Historisch Archief 1877-1940
No. 539
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
die inspanning, die geestdrift welwaard. Ondanks
het onklare van de hoofdgedachte, ondanks het
stuitende der betrekking van \Manfred en haar
die hy heeft doen sterven, ondanks de dwaas
heden van détail, die ook in de vertaling en
samenpersing niet verdwenen mochten is de
Manfred" van Schumann en Possart een diep
roerend stuk. Al zou men alleen de tegenstelling
van den geheimzinnigen idealist Count Manfred
met den eenvoudigen, goedhartigen Alpenjager,
die godsdienst en gezond verstand heeft, of de
oproeping van Astarte door de stsni der
onuitroeibaarsto liefde, genieten, dfta iMwlmen hier
reeds twee tafereelen, die tot Két VOWtreflijkste
behooren wat bij mogelijkheid ons door drama
tische krachten gegeven kan worden.
De heele figuur van Manfred, met zy'n schoone,
bleeke fyzionomie, zijn fijnen baard, donker haar
en oogen, zyn veredeld byroniaansch kostuum,
?was een. voortreflyke scheppiug. Ik zeg byroni
aansch kostuum": ik bedoel niet de dracht van
Lord Byron, maar de dracht, die op deprentjens
uit zijn romantische tijd, aan zijn figuren ge
woonlijk door de teekenaars gegeven werd. Die
dracht, grootscher opgevat, was door Possart
aanvaard. In een oordeelkundig artikel van een
onzer dagbladen wordt van middeleeuwsch kostuum
gesproken. Die uitdrukking getuigt weinig voor
de diepte van den blik, door den schrijver in de
vroegere beschavingstoestanden geworpen. Wellicht
is het omvangrijk artikel Tooneelpraatje", in het
Handelsblad van 10 Okt., van de zelfde hand. Er
Is in dat artikel veel goeds, vele stellingen wor
den er in verkondigd, die ik-zelf sints jaren voor
sta; maar mij' deert de minachting, waarmee ge
sproken wordt over eischen betrekkelijk juistheid
«m toereeding der tooneelfiguren. Het pleit niet
voor helderziendheid, dat men het opneemt voor
Markiezen Louis XV met zwarte knevels. Die
knevel is een negatie van het charakter van de
Eeuw, en als men een Eeuw wil uitdrukken, moet
men geen anachronismen begaan. Men beleedigt
daarmee de schim van Talma, wiens sterfdag
wij gisteren herdachten, en tot wiens grootste eer
strekt, dat hij geen Romeinen als freluquets van
Louis XV wilde uitgemonsterd zien.
Het kostuum van Possart was, als men wil, een
historiesch-literariesch fantaziepak; geen archeolo
gische voorstelling van het tijdstip der gebeurte
nissen. En Possart was volkomen in zijn recht;
want Byrons Manfred" behoort zoo min aan een
bepaald tijdvak als de charakterstukken van
Shakespeare, De lubben stonden zeer goed bij
het fluweelen wambuis, al heeft men ze daar nooit
bjj gedragen (wél handboorden).. De barret
vloekte niet tegen de laat-XVIe-eeuwsche laarzen.
Met den donker blaauwen mantel werd heerlijk «n
smaakvol geakteerd. Het liet niets te wenschen,
en ik moet zeggen, dat de Heeren van Lier een
kompliment verdienen, voor de voldoende" deko
raties. De figuur van Manfred (en dat was de
hoofdzaak) kwam fraai uit op die fonds. Bij de
Heeren Saalborn en Ledcrer was ook de Bégiein
goede handen.
De 'talrijke personaadjes in Manfred" hebben,
als boven reeds gezegd werd, weinig te doen.
De Heeren Bergmann als Geimjager, Lederer als
Abt von St. Maurice, Schönheff en Wagner, als
Diener bei Manfred, Mej. von Aichsberg als Ko
ningin der Alpen en vooral Mej. Bertens als
Fhantom van Astarte, hebben zich behoorlijk
gekweten. De uitvoering van het muzikale ge
deelte is uitgesloten van de voorwerpen mijner
beschouwing; maar bij de toejuiching der dienst
vaardigheid van de dilettanten, welke de choren
hebben gezongen, mag de vermelding der te
vredenheid van deskundigen over de vervulling
der solo-partijen door Mej. Christina Veltman en
de Heeren Messchaert en Averkamp niet achter
wege blijven.
20 Okt. '87. ALB. TH.
De directie van Het Nederlandsen Tooneel"
heeft ons op onze vraag naar de maatregel tegen
het toelaten van dames zonder behoorlijk geleide,
medegedeeld dat de sedert jaren bestaande en
nu weder in herinnering gebrachte maatregel.
omtrent het plaats nemen van dames zonder
behoorlyk geleide op de eerste rangen, evenals
vroeger allén van toepassing is op haar, die het
publiek ongaarne als buren naast zich heeft.
Voornamelijk in het belang van fatsoenlijke dames
die allén een schouwburg zouden willen bezoe
ken is de maatregel in herinnering gebracht. De
directie waakt persoonlijk aan den ingang dat
geen misverstand kan voorkomen.
De directie is onlangs door eenige dames die
naast een paar andere bezoeksters, volgens haar, van
verdachte zeden, een plaats hadden gekregen,
geïnterpelleerd, en verzocht geworden, maatrege
len te nemen dat fatsoenlijke dames niet naast
onfatsoenlijke behoefden te zitten. Nu de directie
maatregelen neemt, klagen weer andere fatsoen
lijke dames. 't Is moeilijk om iedereen tevreden
te stellen! RED.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Mignon in den Parkschouwburg Fransche
opera Fidelio en Lohengrin in het Paleis voor
Volksvlijt.
Het operagezelschap in den Parkschouwburg,
onder directie van den heer de Groot, legt zoo
veel ijver aan den dag en geeft bij elke nieuwe
opera, in Nederlandsen gewaad voor het voetlicht
gebracht, zooveel blijken van ernstige studie, dat
het een aangename plicht mag heeten, daaraan
welverdiende lof toe te kennen. Ons bleek bij ver
nieuwing in den laatsten tijd, dat het den
artisten met de beoefening hunner kunst ernst is en
dat het oordeel te dezer plaatse over zang en spel
uitgesproken, de beste onder hen mede opwekt
om zich rekenschap te geven van de eischen hun
ner rollen.
Wien de taak is opgedragen na de een of
andere opvoering zy'ne impressies mede te deelen,
kan het wel eens betreuren, dat niet in bijzon
derheden kan worden aangegeven in welk opzicht
acteurs en zangers beneden den eisch bleven of
waarin de oorzaken hunner zwakheid te vinden
zijn. Waar blijken van verkeerde opvatting eener
rol voorkomen, zal met een enkel woord worden
aangeduid, waarin de fout schuilt. Het bekende
A bon entendeur demi-mot suffit!" is ook
voor hen. die zich op de dramatische kunst toe
leggen, geschreven.
Met de keuze van Mignon" is de directie ge
lukkig geweest. In het algemeen ligt deze opera
van Ambioise Thomas binnen de krachten van
de artisten. Mej. Jahn heeft ons als Mignon beter
voldaan dan vroeger in andere opera's 't geval
was. Hare persoonlijkheid leent zich wel voor de
titelrol. De zang wint aan natuurlijkheid, de ac
centuatie wordt beter, terwijl ook enkele hebbe
lijkheden, die verleden jaar de voordracht ont
sierden, gaandeweg schijnen te verdwijnen. Over
de wijze waarop Mignon heeft uit te drukken,
dat zij zelve den aard van het gevoel ontdekt
welks invloed ook Wilhelm Meister weldra zal
ondergaan, dient mej. Jahn nog eens na te den
ken. Gebaar en mimiek hebben meer te verber
gen dan te openbaren. Bij deze Bohémienne" zal
men kunnen opmerken dat zo van geboorte is en
dat ze hare plaats in het paleis van Cypriani ook
met de noodige waardigheid zal kunnen innemen.
In het geheele spöl moet de geeischte distinctie
niet ontbreken. Ietwat meer warmte by de voor
dracht der romance. Connais-tu Ie pays" vooral
in hot laatste gedeelte kan het succes van mej.
Jahn verhoogen. En vooral geen te sleepend tempo!
Mej. van Zandt beschikt over fraaie
stemmiddelen, doch hare coloratuur is onvolkomen. De
rol van Philine eischt meer keelvaardigheid dan
deze artiste heeft verworven. De Heer
Jahn-Defossez speelt en zingt voorzichtig, al te voorzich
tig. Voor de zoogenaamde Couacs" is hij zeer
bevreesd;" doch hij mist een goed deel van zijn
succes door gebrek aan warmte. Met den Lothario
van den Heer Albers zijn we ingenomen. In de
eerste bedrijven verlangen we echter iets meer
waardigheid, de Heer Villefrank van de Fransche
Opera slaagt in dat opzicht beter. De zang
enkele malen liet de zuiverheid te wens chen
over wordt veel artistieker. De koren klinken
zeet goed. Het orkest staat onder goede leiding
en levert meer dan verwacht kan worden.
*
# *
Do voorstellingen van het Fransche Opera
gezelschap uit 's Hage zullen, te oordeelen naar
de opkomst tot heden, in dit seizoen druk bezocht
worden. De samenstelling van de zoogenaamde
Grand Opéra" voldoet dan ook aan billijke wen-*
schen. De heeren Lostellier eu Joussaume zijn oude
bekenden en met het engagement van den heer
Guillemot baryton heeft de ijverige directeur
een goeden greep gedaan. Deze artist heeft veel
ervaring verworven, beschikt over goede
stemmiddelen, die intusschen in het lage register wat
mat en kleurloos zijn, zingt met smaak on heeft
eeue goede school doorloopen. De forte-chanteuse
mevr. Lematte-Schweyer maakt door haar spel
en voorkomen nog beteren indruk dan door haar
zang. Zij schijnt de meening toegedaan, dat men
bij de uitdrukking van don hartstocht slechts de
stem behoeft uit te zetten en aan de tonen alle
vastheid to ontnemen. Dit is echter eone dwaling.
Geen componist wil zijn f. f. zoodanig uitgevoerd
hebben dat de artist daarbij de heerschappij over
zijne middelen verliest. En vibrato-zingen is wel
moderne trant, doch 't is gebrek aan goeden
smaak en aan methode ook, wanneer het althans
niet uit zwakheid van hot orgaan voorkomt en
dat wil geen chanteuso erkennen. Mmll. Clary
heeft haar Joyeuse rentree gedaan. De habitués der
Fransche Opera maken het haar gemakkelijk.
Men juicht haar toe, wanneer ze op de planken
verschijnt, haast zooals het bij Molière luidt,
devant que les chandclles sont allumées". Nu, op
den aangenamen indruk, dien ze door hare per
soonlijkheid maakt, behoeven we niets af te din
gen ; hare stem is van goed timbre en gewenscht
volume, maar in de kunst van zingen is Mmll.
Clary nog niet bijster ver gekomen. Doch men
ziet dat alles over het hoofd ; de gelukkige stem
ming in de schouwburgzaal blijve dan ongestoord!
Wanneer wij onze meening over enkele
onderdeelen van den zang des heeren Lestellier eens
onbewimpeld neerschreven, zouden velen van hen
die zich zelven en den zanger, door hun onbe
scheiden handgeklap en onaesthetisch gerucht
vermoeien, hunne verwondering te kennen geven.
Welnu, wanneer wordt dezo fort-tenor het meest
toegejuicht? Is het niet als hij vergeet of wil
vergeten, wat zijne rol op een gegeven oogenblik
van hem eischt V Als hij zich verlustigt in zang
oefening en als Eléazar den ernst van zijn gebed
ter zijde stolt of als Raoul in tegenwoordigheid
der verzamelde ridders de tafel verlaat en zijne
romance aan zijne bewonderaars in de zaal te
gaan voorneuriën. Moest men hem niet veeleer
applaus schenken in de oogenblikken dat hij met
de zaal geen rekening houdt, naar dramatische
waarheid streeft, den dialoog met duidelijkheid,
waardigheid, en goede accentuatie spreekt of zingt
en door goeden stijl en nobele voordracht recht op
waardeering verkrijgt. De tijd, dat een ut de
poitrine" den tenorzanger in staat stelt om de heltt
der zaal in zielsverrukking te brengen, is waar
lijk nog niet voorbij.
Over de andere artisten kunnen we thans geene
mededeelingen doen; sommige verschenen een
enkelen avond voor het voetlicht en waren reeds
verdwenen; de Haagsche kunstrechters hadden ze
niet voldoende geacht en wij betreuren het heen
gaan der afgewezenen in geenen deele; noch dat
van Mlle. Passama, wier keelvaardigheid voor hare
aanneming pleitte, doch dio in timbre en vo
lume der stem en niet minder in haar spel te
kort schoot; noch dat van den tenor-léger, die
met een succes d'estime in de rol van Wilhelm
Meister meer dan betaald was. Wij zouden, voor
't geval we voix au chapitre" hadden kunnen
verwerven, misschien nog strenger gericht gehou
den hebben.
Dat wij het publiek opwekken om de voorstel
lingen bij te wonen, spreekt van zelf. We doen
het niet alleen, omdat het gezelschap uit 's-Hage
zich werkelijk moeite geeft, maar ook omdat dan
van de opvoering der nieuwe opéra's" die bij
den aanvang van het seizoen met beminnelijke
regelmaat worden aangekondigd werkelijk wat zal
komen. En het répertoire kan de toevoeging van
wat nieuwe opera's goed verdragen. Wy weten op
dit oogenblik nog niet of Le Cid" van Massenet
al in studie genomen is. Voor eenige dagen, zoo
berichtte men, werd deze opera te Frankfort met
veel succes voor het voetlicht gebracht. Waarom
zou het gezelschap uit 's-Hage ons niet eens ko
men begunstigen met deze opvoering?
Het Hoogdnitsche gezelschap uit Rotterdam,
stelde ons in de gelegenheid in het Paleis voor
Volksvlijt de opvoering van Lohengrin en Fidelio
bij te wonen. De- opera van Wagner kwam in
geenen deele tot haar recht. De koren waren
zoo slecht, dat het publiek het onomstootelijk
bewijs van zijne goedhartigheid heeft gegeven,
door de zangers op het tooneel te laten doorgaan.
De forttenor ontbrak en werd door den heer
Grüning vervangen, tot wiens emplooi nu eenmaal
de rol van Lohengrin niet kan behooren.
De artiste, die als Elsa optrad, verwierf slechts
?een matig succes en zal, we zijn er van over
tuigd, zich niet spoedig in de groote zaal van het
Paleis t'huis gevoelen. De rol van Ortrud kwam
door de ongesteldheid van Frau Jaide in handen
van mej. Sieglietz, die blijken van goeden wil
gaf, doch onvoldoende stemmiddelen te harer be
schikking heeft. D^ heer Behrens had zijne rol
aan den heer Sieglietz overgelaten, die in het
hooge register goed stemgeluid ontwikkelde, doch
in den loop der voorstelling met matheid in de
andere registers te kampen had. 't Orkest was
verre van correct en de nieuwe directeur, de heer
Frank, zal hebben te toonen, dat hij in staat is
zijne muzikale troepen met gezag te leiden.
Met de opvoering van Fidelio ging het beter.
Fraulein Fischer bleek eene artiste te wezen,
wier persoonlijkheid voor de rol van Marzelline
uitnemend geschikt was en die alleen in haar
spel nog wat heeft aan te leeren. De stemmidde
len zijn voldoende; bet geluid is frisch; wordt de
coloratuur wat meer geacheveerd en de stijl wat
nobeler, dan kan deze nouvelle recrue" goede
diensten bewijzen.
Over den heer Kedman in de rol van den Mi
nister betoeven wij niet te spreken. Hij ontleende
zijn gezag hoofdzakelijk aan zijn costuum en aan
den aard zijner gewichtige functie'n. De heer Von
Bongard is, naar onze meening, wat de stem be
treft, achteruitgegaan. In het hooge register kwam
zelden voor dat de klank minder voldeed en
vastheid bezat dan verleden jaar. Trouwens, zijne
methode van zingen moet wel spoedig zijn orgaan
ten gronde richten. Wij hebbon het voor langen
tijd reeds gezegd.
Met groot gezag, zij het ook niet met de door
ons gewenschte innigheid vervulde Frau Miehlke
de titelrol de Heer Grüning was een voldoende
Florestan Hare fraaie stemmiddelen, haar rijp
talent geven haar recht op veel waardoering. n
wij sluiten ons dus gaarne aan bij de hulde, die
ook haar bij haar eerste optreden in dit seizoen
in de hoofdstad van alle zijden werd gebracht.
Onze restricties laten wij ditmaal in de pon; ons
overzicht kan wel eens eene aanmerking" missen.
Zoo zegt men althans.
H. C. P. D.
MUZIKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 21 October 1887.
Eene reprise van Fidelio strekte "blijkbaar
hoofdzakelijk om ons kennis te doen maken mot
de Marzeliine van Mej. Gontz ; dit tweede debuut
heeft mij in mijne opinie versterkt dat het in
het belang van Directie en publiek zal blijken,
Mej. Fischer voor het soubrette-vak to
engageeren, en naar ik vernoem heeft de Directie dit
dan ook ingezien en Mej. Fischer gekozen. De
overige bezetting was gelijk aan de vorige maal
en kan dus buiten bespreking blijven.
Verdi's Aïda verschafte Woensdagavond eeno
welkome afwisseling in het répertoire; de verdee
ling der rollen was (met uitzondering van den
Koning, die ditmaal in handen van den heer
Siegluz was en tegen het vorig seizoen met den
heer Shukowsky verbetering aantoont ofschoon
nog niet wat men zou mogen verlangen ) de
zelfde als verleden jaar, zoodat ik volstaan kan
met te constateeren, dat de heeren Grauing, v.
Bongardt en Behrens, als Madames, Amonasro en
Oberpriester recht verdienstelijk waren, Mevr.
Mielko de titelpartij meesterlijk weergaf, koor en
orkest nog een paar repetitiên niet geschaad zou
den hebben en vooral bij het samenwerken met
de faniaremuziek op het tooneel de stemming
wel eens wat aan zuiverheid te wenschen overliet.
In plaats van Mevr. Jaïde (wier nog altijd
groote gaven overigens ook thans aan het licht
kwamen) had ik ditmaal wel eens gaarne gezien,
dat de Directie Mej. Frank als Amneris had
laten optreden; de handeling zou er begrijpelijker
door worden; en met alle waardeering van, in
grooten eerbied voor de hooge plaats, die Mevr.
Jaïde in de kunst inneemt (en naar ik hoop hier
nog lang zal blijven innemen) moet het toch
erkend worden dat er partijen zijn, die zij beter
zou doen langzamerhand aan hare jongere kunst
zusters over te laten.
Ook ditmaal bleek, hoezeer wij met het decora
tief vooruitgegaan zijn; de meeste tafereelen
waren werkelijk schoon. Een woord van lof voor
Mej. W<ass, die de onzichtbare priesteres zong,
mag niet achterwege blijven; wat had er, bij
mogelijkheid van studie, van deze stemmiddolen
gemaakt kunnen worden ! V.
NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED.
Tegen Kerstmis komen twee compositiën van
Nederlandschen oorsprong de aandacht vragen
van het kunstlievend publiek. Het zijn een Kerst
lied voor drie vrouwenstemmen en sopraan-solo,
met begeleiding van orgel of piano, door Philip
Loots (Amsterdam, Brix von Wahlberg) en een
Kerstcantate voor tweestemmig kinderkoor, met
pianobegeleiding, woorden van Jacoba Mossel, mu
ziek van Catharina van Rennes (Utrecht, F. J.
Deierkauf).
Het Kerstlied van den heer Loots is eene com
positie, die een rustigen, vredigen, blijmoedigen
geest ademt, en die bij voldoende bezetting onge
twijfeld een uitnemenden indruk zal maken. Het
karakter der begeleiding wijst op het orgel, des
noods op het harmonium; het klavier dient hier
als een pis-aller te worden beschouwd. De com
ponist heeft met betrekkelyk eenvoudige middelen,
dus zonder effectbejag, eene schoone en aan de
stemming van den tekst geheel beantwoordende
uitkomst weten te verkrijgen. De soberheid der
begeleiding getuigt van smaak en zelf beheersching,
zeker niet van armoede aan muzikale gedachten,
en is in een opus 4, dus by een waarschynlyk
jong componist, dubbel te waardeeren. De uitgave
(met Duitschen en Hollandschen tekst) is net ett
goedkoop. Op bladzyde 4, derde systeem, laatste
maat, zal in de tweede sopraan wel aïs-b (in acht
sten) in plaats van de kwart ais moeten worden
gelezen.
Mejuffrouw Van Rennes is in den regel bijzon
der gelukkig, wanneer zij voor kinderen schrijft.
Haar opus 9 heeft ons bevestigd in de goede mee
ning omtrent haar eigenaardig talent, dat den
kinderlijken toon weet aan te slaan zonder mu
zikaal onbeduidend te worden. De Kerstcantate,
waarvoor mej. Mossel een passenden tekst leverde,
is voor de zangstemmen gemakkelijk en in beschei
den omvang geschreven; de muzikale specerijen
zijn terecht voor de begeleiding bewaard geble
ven. Slechts een enkele maal geeft de door de
componiste met zekere voorliefde gebruikte over
matige drieklank aanleiding tot het gebruik van
wat lastiger intervallen in de zangpartij. Voor
gewenschte afwisseling is gezorgd mogelijk al
te goed, want zes nummers in de 17 bladzijden
van het klavieruittreksel bewijzen, dat mej. Van
Rennes het uitspinnen eener muzikale gedachte
voor kinderen niet wenschelijk acht. Mogelijk heeft
zij daarin gelijk, en is voor de lieve jeugd eene
cantate, vue par Ie gros bout de la lorgnette, be
geerlijker en ook geschikter dan göttliche Langen
van velen onzer muziekkoryphaeé'n, die van hun
tekst en van hun motief slechts uiterst noode
afscheid nemen.
Wij houden ons overtuigd, dat zij, die zich het
werkje van mej. Van Rennes ten behoeve van Zon
dagsscholen of van eigen huisélijken kring
aanschaffen, over de kennismaking zeer voldaan zul
len zijn.
Van den heer Daniël de Lange is als opus 10
bij den uitgever Brix von Wahlberg een liederen
bundel verschonen, dio een tiental nummers be
vat. Vergissen wij ons niet, dan komen in deze
verzameling verscheidene liederen voor, op welke
de componist het Horatiaansche nonum prematur
in annum heeft toegepast. Wij mogen hem erken
telijk zijn, dat hij tot de uitgave dezer zoolang
en portefeuille gebleven compositiën is overge
gaan. De zanger vindt in den jongsten bundel
van den heer De Lange eene dankbare taak, en
vooral de gelegenheid om te toonen, dat hij in
de geheimen eener goede voordracht is doorge
drongen, en do pianist heeft voor zijn deel eene
interessante begeleiding gekregen, waarin hij zijne
muzikale eigenschappen naar hartelust kan ont
wikkelen.
Allen degelijken muziekliefhebbers zij dit nieu
wen opus van den hooggeachten meester ten zeer
ste aanbevolen.
E. D. P.
LORENZO DA PONTE,
de librettist van Don Juan.
Nu de honderdste verjaardag van Mozarts Don
Juan door do geheele muzikale wereld gevierd
zal worden, dient ook de aandacht gevestigd op
den dichter, die hem het libretto voor Don
Gfiovanni leverde, Lorenzo da Ponto. Wel is de rang,
dien de dichter destijds in verhouding tot den
componist innam, niet weinig veranderd, maar hem.
geheel vergeten zou toch onbillijk zijn. De ver
houding was in dien tijd zoo, dat Lorenzo kon
verklaren, dat bij alleen uit dankbaarheid" zijn
eerste operagcdicht aan den componist Salieri
had toevertrouwd", om er do muziek bij te
makon, en Guardasoni hem bijna nog meer dan
Mozart met het succes van zijn Don Giocanni geluk
wenschte. Dit is alles veranderd. En toch verdient
Lorenzo da Ponte waardeering. Indien het toch
al eenige componisten gehecht is, zich over de
dwaasheid en dorheid van een operatekst heen
te zetten, hoeveel meer zijn er, die door een
werkelijk goeden, dramatischen tekst de dikwijls nog
sluimerende krachten van hun eigen genie hebben
voelen opwekken, los maken, ontgloeien, en in
dit opzicht neemt Da Ponte een noogen rang
in.Mozart erkende dit.
Na het groote succes van zijn Entfüh/ung aw
dem Serail heeft hij hij schreef het aan zijn
vader op 4 Mei 1783 meer dan honderd
boekjes" doorgelezen, en bijna niets gevonden
wat hem, nog met veel veranderingen, bruikbaar
scheen. Toen trof hij den albate da Ponte, dien
hij er ook werkelijk om verzocht. Da Ponte was
bezig aan een text voor Salieri, die hem nog wel
een paar maanden in beslag zou nemen ; daarna
zou Mozart aan de beurt komen. Mozart rekende
echter nog niet vast op de belofte, en ging aan
het spreken met Barresco, die hem den Idomeneo
geleverd had, en hem nu L'Oca del Cairo zond.
Maar de tekst was al te slecht; in. de helft van
de eerste acte bleef Mozart steken, bij zulk een
onzin en smakeloosheid kon hij geen muziek
maken. Nog twee andere proeven mislukten, tot
hij men kan zich voorstellen met welk een
vreugde van Da Ponte den tekst voor Figaro's
Hochzeit ontving. Hij ging terstond aan het
werk en betuigde herhaaldelijk, ook toen later de
Don Giovanni tot stand kwam, zijn erkentelijk
heid voor den anregenden" tekst. Als Mozart
eens librettisten als Scribe en Delavigne had gehad,
aan wie toch zeker het speelsucces van Meyerbeer's
opera's niet voor een klein gedeelte te danken is!
Lorenzo da Ponte werd den 10 Maart 1749 te
Ceneda, een bergstadje in het land van Veneti
geboren. Zijn vader, die een leerlooierij had,
maar met een talrijk gezin gezegend schijnt
te zijn geweest, bekommerde zich weinig om den
kleinen Lorenzo, die op vijf-jarigen leeftijd zy'n
moeder verloor. Eerst toen Lorenzo, elf jaar was
gaf men hem een onderwijzer; deze deed echter
niets dan den knaap mishandelen, en men zond
hem weg. Maar de vader bestemde den zoon tot
geestelijke, en het verdroot Lorenzo, spottend de
domme pater" genoemd te worden; hij besloot
zelf te studeeren. Hy vond een deel gedichten
van Metastasio, leerde daaruit wat er uit te leeren