De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 6 november pagina 4

6 november 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 541. *elfe door onregelmatigheid nu Dr. Modidjerman: ia den rhytmus. ?-'<-. ,j:*tWas dus om dit gelaat, dat men een vloot ,Ih zee zond, meer dan duizend schepe» sterk En men de stompe torens heeft verbrand ,Vaa Hium! o zoete Helena! Maak mij onsterflijk meteen kus! (kust haar). Mijn ziel, Getrokken door haar lippen vliedt van mij. Kom, Helena, hergeef my mijne ziel! '?Hier wil ik wonen, want de Hemel toeft Op deze lippen; buiten Helena ," 'ïIs alles droesem. Ik wil Paris zijn; '? Ja ruil voor Troje, worde Wittenberg f" Om' uwentwil belegerd en verwoest. L 'k Wil stryden met den zwakken Menelaus .»En 'k hecht uw kleuren aan mijn helmpluim, 45 Ja, 'k ga Achilles wonden in zijn hiel En ijl terug naar huis om eenen kus Van Helena! O, gij zijt schooner dan :- De avondtrans, in 't diamanten-kleed *? x?Fan flikkerende sterren zonder tal; 50 Gy schittert meer dan vlammende Jupyn, Zooals hij Semele verscheen, de droef ] Misleide. Liefelijker zijt gy dan j De zonnegod, weerkaatst in 't helder Wauw ~?Van Arethusa's koele waterbron. SK>i Gij, gij alleen zult myn geliefde zijn!" Inderdaad: de woorden zyn niet kwaad ge vonden, vooral de onderstreepte niet. Maar wat ,'tiQft er over van het kernachtige, krachtige, wat rWi alles dat Faustus' zielsberoering moet doen iatkomen? In linked sweetness long drawnout", -JWU een modern dichter hebben gezegd; d. i. in *»*tHüUandsch: verwaterd. '^ Oiize tweede aanhaling is uit het slottooneel; 4e heerlyke passage, die zelfs Goethe nergens evenaarde, waarin Faustus met de ziel van wan> tóop vervuld, het einde van zijn zondig leven ziet Jjaderen. Tevergeefs bezweert hy 't firmament fto oogenblik zijn rusteloozen loop te staken, om |»t uur levens, dat hem rest, zij het nog \>o kort, te rekken. Ijzeren tranen zijn het, die zien naar buiten willen persen, maar door 's duivels 'mud wreed teruggedrongen worden. Dan denkt fey aan Christus, den Verlosser, wiens bloed ook flem had kunnen verlossen; maar 't enkel noemen «W dien naam hernieuwt de helsche pijnigingen sjjner wreede vervolgers en doet het schoone beeld Bit zijn gezicht verdwijnen: " O I'll leap up to my God! Who pulls me down? See, see, where Christ's blood streams in the firmament l One drop would save my soul, half a drop: ah, my Christ! _ Ah, rend not my heartfor naming of my Christ! Yet I will call on him: O spare me, Lucifer! Where is it now? 't is goae: aud see, where God Stretcheth out his arm, aud bends his ireful brows! Mountains aud huls, come, come, and fall on me, And hide me from the heavy wrath of God! No, no! ' Then will I headlong run into the earth: Earth, gape! 4) etc. Ook hier weer stijl, versbouw, alles' in overeen stemming met de gedachten. En Dr. Modderman ? 't Is al te erg : Maar 'k wil niet, 'k spring den Hemel in tot God! Wie duwt mij weer omlaag? O Christus, zie, "Waar ginds uw bloed vloeit langs het firmament, Daar kan n droppel mijne redding zijn. ?- Verscheur mijn hart niet, omdat ik het waag Uw naam te noemen. O, ik roep hem toch. Ach spaar mij, wreede Lucifer! Waar is Het nu? 't Is weg! Ik zag toch hoe de Heer Vergramd de wenkbrauw fronste en zijn arm Ophief. Komt, bergen, heuvels, komt en valt Op mij; beschut mij voor des Hemels wraak. Niet? Dan ren ik het hoofd vooruit den grond In. Aarde splijt! 5) enz. ?Van het laatste punt kunnen wij ons kort afmaken, door van de tallooze regels, waarin de stuitendste hiaten voorkomen, de volgende op te schrij ven: Gelyk de Indiaan zijn Spaanschen heer" - 1,128. Wie vreemde talen spreekt, de ertsen kent"- 1,150. Door 't voorgeslacht verborgen in de aard." 1,158. Zooals de elementen zijn, zoo zijn - - " VI, 43. De groote Alexander,'t meest vermaard''- X, 35. De aard verbaasde door haar stralend licht."X, 38. Wat moet ik doen om te ontkomen uit - " XII, 66. Weinig zin voor welluidendheid moet men heb ben, zoo men bovenstaande regels, oi andere als ?. 1) Zie: The Works of Christopher Marlowe. Edited by A. H Bullen M. A. Preface. pag. 15. 2) Zie; Inleiding pag. 40. 3) De 192 regels van Chorus plus l e tooneel bij v. vermag Dr. M. slechts in 209 Hollandsche verzen terug te geven. Verder is alles naar evenredigheid. 5) Hier als in 't voorgaande tekst van Dyce. 6) Zie vooral, om duidelijk te begrijpen,hoe weinig Dr. M. Marlowe's stijl gevoel t: Shakspere" byEdwardDowden.L L. D.en Shakespeare's Romeo und Jnlia, eine kritische Ausgabe des oerlieferten Doppeltextes" von Tycho Mommsen. Op dit laatste werk werk is gebouwd de belangrijke dis sertatie van Jacobus Schipper: DeversuMarlovii. Een bol gelijk deez' centraal aarde is" VI, 42. met genoegen kan lezen. Ofschoon Dr. Moddermans werk van nut moge zyn voor dengene, die niet in staat is den Engelschen tekst te lezen, komt, zooals wij meenen genoeg aangetoond te hebben, aan den arbeid niet toe de lof, te zijn: eene goede vertaling van Marlowe's Faustus. Leiden, 27 Sept. 1887. P. FIJN VAN DRA.A.T. succes verkregen; een gevolg van den bekoorhjken humor die het bezielt, van het naar het leven afgeluisterde komische der karakters. Paul Heyse mag zich over dit succes te meer geluk wenschen, omdat hy' niet dan na menig mislukte poging er in geslaagd is, op het tooneel even als in zoovele andere takken van litteratuur zy'n meesterschap te toonen. Het onderwerp wordt wel wat gering geacht voor drie bedrijven, maar Paul Heyse heeft toch niet aan den lust toegegeven om het, gelyk zyn Duitsche collega's vaak doen, door kluchtspeltooneelen, niet uit de handeling voortvloeiende, aan te vullen. Hij toont den toeschouwer een modern schilders-atelier; de liefde van den schil der voor eene actrice is de drijfkracht van zijn stuk, de actie wordt gevormd door de verschil lende stoornissen, die des schilders goede vrien den" in zijn geluk brengen. Het kon niet missen of men denkt bij de uitwerking een weinig aan Der Maler van Wilbrandt, bij de inmenging der goede vrienden" een weinig aan NOS intimes van Sardou. De goede vrienden" in het Fransche .stuk zijn echter een troep jaloersche para sieten, die bij Paul Heyse meenen werkelijk goede vrienden te zijn, en voeren door hun bemoeizieke vriendschap den schilder tot den uitroep: God behoede mij voor nujne vrienden!" De dichter werd na het tweede en derde be drijf ten tooneele geroepen en met warmen bijval begroet. De uitvoering was zeer goed; bij een nog vlugger spel zouden de zwakheden van het stuk, het somtijds ongemotiveerd komen en gaan der personen, en het gemis aan eene verrassende oplossing, nog minder merkbaar geweest zijn. MUZIEK IN DE H007DSTAD. In den schouwburg van de Hoeren Van Lier werden in den laatst en tijd een paar voorstellin gen gegeven, die, wat het muzikale gedeelte be treft, niet onopgemerkt mogen >oorbijgaan; wij bedoelen de opvoering van Hfanfred, met Possart in de titelrol, terwijl de Orkestvereeniging, een koor van dames en -heeren en gunstig bekende solisten onder de leiding van den Heer Röntgen de muziek van Schumann ten gehoore brachten en An entirely New and Original Japanese Opera, in two acts, entitled Ihe Mikado; or, the town of Titipu, written by W. S. Gilbert, composed by Arthur Sullivan. EEN NIEUW BLIJSPEL VAN PAUL HEYSE. Te Frankfort is in het Schauspielhaus de pre mière gegeven van een nieuw blijspel van Paul Heyse: Gott sehütze mich vor meinen Freunden! s ji_f« V n ^ «i 41, ATI n -nw/iira TTat n tui mr o ofnlj- V» ooft in drie bedrijven, in proza. Het nieuwe stuk heeft, naar gemeld wordt, zonder calembours, zonder knal-effecten of krasse toestanden, zonder de prik kelende slottooneelen en spannende verrassings kunsten eener verfijnde techniek, een zeer goed De opvoering van Manfred in den schouwburg van de H. H. van Lier verschafte een zeldzaam kunstgenot. De muziek van Schumann spreidt in dit werk haast de volle kracht der jeugd ten toon en verbindt zich op heerlijke wijze met het ge dicht van Byron. Spitta, een der warmste vereer ders van Schumann, zegt dab de Manfred-muziek evenmin in de concertzaal als op het tooneel goed effect maakt, ofschoon hij haar, vreemd genoeg, eine stilvolle Schöpfung" noemt,,diezuSchumann's vollendesten Leistungen gehort." In den eersten tijd werd de Manfrod-m-iziek meestal alleen op concerten uitgevoerd. Te Weimar (1852),Leipzig (1863) en München (1873) werd echter het drama zelf voor het voetlicht ge bracht. Dat de opvoering hooge eischen stelt niet alleen met betrekking tot de mise en scène en de declamatie, maar ook met betrekking tot orkest, solisten en koren, is genoeg bekend. En diepen indruk zal het werk eerst dan maken, wanneer in voldoende mate aan die eischen wordt voldaan. Over het rijpe talent van den kunstenaar, die in de titelrol optrad, hebben wij hier niets mede te deelen. Den lezers van het Weekblad werd in een vorig nummer van bij uitstek bevoegde hand eene beoordeeling geschonken. Ons zij het alleen vergund aan te teekenen, dat vooral waar het gesproken woord door muziek begeleid, ook in melodie en rythmus parallel liep met wat de componist had geschreven, de voordracht in n woord voortreffelijk kon hoeten. Trouwens het is bekend dat de hoer Possart de geheele partituur met Clara Schumann heeft ingestudeerd en dat hij zich zelven beschouwt als den drager der eigenlijke traditie bij de vertolking. Dit laatste verklaart en wettigt eenigszins zijn optreden bij de algemeene repetitie, die de eerste opvoering voorafging. Het bijpersoneel de Gemsenjager", de abt, de oude Dienor" trok geenszins de aandacht, zij hebben trouwens slechts ondergeschikte beteekenis. Het optreden der Geister" in den schouwburg is zeker aan de bestuursleden der Wagnervereeniging niet ontgaan. Wij hebben voor ons zelven de opmerking gemaakt, dat met veel beleid is gehandeld om er de dames toe te krijgen aan de voorstelling als werkende leden deel te nemen. Zou de vermomming er het hare toe bijgedragen hebben? Wij durven het niet denken, wijl de costumes ook voor diegenen, welke met alle vrou welijke ijdelheid gebroken hebben, weinig aan trekkelijkheid moesten hebben. Des te beter. Wij zien met belangstelling het oogenblik te gemoet dat de koren in eert der dramatische werk en van Wagner door de kunstlievende dilettanten zullen gezongen worden. Dan zal niets ons weerhouden om die uitvoering met beide handen toe te juichen en nog eens te toonen, dat wij van exclusivisme niets willen weten. De leden der Orkestvereeniging deden onderde leiding van den heer Röntgen hun uiterste best om de uitvoering naar wensch te doen slagen. Vooral de Zwischenact-musik" kwam tot haar recht, beter althans dan de Ouverture. De koren klonken goed. In het Requiem vielen sopranen en tenoren (tweede doel Et lux aeterna") ongelijk in. Het gesproken koor maakte geen gunstigen indruk, het deed aan eene klassikale oefening in de voor dracht op eene lagere school denken. De heer Messchaert en de dames Veltman en Ter Wogt hebben met toewijding en talent de solopartijen vervuld en oogstten welverdienden bijval. Dat aan allen, die de opvoering hielpen tot stand komen, een woord van erkentelijkheid dient gebracht, spreekt wel van zelf. vrome wensch zal het wel blijven, omdat de dub bele gave van litterarische en muziekale schep pingskracht slechts aan weinigen gegeven kan zijn, en daarenboven de heerschappij over de taal bij componisten, vaak ten eenenmale ontbreekt. Doch woord en toon behooren met elkander in verband te blijven en het moet althans den schyn hebben alsof zij eene enkele schepping zijn. Arthur Sttllivan en 'W. S. Gilbert hebben in den laatsten tijd, onze lezers weten het, op het gebied der operette het een en ander ge leverd dat al spoedig Ie tour du monde" deed. In Duitschland is the Mikado" in verscheidene steden met succes opgevoerd en aan het kloeke initiatief van de H.H. van Lier is het te danken dat te dezer stede de artisten van Savoy's Theater te Londen met medewerking van het orkest van den schouwburg van Lier en enkele leden der kapel van Zaagmans de operette in het oorspronkelyke konden spelen. Wanneer het gordijn opgaat bevinden we ons in den Court-yard" van het paleis van Ko-Ko Lord High Executioner of Titipu. Een aantal edelen, wier houding, kleedij en mimiek ons al dadelijk herinnert aan figuren, die wij vroeger door af beeldingen leerden kennen, zijn in schilderachtige groepen geplaatst en wekken het denkbeeld, dat wij in eene andere wereld zijn binnengeleid. Het koor der edellieden zingt dan ook: If you want to know who we are, We are gentlemen of Japan." Bij het optreden van Nan'd-Poo, die met een Japansche guitaar op den rug en een pakjen volksliederen in de hand ten tooneele verschijnt, wordt onze belangstelling gevraagd voor de lotge vallen van den reizenden muzikant, in werkelijk heid den zoon van den Mikado. Deze vorst is een saan van strenge zeden, die de moraliteit van zijn volk wil verheffen, door strenge wetten uit te vaardigen tegen allen, die zich aan flirtation" schuldig maken. Nanki-Poo zelf is er haast het slachtoffer van geworden. Eene ervaren schoone, Katishka, het tekstboek voegt er bij: in love with Nanki-Poo" ? eischte niets minder dan dat hij haar zou huwen. Toen ontvluchtte hij het hof en werd trombonist in de kapel van Titipu. Daar ontmoette hij de bekoorlijke Yum-Yum en werd op haar verliefd. Doch ze is verloofd met haar voogd Ko-Ko". Intusschen leert ons de ontknooping, dat het huwelijk tusschen Nanki-Poo en Yum-Yum tot stand komt en de hand van Katishka als fiche de de consolation" aan Ko-Ko ten deel valt. Er zijn in deze operette een aantal aardige nummers aan te wijzen, die bij goede voordracht van zelf succes moeten hebben. Het terzott Three little maids are we," het duet: Where you not to Ko-ko plighted", het lied voor sopraan The sun, whose rays, are all ablaze, with ever living glory", het uitnemende quartet Brightly dawns our wedding day, joyous hour, we give thee greeting!" als weer het wat gerekte A more humane Mikado never did in Japan exist" trok ken bij do eerste opvoering de aandacht. Onver deelden bijval verwierf het duet The flowers that bloom in the .spring" en terecht. Ken werkelijk leest voor de oogen -was die voor stelling met de fraaie mise en scène, de rijke costumes, de smaakvolle en altijd wisselende groepeering en dat voortreffelijk waaierspol, waar bij op lijnen en kleuren zoo nauwlettend acht werd geslagen! De koorleden, vooral de dames, vormden een scherp contrast mot die galerij van antiquiteiten die elders zoo dikwerf wordt uitge stald. En de frischheid der stemmen hield met de jeugd der zangeressen gelijken tred. Het samen spel was in alle opzichten uitnemend. De hoofdrollen werden naar den eisch vervuld; alleen de Mikado" zelf werd op minder vol doende wijze voorgesteld. En de heer Gilbert be schikte wel over een lief tenorgeluid, doch zijn spel laat aan losheid heel wat te wenschen over. 't Deed ons leed dat het orkest niet beter samen gesteld was; de violen o. a. waren volstrekt niet voldoende. Dat het meerendeel der bezoekers deze operette zoo goed konden volgen is ook aan het uitstekende tekstboekje te danken, waarin do Duitsche be werking door Dr. C. Carlotte den oorspronkelijken tekst op den voet volgt. Men moge bij het oordeel over vele producten der moderne opera-componisten herhaaldelijk den wensch uitspreken, dat de toonzetter ook als schrijver of dichter van het libretto optrede, een Een der verdienstelijke leden van het Paleis orkest, de heer J. Jacobs, solo-trombonist van Z. M. den Koning, gaf Zaterdag 1.1. een concert bij gelegenheid van zijn 45-jarig jubileum als toonkunstenaar. Nu de 45 jaren op het pro gramma aangegeven waren, hebben wij ze voor echt aan te nemen, ofschoon de heer Jacobs de kunst schijnt te verstaan door den dichter be doeld: De réparer des ans l'irréparable outrage." Het geheele Paleis-orkest speelde hem ter eere de Apollo-ouverture en de h.h. Cramer en Bosmans traden denzeltden avond als solisten op. Dat de heer Jacobs zelf zoowel in het concert voor Trombone, door hem gecomponeerd, als in ver schillende solonummers zijn talent bij vernieuwing deed waardeeren, was het publiek ongetwijfeld zeer aangenaam. Een fraaie lauwerkrans mocht dezen kunstenaar de overtuiging schenken dat zijne muzikale gaven in de hoofdstad op prijs worden gesteld en dat alle kunstlievenden hem gaarne tal van gelukkige jaren toewenschen. Ons zij het vergund ook te dezer plaatse van onze oprechte waardeering blijk te geven. H. C. P. D. JENNY LIND. De Zweedsche nachtegaal", de eens zoo be roemde prima-donna Jenny Lind, later mevrouw Goldschmidt-Lind, is eergisteren te Malvern, in Engeland, gestorven. Zij leed sinds jaren aan gedeeltelijke verlamming, en had de laatste weken haar bed niet verlaten. Jenny Lind werd den 6 October 1820 te Stock holm geboren; zij was de dochter van een taaionderwijzer. Reeds op zeer jeugdigen leeftijd werd haar muzikaal talent ontdekt, zij maakte haar studiën aan de zangschool van het Zweedsche hoftheater en trad op haar achttiende jaar, als Agathe in Der Freischütz, in het hoftheater op. Jenny heeft in den beginne niet met onbekend heid of intriges te worstelen gehad; haar eerste optreden was een compleet succes, dat zij weinige weken later met Euryanthe in Webers opera en Alice in den Bobert bevestigde. Jenny's vrienden deden haar begry'pen, dat het theater te Stockholm te klein was voor haar gaven; in 1841 ging zy naar Parijs, destijds het centrum der kunstwereld. Behalve Mendelssohn was er desty'ds geen musicus van naam die niet min of meer Pary's als zijn t'huis beschouwde. Jenny vond er Rossini, Donizetti, Auber, Meyerbeer, Berlioz, Halévy. Zonderling genoeg werd zij er niet aan gemoedigd. Zij moest er lessen nemen bij de celebriteiten van den dag, Manuel Garcia, den broe der van Malibran en Mad. Viardot, den zoon van den beroemden Garcia, die de rol van Almaviva in den Barbier creëerde. Garcia was met zijne jeugdige leerling ten hoogste ingenomen, en recommandeerde haar aan den directeur der groote Opera, die haar liet zingen, maar haar geen engagement aanbood. Meyerbeer was hierover ten hoogste verontwaar digd, en zond haar naar Berlijn, waar hij haar den directeur der Opera aanbeval, als heldin (Vielka) in eene opera Das Feldlager in Schlesien, welke hij voor Berlijn geschreven had. (Deze opera werkte hij later als L'étoile du Nord voor de Parijsche Opéra-comique om). Zij moest er Duitsch voor leeren, trad er, naar het schijnt, met succes in op, maar verliet toch spoedig Berlijn weder, om een kunstreis te ondernemen, Ham burg, Keulen, Coblentz, Kopenhagen, Stockholm. Jenny Lind heeft aan Parijs steeds deze eerste teleurstelling kwaly'k genomen, en later telkens voor een engagement ann de Groote Opera aldaar bedankt. In 1845 noodigde Mendelssohn haar, om in het Gewandhaus te Leipzig op te treden, waar hij tegelijk de Concerten en het conservatorium dirigeerde. Te Leipzig bevestigde zich eerst recht haar succes, het volgend voorjaar trad zij in de Kei zerlijke Opera te Weenenop; en te Londen, waar destijds de strijd tusschen de twee opera-directiën, die bijna de geheele eeuw geduurd heeft, op zijn heftigst was, deed men haar van twee kanten aanbiedingen. Zij koos Her Majesty's Thcatre, waar Lumley directeur was, en trad er als Alice in Hobert op; het geheele hof was tegenwoordig; Balfe dirigeerde het orkest. Haar succes, van het beste allooi, werd door de toen reeds vernuftige Engelsche reclame tot een ongewone hoogte op gevoerd; Douglas Jerrold vond in Punch den naam Zweedsche nachtegaal" voor haar uit; Bar num zette de reclame in Amerika voort met een virtuositeit, die weinig met den eenvoud en de degelijkheid van Jenny Lind zelve overeenkwam Toen zij te Philadelphia aankwam, bezorgde het gebrul der verrukte volksmassa haar zulk een hoofdpijn, dat zij naar bed moest gaan. Het volk echter wenschte haar te zien, en dreigde het hotel af te breken. Barnum, handig als steeds, kleeddo Jenny's kamenier in haar hoed en shawl en deed deze op het balcon de menigte begroeten. Te Londen zong zij weder Amina in de Sonnambula, Marie in de Figlia del lïeggimento, Adalgisa in Norma en Susanna in de Nozze di Figaro. In den winter van 1848 ondernam zij eene 'kunstreis in de provincie en besloot toen, zich van het tooneel terug te trekken, ondanks de aanbiedingen der tooneel-directeuren. Alleen haar oude vriend Lumley kon van haar verkrijgen, dat zij zes opera-voordrachten" zou geven in Her Majesty's Theatre, zonder decora tief of costuum. Maar zie, de eerste avond was de zaal zoo goed als ledig. Het was een groote teleurstelling voor Jenny Lind, en zij besloot niet met zulk een mislukken hare loopbaan als zangeres te eindigen. Zij trad weer op in Lucia en in al haar vroegere rollen, en had het gewone succes. Toch trad zij daarna alleen in concerten op. In. 1850 en 1851 verdiende zij in Amerika 3 % millioon francs; Barnum zorgde weer voor de behoor lijke annonces, de plaatsen in de schouwburg werden bij opbod geveild, en de Zweedsche Nachtegaal" hield, wat de aanplakbiljetten beluofden. Het was op die reis, dat Jenny Lind don heer Otto Goldschmidt leerde kennen, met wien zij te Boston trouwde, in 1852. Nu haar terugkeer in Engeland maakte zij nog oeft kunstreis door Europa en vestigde zich toen in 1856 te Londen, om alleen nog in oratoria en concerten optetreden. Haar succes hierin evenaarde echter nooit dat, hetwelk zij in de opera behaalde. Jenny Lind's stem was niet buitengewoon; de omvang, in den besten tijd, was een zuivere so praan van twee octaven. D tot D, met twee tonen hooger nog in buitengewone omstandigheden. De benedenhelft was niet sterk, dikwijls gevolleerd en soms ontstemd, maar het bovenste register was allerschitterendst, vooral in het hoogste ge deelte. Hierbij kwam, dat Jenny een uitstekende actrice was, de rollen die zij te zingen had, zon der eenig gewetensbezwaar transponeerde, besnoélde, veranderde, alles ten voordeele harer stem en tot genoegen van het groote publiek, en eene buitengewoon goede school had, zoodat hare tril lers, staccati, coloratuur letterlijk onberispelijk waren. Van hare, voor dien tijd, enorme winsten be steedde zij een groot gedeelte aan liefdewerken in haar vaderland. Het is opmerkelijk welk een indruk Jenny Lind in de litteratuur van haren tijd heeft nagelaten. Het geheim van hare aan trekkingskracht schijnt gelegen te hebben inbare echt vrouwelijk eenvoudige bevalligheid, die zelf te midden van den werkelijk vorblindenden over vloed van sterren in dien tijd, de schitterende Grisi en Persiani, de betooverende Cruvclli, de romantische Malibran, de onberispelijke Henriette Sontag, en zangers als Mario. Lablache, Rubini, haar eene eigenaardige positie deed handhaven. Passie, zooals de groote Italiaansche vorstinnen van den zang ten toon spreidden, lag niet in haar karakter, maar in zachtheid, eenvoud en bekoor lijke volmaaktheid had zij haar wedergade niet. KARL GUHR. Te Frankfort herdacht men den 27 October den ouden vermaarden kapelmeester Guhr, die er op 27 October 1787 geboren werd. Guhr toonde reeds in zijn vroegste jeugd, behalve muzikalen aanleg, een buitengewoon talent om de menschen voor zich in te nemen, dat hem in zijn lange loopbaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl