De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 23 oktober pagina 1

23 oktober 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. 539 DE AMSTEÈbAMMEB 18&7 WEEKBLAD VOOE NEDEELAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN H O LEEM A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 23 October. Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.1& Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel 0.40. I N B O V B: AMSTERDAMSCHE BELASTING-POLITIEK, door C. V. Gerritsen. FEUILLETON: Alle vyfl I. VAN OYEB DE GRENZEN, door E.D.PjjzeL KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Muziek in de Hoofdstad, door H. C. P. D. Muziekaal Overzicht, door V. Nieuwe uitgaven op Mu zikaal gebied, door E. D. P. Lorenzo da , Ponte, de librettist van Don Juan. VARIA. SCHAAKSPEL. Voor dames, IV, door E-e. Een kookschool! door C. A. Korver, met ant woord, door A. ALLERLEI. RECLAMES. BEÜRSOVERZICHT. TE HUUR. AD VERTENTIËN. Amsterdamsche Belasting Politiek. Waren de algemeene beschouwingen in het Algemeen Verslag der afdeelingen van den gemeenteraad over de gemeentebegrooting voor het jaar 1888 mager van inhoud, en stelden ze velen teleur, die van de zijde des gemeenteraads een krachtiger optreden had den gewenscht tegen het zwak van Burge meester en Wethouders, om toe te geven aan de hoogere eischen die jaarlijks gesteld wor den door de bureaux der verschillende takken "van dienst, niet anders is het gesteld met de algemeene beschouwingen in de Memorie van Beantwoording. Missen wij bij de eerste den aandrang om zich toe te leggen op een zuinig beheer, en om het ambtenaars-personeel en de «bureau kosten" binnen enger grenzen te houden, in overeenstemming daarmede vinden wij bij de laatste de luchthartige verklaring dat men niet moet ? denken, dat met de voor gestelde nietige verhooging van belas ting voor het jaar 1888 het evenwicht tusschen ontvangsten en uitgaven voor de toe komst zal zijn verkregen. Integendeel; tegen de verhooging van het percentage der inkonpten-belasting tot 3 pCt. voor 1888, een denkbeeld dat in de afdeelingen werd geop perd, »bestaat" volgens B. en W. »geen be? denking"; maar, de verdubbeling van de opbrengst van het straatgeld wenschen zij evenzeer te behouden, terwijl voor de naaste toekomst dan nog verhooging der opcenten Feuilleton. Alle In den nacht had de winter zijn intocht gehouden. Uiterst geheimzinnig, terwijl alles sliep, was hij gekomen en had straten en stegen met ylokken bestrooid, tot groote vreugde der kinderen, die hun goede vriendin, de sneeuw, zoo vroeg in het jaar nog niet hadden verwacht, maar volstrekt niet ten genoege der groote menschen, die het baggeren door de mulle sneeuw een vermoeiend werkje vonden. Van tijd tot tijd een knorrige opmerking over het ellendige weer mompelend, baande dokter Bovenkamp, een vijftiger van middel matige gestalte en met een gezicht, waarop de voorgewende uitdrukking van barschheid, niet bij machte was zijn aangeboren welwil lendheid te verbergen, zich met moeite een weg door de sneeuw_. «Schaam jij je niet, dikke bengel, om je door dat kleine meisje te laten trekken ?" riep de dokter een steyigen jongen toe, die gemak kelijk op zijn prikje gezeten, zich door zijn veel kleiner zusje, wie het touw diep in de magere schoudertjes drong, liet voortrekken. «Allo! jij er af en zij er op! Hoe is 't, zal 't haast gebeuren?" De dokter schoof den knaap, die rustig grinnikend was blijven zitten, zonder verdere plichtplegingen van zijn sleedje af en hielp het kleine meisje er op «Zoo! en nu vooruit!" Met deze woorden wierp hij den jongen een handvol chocolaadjes toe, waardoor zijn nog pas zoo verbouwereerd gezicht, met een vroolijken grijns werd overtogen en zag met ?welgevallen, hoe het kleine voertuig, met zijn nieuwe bespanning, nu pijlsnel over de gladde steenen vloog. »Halt! hoe maakt vader het?"tMet dezen op het personeel en van het percentage der in komstenbelasting in uitzicht gesteld word t. Wie omtrent die toekomst optimistisch gestemd mocht zijn, wordt reeds nu een koud stortbad toegediend door de herinnering aan den post van jaarwedden der onderwijzers aan de open bare lagere scholen der Ie klasse, die in 1889 minstens f 60000.?of, na aftrek van 30 pCt. vergoeding van het Kijk, ?42000. meer zal bedragen. Een andere post, door B. en W. niet genoemd, kan ook nu reeds met dezelfde zekerheid, voor 1889 worden feraamd op bijna het dubbele van het berag dat voor 1888 wordt voorgedragen, t. w.: de verhooging der uitgaven voor de politie. In de voordracht van 31 Augustus jl. zeggen B. en W. 'dat, indien aan deze voordracht (tot versterking der politie) »naar wij vertrouwen, uwe goedkeuring wordt geschonken, dan zal dat voor 1888 tengevolge hebben eene verhoo ging der gewone uitgaven voor de politie met f 15000." Ja, voor 1888, omdat die poli tie te paard eerst in functie zal treden wanneer de gebouwen gereed zullen zijn om de manschappen en paarden te herbergen, en dit zal stellig niet voor Juli van het vol gend jaar het geval zijn. Het is daarom slechts een sommetje voor een half jaar van dien bereden dienst. Voor een ge heel jaar en dus voor 1889 zal, volgens de berekening van B. en W., een bedrag van ?26050 noodig zijn om in de meerdere kosten, die aanneming der voordracht zal ten gevolge hebben, te voorzien. De bere keningen van B. en W. zijn echter zoo «aannemelijk" gemaakt, dat men gerust dien post met nog een paar duizend gulden mag verhoogen. Zal het offer, dat van de ingezetenen wordt gevraagd, opwegen tegen de resultaten die men van deze wijze van «versterking" der politie in billijkheid mag verwachten ? Velen die het betwijfelen en naar ik meen terecht. Wanneer ik in mijne verbeelding de jordaanbewoners laat samenscholen in de nauwe sloppen en stegen, waaraan hun buurt zoo rijk is, en ik de 14 man te paard laat aanrukken om hen uiteen te jagen, dan kan ik mij maar niet voorstellen, dat dit legertje een schitterende figuur zal maken en ontzag zal inboezemen. Als ganzen, achter elkander, want op vele plaatsen kunnen geen twee paarden naast elkaar gaan zie ik ze de steeg of straat reeds inrijden. Een wip, een stevige arm van een op een stoep uitge weken jordaner, onder den voet van den ruiter, en deze ligt naast zijn ros. Algemeene uitroep hield hij een oogenblik later een armoedig gekleed meisje staande, dat met een in doeken gehuld kind op den arm, haas tig voortschreed. «Wat beter en weer over den vloer ? Komaan! dat is goed. Maar hij mag nog niet op straat komen. Zeg hem, dat ik morgen eens kom kijken. Daar! dat is voor jou en de kleine." Weer stak hij de hand in zijn zak, die naar alle waarschijnlijk heid nog een geheelen voorraad van die lekkernij bevatte. «Doktersflikjes" noemde de koekebakker de zoete tabletjes, die de kinderlooze maar kinderlievende dokter dage lijks bij hem halen kwam. Dokter Bovenkamp was intusschen voor een vriendelijk, op zichzelf staand huisje in de voorstad aangekomen. Door een korte gang trad hij in de keuken, waar een groepje van vijf kinderen, in gespannen verwachting voor het'fornuis opeengedrongen stond, »Wel kleuters, wat voer jelui daar uit ?'" riep de dokter, terwijl hij hoed en stok ter zijde legde en de sneeuw van zijn laarzen sloeg, «Wij wachten tot onze appelen gepiept zijn ?" antwoordde een der kinderen. »Zoo! nu denkt er om, een voor mij te bewaren. Is moeder binnen ?" De dokter wachtte het antwoord niet af, maar opende de kamerdeur, na vluchtig te hebben aange klopt, en trad binnen. Van een met allerlei teekenbenoodigdheden overdekte tafel voor het venster, verhief zich een fijne, tengere vrouwengestalte. Het nog weelderige bruine haar en de levendige uitdrukking der sc'hoone oogen, deden haar jonger schijnen, dan de eenigszins gebogen houding en de ingevallen trekken van het bleek gelaat verrieden ; toch kon zij de vijf en dertig nog niet gepasseerd zijn. Bij de plotselinge verschijning van den dok ter, vloog een onstuimige blos over hare wan gen, die zich op de hoogte der jukbeenderen scherp afteekeiide, terwijl een korte hoest, die hare geheele gestalte deed schokken, haar dwong, _de begroeting van den dokter een oogenblik uit te stellen. hilariteit. Men krijgt schik in het spelletje n in plaats van saam te scholen, gaat men met de cavalerie politie spelen. Nu bereikt men wel is waar zijn doel, het volk ziet van samenscholing af, en het is de politie, die het eene afleiding verschafte, maar of dit de wijze is, waarop het regiment paard-politie is geroepen zijn plicht te vervullen, meen ik te mogen betwijfelen. Het was echter mijn doel niet, om de voordracht »tot versterking" van de politie te bespreken. Wel om de aandacht te vesti gen op de voorgestelde belastingverhooging en zulks naar aanleiding van hetgeen daar omtrent in het afdeelingsverslag en in de memorie van beantwoording wordt gezegd en verzwegen. De voorgestelde verhooging van de Straat belasting heeft in de afdeelingen weinig bijval gevonden. In alle afdeelingen meent men dat de meerdere uitgaven, inzonderheid uit de Inkomstenbelasting moeten bestreden worden en dat deze, zoo noodig, tot dat doel zal moeten worden herzien. Men gevoelt dat het voor de laagst aangeslagen klassen bezwaarlijk zal zijn meer op te brengen. Eene betere verdeeling der lasten, meent men, zou ten deele gevonden kunnen wor den door in de hoogere klassen de marges mér geleidelijk te doen opklimmen. Zeer juist. Slechts ten deele zou daardoor eene betere verdeeling der lasten verkregen wor den. Van een geheel betere verdeeling kan alleen sprake zijn, wanneer men den belas tingvoet progressief maakt. Daarop antwoorden B. en W. dat men veilig kan aannemen, niet alleen dat het percentage der inkomsten-belasting ook bij aanneming van het voorstel van B. en W. omtrent de straatbelasting in 1889 het vroegere cijfer van 3 zal bereiken, hetzij met of zonder verhooging der opcenten op het personeel, maar ook dat de overweging, of uit de inkomsten-belasting en de verschillende andere in het Verslag der Afdeelingen ge noemde heffingen meer dan tot dusverre kan worden getrokken, niet achterwege zal kun nen blijven.'' Mag men nu hieruit afleiden dat B. en W. het gevoelen der Afdeelingen zijn toegedaan en zij eene »betere verdeeling der lasten" noodzakelijk achten ? In dat geval zullen de raadsleden vreemd (hebben opgezien, dat -B. en W., ter versterking der inkomsten, zich blijven vastklampen aan de verhooging der straatbelasting en beloven eerst het volgend jaar te zullen overwegen of uit de inkomstenMet snellen blik had de geneesheer haar toestand gemonsterd. «Waarom hebt u mij niet eerder laten roepen?" vroeg hij. »Ik hoopte dat het zoo ook wel zou overfaan", antwoordde zij, nog steeds naar adem ijgend. 't Lijkt er wat naar," bromde de dokter. »Maar wij zullen zien." Hij richtte een paar korte, afdoende vragen tot de lijdende, klopte haar herhaaldelijk op rug en borst en luisterde aandachtig. Toen het onderzoek 'syas afgeloopen, had zijn gelaat een eigenaardige uitdruk king aangenomen. Zij wierp hem een vorschenden blik toe; daarna zeide zij, droefgees tig lachend: »U vindt mij zieker dan u gedacht hadt, niet waar ?" »Ik vind u zeer ziek," zeide hij, zonder dat de uitdrukking van zijn gezicht veranderde. U moet onmiddelijk gaan liggen. Volstrekte rust hebt u in de eerste plaats dringend noodig." »Maar ik kan nu onmogelijk aan rust den ken," antwoordde zij levendig. »We zijn nu al in November. In veertien dagen op zijn allerlaatst, moeten deze teekeningen gereed zijn. Ziedaar!" zij nam een paar teekeningen van de tafel af en hield ze den dokter voor: In dezen krans van palmtakken, moet een nieuwjaarslied gedrukt worden. Dit kleine boerenhuisje hier en deze kerstboom, waar die kinderkopjes tusschen door gluren, zijn voor vignetten voor kerstvertellingen be stemd!" »U moogt er geen streep meer aan doen," zeide de dokter, terwijl hij de bladen ruw van zich af schoof. ?>Maar ze moeten toch vóór dien tijd klaar komen!" >Er zullen wel anderen te vinden zijn, om ze verder af' te maken." _ »En ik zou voor altijd het vertrouwen ver.iezeii der uitgevers, die mij geld laten verienen! Neen beste dokter! dat gaat niet. Rijke menschen mogen zich de weelde van ziek te zijn wel veroorloven; arme niet." belasting meer dan tot dusver kan worden getrokken. Waarom met die overwegingen niet dade lijk aangevangen ? De verhooging der straat belasting kon dan, zoo noodig, het volgende jaar in behandeling komen. Voor een zoo danige omkeering van werkzaamheden is zeer veel te zeggen nu het blijkt, dat B. en W. ter verdubbeling van de opbrengst der straat belasting eenvoudig eene verdubbeling van de heffing per strekkenden meter gevelbreedte op het oog hebben. De ongelijke druk, dien deze belasting nu reeds oefent, zou dan mede verdubbelen. Voorde aanzienlijkste woningen,waarvoor nu slechts + l /0 der huurwaarde aan straat geld moet worden opgebragt, zal men dan ± 2 /0 der huurwaarde moeten bijdra gen. Van de geringe woningen daarentegen, waarvan nu reeds + 2 /0 der huurwaarde aan straatgeld wordt geheven, zal men dan ± 4 /o moeten betalen. Ik kan mij niet voorstellen, dat de Raad zich voor zulk een regeling zal laten vinden. Toch is het bevreemdend, dat geen enkel raadslid al thans volgens het verslag in de afdeeling zijn stem heeft doen hooren tegen de erger lijke onbillijkheid, dat volgens de bestaande verordening van de geringe woningen een percentage der huurwaarde wordt geheven, dat dubbel zoo groot is, als dat van de huur waarde der aanzienlijke woningen. En B. en W. in de Memorie van Beant woording? Zij spreken geen woord over den ongelijken druk der straatbelasting. Wel wordt gezegd: »De meening van B. en W.omtrent het wettige en billijke der voorgedragen ver hooging is echter van verschillende zijden, zoo in als buiten den Raad, bestreden" ea volgt daarop eene weerlegging van hetgee» in en buiten den Raad tegen de wettigheid en billijkheid werd aangevoerd, maar B. en W. bepalen zich bij die weerlegging, voorzoover hetgeen buiten den Raad, over de onbillijk heid der heffing werd gezegd, tot de adressen, »door een tal van eigenaars van perceelen aan den Raad ingediend". Nu is naar ik meen in geen dier adressen geprotesteerd tegen den ongelijkmatigen druk der bestaande heffing en achtten B. en W. zich daardoor blijkbaar ontslagen van de taak om de vigeerende Verordening als billijk ook ten opzichte van den belastingdruk te verdedigen. Nu zij echter toch de buiten den Raad geopperde onbillijkheid der heffing trachtten te weerleggen, ware het m. i. niet te veel van B. en W. gevergd geweest, indien zij Zij had deze laatste woorden op schertsen den toon gezegd, hoewel haar oogen niets van hun angstig vorschende uitdrukking verloren hadden. »Er sterven ook arme menschen," zeide hij, haar blik ontwijkend. i.?" ga.' vroeg norsche Dus u gelooft dat ik sterven zij toonloos. »Heb ik dat gezegd ?" klonk zijn wedervraag. »Met de lippen niet, maar met uw oogen." Plotseling greep zij zijn handen en zeide smeekend: »Ach! zeg niet dat ik sterven moet. Ik mag niet om mijn kinderen. Zij zijn met hun vijven en hun vader is dood." »Bezit u geen vermogen?" vroeg de dokter, half van haar afgewend. «Niets." »Geen bloedverwanten, die in het uiterste geval uw kinderen tot zich zouden nemen ?" »Ik heb ze niet." »Geen vrienden ? kennissen ?" «Niemand. Zoolang ik leef en ademhaal, sta ik tusschen de kinderen en de ellende: als ik sterf.../' Gij moet u in acht nemen en vooral rust houden." 'Hoe kan ik dat!" riep zij met niet te be dwingen bitterheid. »Moet ik dan niet voor ons allen den kost verdienen ?" Maar het zal wel beter worden, dokter zeker! Een sterke wil vermag veel en ik wil leven. Niet zoo heel lang meer", vervolgde zij snel, »nog een paar jaren slechts, totdat mijn kinderen in staat zijn voor zich zelf te zorgen." «U hebt meer ondervinding dan ik, dokter n meer van de wereld gezien", ging zij na eenige oogenblikken van stilte voort. »Zeg mij, naar uw beste weten, wat er met mijn kinderen gebeuren zou, wanneer ik hen nu plotseling moest achterlaten?" De dokter wischte zich een paar malen met ijn linnen zakdoek het voorhoofd af, en vroeg toen: Hebt u het burgerrecht hier ?" *> Mijn man had het ja".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl