Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 541.
*elfe door onregelmatigheid
nu Dr. Modidjerman:
ia den rhytmus.
?-'<-.
,j:*tWas dus om dit gelaat, dat men een vloot
,Ih zee zond, meer dan duizend schepe» sterk
En men de stompe torens heeft verbrand
,Vaa Hium! o zoete Helena!
Maak mij onsterflijk meteen kus! (kust haar).
Mijn ziel,
Getrokken door haar lippen vliedt van mij.
Kom, Helena, hergeef my mijne ziel!
'?Hier wil ik wonen, want de Hemel toeft
Op deze lippen; buiten Helena
," 'ïIs alles droesem. Ik wil Paris zijn;
'? Ja ruil voor Troje, worde Wittenberg
f" Om' uwentwil belegerd en verwoest.
L 'k Wil stryden met den zwakken Menelaus
.»En 'k hecht uw kleuren aan mijn helmpluim,
45 Ja, 'k ga Achilles wonden in zijn hiel
En ijl terug naar huis om eenen kus
Van Helena! O, gij zijt schooner dan
:- De avondtrans, in 't diamanten-kleed
*? x?Fan flikkerende sterren zonder tal;
50 Gy schittert meer dan vlammende Jupyn,
Zooals hij Semele verscheen, de droef
] Misleide. Liefelijker zijt gy dan
j De zonnegod, weerkaatst in 't helder Wauw
~?Van Arethusa's koele waterbron.
SK>i Gij, gij alleen zult myn geliefde zijn!"
Inderdaad: de woorden zyn niet kwaad ge
vonden, vooral de onderstreepte niet. Maar wat
,'tiQft er over van het kernachtige, krachtige, wat
rWi alles dat Faustus' zielsberoering moet doen
iatkomen? In linked sweetness long drawnout",
-JWU een modern dichter hebben gezegd; d. i. in
*»*tHüUandsch: verwaterd.
'^ Oiize tweede aanhaling is uit het slottooneel;
4e heerlyke passage, die zelfs Goethe nergens
evenaarde, waarin Faustus met de ziel van
wan> tóop vervuld, het einde van zijn zondig leven ziet
Jjaderen. Tevergeefs bezweert hy 't firmament
fto oogenblik zijn rusteloozen loop te staken, om
|»t uur levens, dat hem rest, zij het nog \>o
kort, te rekken. Ijzeren tranen zijn het, die zien
naar buiten willen persen, maar door 's duivels
'mud wreed teruggedrongen worden. Dan denkt
fey aan Christus, den Verlosser, wiens bloed ook
flem had kunnen verlossen; maar 't enkel noemen
«W dien naam hernieuwt de helsche pijnigingen
sjjner wreede vervolgers en doet het schoone beeld
Bit zijn gezicht verdwijnen:
" O I'll leap up to my God! Who pulls me
down?
See, see, where Christ's blood streams in the
firmament l
One drop would save my soul, half a drop:
ah, my Christ! _
Ah, rend not my heartfor naming of my Christ!
Yet I will call on him: O spare me, Lucifer!
Where is it now? 't is goae: aud see, where God
Stretcheth out his arm, aud bends his ireful
brows!
Mountains aud huls, come, come, and fall on me,
And hide me from the heavy wrath of God!
No, no! '
Then will I headlong run into the earth:
Earth, gape! 4) etc.
Ook hier weer stijl, versbouw, alles' in overeen
stemming met de gedachten. En Dr. Modderman ?
't Is al te erg :
Maar 'k wil niet, 'k spring den Hemel in tot
God!
Wie duwt mij weer omlaag? O Christus, zie,
"Waar ginds uw bloed vloeit langs het firmament,
Daar kan n droppel mijne redding zijn.
?- Verscheur mijn hart niet, omdat ik het waag
Uw naam te noemen. O, ik roep hem toch.
Ach spaar mij, wreede Lucifer! Waar is
Het nu? 't Is weg! Ik zag toch hoe de Heer
Vergramd de wenkbrauw fronste en zijn arm
Ophief. Komt, bergen, heuvels, komt en valt
Op mij; beschut mij voor des Hemels wraak.
Niet? Dan ren ik het hoofd vooruit den grond
In. Aarde splijt! 5) enz.
?Van het laatste punt kunnen wij ons kort
afmaken, door van de tallooze regels, waarin de
stuitendste hiaten voorkomen, de volgende op te
schrij ven:
Gelyk de Indiaan zijn Spaanschen heer" - 1,128.
Wie vreemde talen spreekt, de ertsen kent"- 1,150.
Door 't voorgeslacht verborgen in de aard." 1,158.
Zooals de elementen zijn, zoo zijn - - " VI, 43.
De groote Alexander,'t meest vermaard''- X, 35.
De aard verbaasde door haar stralend licht."X, 38.
Wat moet ik doen om te ontkomen uit - " XII, 66.
Weinig zin voor welluidendheid moet men heb
ben, zoo men bovenstaande regels, oi andere als ?.
1) Zie: The Works of Christopher Marlowe.
Edited by A. H Bullen M. A. Preface. pag. 15.
2) Zie; Inleiding pag. 40.
3) De 192 regels van Chorus plus l e tooneel bij v.
vermag Dr. M. slechts in 209 Hollandsche verzen
terug te geven. Verder is alles naar evenredigheid.
5) Hier als in 't voorgaande tekst van Dyce.
6) Zie vooral, om duidelijk te begrijpen,hoe weinig
Dr. M. Marlowe's stijl gevoel t: Shakspere"
byEdwardDowden.L L. D.en Shakespeare's Romeo und
Jnlia, eine kritische Ausgabe des oerlieferten
Doppeltextes" von Tycho Mommsen. Op dit
laatste werk werk is gebouwd de belangrijke dis
sertatie van Jacobus Schipper: DeversuMarlovii.
Een bol gelijk deez' centraal aarde is" VI, 42.
met genoegen kan lezen.
Ofschoon Dr. Moddermans werk van nut moge
zyn voor dengene, die niet in staat is den
Engelschen tekst te lezen, komt, zooals wij meenen
genoeg aangetoond te hebben, aan den arbeid
niet toe de lof, te zijn: eene goede vertaling van
Marlowe's Faustus.
Leiden, 27 Sept. 1887. P. FIJN VAN DRA.A.T.
succes verkregen; een gevolg van den bekoorhjken
humor die het bezielt, van het naar het leven
afgeluisterde komische der karakters. Paul Heyse
mag zich over dit succes te meer geluk wenschen,
omdat hy' niet dan na menig mislukte poging er
in geslaagd is, op het tooneel even als in zoovele
andere takken van litteratuur zy'n meesterschap
te toonen.
Het onderwerp wordt wel wat gering geacht
voor drie bedrijven, maar Paul Heyse heeft toch
niet aan den lust toegegeven om het, gelyk zyn
Duitsche collega's vaak doen, door
kluchtspeltooneelen, niet uit de handeling voortvloeiende,
aan te vullen. Hij toont den toeschouwer een
modern schilders-atelier; de liefde van den schil
der voor eene actrice is de drijfkracht van zijn
stuk, de actie wordt gevormd door de verschil
lende stoornissen, die des schilders goede vrien
den" in zijn geluk brengen. Het kon niet missen
of men denkt bij de uitwerking een weinig aan
Der Maler van Wilbrandt, bij de inmenging der
goede vrienden" een weinig aan NOS intimes
van Sardou. De goede vrienden" in het
Fransche .stuk zijn echter een troep jaloersche para
sieten, die bij Paul Heyse meenen werkelijk goede
vrienden te zijn, en voeren door hun bemoeizieke
vriendschap den schilder tot den uitroep: God
behoede mij voor nujne vrienden!"
De dichter werd na het tweede en derde be
drijf ten tooneele geroepen en met warmen bijval
begroet. De uitvoering was zeer goed; bij een
nog vlugger spel zouden de zwakheden van het
stuk, het somtijds ongemotiveerd komen en gaan
der personen, en het gemis aan eene verrassende
oplossing, nog minder merkbaar geweest zijn.
MUZIEK IN DE H007DSTAD.
In den schouwburg van de Hoeren Van Lier
werden in den laatst en tijd een paar voorstellin
gen gegeven, die, wat het muzikale gedeelte be
treft, niet onopgemerkt mogen >oorbijgaan; wij
bedoelen de opvoering van Hfanfred, met Possart
in de titelrol, terwijl de Orkestvereeniging, een
koor van dames en -heeren en gunstig bekende
solisten onder de leiding van den Heer Röntgen
de muziek van Schumann ten gehoore brachten
en An entirely New and Original Japanese
Opera, in two acts, entitled Ihe Mikado; or, the
town of Titipu, written by W. S. Gilbert,
composed by Arthur Sullivan.
EEN NIEUW BLIJSPEL VAN PAUL HEYSE.
Te Frankfort is in het Schauspielhaus de pre
mière gegeven van een nieuw blijspel van Paul
Heyse: Gott sehütze mich vor meinen Freunden!
s ji_f« V n ^ «i 41, ATI n -nw/iira TTat n tui mr o ofnlj- V» ooft
in drie bedrijven, in proza. Het nieuwe stuk heeft,
naar gemeld wordt, zonder calembours, zonder
knal-effecten of krasse toestanden, zonder de prik
kelende slottooneelen en spannende verrassings
kunsten eener verfijnde techniek, een zeer goed
De opvoering van Manfred in den schouwburg
van de H. H. van Lier verschafte een zeldzaam
kunstgenot. De muziek van Schumann spreidt in
dit werk haast de volle kracht der jeugd ten toon
en verbindt zich op heerlijke wijze met het ge
dicht van Byron. Spitta, een der warmste vereer
ders van Schumann, zegt dab de Manfred-muziek
evenmin in de concertzaal als op het tooneel goed
effect maakt, ofschoon hij haar, vreemd genoeg,
eine stilvolle Schöpfung" noemt,,diezuSchumann's
vollendesten Leistungen gehort."
In den eersten tijd werd de Manfrod-m-iziek
meestal alleen op concerten uitgevoerd. Te
Weimar (1852),Leipzig (1863) en München (1873)
werd echter het drama zelf voor het voetlicht ge
bracht. Dat de opvoering hooge eischen stelt niet
alleen met betrekking tot de mise en scène en
de declamatie, maar ook met betrekking tot orkest,
solisten en koren, is genoeg bekend. En diepen
indruk zal het werk eerst dan maken, wanneer in
voldoende mate aan die eischen wordt voldaan.
Over het rijpe talent van den kunstenaar, die
in de titelrol optrad, hebben wij hier niets mede
te deelen. Den lezers van het Weekblad werd in
een vorig nummer van bij uitstek bevoegde hand
eene beoordeeling geschonken. Ons zij het alleen
vergund aan te teekenen, dat vooral waar het
gesproken woord door muziek begeleid, ook in
melodie en rythmus parallel liep met wat de
componist had geschreven, de voordracht in n
woord voortreffelijk kon hoeten. Trouwens het is
bekend dat de hoer Possart de geheele partituur
met Clara Schumann heeft ingestudeerd en dat
hij zich zelven beschouwt als den drager der
eigenlijke traditie bij de vertolking. Dit laatste
verklaart en wettigt eenigszins zijn optreden bij
de algemeene repetitie, die de eerste opvoering
voorafging.
Het bijpersoneel de Gemsenjager", de abt,
de oude Dienor" trok geenszins de aandacht,
zij hebben trouwens slechts ondergeschikte
beteekenis.
Het optreden der Geister" in den schouwburg
is zeker aan de bestuursleden der
Wagnervereeniging niet ontgaan. Wij hebben voor ons zelven
de opmerking gemaakt, dat met veel beleid is
gehandeld om er de dames toe te krijgen aan de
voorstelling als werkende leden deel te nemen.
Zou de vermomming er het hare toe bijgedragen
hebben? Wij durven het niet denken, wijl de
costumes ook voor diegenen, welke met alle vrou
welijke ijdelheid gebroken hebben, weinig aan
trekkelijkheid moesten hebben. Des te beter. Wij
zien met belangstelling het oogenblik te gemoet
dat de koren in eert der dramatische werk en van
Wagner door de kunstlievende dilettanten zullen
gezongen worden. Dan zal niets ons weerhouden
om die uitvoering met beide handen toe te juichen
en nog eens te toonen, dat wij van exclusivisme
niets willen weten.
De leden der Orkestvereeniging deden onderde
leiding van den heer Röntgen hun uiterste best
om de uitvoering naar wensch te doen slagen.
Vooral de Zwischenact-musik" kwam tot haar
recht, beter althans dan de Ouverture. De koren
klonken goed. In het Requiem vielen sopranen en
tenoren (tweede doel Et lux aeterna") ongelijk in.
Het gesproken koor maakte geen gunstigen indruk,
het deed aan eene klassikale oefening in de voor
dracht op eene lagere school denken. De heer
Messchaert en de dames Veltman en Ter Wogt
hebben met toewijding en talent de solopartijen
vervuld en oogstten welverdienden bijval. Dat aan
allen, die de opvoering hielpen tot stand komen,
een woord van erkentelijkheid dient gebracht,
spreekt wel van zelf.
vrome wensch zal het wel blijven, omdat de dub
bele gave van litterarische en muziekale schep
pingskracht slechts aan weinigen gegeven kan
zijn, en daarenboven de heerschappij over de taal
bij componisten, vaak ten eenenmale ontbreekt.
Doch woord en toon behooren met elkander in
verband te blijven en het moet althans den schyn
hebben alsof zij eene enkele schepping zijn.
Arthur Sttllivan en 'W. S. Gilbert hebben in
den laatsten tijd, onze lezers weten het, op
het gebied der operette het een en ander ge
leverd dat al spoedig Ie tour du monde" deed.
In Duitschland is the Mikado" in verscheidene
steden met succes opgevoerd en aan het kloeke
initiatief van de H.H. van Lier is het te danken
dat te dezer stede de artisten van Savoy's Theater
te Londen met medewerking van het orkest van
den schouwburg van Lier en enkele leden der
kapel van Zaagmans de operette in het
oorspronkelyke konden spelen.
Wanneer het gordijn opgaat bevinden we ons in
den Court-yard" van het paleis van Ko-Ko Lord
High Executioner of Titipu. Een aantal edelen,
wier houding, kleedij en mimiek ons al dadelijk
herinnert aan figuren, die wij vroeger door af
beeldingen leerden kennen, zijn in schilderachtige
groepen geplaatst en wekken het denkbeeld, dat
wij in eene andere wereld zijn binnengeleid. Het
koor der edellieden zingt dan ook:
If you want to know who we are,
We are gentlemen of Japan."
Bij het optreden van Nan'd-Poo, die met een
Japansche guitaar op den rug en een pakjen
volksliederen in de hand ten tooneele verschijnt,
wordt onze belangstelling gevraagd voor de lotge
vallen van den reizenden muzikant, in werkelijk
heid den zoon van den Mikado.
Deze vorst is een saan van strenge zeden, die
de moraliteit van zijn volk wil verheffen, door
strenge wetten uit te vaardigen tegen allen, die zich
aan flirtation" schuldig maken.
Nanki-Poo zelf is er haast het slachtoffer van
geworden. Eene ervaren schoone, Katishka, het
tekstboek voegt er bij: in love with Nanki-Poo" ?
eischte niets minder dan dat hij haar zou huwen.
Toen ontvluchtte hij het hof en werd trombonist in
de kapel van Titipu. Daar ontmoette hij de
bekoorlijke Yum-Yum en werd op haar verliefd.
Doch ze is verloofd met haar voogd Ko-Ko".
Intusschen leert ons de ontknooping, dat het
huwelijk tusschen Nanki-Poo en Yum-Yum tot
stand komt en de hand van Katishka als fiche de
de consolation" aan Ko-Ko ten deel valt.
Er zijn in deze operette een aantal aardige
nummers aan te wijzen, die bij goede voordracht
van zelf succes moeten hebben. Het terzott
Three little maids are we," het duet: Where you
not to Ko-ko plighted", het lied voor sopraan
The sun, whose rays, are all ablaze, with ever
living glory", het uitnemende quartet Brightly
dawns our wedding day, joyous hour, we give
thee greeting!" als weer het wat gerekte A more
humane Mikado never did in Japan exist" trok
ken bij do eerste opvoering de aandacht. Onver
deelden bijval verwierf het duet The flowers
that bloom in the .spring" en terecht.
Ken werkelijk leest voor de oogen -was die voor
stelling met de fraaie mise en scène, de rijke
costumes, de smaakvolle en altijd wisselende
groepeering en dat voortreffelijk waaierspol, waar
bij op lijnen en kleuren zoo nauwlettend acht
werd geslagen! De koorleden, vooral de dames,
vormden een scherp contrast mot die galerij van
antiquiteiten die elders zoo dikwerf wordt uitge
stald. En de frischheid der stemmen hield met
de jeugd der zangeressen gelijken tred. Het samen
spel was in alle opzichten uitnemend.
De hoofdrollen werden naar den eisch vervuld;
alleen de Mikado" zelf werd op minder vol
doende wijze voorgesteld. En de heer Gilbert be
schikte wel over een lief tenorgeluid, doch zijn
spel laat aan losheid heel wat te wenschen over.
't Deed ons leed dat het orkest niet beter samen
gesteld was; de violen o. a. waren volstrekt niet
voldoende.
Dat het meerendeel der bezoekers deze operette
zoo goed konden volgen is ook aan het uitstekende
tekstboekje te danken, waarin do Duitsche be
werking door Dr. C. Carlotte den oorspronkelijken
tekst op den voet volgt.
Men moge bij het oordeel over vele producten
der moderne opera-componisten herhaaldelijk den
wensch uitspreken, dat de toonzetter ook als
schrijver of dichter van het libretto optrede, een
Een der verdienstelijke leden van het Paleis
orkest, de heer J. Jacobs, solo-trombonist van
Z. M. den Koning, gaf Zaterdag 1.1. een concert
bij gelegenheid van zijn 45-jarig jubileum als
toonkunstenaar. Nu de 45 jaren op het pro
gramma aangegeven waren, hebben wij ze voor
echt aan te nemen, ofschoon de heer Jacobs de
kunst schijnt te verstaan door den dichter be
doeld: De réparer des ans l'irréparable outrage."
Het geheele Paleis-orkest speelde hem ter eere de
Apollo-ouverture en de h.h. Cramer en Bosmans
traden denzeltden avond als solisten op. Dat de
heer Jacobs zelf zoowel in het concert voor
Trombone, door hem gecomponeerd, als in ver
schillende solonummers zijn talent bij vernieuwing
deed waardeeren, was het publiek ongetwijfeld zeer
aangenaam. Een fraaie lauwerkrans mocht dezen
kunstenaar de overtuiging schenken dat zijne
muzikale gaven in de hoofdstad op prijs worden
gesteld en dat alle kunstlievenden hem gaarne
tal van gelukkige jaren toewenschen.
Ons zij het vergund ook te dezer plaatse van
onze oprechte waardeering blijk te geven.
H. C. P. D.
JENNY LIND.
De Zweedsche nachtegaal", de eens zoo be
roemde prima-donna Jenny Lind, later mevrouw
Goldschmidt-Lind, is eergisteren te Malvern,
in Engeland, gestorven. Zij leed sinds jaren aan
gedeeltelijke verlamming, en had de laatste weken
haar bed niet verlaten.
Jenny Lind werd den 6 October 1820 te Stock
holm geboren; zij was de dochter van een
taaionderwijzer. Reeds op zeer jeugdigen leeftijd werd
haar muzikaal talent ontdekt, zij maakte haar
studiën aan de zangschool van het Zweedsche
hoftheater en trad op haar achttiende jaar, als
Agathe in Der Freischütz, in het hoftheater op.
Jenny heeft in den beginne niet met onbekend
heid of intriges te worstelen gehad; haar eerste
optreden was een compleet succes, dat zij weinige
weken later met Euryanthe in Webers opera en
Alice in den Bobert bevestigde.
Jenny's vrienden deden haar begry'pen, dat het
theater te Stockholm te klein was voor haar gaven;
in 1841 ging zy naar Parijs, destijds het centrum
der kunstwereld. Behalve Mendelssohn was er
desty'ds geen musicus van naam die niet min of meer
Pary's als zijn t'huis beschouwde. Jenny vond er
Rossini, Donizetti, Auber, Meyerbeer, Berlioz,
Halévy. Zonderling genoeg werd zij er niet aan
gemoedigd. Zij moest er lessen nemen bij de
celebriteiten van den dag, Manuel Garcia, den broe
der van Malibran en Mad. Viardot, den zoon van
den beroemden Garcia, die de rol van Almaviva in
den Barbier creëerde. Garcia was met zijne jeugdige
leerling ten hoogste ingenomen, en recommandeerde
haar aan den directeur der groote Opera, die haar
liet zingen, maar haar geen engagement aanbood.
Meyerbeer was hierover ten hoogste verontwaar
digd, en zond haar naar Berlijn, waar hij haar
den directeur der Opera aanbeval, als heldin
(Vielka) in eene opera Das Feldlager in Schlesien,
welke hij voor Berlijn geschreven had. (Deze
opera werkte hij later als L'étoile du Nord voor
de Parijsche Opéra-comique om). Zij moest er
Duitsch voor leeren, trad er, naar het schijnt, met
succes in op, maar verliet toch spoedig Berlijn
weder, om een kunstreis te ondernemen, Ham
burg, Keulen, Coblentz, Kopenhagen, Stockholm.
Jenny Lind heeft aan Parijs steeds deze eerste
teleurstelling kwaly'k genomen, en later telkens
voor een engagement ann de Groote Opera aldaar
bedankt. In 1845 noodigde Mendelssohn haar, om
in het Gewandhaus te Leipzig op te treden, waar
hij tegelijk de Concerten en het conservatorium
dirigeerde.
Te Leipzig bevestigde zich eerst recht haar
succes, het volgend voorjaar trad zij in de Kei
zerlijke Opera te Weenenop; en te Londen, waar
destijds de strijd tusschen de twee opera-directiën,
die bijna de geheele eeuw geduurd heeft, op zijn
heftigst was, deed men haar van twee kanten
aanbiedingen. Zij koos Her Majesty's Thcatre,
waar Lumley directeur was, en trad er als Alice
in Hobert op; het geheele hof was tegenwoordig;
Balfe dirigeerde het orkest. Haar succes, van het
beste allooi, werd door de toen reeds vernuftige
Engelsche reclame tot een ongewone hoogte op
gevoerd; Douglas Jerrold vond in Punch den
naam Zweedsche nachtegaal" voor haar uit; Bar
num zette de reclame in Amerika voort met een
virtuositeit, die weinig met den eenvoud en de
degelijkheid van Jenny Lind zelve overeenkwam
Toen zij te Philadelphia aankwam, bezorgde het
gebrul der verrukte volksmassa haar zulk een
hoofdpijn, dat zij naar bed moest gaan. Het volk
echter wenschte haar te zien, en dreigde het
hotel af te breken. Barnum, handig als steeds,
kleeddo Jenny's kamenier in haar hoed en shawl
en deed deze op het balcon de menigte begroeten.
Te Londen zong zij weder Amina in de
Sonnambula, Marie in de Figlia del lïeggimento,
Adalgisa in Norma en Susanna in de Nozze
di Figaro. In den winter van 1848 ondernam zij
eene 'kunstreis in de provincie en besloot toen,
zich van het tooneel terug te trekken, ondanks
de aanbiedingen der tooneel-directeuren.
Alleen haar oude vriend Lumley kon van haar
verkrijgen, dat zij zes opera-voordrachten" zou
geven in Her Majesty's Theatre, zonder decora
tief of costuum. Maar zie, de eerste avond was
de zaal zoo goed als ledig. Het was een groote
teleurstelling voor Jenny Lind, en zij besloot niet
met zulk een mislukken hare loopbaan als zangeres
te eindigen. Zij trad weer op in Lucia en in al
haar vroegere rollen, en had het gewone succes.
Toch trad zij daarna alleen in concerten op.
In. 1850 en 1851 verdiende zij in Amerika 3 %
millioon francs; Barnum zorgde weer voor de behoor
lijke annonces, de plaatsen in de schouwburg
werden bij opbod geveild, en de Zweedsche
Nachtegaal" hield, wat de aanplakbiljetten
beluofden. Het was op die reis, dat Jenny Lind
don heer Otto Goldschmidt leerde kennen, met wien
zij te Boston trouwde, in 1852. Nu haar terugkeer in
Engeland maakte zij nog oeft kunstreis door Europa
en vestigde zich toen in 1856 te Londen, om
alleen nog in oratoria en concerten optetreden.
Haar succes hierin evenaarde echter nooit dat,
hetwelk zij in de opera behaalde.
Jenny Lind's stem was niet buitengewoon; de
omvang, in den besten tijd, was een zuivere so
praan van twee octaven. D tot D, met twee tonen
hooger nog in buitengewone omstandigheden. De
benedenhelft was niet sterk, dikwijls gevolleerd
en soms ontstemd, maar het bovenste register
was allerschitterendst, vooral in het hoogste ge
deelte. Hierbij kwam, dat Jenny een uitstekende
actrice was, de rollen die zij te zingen had, zon
der eenig gewetensbezwaar transponeerde,
besnoélde, veranderde, alles ten voordeele harer stem
en tot genoegen van het groote publiek, en eene
buitengewoon goede school had, zoodat hare tril
lers, staccati, coloratuur letterlijk onberispelijk
waren.
Van hare, voor dien tijd, enorme winsten be
steedde zij een groot gedeelte aan liefdewerken
in haar vaderland. Het is opmerkelijk welk een
indruk Jenny Lind in de litteratuur van haren
tijd heeft nagelaten. Het geheim van hare aan
trekkingskracht schijnt gelegen te hebben inbare
echt vrouwelijk eenvoudige bevalligheid, die zelf
te midden van den werkelijk vorblindenden over
vloed van sterren in dien tijd, de schitterende
Grisi en Persiani, de betooverende Cruvclli, de
romantische Malibran, de onberispelijke Henriette
Sontag, en zangers als Mario. Lablache, Rubini,
haar eene eigenaardige positie deed handhaven.
Passie, zooals de groote Italiaansche vorstinnen
van den zang ten toon spreidden, lag niet in haar
karakter, maar in zachtheid, eenvoud en bekoor
lijke volmaaktheid had zij haar wedergade niet.
KARL GUHR.
Te Frankfort herdacht men den 27 October den
ouden vermaarden kapelmeester Guhr, die er op
27 October 1787 geboren werd. Guhr toonde reeds
in zijn vroegste jeugd, behalve muzikalen aanleg,
een buitengewoon talent om de menschen voor
zich in te nemen, dat hem in zijn lange loopbaan.