De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 6 november pagina 1

6 november 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER A'. 1887 EEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Tj. VAN H O LK E M A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 6 November. Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.15» Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel ...?0.40. si i H H o u i» HOOFDSTUK VIH, doe* H. J. B. ~ HET JACflïIffiCHT VAN DE HEERLIJKHEID HET U&, $Slot), door J, M. Smit. FEUILLE TON* AJle vijf! Hl. VAN OVER DE ( RENZEN, door E. D. Pflzei. UIT HET HAAGJE, 4ow yasqnino. KUNST EN LETTEREN: Het too»eel te Amsterdam, door Alb. Th. Hetoud ste Fwwt-drama, H, door P! Fijn van Draat. n nieuw bhjspe* van Paul Heyse. _ Muziek in de Hoofdstad, «door H. C. P. D. Jenny Lind. Karl wuhr. Een groep van brons, door Alb. Th. Nederlandeche Aquarellisten. VARIA. - SCHAAKSPEL. Oud-Amsterdam«che Verscheidenheden. Na het bal. Voor 'dames, VI, dwr E-e. ALLERLEI. RE CLAMES. BEURSOVERZICHT. TE HUUR. ADVERTENTIËN. Hoofdstuk YÏL> Wij staan aan den vóóravond der beslis sing, dow de Eerste Kamer der Staten-Ge neraal ten -tweeden male te nemen over de Grondweteherziening. Dat die beslissing gun stig zal uitvallen, is niet moeilijk te voor' spellen voor alle de tot het groote werk behoorenfie wetsontwerpen, behalve slechts voor .én: dat tot wijziging van Hoofdstuk VIII onzer Grondwet »Van de Defensie." Bij de eerste lezing op (^Augustus 11. kon dit wetsontwerp slechts 23 van de 38 uit gebrachte stemmen verkrijgen, doordien de zes liberale leden Van Swinderen, Van der Br-eggen, De Bitter, Van Akerlaken, Van JRoyen en Blijdenstein zich voegden bij het ultra-conservatief-Roomsche achttal, dat met den heer Elout getrouw tegen alle op de Grondwetsherziening betrekking hebbende wetsontwerpen gestemd had. Indien nu bij de tweede lezing niet althans enkele van de liberale dissidenten zich weder bij de meerderheid scharen, ? dan behoeft nog niet n van de drie nieuwe leden tegen Hoofd stuk VIH gekant te wezen, om dit wetsont werp beneden de vereischte meerderheid van twee 'Berden der uitgebrachte stemmen te doen blijven. De Provinciale Staten der vijf provinciën, tot wier vertegenwoordigers de zes genoemde heeren behooren, hebben een lakenswaardig bewijs van onverschilligheid omtrent het ge wichtig^ landsbelang der defensie gegeven, toen zij na de Kamerontbinding de vroegere leden opnieuw afvaardigden, zonder tusschen vóór- en tegenstanders van Hoofdstuk VIII onderscheid te maken. Nu zij aldus gehan deld hebben, blijft slechts n uitzicht over: Feuilleton. Alle Vijf! Het gesprek wilde echter nog niet vlotten. De kinderen antwoordden bereidwillig genoeg op alles wat men hun vroeg, maar het was duidelnk te zien, hoe beklemd zij zich o ,1 het hart gevoelden en de avonddisch, die hen, met hun goeden kennis, den dokter, om de tafel yereenigde, bracht daarin niet veel ver andering. De kinderen deden moeite om wat hun werd voorgezet, op te eten, rnaar de grooteren hadden bij iedere bete oogenschijn lijk met hun tranen en de kleintjes, die ge heel uit hun gewone levenswijze waren gerukt met den slaap te kampen. Allen gevoelden zich verlicht, toen de dokter eindelijk zeide: »De kmderen zijn doodmoe, 't beste zal zijn dat jelui dadelijk naar bed gaat en flink uitslaapt morgen zul je wel afcders kijken." De kinderen traden een voor een op den dokter en zijn vrouw toe, om hun een hand te geven en goeden nacht te wenschen; daarna gingen zij in het voor hun gereedgemaakte slaapvertrek. Mevrouw Bovenkamp wilde hen volgen, maar de dokter hield haar terug. >Hoe meer wij ze aan hun zelf overlaten, des te eerder zullen zij zich aan hun nieuwen toestand gewennen." Een poosje hoorde men «iets dan het fluis teren en heen en weer loopen der kinderen; daarna klonk in de toenemende stilte duidelijk en luide de stem van den oudsten knaap. Mij zeide zijn avondgebedje op: »LieveHeer! laat mij tot een braaf mensch opgroeien en f eer dat ik mijn lieven vader" in den emel wedervmd wilde hij zeggen, zooals nn lederen avond aan moeder's schoot had gedaan. Toen hem echter plotseling inviel, dat hij niet alleen zijn vader, neen! ook zijn moeder in den hemel zoeken moest, bleef hij dat het goede voorbeeld, bij de tweede lezing in de Tweede Kamer door de heeren Farncombe Sanders en Viruly gegeven, bij de Linkerzijde der Eerste Kamer navolging moge vinden. Wij mogen verwachten, dat dit het geval zal wezen. De bezwaren, die namens de tegen standers van Hoofdstuk VIII "in de Eerste Kamer door den heer De Sitter werden ont~* wikkeld, zijn bij de tweede lezing aan de overzijde van het Binnenhof door de heeren Schiminelpenninck van der Oye en Roóseboom en door de Ministers Weitzel en Heemskerk zoo voldingend weerlegd, dat het bijna niet denkbaar is, dat zij opnieuw zouden worden te berde gebracht. De heer De Sitter oordeelde, dat in Hoofd stuk VlII te veel werd overgelaten aan de beslissing van den gewonen wetgever; dat vooral de artt. 181?183, omtrent de loting, den diensttijd van vijf jaren en den duur der jaarlijksche oefeningen bij de nationale militie, niet mochten vervallen; dat er waar borgen moesten gegeven worden, zoowel te gen te hooge opvoering als tegen te groote vermindering van persoonlijke en finantiëele lasten; dat stabiliteit in de defensie moest verzekerd worden. Op al die bezwaren tegen de voorgestelde wijzigingen van Hoofdstuk VIII der Grond wet is een afdoend antwoord gegeven. Wat de .Minister Weitzel dadelijk reeds deed op merken, is later door de heeren Schiminel penninck van der Oye en Rooseboom met tal van voorbeelden bewezen: dat al het geen de heeren De Sitter c. s. door de nieuwe Grondwetsartikelen vreezen te zien mogelijk worden, thans reeds mogelijk is, dat noch de verplichte loting, noch de diensttijd van vijf i aren in den weg staat aan eene ver schrikkelijke opdrijving der militaire lasten, dat persoonlijke en zelfs algemeene dienst plicht thans reeds zouden kunnen ingevoerd worden. De heer Rooseboom, die een volko men juist beeld ontworpen had van al het geen de gewone wetgever, daar onze Grond wet juist omtrent het belangrijkste, hetjaarlijksch contingent, niets bepaalt, thans reeds zou kunnen doen, sprak zeer terecht: »Nu zal men mij tegemoet voeren, dat dit onzin nig zou zijn; dat geen wetgever ooit eene dergelijke regeling zou maken. Volkomen juist, maar dan vraag ik: waarom aan te nemen, dat dezelfde aanstaande wetgever bij de bestaande Grondwet niet, maar bij de ge wijzigde Grondwet wel onzinnig hande len zal?" steken. Op on vasten toon herhaalde hij : »Geef dat ik mijn lieve vader en moeder " Daar begaf hem zijn stem geheel en hij brak plotseling in een hevig, onbedwingbaar snik ken uit. In hetzelfde oogenbl ik bezweek ook de gedwongen schijnbare Kalmte der anderen en een tijd lang hoorde men niets dan het jammeren en schreien der verweesde kleinen. De dokter was naar het venster gegaan en tuurde met de grootste aandacht naar buiten in de doodsche straat; mevrouw breide zoo ijverig aan haar kous, alsof zij die nog dienzelfden avond moest afhechten. Eerst nadat alles in het zijkamertje stil was geworden,wenkte de dokter zijn vrouw, met hem binnen te treden. Een roerende aanblik trof hun oogen. Een der beide ledikantjes was leeg en de vier oudsten waren in het andere bijeengekropen, en zóó als zij in hun gemeenschappelijk ver driet, met betraande wangen, elkaar wederkeeng omklemd hielden, had de slaap hen verrast. »Arme kleinen!" mompelde de dokter. Terwijl hij hen voorzichtig van elkander los maakte en twee aan twee in bed bracht, was zijn vrouw voor de rustbank van het kleinste getreden. De blonde krulletjes hingen diep over het in den gezonden slaap gloeiende gezichtje; de kleine gebalde vuistjes waren stevig tegen de beide wangen gedrukt; n blank en mollig beentje lag boven het dek uitgestrekt het mondje stond half open. Rustig ademhalend lag het daar. »Zie dat lieve kind eens", fluisterde zij haren man toe- »Kan men zich een treffender beeld van kinderlijke onschuld voorstellen?" Zij zweeg, daarna sloeg zij plotseling beide armen om den hals van haren echtgenoot, en fluisterde, terwijl zij haar wang liefkozend tegen de zijne legde, op smeekenden toon: >>Dit kind, Albert! als je er niet op tegen hebt, zou ik dit kind wel als het mijne willen behouden." »Wel, vrouw! kun je het nogal met de bengels stellen?" vroeg de dokter, toen hij den volgenden middag tegen etenstijd t'huis kwam. Aan dit betoog werd een ander van nog grooter gewicht toegevoegd. Het bewijs werd geleverd, dat juist de beperkingen, door onze tegenwoordige Grondwet aan de bevoegdheid .van den gewonen Wetgever gesteld, bij her ziening onzer militie- en schutterij wetten onnoodig hooge lasten zullen veroorzaken. Had de Minister Weitzel er op gewezen, dat juist de beperking van den diensttijd tot vijfjaren, terwijl de gemeentelijke schutterijen geen zier deugen, hooge contingenten noodig maakt, en dat alle na 1848 ingediende ontwerpen van wet op dit inzicht berustten, ook de heer Rooseboom oordeelde op denzelfden grond: »Het is onmogelijk, de beste, goed koopste, voor land en individu minst druk kende regeling te maken, als die termijn blijft behouden." De Wetsontwerpen van den heer Reuther, op wien een aantal tegenstanders der Grondwetsherziening zich plegen te be roepen, zijn het beste bewijs dezer stelling; juist generaal Reuther's schutterijwet was onmogelijk door hare drukkende lasten. De heer Schimmelpenninck van der Oye eindigde zijne rede met de volgende woor den: »Ik herhaal, ook mijns inziens is er te veel in dit hoofdstuk toegegeven aan de heerschende methode, om zooveel mogelijk aan den gewonen wetgever over te laten. Maar zoo in die methode eenig gevaar schuilt, dan dreigt dit gevaar wellicht het minst juist bij dit hoofdstuk. Er bestaat in ons land zulk eene trouwe zorg, die waakt eenerzijds tegen het opdrijven van personeele lasten, anderzijds tegen het opdrijven van finantiëele lasten (en men weet, dat die twee categorieën elkander eenigzins compenseeren), dat elk Minister van Oorlog onvermijdelijk zijn evenwicht verliest, die zich door niilitairisme in eene of andere richting te ver zou laten voeren." Deze opmerking is vol komen juist. In Nederland, evenmin als in Zwitserland, behoeft men te vreezen, dat de volkswapening onevenredig zwaar zal drukken! Waar zóó dézaken staan, zou men van de liberale tegenstanders van Hoofdstuk VIII kunnen verlangen, dat zij minstens het be wijs leverden, met behoud onzer tegenwoor dige Grondwetsbepalingen zich een goed stelsel van landsverdediging te kunnen voor stellen-. Tot dusver kennen wij alleen dat van generaal Reuther en het »Engelsche" stel sel van den heer Schepel, welk laatste alleen volledigheidshalve worde vermeld. Van de heeren De Sitter c. s. hebben wij nog geen positieve voorstellen vernomen, alleen kritiek, en wel: kritiek, die niet stand houdt. »0. heel goedj ik had nooit gedacht dat vijf kinderen zóó weinig opschudding en last zouden veroorzaken." »Wacht maar, ze zullen gauw genoeg ont dooien." En dat deden zij werkelijk. Den volgenden dag reeds bleef de dokter bij zijn t'huiskpmst verwonderd op den drem pel staan. Midden in de kamer zaten of lagen, of nog beter gezegd, wentelden zich de twee kleinsten, lustig stoeiend, op de kostbare tijgervacht, die anders, als een onaantastbaar heiligdom, voor den toiletspiegel van mevrouw Bovenkamp lag. Nu de eene boven en de andere, onder, dan weer omgekeerd, beurtelings verdêgtfgender- en aanvaüenderwijze te werk gaande7 onder luid gejubel en dolle pret, met uitgeschopte laarsjes en afgezakte kousen, rolden de spelende kinderen als jonge hondjes over de zachte huid zoo grappig heen en weer, dat de doktersvrouw, die voor hen zat nedergehurkt, om te zorgen dat zij niet op den harden vloer te land zouden komen, tranen in de oogen had van het lachen. »'t Zijn aardige hummels!" verzekerde zij haren echtgenoot, toen zij na het eten met hem aan den theetafel zat. »Eu vertrouwelijk dat ze al zijn! Ik kan geen voet verzetten, of ze loopen mij overal na. Als ik de eene wat geef, doet de andere ook dadelijk zijn mondje open precies een paar jonge spreeuwen en neem ik er een op mijn schoot, dan roept de andere al: »Itte ook juffou." »Ja! ze zijn zeer aan elkander gehecht" antwoordde de dokter. »'t Zal heel wat voeten in de aard hebben, om ze van elkaar te scheiden." Nadenkend roerde zij de suiker in haar kopje om. »Is het noodig hen te scheiden?" vroeg zij, haren echtgenoot eenigszins verlegen aanziende. »Wat wil je anders?" was zijn wedervraag. »Je zult toch beiden niet willen behouden!" »En waarom niet? Als ik het eene kan nemen, kan ik het andere ook hier laten." Waar zoo goed als alle deskundigen zeggen't wij kunnen met het bestaande Hoofdstuk VIH de levende strijdkrachten niet goed en niet goedkoop organiseeren, daar behoorden de heeren De Sitter c.s. of het tegendeel te bewijzen, of voor die uitspraak te zwichten. De Tweede Kamer heeft dit ingezien. Me6 62 tegen 22 stemmen heeft zij Hoofdstuk VHI der Grondwetsherziening goedgekeurd. De minderheid bestond uit: lo. den heer Keuchenius, die de Kamer onbevoegd achtte tot elke Grondwetsherziening, 2o. den heer De Geer, die alleen tot de aanneming der reform* bul wilde medewerken, 3o. achttien Roomsche leden, die, voor zoover zij niet tegen elke Grond wetsherziening gekant waren, zich m easw lieten beheerschen door onredelijke vrees voor den uit den persoonlijken dienstplicht voortvloeienden, dienstplicht der aanstaande Godsdienstleeraars, en 4o. slechts twee afgevaardigden, de heeren Schepel en Huber, die, niet door eenig vóóroordeel geleid, aan Hoofdstuk VIII hunne stem onthielden. Men mag dus zeggen, dat Hoofdstuk VIII der Grondwetsherziening, op zich zelf en zonder bijoogmerken beschouwd, met eene verpletterende meerderheid van 62 tegen niet meer dan 2 stemmen is goedgekeurd. Zou na deze beslissing de Eerste Kamer Hoofdstuk VIII afwijzen? Zou zij in strijd met den zoo duidelijk uitgesproken wil eener Kamer, die althans meer dan zij op den naam eener Volksvertegenwoordiging aanspraak kan maken,hare goedkeuring onthouden aan datgene wat in dezen aan dreigende gevaren zoo rijken tijd verbetering onzer weerbaarheid moet moge lijk maken ? Wij kunnen ons dat niet voorstel len. Wij hebben een te gunstig denkbeeld van het verstand harer leden, die begrijpen zul len dat, na het gebeurde bij de herziening van art. 78 der Grondwet, de Eerste Ka mer niet veel behoeft te doen, om wat haar nog rest aan sympathie des Volks te verspe len. Wij hebben vooral een te gunstig denk beeld van de vaderlandsliefde dier leden, die in geen geval zouden willen verdacht wor den, van zich tegen noodzakelijke door de demokratie geëischte hervormingen te ver zetten uit standsbelang! Hen, die er nog aan mochten denken, om van de macht, door het ellendige artikel 197 der Grondwet aan de minderheid verleend, een_ onverantwoordelijk gebruik te maken, herinneren wij aan de woorden des heeren Rooseboom: »de persoonlijke dienstplicht zal met of zonder Grondwetsherziening bij ona worden ingevoerd, want het is een der groote 'Altijd wanneer 't je niet te veel last geef t!" »Last? kom! kom! dat is zoo erg niet. Daarenboven blijft hun oudste zusje nog voorlöopig hier die neemt mij heel wat werk uit de handen. Je kunt niet gelooven, hoe 'n verstandig klein ding dat is!" »Kom als je wilt even hier en zie eens", verzocht mevrouw Bovenkamp haar echtgenoot den volgenden morgen, toen deze, gehoed en gejast, voor haar stond om uit te gaan. Voor zichtig liet zij hem door de half geopende deur een blik werpen in het slaapvertrek der kleinen. Daar zaten de twee kleintjes in hun hemd, op den rand van het veldbed en vóór hen stond het oudste meisje, met spons en hand doek in de hand. Nu de vuistjes van het eene, dan het handje van het andere in be werking nemend, daarna beiden het gezichtje wasschend en neusjes en ooren een goede beurt gevend, volbrachs zij liet gevaarlijke reinigingswerk zoo vaardig en snel, dat de kinderen geen tijd hadden om te gaan huilen, hoe bedenkelijk hun lippen ook somwijlen begonnen te trillen. »'tjs net een moedertje!" fluisterde mevrouw, terwijl zij haren man, die opgetogen had staan kijken, in de kamer terugtrok. »En niet alleen met die kinderen maar je moet zien, hoe VAU§.en. geschikt zij met alles is. Nu helpt zii Stijntje in de keuken groen te schoonmaken of kopjes omdrogen, dan staat zij in de voorkamer op een stoof, of zelfs op een stoel, om overal stof af te nemen, waar ze maar bij kan. Tienmaal op een dag loopt zij voor me naar de pomp om frisch water te halen en .. " De dokter had geen tijd om het geheeïe register der volmaaktheden van het jonge meisje aan te hooren. Toen zijn vrouw de opsomming daarvan 's avonds wilde voort zetten, viel hij haar in de rede met: »Nu, als het meisje zoo goed bij je staat aangeschreven, zal het je zeker genoegen doen te vernemen, wat wij in het belang van haar toekomst besloten hebben?" »En dat is?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl