Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
b jbe.hoeft .op te snuiven om te genieten
?statige koele hout.
een schatter behoort een prozaïsch
sch te zijn die zijn tijd niet verdoet
merijen in het lommer, maar die
goden kent: de kadastrale Kaart
Zakboekje.
daarom verlaat hij zijn heerlijk hoekje,
overeind en raadpleegt de klok.
nog een zware beproeving staat hem
«n. Want nauwelijks is hij tot den
van het bosch genaderd of daar schiet,
? verder dan tien pas van hem af, een
ir uit zijn leger voor hem uit. De haas
-»? wij weten 'tallen en de boer nog 't
Van ons allen schadelijk gedierte.
is een snoeper, een lekkerbek en een
Hij is onoogelijk van vorm,
kangeroevan gang, steeds verliefd van
comparend van Januari tot Januari; hij
Jaf, dom en wreed; hij is beladen met
vloek van den landbouwer wiens
boeil hij opvreet, wiens knolrapenplanten
"t en af knabbelt, wiens boonen hij
wiens erwten hij besnoeit, wiens
afgraast: hij is een gedrocht dat
ngt op twee veel te korte voorpooten
twee veel te lange achterpooten en
:i de schatter is plotseling jager
gewor^estalte richt zich op, »partout''
hij den vluchteling achterna, trekt
.deriijk snel de armen op tot aan het
gluurt langs de beide wijsvingers en
dan in een vurig en gerekt »hè!" los.
is de deserteur verdwenen achter een
16 hoogte of zijn leger wordt opgezocht
i/met eene verbazende zorgvuldigheid wordt
4oen en laten der laatste uren nagespeurd.
nu . geen jagers"bloed in de aderen
en voor de vlucht van een haas even
gevoel heeft als voor het wegvliegen
kraai, duurt zulk een enthousiasme al
gjwedig veel te lang. Want het werk wacht
fttt dat gaat voor.
- Allengs verzamelt zich het drietal weder
a hervat den arbeid, thans de richting
neHtend naar een gehucht verrezen op den
iveenden bodem. Het is reeds eenmaal
het oorspronkelijk op kaart brengen
terreinen is met groote zorg geschied,
de bijwerking is onvolledig. Ook hier
. we dus weer op bezwaren die een
en tijdroovend onderzoek noodig
«aken.
" Want zijn de woningen nog niet alle op
kaart geschetst, de in cultuur gebrachte
Iten schitteren aldaar door hunne
, zoodat we tevens voor landmeter
fungeeren.
Zoo verdoen we de rest van den namiddag
?terwijl de hitte afneemt en de frissche noorden
wind zich al ruimer baan tracht te maken.
Be huismoeders hebben vrij spoedig ontdekt
* ? ? ? i ? i J r & .
onze aanwezigheid een zeer gunstig
voortot een hoogst genottelijk buurpraatje
dienen, de bezitters zien naar ons met
schuinen, wantrouwigen blik, de meester
vertrouwelijk «om ons heen, elke
geled waarnemend om een diepen blik in
kaart te slaan, om een vraag te opperen
,een ontdekking te openbaren, en de
straat| "*lk wil ze behouden; alle vijf!"
*i >Aile vijf?" 's Dokters stem klonk
weifepé&d^ onzeker. ??»Je laat je door je goede hart
n. vrouw! Bedenk hoe gewaagd het met
kinderen is. Men kan nooit weten
. _,, in hun steekt."
/Dat weet men van eigen kinderen ook
«Onze liefde nemen zij aan als iets wat hun
ft rechtswege toekomt."
*Zoo behoort het ook."
-;, »En als zij groot zijn, schiet het hun
plot*"jl$iing te binnen, dat zij toch eigentlijk niet
.tt-eaze kinderen zijn."
*Nooit! Als wij maar waarlijk goede ouders
Voor hen zijn geweest!"
»En de moeite en last die zij aanbrengen."
»Die_ zal ik mij gaarne getroosten. Maar ..."
Angstig zag zij naar hem op: »Zijn jou alle
,'"Vgf misschien te veel?"
?»Mij?" Hij nam hare handen in de zijne
en, zeide ernstig: «Anna, toen hun arme moe
der met den dood worstelde en niet sterven
fcon, uit angst voor hare kinderen, boog ik
»lftS tot haar over en zeide; »Ik zal de kinde
ren tot mij nemen, en zij zullen de mijnen
ZÖB." »Alle vijf?" vroeg zij ongeloovig.
*AlIe vijf," antwoordde ik. »Zoo waar helpe
mij God." Toen is zij in vrede gestorven."
»Arme moeder!" fluisterde zijn vrouw,
ter'wjjl zij haar met tranen besproeid gelaat
tegen _ des dokters schouder drukte.
Plotse*ling_ richtte zij zich echter op. »Maar Albert!
als je dat beloofd hebt, dan heb je de
kinde. ren ook in ons huis gebracht, met het vaste
j>lan om ze allen te behouden."
Hij knikte even.
>En als ik nu eens niet had gewild?"
>Ik kende je hart."
»Zoo? En als dat het geval is, waarom
vdan niet openhartig gesproken en er rond
Voor uitgekomen?"
_ De dokter trok een ietwat bedenkelijk ge
zicht. »Je woudt toen juist een nieuwen vloer
hebben, nieuwe kleeden, moderne gordijnen
enz "
Zij wilde hem in de rede vallen, toen een
zwakke kreet uit het bed hen deed omzien.
Met heldere oogen, waaruit nu alle koorts
geweken was, lag de knaap hen aan te zien.
Had hij gehoord wat zij gesproken hadden ?
vermoedde hij soms, tot welk besluit z\j
wajeugd stelt zich alras aan . . . gelijk overal
elders.
Zoo drijven we rond totdat de avond valt.
Dan pakken we ijlings alles bijeen en slaan
den weg in die leidt tot de boerderij waar
onze tilbury's zijn uitgespannen.
En als we dan met loome schreden en
bruine gezichten het erf opstappen, staat de
boer al klaar om ons op te wachten. »Nou,
nou," zegt hij goelijk »ieluu nem 't ok
neet lichtveerdig op, beurste!"
Maar heel erg spraakzaam zijn we niet
meer. We zijn op, pijpen even aan, spannen
den bles er voor, trekken ten einde be
schut te zijn tegen den scherpen avondwind
den winterjas aan en stappen op het kar
retje. »Tot morgen!'' klinkt de afscheidsgroet.
ȕot morgen vroeg" het bescheid. En de ge
dachte aan een vroeg ontwaken spoort ons
aan om de paarden in flinken draf te bren
gen en nog vóór het ondergaan der zon te
huis te zijn.
TAX.
Van over de Grenzen.
Niettegenstaande alle officieuse démentis
zal toch in den loop van de volgende week
de bijeenkomst van den czar en den keizer
van Duitschland plaats hebben. De Duitsche
pers heeft de noodige zorg gedragen op dat
het niemand onbekend blijve, dat dit bezoek
uitsluitend moet worden toegeschreven aan
het vergevorderde jaargetijde, waarin voor
den czar en zijn pas herstellend gezin eene
zeereis bezwaarlijk, zooal niet onmogelijk is.
Het bezoek zoo verneemt men zal
geenerlei politieke bëteekenis hebben; de
ministers der beide souvereinen zullen er niet
bij tegenwoordig zijn ; het zal geenerlei wijzi
ging kunnen brengen in de minder gunstige
verhouding tusschen de beide landen.
In Oostenrijk haast men zich die woor
den te onderschrijven. Graaf Kalnoky heeft
in zijne verklaringen aan de delegatiën van
de beide helften der monarchie, nadrukkelijk
gewezen op dénauwe, door de toetreding
van Italiëop nieuw versterkte aaneensluiting
van Duitschland en Oostenrijk, een verbond
dat bedreigingen noch liefkoozingen van de
zijde van Rusland zouden kunnen verstoren.
Het is waar, de staatsman heeft over het
antagonisme tusschen Oostenrijk en zijn
machtigen nabuur op uiterst omzichtige wijze
gesproken en dit alleen ten opzichte van de
Bulgaarsche quaestie eenigszins duidelijk
doen uitkomen ; hij heeft zelfs verzekerd,
en het klonk meer beleefd dan oprecht,
dat het Rusland vrijstond, zich bij den cen
traal Europeeschen vredebond aan te sluiten.
Maar de commentaren van de Oostenrijksche
pers laten aan duidelijkheid niets te wenschen
over, en het zijn niet slechts de met de re
geering van graaf Kalnokv bevriende or
ganen, die dag op dag herhalen, dat Duitsch
land eerst thans zijne ware vrienden heeft
leeren kennen, en dat het zich wel wachten
zal, wederom het oor te leenen aan Rusland
en daardoor de belangen van veeljarige, be
proefde bondgenooten in de waagschaal te
stellen.
Is het werkelijk zoo zeker, dat het bezoek
van den czar te Berlijn geeneiiei politieke
ren gekomen? »Moeder" fluisterde hij met
zwakke stem, de vermagerde hand naar haar
uitstrekkend.
Zij viel voor zijn bed op de knieën. '»Ja,
mijn kind, ik wil je moeder zijn!" Zij over
dekte zijn gelaat met kussen ; daarna ging
zij naast hem op het bed zitten en zeide,
terwijl zij lief koozend het klamme haar van
zijn voorhoofd streek, »Wat zacht, fijn haar
heeft hij wat goede, trouwe oogen en. . ."
Opmerkzaam zag zij nu den knaap, dan haren
echtgenoot aan.
»Op 't laatst zul je nog gaan vinden, dat
hij pp mij gelijkt" zeide de dokter, zijn ont
roering achter een sportenden toon verbergend.
»Vindtje 't ook?" riep zij verheugd, terwijl
zijn spot geheel en al voor haar verloren
ging. »Zoo om den mond, hé? en 't voor
hoofd? Ik zag het dadelijk, maar heb niets
gezegd, om je niet ijdel te maken. Want je
zult je toch hoop ik niet gaan verbeelden,
dat je ooit zulk een mooi kind ben geweest;
jij ouwe, leelijke brombeer van een man!"
»Nu, da* noem ik spreke* als een echte
moeder!" riep de dokter lachend. »Ik zie liet
al die jongen zal niet zoo'n beetje worden
verwend."
»Laat mij daarvoor zorgen ! Maar stil ! hoor
ik daar de andere kinderen niet buiten in
de gang? Zij zullen zeker verlangend zijn
om binnen te komen. Mogen ze?"
De dokter opende reeds de deur. Daar
stond het kindergroepje weer, even als een
paar weken geleden, dicht opcengedrongen ; de
kleinsten vooraan, de grootere» op den ach
tergrond. Nu echter bleven 7Aj niet angstig
en verlegen staan. Vertrouwelijk trippelden
zij de kamer binnen en terwijl de twee klein
sten op Meyrouw's schoot klauterden en de
grootsten dicht tegen haar aan drongen,
wierpen zij nieuwsgierige blikken op broör,
die zoo bleek en stil en toch zoo vriendelijk
lachend in zijn bed voor hen lag.
Met de eene hand hield Mevrouw
Bovenkamp die van den zieken knaap vast, met
de tweede drukte zij de vier andere kinderen
stevig aan haar hart. »0nze kinderen!" zeide
zij, met van vreugde stralende oogen tot haar
echtgenoot opziende. »Dat God hun zegen
en een gelukkig leven geve!"
»Alle vijf!" fluisterde de dokter aangedaan.
gevolgen zal hebben, dat wil zeggen, dat het
niet de aanleiding zal geven tot eene door
Oostenrijk gevreesde, meer vriendschappelijke
verhouding tusschen Duitschland en Rusland?
Wij zouden de verantwoording voor zulk een
stellige bewering niet op ons durven nemen.
Immers, noch in het rijk van den ezar, noch
in dat van keizer Wilhelm ie het de open
bare meening, die in vraagstukken van
buitenlandsche politiek den doorslag geeft. Ware
het den czar slechts te doen om zich in eigen
land populair te maken, dan zou het bezoek
te Berlijn vermeden zijn, maar dan zouden
ook reeds yoorlang de Russische troepen
Bulgarije zijn binnengerukt en de Fransche
republikeinen als bondgenooten zijn verwel
komd. En het blijkt integendeel, dat de dooi
de regeering te St. Petersburg rechtstreeks
geïnspireerde bladen in de Bulgaarsche
quaestie eene steeds meer gereserveerde hou
ding aannemen; dat de avances van Fransche
zijde met eene in het oog Iqopende koelheid
worden behandeld; het blijkt dat de heer
von Giers naar Kopenhagen is ontboden.
om den czar, voordat deze de terugreis
onderneemt, voor te lichten omtrent den
politieken toestand, hetgeen zeker volmaakt
overbodig zou zijn, als de czar te Berlijn
met zijn grijzen oud-oom alleen »oyer
koetjes en kalfjes" wilde spreken; tiet blijkt
eindelijk, dat de Russische pers op het on
verwachtst hare venijnige campagne tegen
Duitschland heeft gestaakt en weder over
vloeit van vrede en vriendschap eene volte
face, die in Rusland meer dan eens op hoog
bevel is ten uitvoer gebracht. Ziedaar eene
reeks van feiten, die te Weenen veel te den
ken zal geven. Naar het ons voorkomt be
wijst zij, dat de czar zich nog niet wil bege
ven op het hellend vlak, dat onvermijdelijk
tot oorlog leidt. Rusland tracht zijn isole
ment te verbergen onder de leuze der
»politiek van de vrije hand"; wil het dit echter
met eenig goed gevolg doen, dan mag het
niet een pennestrijd aanmoedigen of zelfs
oogluikend toelaten, die op een bloedigen
strijd zou kunnen itloopen, en dus den czar
zeer zeker de handen zou binden. Niet het
bezoek van den czar op zich zelf, maar de
maatregelen en uitlatingen, die men daaraan
van Russische zijde heeft laten voorafgaan,
wettigen de hoop, die door Lord Salisbury
in zijne rede op het Mansion House als eene
stellige verwachting werd uitgesproken, dat
de vrede voorloopig niet zal worden verstoord.
De overwegingen der zoogenaamde hooge
politiek zijn, niettegenstaande de aanstaande
komst van den czar, in Duitschland geheel
naar den achtergrond gedrongen door de be
zorgdheid voor den kroonprins, wiens ziekte
veel gevaarlijker schijnt te zijn, dan de
Enfelsche geneesheer, die hem behandelde, Dr.
lorell Mackenzie, tot nu toe deed vermoe
den. Een aantal van de meest beroemde
specialiteiten beraadslaagt thans te San Remo
over de mogelijkheid, om door eene door
tastende en beslissende operatie aan het voort
woekeren der kwaal een einde te maken.
Wordt tot deze operatie wérkelijk besloten
dan zal zij te Berlijn plaatshebben. Bedenkt
men, dat de hoogbejaarde keizer in de laatste
weken ook weder zeer zwak en sukkelend is,
dan begrijpt men hoeveel onzekers in de aller
naaste toekomst schuilt. Er ligt dan ook niets
verrassends in de mededeeling, dat reeds maat
regelen zouden zijn genomen om, bij onver
hoopt overlijden van den grijzen monarch,
het regentschap aan diens oudsten kleinzoon
den acht-en-twintigjarigen prins Wilhelm op
te dragen. Naar men beweert, zijn. de mili
taire neigingen van 's keizers kleinzoon sterk
ontwikkeld, terwijl van den tegenwoordigen
kroonprins wordt ondersteld, dat zijne troons
bestijging wel eens het einde eener bij uit
stek militaire aera zou kunnen zijn. Daar
men echter, zoolang er koningen en keizers
zijn, een antagonisme tusschen ben en de
vermoedelijke erfgenamen van hunnen troon
heeft geconstateerd, en de aanvaarding van
de teugels van het bewind zeer dikwijls bet
onjuiste der op zulk een tegenstelling ge
gronde voorspellingen in het licht heeft ge
steld, zal men in bet buitenland althans,
verstandig doen door zich te bonden aan de
leer: geen zorgen voor den tijd. De dynastie
der Hohenzollern's is in elk geval krachtig
genoeg om hare vertegenwoordigers, hoe
uiteenloopend ook hunne persoonlijke nei
gingen mogen zijn, tot het handhaven eener
traditie in staat te stellen. Of men dit
als een geluk of als een ongeluk moet be
schouwen, ziedaar eene vraag, waarover het
in de gegeven omstandigheden minder
voejzaairi zou zijn te spreken, ui mag en moet
het erkend worden, dat in die traditie, ook
voor hen, bij welke zij geen pyrnphatie op
wekt, veel is, dat eerbied en achting afdwingt.
Eerbied en achting worden zeker niet
ingeboezemd door hetgeen thans in Frankrijk
voorvalt. Het is een walgelijk schouwspel,
daar de namen van hooggeplaatste ambtenaren
van personen, wier positie en stand hen bo
ven alle verdenking moest verheffen, betrokken
te zien in de vuile intriges en de schandelijke
spcculatiën van eene bende avonturiers en
gelukzoekers. Maar hoogst bedenkelijk is het,
de autoriteiten te zien medewerken, om enkele
der hoogst geplaatste schuldigen aan den
arm der gerechtigheid te onttrekken. Het feit,
dat gedurende de instructie een paar brieven
aan een dossier, waarop door de Justitie beslag
was gelegd, zijn onttrokken en door anderen
zijn vervangen, is ongetwijfeld ernstiger dan
al de oplichterijen der firma CafTarel,
Limpuzin, Ratazzi en Co. Dat die verduistering
ten bate komt van den schoonzoon van pre
sident Grévy maakt de zaak waarlijk niet
beter. Nu men eens begonüen is, met dezen
Augius-stal schoon te vegen, mag men het
werk niet halverwege staken. Doch menige
reputatie zal daarbij voor goed verloren gaan^
Mogen zij, die niet schuldig zijn, niet eene
nog grootere schuld op zich laden, door als
leden der regeering of der rechterlijke macht
de gerechtigheid met ongelijke hand te
bedeelen! In dit geval is de heler erger dan
de steler.
E. D. PIJZEL.
Uit Parijs.
Als Dickens' welbekende Mark lapley tegen
woordig in de stad van de verlichting en be
schaving zijn tenten had opgeslagen, zou hij mis
schien hetzelfde uitroepen, wat hij zoo menig keer
te midden van de wildernissen on moerassen van
Amerika zijn vrienden en zich zelven verzekerde:
drommels, hier zou het waarlijk nog eens een
kunst kunnen worden om vroolijk te blijven!"
Sombere luchten en sombere gebeurtenissen. De
goheele wereld lijdt aan \Vusonisme, als ik mij
dat woord eens mag veroorloven. Men staat er
mede op en men gaat er mede slapen. Men is
oververzadigd van Caffaroi, Limouzin, d'Andlau
en Ratazzi, en de hoofdschotels, die zoo hecten,
moeten nog worden opgedischt, want heden eerst
zal men met hun proces beginnen. Maar genoeg.
reeds te veel daarvan Waar is la note gaie ?
De afgeloopen week kan er geen andere en geen
betere aanwijzen dan oene zitting van het
Institut! liisum teneatis! zul men mij toeroepen;
moet zoo iets de vroolijkheid vertegenwoordigen,
nu dan is het met deze al bitter slecht gesteld en
zou zelfs gezegde Mark apley het wat al te
kras gaan vinden.
Het Institut dan hield een zitting, waarin da
cantate ten gehoore werd gebracht, die bij den
jaarlijkschen prijskamp den palm had weggedra
gen. De held der cantate was Vader Aeneas. Een
onderwerp, dat evenmin nieuw als opwekkend
mag heeten. Aeneas heeft op mij altijd den indruk
gemaakt van in Virgilius' dicht den ridder van de
droevige figuur te spelen, en als ik dichter was
van professie, zou het mij nooit in de hersens
komen om hem tot den held van mijn schepping
te kiezen.
't Is waar, cantates zijn in den regel zeer kal
me en deftige dingen, zij behooren tot de brave,
zoete muziek. Gelukkig behoef' ik goen oordeel uit
te spreken over die joiigstgeborene van het Insti
tut. Ik houd niet van die bestelde dingen, waarbij
de ware kunst noodwendig aan banden gelegd en
dus van een harer meest essentieele karakter
trekken beroofd wordt, 't Spontane moet ontbre
ken en dus blijft er al te veel plaats over voor
het gekunstelde, waarbij het persoonlijke van
dichter of componist op den achtergrond blijft.
Dat maakt dan ook, dat ik allen van harte be
klaag, die zich in dien ijskelder van het Institut
een ware verkoudheid op den hals halen om bij
dergelijke audities tegenwoordig te zijn.
Intusschen is de cantate het spijt mij
wel dit te moeten zeggen verbazend in de
mode tegenwoordig. Zij bloeit niet alleen in
het Instituut, maar ook de Opéra beoefent haar
met zooveel hartstocht, dat het wezenlijk een
hebbelijkheid van haar wordt. En wat het gekste
is: de Opéra doet aan cantates .... zonder mu:
ziek, terwijl het Odéon, dat met de toonkunst
hoegenaamd niets heeft uittestaan, telkens als
het zijn hulde wil brengen aan het een of ander
werk of aan den een of anderen auteur, den
noodigen voorraad dubbele kruisen er bij haalt.
En de Opéra, het eigenlijke heiligdom van de
kruisen en mollen, wil bepaald poëzie zonder
muziek, waar het geldt de huldiging van beroemde
componisten, 't Heeft iets van den kockbakker,
die alles liever doet dan zijn eigen taartjes ver
orberen! Zóó heeft zij dezer dagen gedaan
tor oero van Mozart en zóó zou hij weder ge
daan hebbon ter eere van Gounod, indien deze
niet wijselijk zich aan zulk een aubade bij zijn
leven had onttrokken. Dergelijke feestvieringcn,
waarbij honderste verjaringen van beroemde auteurs
en componisten of zooveelste opvoeringen hunner
werkenleen hoofdrol spelen, beginnen op onrust
barende wijze toetencrncn. A'u, zoolang het
daarbij slechts de dooden geldt, kan er dat nog
door. In den regel heeft men ze bij hun leven
genoeg miskend of gelasterd, dan dat men niet
althans eenmaal na hun verscheiden die schuld
zou kunnen vereffenen door hun wat wierook toe
te zwaaien. Maar als men reeds tijdens hun leven
voor hen op de knieën gaat vallen, dan blijft er
weinig anders over dan hen na hun dood over
den hekel te halen, om het evenwicht te her
stellen. En daar zou het zeker niet aan ont
breken, met geen ander gevolg natuurlijk, dan
dat men ons voor een volk van hansworsten ging
houden.
Liever begroet ik dan ook de pogingen van hen,
die do vertegenwoordigers van la note gaie en
van zekere gezonde geestigheid een woordje wil
len laten meespreken in onze dagen. Men is
namelijk bezig met een retrospectieve tentoon
stelling te organiseeren van de kunst van
caricaturen in Frankrijk. Alleen de overleden meesters
zullen worden toegelaten, te beginnen met den
aanvang dezer eeuw tot en met AndréGill incluis.
En weet gij, waar deze tentoonstelling zal gehou
den worden? Laten de aanbidders van den ouden
hierarchischen sleur zich het gelaat omhullen, want
zij zal worden gehouden in het heiligdom zeil van
de Ecole des Ueaux-Arts! Ja, aan die verheven
wanden, die slechts aan Grieken en Romeinen
waren gewijd en tot nog toe gewend, zullen de
kostelijke fantasieën worden opgehangen van de
Carle Yernet's, de Granville's, de Daumier s en de
Gham's. .,
En dit zal een daad van rechtvaardigheid
wezen, want de caricatuurkunst is een der glories
van Frankrijk, hoe ook de Prudhommes dor
del'tigheid en plechtigheid daarover mogen deuken.
Het wordt hoog tyd, dat zij de plaats komt m.