Historisch Archief 1877-1940
tfo. 642
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
nemen, die haar toekomt. De jeugd van onzen
t\jd schy'nt met dit deel onzer artistieke erfenis
niet hoog te loopen. Zoodra toch de eerste de
beste een neus kan teekenen, of ter nauwernood
een mannetje op het papier kan brengen, denkt
hy aan niets anders dan het beoefenen van groote
menschen" of aan het productief maken van zijn
genrestukken. Daardoor krijgt men overlading
aan den eenen en volslagen gebrek aan den an
deren kant. Toch komt het ons voor, dat men
de verheerlijking van hen, wier namen wij daar
even noemden, niet te licht moet achten. Naar
onze meening is het wel zooveel waard de eerste
te zijn van zyn dorp, als we hier van een dorp
mogen spreken, dan de tienduizendste in het Ro
me der verwaande brutaliteiten. Laat ons hopen,
dat deze retrospectieve caricaturen-tentoonstelling
een hervonnenden invloed moge uitoefenen, die
der kunst eenige goede recruten aanbrengt. Daar
aan is niet weinig behoefte.
Ook aan meer samenhang en eenheid in de
rechterlijke uitspraken omtrent de bookmakers.
De vonnissen tegen deze lieden onderscheiden zich
door een hoogst vermakelijke spitsvondigheid. Hier
wordt een bookmaker vrijgesproken, omdat hij
slechts weddenschappen heeft aangegaan met per
sonen, die speciale, kennis bezaten van alles wat
op paarden en de turf betrekking heeft." Daaren
tegen heeft men een ander veroordeeld, omdat hij
zaken gedaan had met menschen, die deze speciale
kennis misten." Wijlen Salomo, welbekend om de
scherpzinnigheid van zijn casuïstiek, zou op zoo
iets zeker niet gekomen zijn.
In welk een jammerlijke verlegenheid moet niet
een arme sergent de ville geraken, die belast ia
met den dienst op het terrein der weddenschap
pen! Daar ziet hij, dat een bookmaker en een
onbekende op het punt staan om met elkander
in relatie te treden. Hij er op ai. Pardon
Mynheer! Gij gaat wedden? Volkomen juist.
Hebt go speciale kennis(sen)? Wat blieft u?
Ik vraagde u, of gij speciale kennis(sen) hebt?...
O, ja, er zijn Mer verscheidene. Daar, ziet ge
dien heer daar met dien donkerbruinen overjas,
dat is een mijner vrienden! Ik moet u verzoe
ken geen spot te drijven met de wet. Ziehier
het besluit: 't is zoo formeel mogelijk. Kijk maar!
Het eischt bepaald speciale kennis.
Bezit gy die, ja of neen ? Jawel, die heb ik.
??Be-ffy's m\j dat. Dat is te zeggen .... daar
ik ze zelf niet bezit, zult gij wel zoo goed zijn
mij te volgen naar het bureau, waar een examen
commissie u wacht.
Een ongehoorde nieuwigheid: de candidaat in
twf!
De heer die wedden wil, wordt binnen ge
bracht. Wilt u daar plaats nemen. Vertel ons
thans eens wat gij verstaat onder een performance,
een toalkover, een winning-post, een crack, een
deadheat, een yarling, een book, een rush ....
Het gezicht van mijnheer by dien stelpvloed van
vragen!
Wat ons troost kan geven bij dergelijke dwaze
dingen, is het vooruitzicht van binnenkort een
voorstelling te zullen kunnen bijwonen van
Germinal, wat fraais!
Sedert het onbezonnen verbod om dat stuk te
spelen eindelijk is opgeheven, heeft de heer Zola
b\j verscheidene reporters zijn hart uitgestort. Het
schijnt prachtig te zullen worden. Of liever, naar
hetgeen hij gezegd heeft te oordeelen, prachtig bij
benadering. In een dier ontboezemingen heeft de
heer Zola achtereenvolgens deze verklaringen ge
geven: ,fWij hadden gaarne Marais gehad voor
de voornaamste mannenrol, maar hij is elders ge
ngageerd en dus krijgen wij hem niet. Wij
hadden gaarne Mlle Legault of Mlle Weber gehad,
maar beiden zijn elders verbonden en wij zullen
dus haar evenmin hebben." Och, och, als de rest
van de vertolking al even weinig overeenkomt met
de wenschen van den schrijver, dan ziet het er
voor het stuk slecht uit! Ten overvloede schijnt de
heer Zola ook wat de mise-en-scène betreft, al even
weinig gerust en geruststellend te zijn.?Ikhad zoo
gaarne," aldus moet hij zich tegenover zijn inter
viewer hebben uitgelaten, het publiek een echte,
heusche mijn willen laten zien. Maar ik heb dat
plan moeten laten varen. Die mijngangen toch
zijn ware rottenholen en men kan ze onmogelijk
op het tooneel voorstellen. Het zal dus noodig
gijn iets anders te maken dan de werkelijkheid,
zonder evenwel in de verbeelding te venallen. Ik
vermoed, dat deze conclusie n niet minder zal
verbazen dan mij, toen ik ze voor 't eerst onder
de oogen kreeg. Hoe ter^vereld toch moet rnen
het aanleggen, om niet in de verbeelding te ver
vallen als men wat anders maakt dan de werke
lijkheid ? Hoe toch zullen die mijnen van G-erminal
het moeten aanleggen om geen valsche mijnen te
zijn, daar zij geen echte, werkelijke mijnen kunnen
wezen? Zonder er zelf erg in te hebben, heeft
de heer Zola daar een bekentenis gedaan. Hij
heeft ons in een enkelen volzin het kort begrip
van de naturalistische leer, zooals die door hem
zelven in praktijk wordt gebracht, gegeven. Ja,
zoo ''s het werkelijk.
In al zijn boeken heeft hij iets anders gegeven
dan de werkelijkheid, onder voorgeven, dat hij
niet tot de fantasie zijn toevlucht nam. Wij ne
men nota van die confessie.
Zonder ons aan politiek te bezondigen kunnen
wij- gerust het vierregelig versje overnemen, waar
aan een onbekend dichter, zeker geïnspireerd door
de nabijheid van Allerheiligen, den vorm van een
grafschrift heeft gegeven. Dat aan den heer
\Vilson bij voorbaat opgedragen grafschrift luidt aldus:
Ci-y%t un homme qui ne tint pas sa promesse,
Candidat, il parlait d'ouvrir avec fracas
U ere des libertés. (Paris vaut une messe!)
Jlfais, jurant d'affranchir,.. il n'affranchissaitpas.
A. B.
VONDEL.
Geboren dichter, rijk aan koninklijke vonden;
De schepper van de Taal, die thands van Zuid tot Noord
Wat Neêrlandsch denkt en voelt betoovert door haar Woord,
En broeders sterker bindt dan staatswet en verbonden.
De Stad der Bickers en de Stad van Rubens konden
Zich niet verstaan op 't punt dier wondere geboort':
Dies deed Colonia haar oud-Rouieinsche poort
Hem open: en hij zong de Rhijn- en Tibermonden.
Wat lag Virgilius, eens gids op Dantes baan,
Hem innig aan het hart! en toch zijn dietschen zinne
Klonk teerder nog het lied der schoono Rhijn-meërminne.
En nog was 't niet genoeg: de Heilige Jordaan
Deed hem de stoutste hand in 't gouden snaartuig slaan,
En Vondels Muze spant de kroon van Koninginne.
Amsterdam,
10 Nov. 1887.
J. A. ALB. TH.
Kunst en Letteren.
L'ABBÉCOKSTANTIN,
de nieuwe Comédie van Crémieux en Decourcelle.
Men -weet dat Ludovic Halévy, de geestigste
misschien onder de Fransche schrijvers'van onzen
tijd. begonnen is, door met Meilhac een aantal
opéra-bouflfe teksten, grappig en pikant, La Belle
Helene, La Grande Diwhesse de Gérolstein, te
vervaardigen. De schetsen die hij daarna gaf,
Les petites Cardinal en andere, bleven even geestig,
maar niet minder pikant en op het kantje van
leste. Men erkende algemeen zijn buitengewoon
talent en humor, maar men was het er ook over
eens, dat zijne werken van te lichtzinnig karakter
waren om Halévy tot officieele onderscheidingen
te roepen.
Op eens verscheen, nu ongeveer vijf jaar gele
den, in de deftige Revue des deux mondes een.
roman, L'abbéConstantin, met niet minder talent
dan al het vorige geschreven, maar zoo braaf,
zalvend, stichtelijk, godsdienstig, dat men er den
ouden Ludovic Halévy nauwelijks uit herkende.
Hij solliciteert naai- de académie" zeide men,
en inderdaad bij een der eerstvolgende vacatures
werd Halévy gekozen. Sedert verschenen
Criqnette en andere min of meer eerbiedwaardige
verhalen, maar het stichtelijke van het
bekeeringswerk L'abbéConstantin wordt niet meer geëven
aard. Dit was de geschiedenis van een braven
pastoor, die een braven neef beeft, een heilig
artillerie-officier. Het kasteel waarbij do pastorie
behoort, wordt aangekocht door een schatrijke en
deugdzame millionnaire, die een even deugdzame
zuster heeft, en de brave officier wordt, nadat eenige
edelaardige genioedsbezwaren overwonnen zijn, de
echtgenoot van de weldenkende millionnaire.
Van deze suikerzoete intrige een drama te
maken, was moeielijk; de heer Halévy heeft het
dan ook zijn ouden vriend Crémieux en den
charpenteitr Decourcelle overgelaten. Waarschijn
lijk heeft hij de redeneering gevolgd, welke Sarcey
aldus uiteenzet: Een roman, die 150 of 200,000
lezers gehad heeft, lokt naar het stuk, dat er uit
getrokken is, wol de helft of althans een vierde
deel van die clientèle. Men is dan, bij een beetje
succftj, zeker van een veertigtal voorstellingen;
en als ook het stuk goed gaat, zooals de Mditre
de forgcs, is de reeks onafzienbaar. Den Abb
Constantin monteeren was dus een vaste kans
wagen en in onzen tijd, nu. de tooneelexploitatie
een speculatie is, was het een aardige verlichting
voor c.en directeur, do kans te hebben, voel te
winnen, en reeds vooruit de onkosten gedekt te
zien."
Het stuk is aan de andere cUroniqueurs meer
dan aan Sarcey meegevallen. Halévy zal er nu al
spijt van hebben, dat hij zijn toestemming gege
ven heeft, meent deze.
De eerste acte is allerliefst, een alleraardigst
huiselijk tafereeltje. Een heerlijk frisch decor van
llubé, Chaperon en Gambon geeft den tuin van
de pastorie te zien. De goede Pauline plukt er
groente, de goede pastoor snoeit zijn rozen. De
menschen uit de buurt komen, de een voor en de
ander na, allen uit nieuwsgierigheid, oven
aanloopen, want het mooie landgoed Longueval is
verkocht en men is ongerust om te weten wie de
eigenaar is geworden. Men veincemt dan, dat het
voor twee millioen is aangekocht door twee
Amerikaansche dames, twee zusters, over wie zonder
linge geruchten loopen; en wier grootste kwaad
in do oogen van den gooden pastoor is, dat zij pro
testant zijn. Wat zal er van de armen worden?
en van de kerk? en van het orgel dat de gravin
de Longueval beloofd had? Ketters'. Hoe is het
mogelijk \"
Op dit oogenblik komen de twee
Amerikaansche dames binnen ; zij dienen zich zelf maar aan ;
want zy wilden haar eerste bezoek bij den pastoor
brengen. En het zijn geen kettersche vrouwen,
maar goede katholieken.
Pauline, zij zijn katholiek!" roept de pastoor,
do handen ten hemel heifend.
En zoo gaat het voort. De goede dames geven
den goeden pastoor een goede som voor zijn goede
armen. Op het geld behoeven zij niet te zien, zy
hebben millioenen bij millioenen. Zij verachten
zelfs het geld, hetgeen niet moeielijk is, als men
heel voel heeft. Zij doen alles wat haar iu
't hoofd komt, hetgeen haar dien naam van excen
triciteit heeft gegeven, zij willen nu met den
goede pastoor ontbijten en men ziet de twee goede
millionaires de tafel dekken en het goede eten
>an de goede Pauline prijzen; eerst haar schapen
bout, dan haar aardappelen, eindelijk het
schoteltjetoe, een meesterstuk. Er wordt gelachen, in de
handen geklapt, gilletjes gegeven en gehuppeld.
Er is nog een gast, de edelaardigo luitenant
Jean, een neef van den goeden pastoor ??hij is
braver dan allen te samen, en do jongste der
dames wordt verliefd op hem. Het zeer lange
maar allerliefste bedrijf eindigt hiermede.
Maar daarmede was het stuk ook eigenlijk uit,
men wist hoe het zou afloopen, en dat Jean
trouwen zou met het meisje. Om nu een tweede
akte to vullen heeft men. een incident, dat in
den roman slechts weinig plaats innam, breed
uitgesponnen, de vrijage van een jongmensch, een
beetje een losbol, maar toch eigenlijk onbedorven,
de heer de Lavardens. Dit jonge mensch is
eigenlijk verliefd op de getrouwde zuster, Mrs.
Scott en heeft haar eenige doclaratiën gedaan,
die zij niet begrepen heeft, zoo onschuldig is zij.
Zijne moeder legt hem nu uit, dat Bettina, de
jongste, op hare zuster gelijkt, en hij haar dan
trouwen moet. De jonge man wil wel, hij is
eigenlijk ook braaf; maar hij krijgt twist met
luitenant Jean en moet duelleeren. De dappere
en edelmoedige luitenant ontwapent hem driemaal
en schenkt hem het leven, waarop de jonge losbol,
geheel bekeerd, hem de hand toesteekt, en hem
zweert, zijn geluk te zullen bevorderen. Dit doet
hij, en alles eindigt met een huwelijk.
Men ziet, hoe weinig interessant de intrige is;
toch is het bij de tegenwoordige reactie in den
smaak, die zich na het hevige, tot het kalme en
weldadig-aandoonlijko keert, kans op cene lange
reeks van voorstellingen. Er komt bij, dat met
buitengewone kunst, met een reeks van kleine,
allerliefste details, een tirade van Jean op het
vaderland, een Angelus, een Engelsch liedje dat
de dames zingen, een clorpsfeest, do aandacht
aangenaam on kalm bezig gehouden wordt. De
berichtgever in de Justice parodieert op karak
teristieke wijze het stuk en den auteur; hij
laat eene aanzienlijke dame aan haren directeur
de conscionce in den biechtstoel verslag geven
van het stuk, en deze zegt, na haar stichtelijk
en vroom verhaal, dat hot zeker even goed is dit
stuk te gaan zien, als driemaal do boetpsalmen
op te zeggen: met beide kan men volkomen
atiaat verkrijgen.
MUZIKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 11 November 1887.
Toen op 29 October 1787 het kunstminnend
publiek te Praag zich naar den Schouwburg be
gaf om de eerste opvoering van Mozart's Don
Juan bij te wonen, dacht zeker wel niemand
(stellig ook de componist niet) dat honderd jaren
later die gebeurtenis in de geheele wereld zou
gevierd worden als een der gewichtigste evene
menten op muzikaal gebied ; dat in Europa zoo
wel als in Amerika allo schouwburgdirectiën het
als een plicht der piëteit zouden beschouwen
het oude, maar eeuwig jeugdige werk na in
den loop van die eeuw ontelbare malen te zijn
opgevoerd met de best mogelyke krach ten ten ?
tooneele te brengen. Ook hier had eeno
feestvoorstelling van dit werk plaats en liep (in aan
merking genomen dat het eene feest-voorstelling
was) goed van stapel; de heer von Bongardt,
hoewel zy'ne wy'ze van voordragen hem liever i
heroïsche partijen doet zien, droeg het gewicht
van de titelrol met het hem eigen, aangeboren
kunstenaarstalent. Behrens' Leporello is bekend
als een zijner beste partijen, by deze voorstelling
was hij beter dan ooit; Grüning's Octavio was
even net en correct als altijd; de Gouverneur
vond een uitmuntenden vertolker in Sieglietz, het
is tot zekere hoogte een troost dat men er im
denseits nog zoo lichamelijk welgedaan uit kan
zien als deze steenen gast! De heer Tachauer
trad als opvolger van Redemann op als Masetto,
zijn stem is goed, voor zijn emplooi zelfs zér
goed, maar hij zal nog veel hebben te leeren om
zich ook op het tooneel te kunnen bewegen.
Mevr. Mielke was als Donna Anna buitengewoon
op dreef, zelden hoorde ik haar in deze party' ,
zoo schoon; Mevr. Biazzi trad als Donna Elvira
op en bevredigde, ofschoon eenige vermoeienis
niet te ontkennen viel. Mej. Fischer was als
Zerline heel lief, en zoo ons de meesterlijke
vertolking dezer partij door Mej. Bettaque niet
te versch in het geheugen lag zelfs meer dan,
voldoende.
Decoratief en tooneelschikking waren het werk
waardig, slechts behooren de beide orkesten op
het tooneel meer op den directeur te letten, daar
een oogenblik alles in het honderd dreigde te
looien.
Zóó werd dus ook op ons tooneel hulde ge
bracht aan de nagedachtenis van den man, wiens
genie sedert meer dan honderd jaren onover
troffen, ja zelfs niet geëvenaard is; leggen we
in gedachten een krans op zijn graf uit dank
baarheid voor wat hij ons naliet!
*
* *
Voor het emplooi van lyrisch bariton werd de
heer Wilh. Basch, voor een paar jaren als lid
aan ons gezelschap verbonden, geëngageerd, en,
na de verschillende candidateii, die tot dusverre'
als zoodanig optraden, kan. dit argument slechts
toegejuicht worden, al was het slechts omdat
daardoor de eenige storende leemte in het per
soneel is aangevuld. Dat deze aanvulling niét
voldoet aan hetgeen ik gaarne voor dit vak zou
wenschen, behoeft geen reden te zijn om haaf
aftekeuren, daar do onmogelijkheid om voor dit
seizoen eene betere keuze te doen gebleken is.
Als Wolfram in lannhauser bleek de heer
Basch nog niets van zijn vroegere feiten, wél
echter een weinig aan stemmiddelen verloren ^t«
hebben; evenwel wil ik het ongelijkmatige inzija
voordracht nog toeschrijven aar, onbekendheid met
het lokaal en hoop van harte dat hij zich daar
aan spoedig gewennen zal.
Eene reprise van Freixchütz bracht de heer
Elmhorst als Max, hij kan het in deze partij van
den heer Grüning niet winnen. Mej. Ottiker gaf
eene bevredigende Agatha, als men hier geene
andere gekend had; bij de wijze, waarop deze
partij vroeger hier bezet was, staat zij echter verre
achter. Over costuum, houding en zang van den.
heer Basch als Graf Ottokar wil ik maar zwijgen,
omdat het partijtje zoo klein is; 'voor een waar
artist zou dit echter tóeen redon zijn om het met
minder zorg to behairaelen dan de grootere rollen.
Als Förster was do heer Tachauor recht bevre
digend. Do overige bezetting besprak ik reeds
vroeger.
Reprises van Martha en Zauberflöte ga ik
stilzwijgend voorbij; jl. Woensdag verscheen na
jarenlange rust Lortzing's Undine weder voor het
voetlicht, zij kon het echter blijkbaar nog niet
verdragen. Zonder ik Bollé's Veit en Sieglitz's
Hans uitj dan zou het maar 't best zijn om van
het overige te zwijgen. Grnpp als Hugo waa
zwak, tor verontschuldiging zou mogen strekken,
dat zijne rol veel heeft van een ridder van de
droevige figuur. Basch als Kühlborn had goede
oogenblikken, zijne Einlage was verdienstelijk en
evenzoo do romance Hs wohnt am Seegestade,
houding en actie laten echter te veel te wenschen
over om hem met onverdeeld genoegen te zien optre
den. Het Fiseherpaar werd bevredigend door den
heer Weiss en mevr. Weiser weergegeven; Mej.
Frank moet zich bepaald voor krachtsontwikkeling
hoeden, hare stemmiddelen zijn te goed om den
indruk, die ermede te verkrijgen is, door overdrij
ving te storen. Mej. Ottiker was als Undine
geheel onbevredigend, aan een kleiner theater
mogen hare gaven nog op groote waardeering
aanspraak kunnen maken niet aan het onze;
en daar men mij van goed ingelichte zijde ver
zekerd heeft, dat pogingen om mej. Bettaque voor
het volgend seizoen terug te krijgen, veel kans
hebben met een gunstigen uitslag bekroond .te
worden, geloof ik dat de te volgen gedragslyn
duidelijk genoeg is aangewezen. Ons gezelschap
kan zulke krachten, die vaak het gewicht van
eene goheele voorstelling te dragen hebben, on
mogelijk ontberen.
Was de opvoering verre van gesoigneerd (de
souffleur werd ook veel te duidelijk gehoord) een
warm woord van lof voor het decoratief mag niet
achterwege blijven; de tuin- en boschgroepenzijn
in n woord prachtig en dit en de medewerking
van den heer Sieglitz, maakte dat de avond niet
gansch als verloren Beschouwd kon worden.
* *
De Maatschappij de Voorzorg gaf op den 3en
dezer haar eerste concert; het programma om
vatte Mozart's D-dur Symphonie en de nieuwe
symphonie van Eubinstein als orkestwerken; eene
glanzende, vlekkelooze uitvoering viel daaraan
onder de leiding van den heer Gernsheim ten deel.
Over het Rubinstein'sche werk is het moeielijk
na eene eerste auditie reeds een bepaald oordeel
uittespreken; mij scheen het werk meer vreemd
en interessant clan schoon, vooral de eerste en de
derde Satz; de tweede wekt te veel
herinnerinneringen aan andere werken op, om te boeien,
en de vierde (variatiën op Russische thema's)
scheen mij beter weggelaten. Als soliste voor
den zang trad mevr. Biazzi op en verraste de
aanwezigen door smaakvolle voordracht en hel
dere, fraai ontwikkelde stemmiddelen ; zy voldeed
in de concertzaal oneindig veel beter dan men
van haar optreden in de opera meende te mogen