Van Maanen, had als referendaris van justitie en secre taris der in 1821 benoemde Commissie van Redactie grooten invloed op de wording van ons Burgerlijk Wetboek, dat hij in een bekend werk met den Code Napoleon vergeleek. Zijn va der, Mr, C. D. Asser, thans raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden, was tot 1860, het jaar waarin hij tot de rechterlijke macht overging, een van de voornaamste leden der Amsterdamsche balie. Zijn oom van moederszijde, de advocaat Mr. M. H. Godefroi, vertegenwoordigde jarenlang de hoofdstad in de Tweede Kamer der Staten-Generaal en wordt met eere herdacht als een van onze beste Ministers van Justitie. J3on sang ne. peut mentir! reods als student heeft Asser, die door zijne mede studenten tot rector vau hun corps werd gekozen, de juistheid van dit spreekwoord bevestigd. Op 8 Februari 1858 bekroonde de Leidsche academische senaat hem met goud voor zijn antwoord op de ten vorigen j are uitgeschreven prijsvraag, naar eene ver handeling over het staathuishoudkundig be grip der Waarde. Zijn mededinger, het tegenwoordig lid der Tweede Kamer Mr. S. van Houten, zag zichzelf den zilveren eere penning toekennen, met de vleiende getui genis, dat aan zijn werk de gouden medaille zeker niet zou zijn onthouden, indien zijne groote verdiensten niet nog waren overtroffen door die van Asser's arbeid. De hoogleeraar Asser was benoemd tot het geven van onderwijs in het Handels- en Zeerecht. Dat verhinderde echter niet, dat, zoolang de faculteit der Rechtsgeleerdheid aan het Athenaeum Illustre slechts drie hoogleeraren telde; hem verschillende andere vakken werden opgedragen. Zoolang Mr. Buys hier naast hem stond, werden Burgerlijk loft op een en dezelfden dag vieren en daarom dacht ik, zou het zoo heerlijk zijn, hem een gedicht te zenden, een wezenlijk mooi gedicht, dat in zijn krant gedrukt kon worden, 't Zou een heele verrassing voor hem zijn. geweest." »Hoe oud is hij?'' »Bij de vijftig. Ik zelf ben ruim zeventig. Ik trouwde jong en werd vroeg weduwe." »Wat was uw man?" »TaaImeester. En zoo'n goeie man was liet als hij nuchteren was, maar dat kwam in den laatsten. tijd zelden voor. Toen de jongen twaalf jaar oud was, stierf mijn echtgenoot; daarna sloeg ik mij verder met naaiwerk door de wereld en hield commensaals, evenals alle weduwen, totdat mijn zoon groot was ge worden en een betrekking kreeg, waarin hij snel vooruitkwam. »Toen hielp hij u". »Neen, toen ging hij trouwen. En dat weet u wel, als men een huisgezin moet onder houden.... »Laat men zijn oude ;r oeder voor zichzelf zorgen." »Ik heb weinig^ noodig. Ik heb nu vrij wo nen op het hofje en ben Goddank zoo ge zond, dat ik voor de menschen aan huis naaien en breien kan. Zoodoende kom ik er wel met een beetje zuinigheid en overleg. Mijn zoon is goed genoeg om mij te willen helpen, maar zijn vrouw?ziet u!.... die bracht liet geld aan en daarom kan hij niet altijd doen, zooals hij wel graag zou willen." »Zullen wij niet liever over het gedicht spreken ? »Och ja! Ziet u, ik zou om nog zooveel niet willen, dat hij zich bij zulk een feestelijke gelegenheid, voor zijn oude moeder zou be hoeven te schamen en daarom heb ik een degelijk geschenk voor hem gekocht." Het kleine ingepakte voorwerp, dat zij ge durende al dien tijd in de handen had ge houden, werd voorzichtig van een menigte vloeipapier ontdaan en onthulde zich als een klein, dikbuikig melkkan tietje van .nieuwzilver, van binnen met een dun laasje ver guldsel en een gegraveerde opdracnt van buiten. Zij zetto de melkkan vóór zich op de tafel neder en keek er naar met bewondc. rende blikken. »ls hij niet prachtig?" «Zeker!" antwoordde de jonge man met oen vrienclelijkcn blik naar het moedertje, -t Zul hoe! wat gekost hebben!" Goedkoop was ie uiet", antwoordde zij met Recht, Strafrecht en Strafvordering door Asser gedoceerd; toen Modderman in de plaats van Mr. Buys was getreden, nam Asser het onderwijs in Staatsrecht en Vol kenrecht voor zijne rekening. Aan het onderwijs, dat door hem in al die vakken werd gegeven, maar ?vooral aan dat in het Handels- en Zeerecht kwam voort durend zeer ten goede zijne aanhoudende be moeiing met het praktische rechtsleven. Reeds dadelijk na zijne promotie en zijne inschrij ving als advocaat zag hij geheel de omvang rijke rechtspraktijk zijns vaders op zijne schouders rusten. Eene praktijk, die hoe langer hoe grooter beteekenis zou erlangen, zóó, dat thans zijn naam verbonden pleegt te zijn aan de meeste gedingen, waarin ge wichtige beginselen van ons zeeassurantierecht te bgslissen vallen. Als adviseur van het comtïe van assuradeuren heeft hij veel bijgedragen tot verbetering der Nederlandsche beurspolissen; o. a. door het ontwerpen der aanvaringsclausule van 1867. Talrijke ge schriften werden door hem gewijd aan vragen van den dag. Zoo leverde hij in 1872 in de N. R. Ct. eene scherpe kritiek op het ten vorigen jare door de Regeering ingediende wetsontwerp op de Naamlooze Vennootschap pen, dat mede dientengevolge werd inge trokken. Van grooten invloed op het onderwijs van den hoogleeraar Asser waren ook zijne in ternationaal rechtelijke werkzaamheden. Reeds in Juli 1860 had hij, die gepromoveerd was op een proefschrift over het Bestuur der Buitenlandsche Betrekkingen naar het Nederland sche Staatsrecht, deelgenomen aan de vergade ring te Coblenz, waar belanghebbenden bij de Rhijnvaart eene commissie benoemden, om de afschaffing der hooge, door de oeverstaten geheven tollen te bewerken. Daarop volgden in 1862?1865 de vier congressen der Association Internationale pour leprogrèsdes sciences sociales, die den eersten stoot gaven aan de beweging tot uniformeering van hetEijropeesche handelsrecht en later de aanleiding waren tot de oprichting met Rolin-Jacquemijns en Westlake van de Revue de droit International et de Législation Comparée (1869). In 1863 en volgende jaren publiceerde Asser belang rijke adviezen in de Limburgsche quaestie. In 1870 werd hij voor het eerst lid van de commissie voor het afnemen der diplo matieke examens. In 1878 werkte hij mede tot het oprichten van de Associatioh pour la réforme et la codification du droit des gens, waarvan hij nog steeds vice-president is, en van het Institnt de Droit Interna tional, op welks vergaderingen hij zoo me nigmaal als rapporteur over moeielijke procedurevraagstukken optrad. In 1875 werd hij benoemd tot raad-adviseur van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, in welke betrekking hij bij voortduring den Lande gewichtige diensten bewijst. Herhaal delijk heeft hij sedert onze Ilegeering in den vreemde vertegenwoordigd: in 1881 en 1886 als een der gedelegeerden naar de 2e en 3e conferenties van Bern over het eenige fierheid. »Ik heb lang genoeg moeten sparen, voordat ik hem koopen kon". »Dat geloof ik wel". »U is zoo goed en voorkomend, dat ik u gerust durf zeggen, hoe ik het heb aangelegd." »Hoe dan?" »Wij gewone burgermenschen, ziet u, leven meestal den geheeleii dag van koffie en brood en toen bedacht ik me, dat verscheidene meiischeu zich met koffie zonder suiker of melk behelpen. Men kan daar ook wel buiten niet waar?" »In 't Zuiden wordt nooit anders dan zwarte koffie gedronken," verzekerde hij met een ernstig gezicht. »Ziet u wel dat ik gelijk heb ?" »TJ hebt dus ook zoo gedaan?" »Ruim een jaar lang. En daarmee heb ik zooveel uitgespaard, dat ik dit mooie cadeau kon koopen en nog vijf gulden over heb voor een gedicht," riep zij triomfantelijk. De jonge man had zich haastig aan zijn schrijftafel gezet en ruimde zijn manuscripten ter zijde. Op een paar van zijn papieren vielen hecte droppelen. »Als u zoo lang een boek wilt nemen en wat lezen gaat, zal ik probeeren of ik iets bij uw melkkannetje kan schrijven." »Och! u is al te vriendelijk." Het oudje ging met gevouwen handen zit ten en keek liem oplettend aan. »Ik heb nog nooit iemand zien dichten, 'k ben benieuwd hoe u dat doet." Hij luisterde echter niet meer; hij schreef reeds. Zijn pen vloog over het papier; de woorden voegden zich aaneen als parelen aan een snoer, en uit innige, waarachtige gevoelens vormden zich allengs verkwikkende, afgeronde verzen. Hij schroef in naam der moeder aan den zoon; iedere regel ademde liefde; de reinste, onbaatzuchtigste liefde, moederliefde, die alles duldt, alles verdraagt en alles opoffert, zon der ooit een belooniug te verlangen. Voor dat hij zolf recht wist hoe, stond hot gedicht neergeschreven. Het was werkelijk een gedicht, vol zuivere poëzie, die de kleine, dikbuikige,vati binnen vergulde, niemvzilvercn melkkan gold. Maar waarom zou echte poëzie ook niet in een iiieuwzilveren melkkannctje te vinden zijn, wanneer liet door den glans van liefderijke oogon wordt bestraald? Lorenz, wondde zich om en las zijn gedicht hardop voor. Het moedertje bleef met de gevouwen haninternationaal goederenvervoer langs spoor wegen, in 1882 als een der gedelegeerden naar de Parijsche conferentie, overdeonderzeesche telegraafkabels in 1885 als ge delegeerde naar de conferentie van Parijs, over de vaart op het Suezkanaal; telkens werd hij in de sub-commissie, aan welke het voornaamste deel van den eigenlijken arbeM was opgedragen, verkozen. In 1884 werd hij onzen gezant te Berlijn toegevoegd, om deel te nemen aan de Congo-conferentie. Niet alleen echter van praktischen aard ble ven Asser's internationaal-rechtelijke werk zaamheden. Hij schreef eene fraaie Schets van het Internationaal Privaatrecht, die de eer genoot in 1880 door Max Cohn in het Duitsch en in 1884 door Alphonse Rivier in het Fransch vertaald te worden. Zijne ver diensten voor de wetenschap werden in het Buitenland meer daii eens herkend. Zoo be noemde in 1884 de Universiteit van Edinburg hem tot doctor in de rechten honoris causa. Op 22 November 1879 werd de hoogleeraar Asser benoemd tot lid der Staatscommissie van een nieuw Wetboek van Koophandel. Als zoodanig heeft hij grooten invloed uit geoefend op de wording der twee thans* ge publiceerde ontwerpen betreffende het Han delspapier en het Faillissement. Op 11 Mei 1883 werd ook hij aangewezen, om deel uit te maken van de Staatscommissie voor de Grondwetherziening. Zijn advies aan den Koning over het Kiesrecht, dat hij aan het verslag dezer Commissie toevoegde, trok zeer de aandacht. Wat, krachtens art. 57 der Wet op het Hooger Onderwijs, aan geen der Rijks-Uiiiversiteiten meer mogelijk zou wezen, kan gelukkig wel te Amsterdam: daar kan deze man der meest veelzijdige praktijk, die het lidmaat schap der balie niet wil opofferen, aan de Universiteit verbonden blijven. Sedert 1877 doceert hij als buitengewoon hoogleeraar Handels- en Zeerecht en Internationaal Privaatrecht. Weinige colleges worden op zoo hoogen prijs gesteld als de zijne. Alles werkt dan ook mede, om ze aantrekkelijk te maken. Daar worden de beginselen vaii ons positieve recht met groote helderheid blootgelegd. Daar wordt de uitwerking dier beginselen iii de wet getoetst aan de behoeften der praktijk. Daar wordt aanschouwelijk gemaakt, op welke wijze de praktijk zich helpt, indien de wet verouderd is of niet voldoet aan die behoef ten. Daar worden telkens en telkens de buitenlandsche wetgevingen ter vergelijking opgeroe pen. Daar wordt de weg aangewezen, dien theorie eu praktijk in den vervolge zullen heb ben in te slaan. Daar worden de voornaamste strijdvragen besproken met eene warmte, eene levendigheid, eene klaarheid in de voorstelling, die weergaloos zijn. Hoezeer de opeenvol gende geslachten der studenten dit waardee ren, blijkt liet best uit de jaarlijksche ver slagen in hunnen Studenten-almanak. Zij weten het den hoogleeraar dank, dat hij aan zijn ambt getrouw blijft, zelfs wanneer het vercerend aanbod tot hem komt, om als den in den schoot, onbewegelijk zitten. Tra nen rolden over hare wangen, maar het rim pelig gelaat straalde van genot en tevreden heid. Hij reikte haar het papier toe. Met weife lende hand nam zij het aan en terwijl zij het in haar taschje legde, sloeg zij steelsgewijze een verlegen blik op de vijf guldens, die daar op deii bodem lagen. »U hebt stellig een goede moeder gehad, dat u de geheimste gedachten van een moederhart zóó waar kunt weergeven," zeide het oudje, terwijl zij opstond. Zij greep zijn hand. »Dank en nogmaals dank! Voor uw schoon gedicht kan iÊu uiet belooncn. Het bewustzijn, dat u een arme, oude burgervrouw zóó gelukkig hebt ge maakt, als zij in langen, langen tijd niet is geweest, moet uw eenige belooning blijven." Zij omvatte zijn hoofd met haar magere, bevende handen, kuste hem op het voorhoofd en zeide: »God zegene u en geve u een ge lukkige toekomst. Daarboven hebt ge een moeder, die voor u Bidt en dat zal ik ook dikwijls, heel dikwijls voor u doen." Zij wond de vloeipapieren weer om de kleine, dikbuikige melkkan en trippelde dankend en knikkend heen. Toen Lorenz alleen was, liet hij het hoofd op de armen zinken en weende. Het waren echter geen bittere tranen ; het was een ver kwikkend bad voor zijn brandende oogen. Toen hij zich na een poosje oprichtte, zond de avondzon haar stralen door de bloe men voor het venster en liet de diamanten van den kroonluchter gloeien in al de kleu ren van den regenboog. Alles om hem heen. schitterde en glansde; het scheen hem een goed voor teeken. Het was hem onuitsprekelijk licht om het hart geworden. Tot heden had hij slechts verzen eu proza geschreven nu had hij voor de eerste maal gedicht. Hij gevoelde dat hij dichter was en de gave der poëzie is eeue d^r kostelijkste gaven, die ons stervelingen ge schonken worden. Ongetwijfeld zijn er in het leven van eiken, dichter oogenblikken, waarin hij gekweld wordt door bitterheid, minachting, domme af brekende kritiek en onvcrdienden hoon ; maar hij heeft ook zijn oogenblikken van zegepraal, vol poëzie eu reine vreugde, waarin hij zon der grootspraak zeggen kan: -'t Is toch schoon, dichter te zijn."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl