De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 6 november pagina 3

6 november 1887 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 41 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. . V der Kamer gevoerd, de noodzakelijkheid van dit samengaan volmondig erkend. Doch de heer Clémenceau is door de ultra's zijner partij gedwongen, om deze verzoenende nouoing op te geven. Henri Rpchefort heeft zijn veto doen hooren, en de strijd tusschen radi calen en opportunisten wordt weer met de zelfde verbittering gevoerd als van te voren. Hoogst waarschijnlijk zal het ministerie zijn behoud wederom te danken hebben aan de' rechterzijde, die volkomen _ begrijpt, dat de omverwerping van het kabinet-Rouvier, hoe welkom ook «Is een nieuw bewijs van de on macht der republikeinen, den monarchisten toch niet zou baten, maar integendeel hunne positie veel moeielijker zou maken. Men mag dus hopen, dat het gevaar voor eeneministeriëele en eene presidentieele crisis voorloopig is aigewend. * * * In Bulgarije blijft het rustig, ofschoon de Russische pers, en op haar voetspoor ook een foed deel der Fransche pers, nu eens .yerzeert, dat het land aan volslagen anarchie ten rooi is, dan weder, dat het gebukt,gaat oner'de duldelooze tyrannie der tegenwoordige regeering. De Sobranje is door den vorst geopend met eene optimistische troonrede, en heeft in haar antwoord het heden en de toe komst in even rooskleurig licht voorgesteld. Wat die toekomst betreft, loopen de gevoelens buiten het vorstendom zeer uiteen. Er zijn er, die meenen, dat de terugkomst van den czar te St. Petersburg het sein zal wezen voor een krachtiger handelend optreden van Rusland. Anderen zijn overtuigd, dat Rusland, met voor gewend hooghartige minachting, de Bulgaren tö* nader orde aan hun lot zal overlaten, onder verwijzing naar de spreuk:een konink rijk, dat in zich zelf verdeeld is, kan niet be staan. De energieke houding van Oostenrijk.en van Italië, en de meerdere welwillendheid, ?waarmede de officieuse Duitsche pers de Bul garen behandelt, maken de laatste onderstel lingen de meest waarschijnlijke; de officieuse Russische Nord heeft dan ook reeds verze kerd, dat de Bulgaarsche quaestie voor Rus land eene zaak was van ondergeschikt be lang. Het is te hopen, dat zij dit zal blijven. E. D. PIJZEL. Uit het Haagje. Weet ge wat een duplex is ? Een lamp met twee pitten, uitgevonden om iemand die ze wil aansteken, de vingers te doen branden en van kwaadheid uit zijn vel te doen springen, als hij de rechterpit wil omdraaien en de linker omhoog gaat, en omgekeerd. Ik ben de gelukkige, die zich in 't bezit van zulk een kunstlamp mag verheugen en dewijl ik me juist hedenavond een paar brandblaren aan mijn vingers heb bezorgd, ten einde het gesprongen glas van die helsche lamp te lichten, zult ge zeker wel kunnen begrijpen, dat ik niet in een bijzonder humoristische stemming verkeer. Bovendien heb ik een zware kou gevat en dit maakt iemands stemming vooral niet beter. De dokter troost me met de opmerking, dat tegen woordig iedereen verkouden is; dat zelfs de visschen in 't water en de vogels in de lucht ver kouden zijn; dat derhalve zooveel te eer een mensch verkouden moet wezen, die, zooals ik, woont in een Haagsch huis, door een Haagschen huisspeculant gebouwd, in de hoop dat het niet omwaait, alvorens hij 't perceel aan een argeloos mensch misschien wel zijn eigen broer heeft overgedaan met een matig winstje; derhalve een huis dat eiken ademtocht van alle mogelijke win den door zijn talrijke geheime openingen binnenen weer buiten laat een beleefdheid welke ons den vermaarden vijfden wind verschaft, die geen land ter wereld heeft, behalve Nederland, en die door den Franschman Ie vent du tocht wordt genoemd. Nu was 't misschien beter, dat ik met mijn verbrande vingers en onder den invloed mijner nationale verkoudheid de pen niet opnam, maar aangezien mijn geniale huisarts, in plaats van me te genezen, zooals zijn plicht gebood, me nog den bijzonderen troost heeft verstrekt, dat een goede Hollandsche verkoudheid zes weken duurt, geloof ik 't verstandig die genezing niet af te wachten en maar driestweg te schrijven wat me voor de pen komt. Ik heb daar al dadelijk een onderwerp, zeer geschikt om er een weinigje galachtig over te schrijven. Hebben nu Burgemeester en Wethouders, in hunne hooge wijsheid 't niet in hun'hoofd ge kregen om dezen winter Oscar Carrévoor ons te laten spelen, terwijl de gemeenteraad zes-duizend gulden uit de gemeentekas voteert, om ons dat genoegen te verschaffen ? Toen mijnheer Carr vroeg om gedurende het badsoizoen voorstellingen te geven, mocht dit niet, om het Kurhaus geen concurrentie aan te doen. Nu mag 't wel, al is de concurrentie voor den Schouwburg en de Fran sche Opera heel wat gevaarlijker. Nu mag 't niet alleen wel, maar de raad geeft nog zes-duizend gulden toe om den heer Carréin staat te stollen de Haagsche winter-vermaken met een te ver meerderen. 't Is waar, mijnheer Carrékrijgt van die som geen cent; de directeur van de Fransche Opera krijgt ze geheel. Ik geloof, dat het zoo heel on gepast niet zou zijn, wanneer ik hier eens deed opmerken, dat er op de wereld in 't algemeen en in een gemeenteraad in 't bijzonder, niets conse quenter is dan de inconsequentie. Eerst weigert de Haagsche gemeenteraad den directeur der Fransche Opera do gevraagde subsidie, zooals IS. en W. den directeur -van den Koninklijken Circus de vergunning weigerden om voorstellingen te geven. Thans wordt die vergunning verleend en geeft men den heer Desuiten tegelijk een subsidie, als schadeloosstelling voor de concurrentie welke men voor het Kurhaus duchtte. Het doet mij voor den ijverigon opera-directeur werkelijk pleizier, dat hij gesubsidieerd is; ik heb hem ook welgemeend geluk gewenscht, maar ik verbeeldde me toch, dat ik tegelijkertijd iets op 's mans gelaat las, wat nu juist niet *an onvermengde blijdschap getuigde. Later is 't me ge bleken, "dat ik me niet kon vergist hebben, 't Is waar, de raad heelt do zesduizend man versterking voor de opera-kas gevoteerd, maar nu komt de administratie. Ja,. zoo'n Nederlandsche officiëele administratie weet altijd een middeltje te vinden om iemand, die geld van haar te ontvangen heeft, dat zoo ongemakkelijk en onaangenaam mogelijk te maken. De raad is van oordeel, dat de opera met f 6000 tegemoet moet gekomen worden om niet al te groote schade te lijden door de concurren tie van het paardenspel; maar de administratie kan 't niet schelen hoe en waarom een subsidie gegeven wordt. Zij gooit even gaarne 6000 gul den in 't water, als dat ze die aan een opera directeur uitbetaalt; daarvoor ia ze administratie, het meest hartelooze ding dat er bestaat; maar in haar qualiteit van menschenplaagster moet ze er op bedacht zijn aan een verleende gunst zoo veel mogelijk van haar waarde te ontnemen. Zij redeneert aldus: de subsidie is verleend voor het dienstjaar 1888, derhalve krijgt de opera dit jaar niets, maar worden de zes duizend gulden ver deeld over twee tooneel-compagnes. De heer De suiten krügt dus feitelijk f 3000 voor zijn cam pagne van 1887?88. Ge begrijpt, anders kon de heele gemeente-administratie wel eens in de war geraken. Nu ik toch over de Fransche Opera spreek, acht ik het mijn plicht er iets meer van te zeggea. Ik heb nu genoeg gal gespuwd om ook eens wat honig in den mond te nemen. Ja, dat zal ik doen, niet zoozeer omdat ik eenig bijzonder zwak op die opera heb, maar omdat ze werkelijk genoegen geeft. Vraag 't maar aan iedereen, be halve aan de leden van den raad, die tegen de subsidie stemmen omdat ... ja, omdat ze zelf niet in de opera komen. Die reden is immers goed ? Ze zeggen toch: laten zij, die de Fransche Opera bezoeken, de subsidie betalen, als ze er prijs op stellen dat die opera behouden bluft." Zulke dingen zegt niemand van zichzelf al is hij nog zoo rijk. Het meest practische is altijd, over eens anders beurs te beschikken. Nu, ik houd van de Fransche opera en dat doen we allen die haar bezoeken; want wezenlijk ze is goed. Ik kan wel menschen, smakeloos genoeg, om bijvoorbeeld natuurlijk om een flauwen bluf te slaan te zeggen: Neen, als je l'Africaine te Parijs hebt zien opvoeren, dan valt ze je hier af." Zoo'n bluffer zegt er natuurlijk niet bij, dat hij te Parijs tweemaal zooveel voor zijn plaats heeft betaald dan hier, en dat men op een groot tooneel zooveel meer vertooning kan maken dan op een klein. Hij vergelijkt maar, opdat zijn toe hoorders zouden weten dat hij te Parijs is geweest. Nu, wij zijn tevreden met hetgeen we hebben en ik moet verklaren dat ik nog niet begrijp hoe de opera-directeur ons zooveel goeds levert voor 't geen hij van 't publiek krijgt. Zaterdag, toen de Muette gegeven werd, ja toen was de zaal wat men hier vol" noemt. De Muette trekt hier al tijd. Het Amour sacréde la patrie wordt gere geld gebisseerd en stormachtig toegejuicht. Op zulk een avond ziet men in de opera gezichten, die men er anders niet ziet. Ik hoop dat de heeren 't me niet kwalijk nemen als ik hun namen noem, want ik zeg niet het minste kwaad van hen; ik ben zelfs geneigd zeer veel goeds van hen te zeggen, als dat eens te pas mocht komen; maar zoo zag ik bijv. onzen premier, minister Heems kerk en onzen genialen ouden Israëls, bijna arm aan arm op den eersten rang zitten, en ik ver zeker u, dat ze gedurende de heele voorstelling van de Muette, de een zijn ministerieele portefeuille en dito presidentshamer, en de ander zijn palet en kwasten vergeten had, want ze waren met hun gansche ziel bij de vertooning en de muziek. Ik kon bij deze gelegenheid niet nalaten voor mezelf de opmerking te maken: hoe komen deze twee kleine, elk in zijn soort zoo groote mannen bij elkaar? Waarschijnlijk l'amour sacréde la pat.rie, die mij ook in de opera had gebracht, evenals den liefhebber op 't schellinkje, die na het air de aardigheid had iets te roepen, dat ik verstond als: A plus forte raison en 1887;" maar dat een muzikale verslaggever heel anders verstaan heeft, 't Doet er niet toe, maar de man wilde zeker zijn patriotische gevoelens lucht geven op een andere manier dan we dit gewoon zijn bij de voorstelling van de Muette te doen. Als de opera veel zulke avonden had, zou ze zeer zeker bloeien; maar kom 's Maandags eens; dan is 't soms treurig. Verleden Maandag zong Hamlet voor leege banken, en dat was toch waar lijk zonde en jammer, want we hebben hier in lang geen Deenschen prins gehad, zoo goed bij stem als deze. Met de opéra-comique wil 't nog niet vlotten. We beginnen nu met een derde eerste chanteuselégère; de twee eersten zijn door de jury gewogen en te licht bevonden. Hoe die jury soms weegt, is me niet recht klaar; maar ze doet het wel eens heel anders dan het publiek! Nu heet het wel, dat die jury bestaat uit mannen van het vak en muziekkenners, maar volgens mijn bescheiden meening moest die jury meer rekening houden met het gevoelen van 't publiek. Nu zien we het merkwaardig ver schijnsel, dat een zangeres, zoowel Mlle Van Coutoren, die door de jury werd afgewezen, herhaal delijk door het publiek warm wordt toegejuicht. Wie beoordeelt hier goed: de jury of de zaal? Zijn de menschen die toejuichen, even zoo vele idioten, en do jury-leden die deballoteeren, zoo vele wijzen? Ik verneem, dat een bekend geestig Haagsch chroniqueur, wiens kronieken ik echter niet altijd lees, omdat ik, evenals wijlen Hendrik Conscience, een weinig bang ben, om door veel van anderen te Lezen, onwillekeurig tot het plegen van plagiaat te vervallen, dat deze geestige Hagenaar, zeg ik, de geestigheid heeft gehad, de heeren opera-bezoekers in overweging te geven, de voorstellingen in zwarten rok met witte das bij te wonen. Waarschijnlijk zou dat moeten dienen om meer bezoekers en bezoeksters naai de opera te lokken. Ik kan niet zeggen dat het middel ingenieus gevonden is. PASQUINO. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg: Ultimo. Grand Théatre: Ihe Mikado. Salon: Lui. De Koninklijke Vereeniging" voert het boven genoemd tooneelstuk van Von Moser weer eens op. Hoe men ook over Duitsche dramaturgie oordeelen moge, al vindt men, dat onze wijsgeerige Ooster buren beter over het Tooneel kunnen den ken en schreven, dan stukken vervaardigen, die aan rechtmatige eischen voldoen, men kan niet nalaten toe te juichen, dat Het Nederlandsch Tooneel" er op uit is de verschillende nationali teiten beurtelings het woord te geven. Ultimo" is dat stuk van die twee bejaarde broeders, met den overtolligen stokouden oom; welke broeders een Bankier en een Hoogleeraar meer met hun eigen werkkring zijn ingenomen dan met dien des anderen. De Pro fessor in-zonderheid meent, dat hij, met wat kapi taal, in vier" weken zich gemakkelijk rijk zou kunnen werken. Het kapitaal wordt hem door den Bankier verschaft. De Professor verliest het met dom spekuleeren; maar intusschen heeft de Ban kier, voor zekere uitvinding door den Hoogleeraar gedaan, te Londen een oktrooi verkregen en dit verkocht ongeveer voor de som, die de Hooglee raar verspeeld had. Zoo komt alles weer te-recht: ook het huwelijk van vier jonge-lui, waarvan de schoonste helft dochters van de beide broers zijn. De samenhang dezer verbintenissen met den hoofd groep is zwak. Het begrip Ultimo is niet door het stuk heengewerls,);. De Fransche auteurs getroosten zich doorgaands de moeite, als zij zich op een techniesch gebied begeven, dit te bestudeeren: niet maar te spreken van een uitvinding, of van het gewicht van zekere uitdrukking, maar werkelijk het publiek deswege in te lichten. Hiervan rekent Von Moser zich ten deze ontslagen. Nochtans komen er wel, hier en daar, volzinnen in het werk voor, die den cijns innen, welken 't publiek aan grappen pleegt te betalen. Het stuk werd zeer goed gespeeld, ofschoon de rolvastheid wel wat te wenschen overliet. Boven allen blonk de Heer Jacq. de Boer gunstig uit, die ons een echten, mageren, grijzenden, zwaar gebrilden Duitschen Professor leverde. Voor zoo ver iets typiesch uit de rollen was op te delven, hebben .de artiesten dat in het licht weten te stellen. Bij de jongeren onderscheidde zich bizonder de Heer Tourniairo. De rol van den Bankier was in handen van den Heer Morin, die van zijn vrouw werd vervuld door Mev. Stoetz, van 's Pro fessors vrouw door Mev. van Sluyters, van de dochters door de Dames Rössing en Lorjé. De Heer Meynadier nam de rol van een jong genees heer-minnaar van den Heer Schulze over door ongesteldheid verhinderd. De Heer Ising was de wel gekonserveerdo oom, met een wit hoofd. Heel aardig heeft de Heer Van Dommelen ons uit den factotum" van den Professor een verwaarloosden en tamelijk neuswijzen knecht-drinkebroêr weten te flltreeren. Er komt eene epizode in het stuk voor, die men de liefdeproef zou kunnen noemen, welke eene vinding van Von Moser schijnt en met talent door Mev. Rössing en den Heer Tourniaire gespeeld werd. * * * Ik neem uit de voorstelling van de luchtige vaudeville van Hennequin en Millaud aanleiding, om mij te verheugen, dat men ook op de kleinere tooneelen, en niet in geringe mate, tegenwoordig ernstige aandacht wijdt aan de historische kostumen. Van Lili" speelt het Eerste Bedrijf in 1842, het Tweede in 1850, en het Derde in 1887 (zullen we maar zeggen). Tusschon de kostumen van 1842?50 heeft men een duidelijk verschil gemaakt. Men mag echter niet voorbijzien, dat hot kos tuum van Mevr. Huysers-Rozenveld, als Mevr. BouzincoiH't, eigenlijk in 1825 thuis hoort; noch ook, dat bijv. de kraag van 's Heeren van den Heuvels blaauwen rok, met gouden knopen, voor 1850 wel al wat te laag was; maar het streven van de artiesten en den costumier, om tusschen 42 en 50 onderscheid te maken, is al prijselijk. Mov. Marie Verstraeten zou op het door haar behaalde succes nóg meer aanspraak gehad hebben, als ook zij, in dezen, het voorbeeld harer kunst zusters van het Nederlandsch Tooneel" wat mér volgde, die tegen het aanvaarden van ouderwetsche moden, als de datum der gebeurtenis het vordert, niet opzien. De Baron de la GranrjeSatelière (de Heer van den Heuvel) was, in de 8 verloopen jaren, wel 20 jaar ouder geworden. De kapselverandering van den Heer Thönissen was zeer juist. Ik heb van oude Heeren dergelijke reformaties beleefd. Lezers, die hebbon leeron begrijpen, dat het kostuum een taal is, waar zich een persoon of een tijdvak in uitspreekt, zullen toegeven, dat de vorm van een rok of een schoen niet minder be langrijk is dan de vorm van een lidwoord of werkwoord. 2 Nov. '87. A. Th. HET OUDSTE FAUST-DRAMA Marlowe's Tragisclie Historie van Dr. Faustus. Vertaald door: Dr. R. S. TJADEN MODDERMAN. H. Zooals gezegd is, bestaat Dr. Moddermans in leiding uit een vrij nauwkeurige navolging van Prof. Ward's arbeid over het onderwerp.Maar sedert Ward dit verdienstelijke werk in 1878 in 't licht gaf, leidden onvermoeide onderzoekingen van andere geleerden tot verrassende ontdekkingen, die Ward's feiten en conclusies nu en dan een streep door do rekening halen en welke Dr. Modderman toch zeker had kunnen weten. Over de eerste opvoering van Maiiowe's Faustus in Duitschland is reeds gesproken (pag. 3). Wij komen thans op den da tum van ontstaan en eerste uitgave. Dr. Modder man schrijft uit Ward over, dat uit twee aanteekeningen in het dagboek van Henslowe, dea bovengenoemden tooneeldirekteur blijkt, dat reed? minstens twee maal vóór dien tijd (1604. Eerste Uitgave) stukken aan Dr. Faustus zijn toege voegd." De eerste aanteekening is: Betaald aan Thomas Dekker, den 20sten De cember 1597, voor bijvoegingen in Faustus, twintig schilling, en vijf schilling voor een proloog bij " Marlowe's Tamerlan, zoodat ik in 't geheel vijf en twintig schillings betaalde." (pag. 32). Ongelukkig nu is het gebleken, dat deze post in Henslowe's dagboek niet anders dan bedrog s. In 1881 toch verklaarde G. F. Warner in zjja Manuscripts and Muniments ofDulwich College" dat de passage op listige wijze in Henslowe's handschrift later ingelascht is, en staafde dit met feiten. 1) Het spreekt van zelf, dat de conclusies die Ward en Modderman uit dezen post trekken, vervallen. Wij komen op Dr. Moddermans vertaling en beweren, dat de vertaler den tekst in verschil lende opzichten niet begrepen heeft; dat zyne overzetting ons geen idee van Marlowe geeft; en dat de vers-maat in ontelbare gevallen eenvoudig slecht is. Ten eerste de niet begrepen passages: Wünoe men slechts een paar die 't meest in 't oog loopen. In het zesde tooneel roept Lucifer, ten einde Faustus een weinig afleiding te verschaffen, de zeven doodzonden op, die dan n voor n op Faustus' vragen bescheid doen omtrent hun af komst enz. De laatste zegt: I am Sloth. I was born on a sunny bank, where I have lain ever Since." Lage niet Dr. Moddermans vertaling iedereen ter beschikking, dan zou niemand de verklaring gelooven, dat de Luiheid daarin tot Faustus zegfc Ik ben de Luiheid. Ik ben geboren op een bank 'in de zon waarop ik steeds ben blijven liggen." Of ze gemakkelijk op die bank gelegen heeft? Als Faustus in het dertiende Tooneel van-Mephigtophilis het bezit van de hemelsche Helena" begeert, schreeuwt hij, in vervoering over de weergalooze schoonheid der verschijnende; Is this the face that launched a thousand ships, And burnt the topless towers of Hium?" (vers "V*»)In de aanteekeningen in de uitgave van Ward vindt men op 't woord topless": the topless towers", i.e., the towers which are not (over) topped by any others"; en ten overvloede wordt nog aangehaald uit: A looking-Glass for London and Englajnd" : Six hundred towers that topless touch the clouds"; waaruit dus duidelijk de bedoeling van onovertroffen hoogte kan blijken. Dr. Mod derman zegt: 't Was dus om dit gelaat, dat men een vloot In zee zond, meer dan duizend schepen sterk, En men de stompe torens heeft verbrand Van Ilium!" In tooneel XI wordt God b'wi'ye Sir" vertaald door: Als 't u belieft, mijnheer." In tooneel XII staat in de Quarto van 16t)4 zoowel als in die van 1616: I have heard that great-bellied women do long"enz. Ward laat misschien uit overdreven kieschheid great-bellied" weg en Dr. Modderman volgt hem daarin na. De passage wordt nu eenvoudig onzin. Juist de zwangere vrouw is het, naar Faustus gehoord heeft, die wel eens belust is op lekker nijen, die Out of Scason" zijn. Maar genoeg hierover! Laat ons het tweede punt nader bespreken: Marlowe's stijl. Vanzijn Mighty line" is in de vertaling weinig overge bleven en wanneer volgens Dr. Modderman de stijl op vele plaatsen te nuchteren is" 2), wagen wij dit te verklaren uit het feit, dat de vertolker den stijl niet heeft begrepen. Wij willen niet eens spreken over het aanzienlijk getal regels, waarin de vertaling het origineel overtreft 3). Wij zullen staven met feiten en kiezen daartoe twee passages uit den Engelschen tekst, terwijl wij er het Hollandsen naast leggen. l Was this the face that launch'd a thousand ships And burnt the topless towers of Ilium? Sweet Helen, mako me immortal with a kiss. (Kisses her). Her lips suck forth my soul: see, where it flies! 5 Come, Helen, come, give me my soul again. Hero will I dweil, for heaven is in these lips, And all is dross that is not Helena. I will be Paris, and for love of thee, Instead of' Troy, shall Wertenberg be sack'd; 10 And I will combat with weak Menelaus, And wear thy colours on my plumèd crest; Yea, I will wound Achilles in the heel, And then return to Helen for a kiss. O thou art t'aircr than the evoning air 15 Glad in the beauty of a thousand stars; Brighter art thou than flaming Jupiter When hèappear'd to hapless Seniele; More lovely than the monarch of the sky In wanton A*ethusa's azur'd arms; 20 And none but thou shalt be my paramour!" (XIV). Faustus is schier buiten bezinning op het ge zicht van die weergalooze schoonheid. Voor een enkel oogenblik ziet hij zijne stoutste wenschen bevredigd een oogenblik ziet hij zich nabij het het doelwit van zijn streven een streven naar dat grootsche onbestemde dat steeds in zijn ziel heeft gelegen. Hij hijgt van ontroering, wil het schoone droomgezicht aan zijn borst klemmen; zoekt te vergeefs naar passende woorden om Incht te geven aan den in hem bruisenden stroom van gevoelens. Hoort die korte, afgebroken zinnen; let op, hoe duizend gedachten zijn brein door kruisen, worstelend, elkaar verdringend om uiting! Al de feiten uit Heiena's geschiedenis staan hem. eensklaps levendig- voor den geest; hij wil nog eens het zelfde afgespeeld zien op vaderlandschen bodem, met zichzelf' als Paris, Wertenberg" als Trojo. Eerst langzaam komt er, als de eerste op welling voorbij is, iets meer orde, en zijn dich terlijk gemoed vindt de liefelijkste beelden om hare schoonheid uit te drukken, maar toch immer nog in eenigszins kort afgebroken zinnen. Ziet ook hoe krachtig de vers-maat telkens deze ontroering weergeeft, door treffend gepaste af wisseling van Trocheeën met de gewone Jamben; door den telkens met den regel eindigenden zin,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl