De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 23 oktober pagina 3

23 oktober 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 539 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. die inspanning, die geestdrift welwaard. Ondanks het onklare van de hoofdgedachte, ondanks het stuitende der betrekking van \Manfred en haar die hy heeft doen sterven, ondanks de dwaas heden van détail, die ook in de vertaling en samenpersing niet verdwenen mochten is de Manfred" van Schumann en Possart een diep roerend stuk. Al zou men alleen de tegenstelling van den geheimzinnigen idealist Count Manfred met den eenvoudigen, goedhartigen Alpenjager, die godsdienst en gezond verstand heeft, of de oproeping van Astarte door de stsni der onuitroeibaarsto liefde, genieten, dfta iMwlmen hier reeds twee tafereelen, die tot Két VOWtreflijkste behooren wat bij mogelijkheid ons door drama tische krachten gegeven kan worden. De heele figuur van Manfred, met zy'n schoone, bleeke fyzionomie, zijn fijnen baard, donker haar en oogen, zyn veredeld byroniaansch kostuum, ?was een. voortreflyke scheppiug. Ik zeg byroni aansch kostuum": ik bedoel niet de dracht van Lord Byron, maar de dracht, die op deprentjens uit zijn romantische tijd, aan zijn figuren ge woonlijk door de teekenaars gegeven werd. Die dracht, grootscher opgevat, was door Possart aanvaard. In een oordeelkundig artikel van een onzer dagbladen wordt van middeleeuwsch kostuum gesproken. Die uitdrukking getuigt weinig voor de diepte van den blik, door den schrijver in de vroegere beschavingstoestanden geworpen. Wellicht is het omvangrijk artikel Tooneelpraatje", in het Handelsblad van 10 Okt., van de zelfde hand. Er Is in dat artikel veel goeds, vele stellingen wor den er in verkondigd, die ik-zelf sints jaren voor sta; maar mij' deert de minachting, waarmee ge sproken wordt over eischen betrekkelijk juistheid «m toereeding der tooneelfiguren. Het pleit niet voor helderziendheid, dat men het opneemt voor Markiezen Louis XV met zwarte knevels. Die knevel is een negatie van het charakter van de Eeuw, en als men een Eeuw wil uitdrukken, moet men geen anachronismen begaan. Men beleedigt daarmee de schim van Talma, wiens sterfdag wij gisteren herdachten, en tot wiens grootste eer strekt, dat hij geen Romeinen als freluquets van Louis XV wilde uitgemonsterd zien. Het kostuum van Possart was, als men wil, een historiesch-literariesch fantaziepak; geen archeolo gische voorstelling van het tijdstip der gebeurte nissen. En Possart was volkomen in zijn recht; want Byrons Manfred" behoort zoo min aan een bepaald tijdvak als de charakterstukken van Shakespeare, De lubben stonden zeer goed bij het fluweelen wambuis, al heeft men ze daar nooit bjj gedragen (wél handboorden).. De barret vloekte niet tegen de laat-XVIe-eeuwsche laarzen. Met den donker blaauwen mantel werd heerlijk «n smaakvol geakteerd. Het liet niets te wenschen, en ik moet zeggen, dat de Heeren van Lier een kompliment verdienen, voor de voldoende" deko raties. De figuur van Manfred (en dat was de hoofdzaak) kwam fraai uit op die fonds. Bij de Heeren Saalborn en Ledcrer was ook de Bégiein goede handen. De 'talrijke personaadjes in Manfred" hebben, als boven reeds gezegd werd, weinig te doen. De Heeren Bergmann als Geimjager, Lederer als Abt von St. Maurice, Schönheff en Wagner, als Diener bei Manfred, Mej. von Aichsberg als Ko ningin der Alpen en vooral Mej. Bertens als Fhantom van Astarte, hebben zich behoorlijk gekweten. De uitvoering van het muzikale ge deelte is uitgesloten van de voorwerpen mijner beschouwing; maar bij de toejuiching der dienst vaardigheid van de dilettanten, welke de choren hebben gezongen, mag de vermelding der te vredenheid van deskundigen over de vervulling der solo-partijen door Mej. Christina Veltman en de Heeren Messchaert en Averkamp niet achter wege blijven. 20 Okt. '87. ALB. TH. De directie van Het Nederlandsen Tooneel" heeft ons op onze vraag naar de maatregel tegen het toelaten van dames zonder behoorlijk geleide, medegedeeld dat de sedert jaren bestaande en nu weder in herinnering gebrachte maatregel. omtrent het plaats nemen van dames zonder behoorlyk geleide op de eerste rangen, evenals vroeger allén van toepassing is op haar, die het publiek ongaarne als buren naast zich heeft. Voornamelijk in het belang van fatsoenlijke dames die allén een schouwburg zouden willen bezoe ken is de maatregel in herinnering gebracht. De directie waakt persoonlijk aan den ingang dat geen misverstand kan voorkomen. De directie is onlangs door eenige dames die naast een paar andere bezoeksters, volgens haar, van verdachte zeden, een plaats hadden gekregen, geïnterpelleerd, en verzocht geworden, maatrege len te nemen dat fatsoenlijke dames niet naast onfatsoenlijke behoefden te zitten. Nu de directie maatregelen neemt, klagen weer andere fatsoen lijke dames. 't Is moeilijk om iedereen tevreden te stellen! RED. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Mignon in den Parkschouwburg Fransche opera Fidelio en Lohengrin in het Paleis voor Volksvlijt. Het operagezelschap in den Parkschouwburg, onder directie van den heer de Groot, legt zoo veel ijver aan den dag en geeft bij elke nieuwe opera, in Nederlandsen gewaad voor het voetlicht gebracht, zooveel blijken van ernstige studie, dat het een aangename plicht mag heeten, daaraan welverdiende lof toe te kennen. Ons bleek bij ver nieuwing in den laatsten tijd, dat het den artisten met de beoefening hunner kunst ernst is en dat het oordeel te dezer plaatse over zang en spel uitgesproken, de beste onder hen mede opwekt om zich rekenschap te geven van de eischen hun ner rollen. Wien de taak is opgedragen na de een of andere opvoering zy'ne impressies mede te deelen, kan het wel eens betreuren, dat niet in bijzon derheden kan worden aangegeven in welk opzicht acteurs en zangers beneden den eisch bleven of waarin de oorzaken hunner zwakheid te vinden zijn. Waar blijken van verkeerde opvatting eener rol voorkomen, zal met een enkel woord worden aangeduid, waarin de fout schuilt. Het bekende A bon entendeur demi-mot suffit!" is ook voor hen. die zich op de dramatische kunst toe leggen, geschreven. Met de keuze van Mignon" is de directie ge lukkig geweest. In het algemeen ligt deze opera van Ambioise Thomas binnen de krachten van de artisten. Mej. Jahn heeft ons als Mignon beter voldaan dan vroeger in andere opera's 't geval was. Hare persoonlijkheid leent zich wel voor de titelrol. De zang wint aan natuurlijkheid, de ac centuatie wordt beter, terwijl ook enkele hebbe lijkheden, die verleden jaar de voordracht ont sierden, gaandeweg schijnen te verdwijnen. Over de wijze waarop Mignon heeft uit te drukken, dat zij zelve den aard van het gevoel ontdekt welks invloed ook Wilhelm Meister weldra zal ondergaan, dient mej. Jahn nog eens na te den ken. Gebaar en mimiek hebben meer te verber gen dan te openbaren. Bij deze Bohémienne" zal men kunnen opmerken dat zo van geboorte is en dat ze hare plaats in het paleis van Cypriani ook met de noodige waardigheid zal kunnen innemen. In het geheele spöl moet de geeischte distinctie niet ontbreken. Ietwat meer warmte by de voor dracht der romance. Connais-tu Ie pays" vooral in hot laatste gedeelte kan het succes van mej. Jahn verhoogen. En vooral geen te sleepend tempo! Mej. van Zandt beschikt over fraaie stemmiddelen, doch hare coloratuur is onvolkomen. De rol van Philine eischt meer keelvaardigheid dan deze artiste heeft verworven. De Heer Jahn-Defossez speelt en zingt voorzichtig, al te voorzich tig. Voor de zoogenaamde Couacs" is hij zeer bevreesd;" doch hij mist een goed deel van zijn succes door gebrek aan warmte. Met den Lothario van den Heer Albers zijn we ingenomen. In de eerste bedrijven verlangen we echter iets meer waardigheid, de Heer Villefrank van de Fransche Opera slaagt in dat opzicht beter. De zang enkele malen liet de zuiverheid te wens chen over wordt veel artistieker. De koren klinken zeet goed. Het orkest staat onder goede leiding en levert meer dan verwacht kan worden. * # * Do voorstellingen van het Fransche Opera gezelschap uit 's Hage zullen, te oordeelen naar de opkomst tot heden, in dit seizoen druk bezocht worden. De samenstelling van de zoogenaamde Grand Opéra" voldoet dan ook aan billijke wen-* schen. De heeren Lostellier eu Joussaume zijn oude bekenden en met het engagement van den heer Guillemot baryton heeft de ijverige directeur een goeden greep gedaan. Deze artist heeft veel ervaring verworven, beschikt over goede stemmiddelen, die intusschen in het lage register wat mat en kleurloos zijn, zingt met smaak on heeft eeue goede school doorloopen. De forte-chanteuse mevr. Lematte-Schweyer maakt door haar spel en voorkomen nog beteren indruk dan door haar zang. Zij schijnt de meening toegedaan, dat men bij de uitdrukking van don hartstocht slechts de stem behoeft uit te zetten en aan de tonen alle vastheid to ontnemen. Dit is echter eone dwaling. Geen componist wil zijn f. f. zoodanig uitgevoerd hebben dat de artist daarbij de heerschappij over zijne middelen verliest. En vibrato-zingen is wel moderne trant, doch 't is gebrek aan goeden smaak en aan methode ook, wanneer het althans niet uit zwakheid van hot orgaan voorkomt en dat wil geen chanteuso erkennen. Mmll. Clary heeft haar Joyeuse rentree gedaan. De habitués der Fransche Opera maken het haar gemakkelijk. Men juicht haar toe, wanneer ze op de planken verschijnt, haast zooals het bij Molière luidt, devant que les chandclles sont allumées". Nu, op den aangenamen indruk, dien ze door hare per soonlijkheid maakt, behoeven we niets af te din gen ; hare stem is van goed timbre en gewenscht volume, maar in de kunst van zingen is Mmll. Clary nog niet bijster ver gekomen. Doch men ziet dat alles over het hoofd ; de gelukkige stem ming in de schouwburgzaal blijve dan ongestoord! Wanneer wij onze meening over enkele onderdeelen van den zang des heeren Lestellier eens onbewimpeld neerschreven, zouden velen van hen die zich zelven en den zanger, door hun onbe scheiden handgeklap en onaesthetisch gerucht vermoeien, hunne verwondering te kennen geven. Welnu, wanneer wordt dezo fort-tenor het meest toegejuicht? Is het niet als hij vergeet of wil vergeten, wat zijne rol op een gegeven oogenblik van hem eischt V Als hij zich verlustigt in zang oefening en als Eléazar den ernst van zijn gebed ter zijde stolt of als Raoul in tegenwoordigheid der verzamelde ridders de tafel verlaat en zijne romance aan zijne bewonderaars in de zaal te gaan voorneuriën. Moest men hem niet veeleer applaus schenken in de oogenblikken dat hij met de zaal geen rekening houdt, naar dramatische waarheid streeft, den dialoog met duidelijkheid, waardigheid, en goede accentuatie spreekt of zingt en door goeden stijl en nobele voordracht recht op waardeering verkrijgt. De tijd, dat een ut de poitrine" den tenorzanger in staat stelt om de heltt der zaal in zielsverrukking te brengen, is waar lijk nog niet voorbij. Over de andere artisten kunnen we thans geene mededeelingen doen; sommige verschenen een enkelen avond voor het voetlicht en waren reeds verdwenen; de Haagsche kunstrechters hadden ze niet voldoende geacht en wij betreuren het heen gaan der afgewezenen in geenen deele; noch dat van Mlle. Passama, wier keelvaardigheid voor hare aanneming pleitte, doch dio in timbre en vo lume der stem en niet minder in haar spel te kort schoot; noch dat van den tenor-léger, die met een succes d'estime in de rol van Wilhelm Meister meer dan betaald was. Wij zouden, voor 't geval we voix au chapitre" hadden kunnen verwerven, misschien nog strenger gericht gehou den hebben. Dat wij het publiek opwekken om de voorstel lingen bij te wonen, spreekt van zelf. We doen het niet alleen, omdat het gezelschap uit 's-Hage zich werkelijk moeite geeft, maar ook omdat dan van de opvoering der nieuwe opéra's" die bij den aanvang van het seizoen met beminnelijke regelmaat worden aangekondigd werkelijk wat zal komen. En het répertoire kan de toevoeging van wat nieuwe opera's goed verdragen. Wy weten op dit oogenblik nog niet of Le Cid" van Massenet al in studie genomen is. Voor eenige dagen, zoo berichtte men, werd deze opera te Frankfort met veel succes voor het voetlicht gebracht. Waarom zou het gezelschap uit 's-Hage ons niet eens ko men begunstigen met deze opvoering? Het Hoogdnitsche gezelschap uit Rotterdam, stelde ons in de gelegenheid in het Paleis voor Volksvlijt de opvoering van Lohengrin en Fidelio bij te wonen. De- opera van Wagner kwam in geenen deele tot haar recht. De koren waren zoo slecht, dat het publiek het onomstootelijk bewijs van zijne goedhartigheid heeft gegeven, door de zangers op het tooneel te laten doorgaan. De forttenor ontbrak en werd door den heer Grüning vervangen, tot wiens emplooi nu eenmaal de rol van Lohengrin niet kan behooren. De artiste, die als Elsa optrad, verwierf slechts ?een matig succes en zal, we zijn er van over tuigd, zich niet spoedig in de groote zaal van het Paleis t'huis gevoelen. De rol van Ortrud kwam door de ongesteldheid van Frau Jaide in handen van mej. Sieglietz, die blijken van goeden wil gaf, doch onvoldoende stemmiddelen te harer be schikking heeft. D^ heer Behrens had zijne rol aan den heer Sieglietz overgelaten, die in het hooge register goed stemgeluid ontwikkelde, doch in den loop der voorstelling met matheid in de andere registers te kampen had. 't Orkest was verre van correct en de nieuwe directeur, de heer Frank, zal hebben te toonen, dat hij in staat is zijne muzikale troepen met gezag te leiden. Met de opvoering van Fidelio ging het beter. Fraulein Fischer bleek eene artiste te wezen, wier persoonlijkheid voor de rol van Marzelline uitnemend geschikt was en die alleen in haar spel nog wat heeft aan te leeren. De stemmidde len zijn voldoende; bet geluid is frisch; wordt de coloratuur wat meer geacheveerd en de stijl wat nobeler, dan kan deze nouvelle recrue" goede diensten bewijzen. Over den heer Kedman in de rol van den Mi nister betoeven wij niet te spreken. Hij ontleende zijn gezag hoofdzakelijk aan zijn costuum en aan den aard zijner gewichtige functie'n. De heer Von Bongard is, naar onze meening, wat de stem be treft, achteruitgegaan. In het hooge register kwam zelden voor dat de klank minder voldeed en vastheid bezat dan verleden jaar. Trouwens, zijne methode van zingen moet wel spoedig zijn orgaan ten gronde richten. Wij hebbon het voor langen tijd reeds gezegd. Met groot gezag, zij het ook niet met de door ons gewenschte innigheid vervulde Frau Miehlke de titelrol de Heer Grüning was een voldoende Florestan Hare fraaie stemmiddelen, haar rijp talent geven haar recht op veel waardoering. n wij sluiten ons dus gaarne aan bij de hulde, die ook haar bij haar eerste optreden in dit seizoen in de hoofdstad van alle zijden werd gebracht. Onze restricties laten wij ditmaal in de pon; ons overzicht kan wel eens eene aanmerking" missen. Zoo zegt men althans. H. C. P. D. MUZIKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 21 October 1887. Eene reprise van Fidelio strekte "blijkbaar hoofdzakelijk om ons kennis te doen maken mot de Marzeliine van Mej. Gontz ; dit tweede debuut heeft mij in mijne opinie versterkt dat het in het belang van Directie en publiek zal blijken, Mej. Fischer voor het soubrette-vak to engageeren, en naar ik vernoem heeft de Directie dit dan ook ingezien en Mej. Fischer gekozen. De overige bezetting was gelijk aan de vorige maal en kan dus buiten bespreking blijven. Verdi's Aïda verschafte Woensdagavond eeno welkome afwisseling in het répertoire; de verdee ling der rollen was (met uitzondering van den Koning, die ditmaal in handen van den heer Siegluz was en tegen het vorig seizoen met den heer Shukowsky verbetering aantoont ofschoon nog niet wat men zou mogen verlangen ) de zelfde als verleden jaar, zoodat ik volstaan kan met te constateeren, dat de heeren Grauing, v. Bongardt en Behrens, als Madames, Amonasro en Oberpriester recht verdienstelijk waren, Mevr. Mielko de titelpartij meesterlijk weergaf, koor en orkest nog een paar repetitiên niet geschaad zou den hebben en vooral bij het samenwerken met de faniaremuziek op het tooneel de stemming wel eens wat aan zuiverheid te wenschen overliet. In plaats van Mevr. Jaïde (wier nog altijd groote gaven overigens ook thans aan het licht kwamen) had ik ditmaal wel eens gaarne gezien, dat de Directie Mej. Frank als Amneris had laten optreden; de handeling zou er begrijpelijker door worden; en met alle waardeering van, in grooten eerbied voor de hooge plaats, die Mevr. Jaïde in de kunst inneemt (en naar ik hoop hier nog lang zal blijven innemen) moet het toch erkend worden dat er partijen zijn, die zij beter zou doen langzamerhand aan hare jongere kunst zusters over te laten. Ook ditmaal bleek, hoezeer wij met het decora tief vooruitgegaan zijn; de meeste tafereelen waren werkelijk schoon. Een woord van lof voor Mej. W<ass, die de onzichtbare priesteres zong, mag niet achterwege blijven; wat had er, bij mogelijkheid van studie, van deze stemmiddolen gemaakt kunnen worden ! V. NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED. Tegen Kerstmis komen twee compositiën van Nederlandschen oorsprong de aandacht vragen van het kunstlievend publiek. Het zijn een Kerst lied voor drie vrouwenstemmen en sopraan-solo, met begeleiding van orgel of piano, door Philip Loots (Amsterdam, Brix von Wahlberg) en een Kerstcantate voor tweestemmig kinderkoor, met pianobegeleiding, woorden van Jacoba Mossel, mu ziek van Catharina van Rennes (Utrecht, F. J. Deierkauf). Het Kerstlied van den heer Loots is eene com positie, die een rustigen, vredigen, blijmoedigen geest ademt, en die bij voldoende bezetting onge twijfeld een uitnemenden indruk zal maken. Het karakter der begeleiding wijst op het orgel, des noods op het harmonium; het klavier dient hier als een pis-aller te worden beschouwd. De com ponist heeft met betrekkelyk eenvoudige middelen, dus zonder effectbejag, eene schoone en aan de stemming van den tekst geheel beantwoordende uitkomst weten te verkrijgen. De soberheid der begeleiding getuigt van smaak en zelf beheersching, zeker niet van armoede aan muzikale gedachten, en is in een opus 4, dus by een waarschynlyk jong componist, dubbel te waardeeren. De uitgave (met Duitschen en Hollandschen tekst) is net ett goedkoop. Op bladzyde 4, derde systeem, laatste maat, zal in de tweede sopraan wel aïs-b (in acht sten) in plaats van de kwart ais moeten worden gelezen. Mejuffrouw Van Rennes is in den regel bijzon der gelukkig, wanneer zij voor kinderen schrijft. Haar opus 9 heeft ons bevestigd in de goede mee ning omtrent haar eigenaardig talent, dat den kinderlijken toon weet aan te slaan zonder mu zikaal onbeduidend te worden. De Kerstcantate, waarvoor mej. Mossel een passenden tekst leverde, is voor de zangstemmen gemakkelijk en in beschei den omvang geschreven; de muzikale specerijen zijn terecht voor de begeleiding bewaard geble ven. Slechts een enkele maal geeft de door de componiste met zekere voorliefde gebruikte over matige drieklank aanleiding tot het gebruik van wat lastiger intervallen in de zangpartij. Voor gewenschte afwisseling is gezorgd mogelijk al te goed, want zes nummers in de 17 bladzijden van het klavieruittreksel bewijzen, dat mej. Van Rennes het uitspinnen eener muzikale gedachte voor kinderen niet wenschelijk acht. Mogelijk heeft zij daarin gelijk, en is voor de lieve jeugd eene cantate, vue par Ie gros bout de la lorgnette, be geerlijker en ook geschikter dan göttliche Langen van velen onzer muziekkoryphaeé'n, die van hun tekst en van hun motief slechts uiterst noode afscheid nemen. Wij houden ons overtuigd, dat zij, die zich het werkje van mej. Van Rennes ten behoeve van Zon dagsscholen of van eigen huisélijken kring aanschaffen, over de kennismaking zeer voldaan zul len zijn. Van den heer Daniël de Lange is als opus 10 bij den uitgever Brix von Wahlberg een liederen bundel verschonen, dio een tiental nummers be vat. Vergissen wij ons niet, dan komen in deze verzameling verscheidene liederen voor, op welke de componist het Horatiaansche nonum prematur in annum heeft toegepast. Wij mogen hem erken telijk zijn, dat hij tot de uitgave dezer zoolang en portefeuille gebleven compositiën is overge gaan. De zanger vindt in den jongsten bundel van den heer De Lange eene dankbare taak, en vooral de gelegenheid om te toonen, dat hij in de geheimen eener goede voordracht is doorge drongen, en do pianist heeft voor zijn deel eene interessante begeleiding gekregen, waarin hij zijne muzikale eigenschappen naar hartelust kan ont wikkelen. Allen degelijken muziekliefhebbers zij dit nieu wen opus van den hooggeachten meester ten zeer ste aanbevolen. E. D. P. LORENZO DA PONTE, de librettist van Don Juan. Nu de honderdste verjaardag van Mozarts Don Juan door do geheele muzikale wereld gevierd zal worden, dient ook de aandacht gevestigd op den dichter, die hem het libretto voor Don Gfiovanni leverde, Lorenzo da Ponto. Wel is de rang, dien de dichter destijds in verhouding tot den componist innam, niet weinig veranderd, maar hem. geheel vergeten zou toch onbillijk zijn. De ver houding was in dien tijd zoo, dat Lorenzo kon verklaren, dat bij alleen uit dankbaarheid" zijn eerste operagcdicht aan den componist Salieri had toevertrouwd", om er do muziek bij te makon, en Guardasoni hem bijna nog meer dan Mozart met het succes van zijn Don Giocanni geluk wenschte. Dit is alles veranderd. En toch verdient Lorenzo da Ponte waardeering. Indien het toch al eenige componisten gehecht is, zich over de dwaasheid en dorheid van een operatekst heen te zetten, hoeveel meer zijn er, die door een werkelijk goeden, dramatischen tekst de dikwijls nog sluimerende krachten van hun eigen genie hebben voelen opwekken, los maken, ontgloeien, en in dit opzicht neemt Da Ponte een noogen rang in.Mozart erkende dit. Na het groote succes van zijn Entfüh/ung aw dem Serail heeft hij hij schreef het aan zijn vader op 4 Mei 1783 meer dan honderd boekjes" doorgelezen, en bijna niets gevonden wat hem, nog met veel veranderingen, bruikbaar scheen. Toen trof hij den albate da Ponte, dien hij er ook werkelijk om verzocht. Da Ponte was bezig aan een text voor Salieri, die hem nog wel een paar maanden in beslag zou nemen ; daarna zou Mozart aan de beurt komen. Mozart rekende echter nog niet vast op de belofte, en ging aan het spreken met Barresco, die hem den Idomeneo geleverd had, en hem nu L'Oca del Cairo zond. Maar de tekst was al te slecht; in. de helft van de eerste acte bleef Mozart steken, bij zulk een onzin en smakeloosheid kon hij geen muziek maken. Nog twee andere proeven mislukten, tot hij men kan zich voorstellen met welk een vreugde van Da Ponte den tekst voor Figaro's Hochzeit ontving. Hij ging terstond aan het werk en betuigde herhaaldelijk, ook toen later de Don Giovanni tot stand kwam, zijn erkentelijk heid voor den anregenden" tekst. Als Mozart eens librettisten als Scribe en Delavigne had gehad, aan wie toch zeker het speelsucces van Meyerbeer's opera's niet voor een klein gedeelte te danken is! Lorenzo da Ponte werd den 10 Maart 1749 te Ceneda, een bergstadje in het land van Veneti geboren. Zijn vader, die een leerlooierij had, maar met een talrijk gezin gezegend schijnt te zijn geweest, bekommerde zich weinig om den kleinen Lorenzo, die op vijf-jarigen leeftijd zy'n moeder verloor. Eerst toen Lorenzo, elf jaar was gaf men hem een onderwijzer; deze deed echter niets dan den knaap mishandelen, en men zond hem weg. Maar de vader bestemde den zoon tot geestelijke, en het verdroot Lorenzo, spottend de domme pater" genoemd te worden; hij besloot zelf te studeeren. Hy vond een deel gedichten van Metastasio, leerde daaruit wat er uit te leeren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl