Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD
NEDERLAND.
Ieder nomxner bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt venekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Ij. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag SOOctober.
Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.1&.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . O.lft
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . , . 0.201
Reclames per regel 0.40t
I K H O V D:
HET JACHTRECHT VAN DE HEERLIJK
HEID HET LOO, dóór J. M. Smit. FEUILLE
TON: Alle vijf! a VAN ÓVER DE GREN
ZEN, door E. IX Pijzel. _ KUNST EN LET
TEREN: Het tooneel te Amsterdam, door Alb.
Th. Het oudste Faust-drama, I, van Dr.
Faustus, vertaald door Dr. R. S. Tjaden Modderman.
Die Philosophin. Muziekaal Overzicht, door
Joh. C. V. De schilderij-tentoonstelling in
Arti & Amicitiae, I, door Alb. Th. Het inter
nationaal Letterkundig Congres te Madrid, door
Dr. Jan ten Brink. Mrs. G. L. Craick.
VARIA. - SCHAAKSPEL. Een nieuw artikel
in het Wetboek van Strafrecht, door Joh. C. V.
Reisbrieven, IV. Voor dames, V, door E-e.
RECLAMES. ALLERLEI. BEURS
OVERZICHT. ADVERTENTIËN.
Het jachtrecht
van de heerlijkheid Het Loo.
Zooals bekend is. was de jacht eeuwenlang
een bij uitstek adellijk vermaak, d. w. z. de
adel behield zich het recht voor, op allerlei
wild te mogen jagen. Wel maakte de
Franeche omwenteling daaraan een einde, maar
na de restauratie kwam de adel weer voor
den dag met zijne verschillende voorrechten,
en zoo ontstond in ons land o. a. de jacht
wet, waarbij met behoud van vele vroegere
heerlijke rechten eenige concessiën aan de
nieuwere denkbeelden gedaan werden.
We zouden nu aan de eigenaars dier
heerlijke rechten het genot om nu en dan
een hinde of een bok te schieten niet mis
gunnen, ware het niet dat die rechten in
vele gevallen de oorzaak van allerlei treu
rige maatschappelijke toestanden zijn. Of is
het geen feit, dat onder de tegenwoordige
jachtwet het jachtvermaak gekocht wordt
ten loste van de welvaart van boeren en
arbeiders? J5e eigenaars van jachtterreinen
toch zffa niet verplicht .hanrie gronden te
omheinen, zoodat het wild voornamelijk ten
laste van den kleinen man léft; m. a. w.
wij zien in de jachtrechten niets anders dan
een van de vele wijzen, waarop enkelen zich
verrijken teft koste van bet algemeen.
Dat zulks wwfceifk het geval isblijkenit
de volgende Bchetfl van het jachtrecht in
Apeldoorn,
De tettfr «al zeker weten dat de heerlijk
heid Het Loo zich in het hartjeder Veluweover
duiwÉden bunders uitstrekt. De eeuwenoude
Soerensche en Wieaselsche bosschen,. waar tal
rijke herten verblijf houden, de uitgestrekte
Feuilleton.
2)
Alle Vijf!
Daar de jongen geen geluid gaf, maar
hijgend en. kuchend voor hem bleef staan,
draaide dokter Bovenkamp, zonder een woord'
te spreken, eenvoudig zijn gezicht naar de
lamp toe.
»Wat I ben jij 't ?" vroeg hij plotseling
bedarend, toen hij den knaap herkende, die
hem dienzelfden morgen met den appel was
nageloopen. »Er is toch niets t'huis gebeurd?"
'Moeder!" was alles wat de jongen kon
uitbrengen. De dokter vroeg niet verder. De
ontstelde blikken van den knaap hadden
meer gezegd dan woorden konden doen.
>Hm! dat is gauw gegaan!" mompelde hij.
»Nu,_ wacht maar .even, ventje; ik «a direct
met je mee. Stijn! mijn jas en mijn laarzen."
Zuchtend kroop de dokter weer in het pas
, afgelegd, vochtig omhulsel van zijn
uiterlijken mensch en vijf minuten later, zonder dat
hij zich den tijd had gegund om zijn vrouw
goedendag te zeggen, of een blik op het ge
reedstaand middagmaal te werpen, draafde
hij door weer en wind, met den Knaap stevig
aan de hand, naar de kleine woning in de
voorstad.
Ditmaal stond er geen appelenpiepend
kindertroepje om het fornuis geschaard; welwas
een goedhartige buurvrouw er bezig met water
en doeken te warmen voor compressen en
omslagen.
Met een paar woorden liet de dokter zich
op de hoogte stellen; daarna trad hij de ka
mer binnen. Voor het bed der moeder
stonxlen de twee grootere kinderen, bitter bedroefd
te schreien. Luid snikkend voegde de jongen,
die hem gehaald had, zich bij hen, terwijl de
twee jongsten, van geen onheil zich bewust,
rustig m hun bedje lagen te slapen. Een
heiden, waar hazen en konijnen bij menigte
voorkomen, vormen met de vele bebouwde
streken van Apeldoorn, Soeren, Wiesel enz.
eene uitgebreide streek waarvan de koning
»heer" is. De,heerlijke rechten bepalen zich
in den tegen woord igen tijd hoofdzakelijk tot
het recht van jagen en visschen; en hoe
onschuldig dat recht er oppervlakkig moge
uitzien, bij nadere beschouwing zal blijken
dat dit jachtrecht de bron van veel
ellende is. Vooraf merken we op, dat dit
recht in de praktijk uitgestrekt wordt tot
over de tuinen en kampen in de dorpen der
heerlijkheid gelegen.
In vroegere dagen ging de Koning nog al
dikwijls op de jacht, maar in den Kaatsten
tijd maakt hij, tengevolge van het klimmen
der jaren/ weinig of geen gebruik van zijn
recht. Wel laat hij nu en dan eena jagen,
vooral als er vreemde prinsen ten zijnent
komen, maar daar hij »erg zuinig op de har
ten'1 is, zou het grof wild verbazend sterk
toenemen, ware het niet dat er trots alle
waakzaamheid gestroopt werd. Ten einde
nu den wildstand te vermeerderen liet de
Koning voor een paar jaar eenige wagons
tamme herten(uit hertenkampen en dergelijken)
komen, en werden die in de bosschen losgelaten.
Daardoor werd de ellende nog grooter; want
terwijl de oude bewoners der bosschen nog
een beetje schuw waren, was dit niet de pas
aangekomenen geenszins het geval. De laatste
waren zoo tam als huisdieren en lieten zich
zelfs met geen stok verdrijven.
Zoo ontmoetten op een zomeravond een paar
jongelui een hert op den Amersfoortschen
straatweg vlak bij de Loolaan. Ze riepen
het dier, en gevolgd door 'sKoninga wild
kwamen zij in het dorp, waar het dier op
stal werd gezet, en de jagermeester gewaar
schuwd. Een ander maal werd een Tiert in
een tuin te Apeldoorn gevonden en hield
daar eenigen tijd verblijf. Een ander hert
kwam in Soeren een stal binnen en
deed zich daar duchtig te goed aan worte
len: de eigenaar trachtte het dier te verja
gen (doodslaan durfde hij niet) maar dat hiel]
niet. Gelukkig werd hij van zijn plaag ver
lost door een paar medelijdende lui, die h
dier op een goeden nacht weghaalden en...
verkochten.
Uit die feiten kan men gemakkelijk op
maken hoe tam een deel van de herten hier
is. Een gevolg daarvan is, dat de dieren zich
zelfs op klaarlichten dag op de akkers en in
de moestuinen wagen, en kalmpjes alles op
vreten wat van hun gading is. Zij doen dit
enkele blik op de zieke, die doodelijk zwak
met gesloten oogen, roerloos op hare legerstede
lag, overtuigde den geneesheer, dat zijn kunsi
hier weinig meer baten kon. Haastig schree:
hij eenige middelen voor, en zond de buur
vrouw met het recept naar de apotheek.
Plotseling sloeg de zieke de oogen op. Vra
gend en verward dwaalden haar oogen rond,
totdat haar blik op het over haar
heengebogen gelaat van den dokter viel. Tegel\jkertijd
drong ook het snikken der kinderen tot haar
door. Een uitdrukking van pijnlijken angst
vloog over hare trekken. »Ik kan niet sterven!
O God, mijn kinderen!" fluisterde zij.
Sprakeloos, doch met deelnemende zorg,
beproefde de dokter haar alle mogelijke ver
lichting te verschaffen. Maar onophoudelijk,
terwijl hij haar hoofd hooger op het kussen
legde, hare droge lippen nat maakte, of het
klamme zweet van paar voorhoofd wischte,
klonk het op eentoonigen, hartverscheurenden
toon: »Ik kan niet sterven! Mijn kinderen!"
Angstig keek de dokter naar de deur, of
de buurvrouw nog niet terug kwam, toen
hij plotseling eene verandering in het gelaat
der stervende bespeurde. Een blauwachtige
schaduw had er op gelegerd de trekken
ontspanden zich haar oogen werden ver
duisterd.
De dokter wist dat het einde was gekomen.
De dood had zijn hand naar haar uitgestrekt,
maar het scheen alsof hij geen plan had, zich
van zijn slachtoffer meester te maken, zoolang
het hem niet gewillig volgen wilde. Minuut
op minuut verstreek en het angstige: »Ik kan
niet sterven!" wilde nog steeds niet tot rust
komen.
Het zweet brak den dokter aan alle kanten
uit. Hij had aan menig sterfbed gezeten,
menig zwaar afscheid ran deze wereld bij
gewoond, maar dit overtrof alles wat hij tot
heden had aanschouwd. Hij zag naar de arme
vrouw, wier angst over hare lievelingen
den doodstrijd verlengde en.niet eindigen liet';
hij wierp een blik op de kinderen, die zich in
den overmaat van hun smart op het bed had
met een gerust geweten, daar ze er zeker
van zijn, dat de eigenaars hen hoogstens
durven verjagen. Bovendien worden zij nog
in iet bijzonder beschermd door z. g. schut
ten (jachtopzieners van den Koning en te
vens onbezoldigde rijksveldwachters) die voor
Jiet welzijn der .herten een wakend oog in
het rond laten gaan.
"t)p last van den Koning zijn er in de
laatste jaren op verschillende plaatsen,
meestal dicht bij bewoonde punten, wonin
gen voor die schutten gebouwd. Een gevolg
daarvan is, dat de boeren nog grooter last
van het wild hebben; want terwijl zij vroeger
nu en dan 's nachts opruiming onder het
wild konden houden, durven zij zulks nu
niet meer te doen; terwijl de herten onder
de bescherming dier woningen, zich thans
veilig weten en zich dus in grooter getal dan
vroeger naar die buurten begeven.
Nu meene men niet, dat de schade door
het wild aangericht zoo gering is, integen
deel. Over hooge heiningen en heggen sprin
gen de herten heen, en vreten de boekweit
en de rogge af, en vertrappen het overige;
zij halen de appelen van de boomen, ja de
aardappelen uit den grond. Zoo vertelde mij
nog dezer dagen een boer dat de herten bij
hem den nacht te voren meer dan een mud
aaidappelen uit den grond gehaald hadden
en opgevreten! Dat zij de groenten niet ver
smaden laat zich begrijpen, maar de hoofd
schotel blijft de rogge, vooral in den winter,
wanneer de sneeuw het zoeken van voedsel
in de bosschen bemoeielijkt. Dan kan men
's avonds heele kudden aantreffen, die zich
aan het malsche groen te goed doen, even
als aan de boerenkool, die ze in een
oogenblik verschalken.
De schade die de boer daardoor lijdt, is
aanzienlijk, vooral als men bedenkt dat het
boerenbedrijf op de Veluwsche zandgrond
toali al niet voordeelig is. Trouwens men
benoeft maar eens in Apeldoorns omstreken
gewandeld te hebden, om te weten dat het
getal herten zeer groot is, want kudden van
6 ja 12 stuks zal iedereen wel ontmoet heb
ben. In de onmiddellijke nabijheid van Soe
ren bijv. zal de wandelaar talrijke herten
gezien hebben die bij de woningen bleven
grazen, zonder zich om zijne tegenwoordig
heid te bekommeren.
Niets is dan ook voor de vraatzucht dier
dieren beveiligd, trots heiningen en greppels
begeven zij zich op de akkers en vreten op
wat hun lust. De verbittering der boeren is
dan ook groot, en meermalen zal men den
den geworpen en vergeefs beproefden om hun
jammerkreten in de kussens te smoren. Zijn
eerlijk, ruw gezicht stond ontroerd en zijn
borst zwoegde.
Toen nu opnieuw het angstige »Ik kan niet
sterven!" hem in de ooren klonk, vonkelden
zijn oogen van een vast genomen besluit. Hij
boog zich over de stervende heen en fluisterde
haar een paar woorden toe. Onstuimig richtte
deze zich op en omklemde zijn beide handen.
Verrassing, ongeloovige verbazing, verruk
king spraken uit haar blik, terwijl zij met
matte stem vroeg: «Alle vijf?"
«Alle vijf, zopwaar helpe mij God!" her
haalde hij ernstig en plechtig.
Daar verdween plotseling de krampachtige
spanning der trekken. Eene uitdrukking van
vredige rust, van onbeschrijfelijke kalmte
gleed over haar gelaat en bleef aïs een lachje
om hare lippen zweven. Langzaam gleden
haar vingers uit 's dokters handen.
»Komt nier, als ge uw moeder voor't laatst
nog kussen wilt," riep hij den kinderen toe.
Terwijl de twee grootere jongens luid snik
kend het gelaat hunner moeder met kussen
overdekten, haalde het meisje haastig de twee
kleintjes uit bed, opdat ook zij van de ster
vende afscheid zouden nemen. Toen ook
het kleinste zijn roode lipjes op moeders
bleeken rnond had gedrukt, zonk haar hoofii
achterover. Een zwakke zucht, een schrille
jammerkreet der kinderen, een lichte stuip
trekking en alles was voorbij. Langzaam
strekte hare gestalte zich tot den eeuwigen
slaap uit.
Met zachten vingerdruk sloot de dokter
iiaar oogen; daarna wenkte hij de binnen
tredende buurvrouw. »Neem die kinderen
met u mede. Hun moeder heeft eindelijk
rust gevonden."
boer hooren zeggen dat hij: »vinnig kwaad
en kriegel is, en inwendig vloekt tegen de
jachtwet" en... nog wat anders. Maar wafc
helpt hen dat; verzet baat niet, want zij
zijn te afhankelijk van.de heerlijkheid en de
heeren. In de plaats van den voorvaderi ijken
»grooten moed" waarom de Gelderschen be
rucht waren is eene slaafsche neerbuigend
heid gekomen.
Niettegenstaande de akkers met elzen- of
eikenhout zijn afgezet, dringen de herten
naar binnen; bang om zijn drift te uiten,
getroost de arme boer zich de onkosten van.
eeu houten afrastering of wat ijzerdraad,
om daardoor den vijand buiten zijn eigendom
te houden. Daar ook dit niet helpt, brengfc
men onderling wat geld bijeen, en zet 's nachts
wachten uit om de herten op zachtzinnige
wijze te verdrijven, want wee! degene, die
een hert durft beschadigen! Een schot
zei toch onlangs tegen iemand, die zich óver
een hert beklaagde, dart hij niet uit zijn tuin
kon verjagen en waarvoor hij toen een stok
wilde gebruiken, dat hij zulks niet moest
wagen, daar hij anders proces-verbaal zou
opmaken! Is het nu te verwonderen, dat
men het jachtrecht vervloekt? Maar niet alleen
wordt er schade geleden ten gevolge van de her
ten, ook de hazen dragen het hunne daartoe bij.
De boeren zullen u overal vertellen, dat de
hazen geregeld elk jaav, zoodra er sneeuw
ligt, alles uit hun moestu'm opvreten.
Nog schandelijker leed heeft de boer te
verduren als er jacht is. Dan loopen de
drijvers door dik en dun, dwars door de
akkers, door heining en greppel, en vertrap
pen het jonge knolgroen en de pas ontspro
ten rogge, ja ontzien zelfs den kleinen moestuin
niet; maakt de boer eeuige aanmerking daar
over, dan . antwoorden zij daartoe het
recht te hebben daar zij 's konings die
naren zijn; en de boer wien het harte bloedt
als hij zijn akkers ziet vertrappen, gaat naar
binnen uit vrees dat hij een ongeluk mocht
begaan, daar hem het bluud noar het heufd
stiegt.
Ziet, dat is het jachtrecht van 't Loo.
, Is dat recht schadelijk voor den boer, schreeu
wend onrechtvaardig is het voor den arbeider.
De daggelden zijn hier laag; in plaats van
eeu uitvoerige statistiek van die daggelden
mede te deelen, zal het voldoende zijn er op
te wijzen, dat de Koning aan zijne arbeiders
zomers 70 cents en 's winters 60 cents geeft.
Hierbij moet nog vermeld worden dat enkele ar
beiders met Kersttijd een ham krijgen, terwijl de
Koningin 's winters wollen dekens en ondergoed
De volgende dag was een feestdag. De
lokter en zijn vrouw zaten aan tafel. Mevrouw
iovenkamp, een klein gezet vrouwtje, was
rots haar veertig zomers nog altijd eene
langename verschijning, met een goedhartigen
moederlijken trek op haar gelaat, die men ook
bij kinderlooze vrouwen niet zelden kan
opmerken.
Wie eenigszins van nabij met haar bekend
was, kon gemakkelijk zien, dat zij heden iets
heel bizonders in den zin moest nebben.
Hoe netjes en smaakvol zij zich steeds kleed
de, verklapten nu toch eenige zorgvuldig1
aangebrachte kanten garneersels, zeer dui
delijk haar doel om te behagen; en al liet
zij het ook nimmer ontbreken aan opmerk
zaamheid jegens haren echtgenoot, wien zij,
niettegenstaande zijn barsch uiterlijk, harte
lijk liefhad toch was de lieftalligheid, waar
mede zij hem heden tegemoet trad en gedu
rende het geheele middagmaal geboeid hield,
oneindig streelender dan gewoonlijk.
De dokter scheen echter niets van dit alles
te bemerken. Hij was opvallend ernstig en
verstrooid, en at zwijgend van de gerechten,
die juist nu.alleen met het oog op zijn
smaak.waren gekozen. Eerst toen bij het dessert een
fruitschaaltje met groene pruimen werd opgedragen,
eene vrucht waarvan hij bizonder veel hield,
maar die zijn vrouw hem zeer zelden voor
zette, omdat zij ze voor ongezond hield, werd
hij opmerkzaam. Hij wierp een onderzoekenden
blik op de pruimen, en een ietwat ironisch
glimlachje speelde daarbij om zijn lippen.
»Nu, wat beduidt dat, vrouw? Kom er ia
Godsnaam maar mee voor den dag! Wat wou
je hebben, hè?"
»Wat ik wou hebben? Hoe kom je toch
op 't idee?"
»Hm! voor niemendal zullen die pruimen
wel met op tafel zijn gekomen. En dan die
mooie kantjes en strikjes! Het staat je wer
kelijk met kwaad. Je bent toch altijd nog
een hupsch vrouwtje. Nu! zeg maar wat je
op 't hart hebt!"
Mevrouw Bovenkamp was vuurrood ge
worden. Zoo was zij niet van zins geweest,
de zaak m te leiden. »Ik had wel wat met
je te bespreken," zeide zij daarom, »maar
zoo gauw gaat dat niet."
»Nu, neem er den tijd dan voor. 't Is van