De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 13 november pagina 4

13 november 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 542. tten. De heer Franz Rummel uit Berlijn r) speelde met virtuositeit Beethpven's concert en de Ungarische fantaisie van een buitengewoon talent kon ik echter hem ontdekken; de vleugel was, blijkens eling op het programma, uit de fabriek rSteinway, en voldeed uitmuntend. MARCELLA SEMBRICH. den 21 November a. s. zal in de zaal van eboOT der Maatschappij voor den Werken een concert gegeven worden, waarbij naresse zal optreden, die als eene der ^vertegenwoordigsters van den bel canto" mag " niwd worden. Roolsche afkomst, studeerde Marcella Semonder professor Wilhelm Stengel aan het ratorium te Lemberg, na zich haast zonder leiding op het klavierspel toegelegd te . Aan professor Epstein te Weenen, die hare verdere vorming belast werd, komt de j, toe, ontdekt te hebben met welke heerlyke 'ddelen de natuur haar begiftigd had. De ade lessen van den Italiaanschen leeraar te Milaan, ontwikkelden haar buitenaanleg n na een drietal jaren aan de ig van den zang gewijd te hebben, kon Sembrich als eene volkomen gevormde aurzangeresse optreden en in verschillende lauweren behalen. den laatsten tyd wordt van haar succes in ^voornaamste steden van Duitschland, ook in "" by herhaling melding gemaakt. Elise schreef o. a. over haar concert te HannoMen heeft de gevierde zangeresse een triumf zoo als de Noordduitschers dat kunnen. stemmiddelen van deze zangeresse hebben de der lente, de zuiverheid van den zang en de voordracht heeft een bekoorniet te beschreven is". Haar optreite Leipzig als Rosine in den Barbier de S wekte eveneens eene geestdrift, zelden in mate opgemerkt. Trouwens spel en zang den om den palm; de technische ontwikkeling van dien aard, dat zy niet te overtreffen en het spel is vol geest en intelligentie. Bij J,_zangles in de Barbier" werden de bekende variaties van Proch ten gehoore gebracht, die op 'Schitterende wijze hare virtuositeit in het Echt T «lelden. "j- De pianist Wieniawski is in de hoofdstad zoo ;;' gunstig bekend, dat ongetwijfeld velen de gelegen?ÏWf^d^ zullen aangrijpen om zyn fraai talent bij ieuwing te waardeeren, nu hy' naast Marcella optreedt. het der beroemde kunstenaresse in de j .hoofdstad aan belangstelling niet zal ontbreken, durven wij hopen. ' * -SCHILDERIJ-TEN- TOON-STELLING ARTI". ti' n. Behalve bij de vertegenwoordigers van het gespuis, dat voortgaat te schelden op de onkunde van hen, die zich met de excessen vau het impres- sionisme niet te best vereenigon kunnen, is een te lusteloosheid te bespeuren onder de Heeren, in dag- en weekbladen deze ten-toon-stelling Afgewezen schilders beklagen zich 01 er hunne J^redervaring, die toch, naar men zegt, vooral te i is aan de beperkte ruimte der twee zalen; . tusschen de regels der beoordeelaars kan . lezen, hoe bly zy zyn, dat er niet meer dan ~~» kleine honderd levende meesters" tot deze ^«tten-toon-stelling zyn toegelaten. Er is nu, byhet 'i- opmaken der bekende proeflysten, doorkomen aan; "ïftok voor die genen, welke meenen aan hun lof f «enige voorwaarden te moeten verbinden. L, Dat men prijst, spreekt van zelf. Wat is er "* geen moeite gedaan! Daar zyn filozofen, die het i _v_j?gedefinieerd hebben als volharding in een ilde richting". Al die moeite trouwens is, ik het zeker, aangewend met de beste beJk eb, in mijn lange leven, de gelegenheid gehad de kennis van vele schilders te maken-, en m betuig, dat geen menschensoort mij voorkomt - ftT 't algemeen zoo ter goeder trouw te zijn als de schilders (en schilderessen). Ja, ik ben de eerste, em te erkennen, dat vele van hen voorwenden de natuur anders te zien dan werkelijk het geval is; maar zy doen dat volstrekt niet om zich te singularizeeren : in-tegendeel, zij meenen, dat zy een daad van nederigheid knnnen doen met hunne biaondere opvatting der kleuren en lynen ten offer te brengen aan het gezach der beroemde chefs d'école, die eene reformatie op touw hebben gezet. Als men levenslang de boombladen vrij scherp tegen de Incht heeft zien afkomen, als men de tinten in iomants gelaat heeft zien in-een-smelten, als ^ men het penceel van den Schepper doorgaands, met uitvoerigheid te werk heeft zien gaan, dan is het een overwinning op eigen beter weten de bladen wech te schommelen in de lucht, de tinten bard en koud naast elkaar te zetten, en alles zoo grof mogelijk te bewerken. In 't algemeen is het daarentegen een bewijs, dat men op zelfstandigheid prijsstelt, als men zich zoo ver mogelijk van het objektief bestaande - verwydert. Toen de Gids" in het leven trad, onder Potgieter en Bakhuizen van den Brink, was haast het eenige wat men van een dichter of romanschrijver vorderde, dat hij objektief was. t Was de reaktie van Byrons en Lamartines romantisme. Men begon een atkeer van lyrische Bitboezemingen te krijgen; het schilderen nam déplaats in van het zingen, en men gedroeg zich als of Goethe, een naam, die altijd van een zeker prestige was omschitterd, de objektieve dichter bij uitnemendheid was. Hoe men dit van den auteur van Werther, Wilhelm Meister en zelfs van FaMst kon volhouden is onverklaarbaar. 't Is opmerkeUjk, dat wy, in de kunstwaereld, getuige zijn van een beweging in tegenovergestelden geest. Het impressionisme heft het subjekt ten throon. Men vraagt niet meer hoe de dingen zy'n ; maar welken indruk zy op elk bi tonder individu maken. Wanneer, ondanks deze vereering van elks indiridueele vatbaarheid, zich verwantschap vpordoet tusschen vele hedendaagsche schilderstukken, dan is dit eigenlijk £an een ver zaking van het beginsel toe te schryven, en heeft men het te danken aan den grooten naam, waar mee de hoofden der impressionistische school on willekeurig hun subjekt aan de mindere Goden opleggen, Men kopieert nu, wel is waar, de ob jektieve natuur niet; maar men kopieert de im pressies der leiders. Dit is wel jammer. Kunstenaars, die hun leven lang de natuur te-rug-gegeven hebben zoo als zij meenden haar te zien en te moeten opvatten, gaan nu, op hun ouden dag, Jan, Piet en Klaas nadoen, om dat Jan, Piet en klaas geprezen .worden, verkoopen, en afwijken van het tot heden geleverde. En jonge kunstenaars nemen de heerschende mode des te stoutmoediger aan, nu zy niet inkonsequent behoeven te zyn. Ik kan be zwaarlijk gelooven, dat de Heer Gerard Muller (om maar dadelyk met de deur in huis te vallen) in zyn .koud portret No. 157 werkelijk gemeend heeft Jetje Roos" te charakterizeeren. Victor Hugo heefd wel gezeid, dat men een artiest niet mag vragen, pourquoi il va puiser a telle source, cueillir a tel arbre"; maar dat is geen evangelie. De nakomelingschap zal Jiifv. Roos, in deze stijve figuur uit de groote waereld, niet herkennen. Nog erger maakt het de Heer Breitner. De Heer Muller heeft ten minste een draaglijk aan gezicht aan het lieve aktricetjen gegeven maar No. 25 ly'kt op alles behalve op de comédienne, die ons Fédora, Marguerite Gautier en Francillon gegeven heeft. In een geestigen dialoog, dien de dichter en kunstverzamelaar Lasalle laat voeren tusschen de Oude Italiaansche en de moderne Fransche schil ders, zeggen de laatsten, dat zij zich niet op het uitdrukken van schoonheid toeleggen. Niemant is op dat punt verwend," zeggeij zy, Nos hommes sont de bistre et nos femmes de platre." Ce n'était pas ainsi sous l'auguste Franc.ois," Dit Ie bon Léonard, ce modèle des rois Avait beaux chevaliers, damoiselles charmautes. Il me souvient tonjours de leurs graces touchantes; J'essayai de les peindre." Dat getuigen en dit probeeren de tegenwoor dige penceelvoerders niet. Zij schijnen ongevoelig voor vrouwelijke schoonheid; zij schilderen althands veelal bakkessen, waar de Gratiën van Rafaël, Germain Pilon, Rubens, Thorwaldsen en Canova niets gemeens mee hebben, en waar men te ver geefs in de levende of geschilderde galerijen van Weenen en Munchen den zweem van een model voor zoeken zeü. Het is dan ook heel gelukkig, dat de Heer Breitner zijne schilderij getiteld heeft: Portret van Mevrouw X": want inderdaad, dat daar ach teloos heengebakleerde aanschijn, boven dien woest naar voren geworpen japonsleep, behoort, gelukkig, aan niemant. Ja," zeggen de fijnproevers, maar een portret hoeft niet te lijken: 't is maar een aanleiding om kleur te laten zien." Maar waarom het dan een portret genoemd ? Men kent het geestig gezegde, dat aan Willem Maris wordt toegeschreven. Men sprak hem over zijn eeuwige koeyen"; Koeyen, koeyen?" zeide de schilder nadenkend; ik her inner mij niet ooit koeyen geschilderd te hebben.... wel lichteffekten!" Het gezegde is wonder aardig en zal historiesch worden. Ik hoop, dat het geen fiktie is, en ik laat in het midden, of de Heer W. M. "wel doet met het gezach van zijn naam de gildebroeders te beschutten, bij wie schapen, paarden, boomen, waters, maar prsetexten zijn, om kleuren in tafreel te brengen. Er zijn op de ten-toon-stelling verscheidene schilders, die minder ver gaan dan de Heer Breit ner. Passeeren wij de revue eens der portretten en studies" die onder portretten te rangschikken zijn. No. 95 (Frits Janssen) is waarlijk aan Velasquez verwant. Er is een stoutheid in, die be haagt en gunstig afsteekt bij den anders niet onverdienstelijken pendant, No. 59, waarvan Mej. De Graaff verzekert, dat dat jongenskopjen In de kerk" gezien is. Meer sympathie boezemt No. 231 van den Heer Louis Strackéin: dat is een helder, vriendelijk, aardig Maike", met een mooye zwierige Zeeuwsche muts op. Van no. 279, dat verkocht is, zou men kunnen zeggen, als men zich niet onder fijnschilders" bevond, dat het in de grondverf staat. Hoe een zedig palet toch aangenaam en krachtig zijn kan, leore de schilderes van Mej. Wally Moes, die in No. 155 een bevallig en aangenaam kinder portret en face geleverd heeft. Van den Heer A. Boudewijns komt hier een zeer goed levensgroot portret voor (No. 24); de wel verzorgde handen getuigen van goede tcekening. Het stuk hangt over den dag, en is moeilijk te zien. Naar ik verneem komt No. 99 uit Groningen. Ik kan begrijpen, dat er iemant is, waar deze Dame op lijkt: maar welke uitwerking de schilder ver wacht van het schoteltjen tutti Jrutti, dat hij ons voor handen opdischt, blijft mij een raadsel. Als de koorts van het impressionisme bij hem af zal zijn, kan de Heer M. Kamerlingh Onnes licht wat aangenamere leveren. No. 130 is van een goed frisch palet (Roland Lary). Meer dan een Studiekop" vindt men hier dan ook wel niet. No. 131 van den zelfden auteur is ruw van opvatting en de keus der belichting verhoogt weinig het effekt. No. 261 is van den Heer van der Waay. Wij hebben hier met een schilder te doen, die zijn sporen verdiend heeft. Met genoegen konstateer ik, dat edele stijl hier meer aan het woord is, dan bij het doek in der tijd Onschuld" (meen ik) door den Heer van der Waay geïntituleerd. Deze levensgroote figuurstudie" heeft vele hoedanig heden. Ik stel echter de Waterverfteekening" 264 hooger, die op den titel van een mooi portret aanspraak kan maken, al staat het linker oog wat dicht bij de neus. 't Is ook zonderling, dat dit jong en krachtig talent niet wat sterker op het punt der vinding is. Waarom bijv. het kleed van No. 261 doen bestaan uit een weinig gedra peerd beddelaken? Waarom het hoofdlicht op de kniën laten vallen? Het bekende No. 272 van den Heer E. S. Wit kamp Jr. Huiswaarts" houdt zich zeer goed in dit milieu en trekt als altoos aan door een natuurlijke gratie, die men by' den genialen aanvoerder der boerenvrouwvolkschilders Millet doorgaands mist. In No. 153 herkent men het ryke palet van Mev. Mesdag van Houten ; alweer een portret, dat met den naam van studiekop" een vrybrief vraagt bij de kritiek, die op meer uitvoerigheid zou aandringen. Een portret van sprekende gelijkenis is dat van den Heer Fr. van der Goes, door J. Veth. Het charakter is volmaakt gevat; de pose is er mee in over-een-stemming. Het grijze kleuren gamma hindert mij niet. 't Is een protest tegen het pompeuze, onze oprechte natuurlievende tijd waardig. Het portret van Dr. Fles, No. 254, van den zelfde, munt uit door exakte teekening, juiste waarneming der expressie en zoo veel har monie, dat men over de algemeene somberheid. heenstapt. Gelukkig heeft de Kommissie" geen gouden lijst om deze beeltenis gevergd. No. 81 stelt een oude goede beurskennis van mij (uit den theehoek") voor. De schilder heet óók Van Hoorn, en heeft bon op zijn werk (een debuut?), al moge hij zich voor overdrijving van stoutheid wachten. Tot de cieraden der ten-toon-stelling behoort het portret van den Heer Adama van Scheltema, door den Heer F. G. W. tJldewelt. Als ik een aanmerking zou wagen, zou ik zeggen: die een fijn boekenkenner portretteert, moet de handen delikater behandelen. Misschien heeft de Heer Oldewelt een waarschuwing gevonden in het por tret van 's Heeren Scheltemaas voorganger, Frederik Muller, wiens eigenaardig grove handen door Jufv. Schwartze wat te veel genormalizeerd waren. Maar als ik mij wél herinner heeft de Heer A. v. S. handen geheel evenredig aan zijn edel bedrijf. (Ja, Heeren, die op een ten-tao»stelling hangt moet zich de analyze van zijn per soon wel wat getroosten.) 215 is het portret van den architekt P. J. H. Cuypers, door de zelfde Koningin onzer portret schilderessen fraai opgevat en uitgevoerd. De glans op het voorhoofd is heel sterk. De toon van Hof'dijks profiel (No. 216) is wat heel hoog. De hofschilder van der Hulst placht de Princessen, die hij op het doek bracht, een glaasjen Madera te laten gebruiken, om ze wat roode kaokskens" bij te zetten. Deze voorzorg zou bij Hofdijk niet noodig zijn geweest. De gelijkenis laat niets te wenschen over, al had misschien de opvatting (de Meistreel van Kennemerland!) wat delikater kunnen zijn. Een meesterstuk is weer de pastelteekening van de «elfde kunstenares: no. 217. De Heer Overman heeft een paar goed gepozeerde levensgroote kinderen geschilderd, die in een prentenboek kijken. De auteur noemt No. 171, uit dien hoofde, Kunstbeschouwing", 't Is een verdienstelijk stuk, maar waarom zoo groot van proportie ? Van den Heer Pieter Oyens, die wij een aanwinst voor onze stad mogen rekenen, is hier een aardig dienstmeisje", met een boodschappenmandtjen. Deze proportie is óók levens groot (ten halven lijve); maar er is zoo'n meester schap in van uitdrukking, kleur, belichting en tee kening (behoudends een zonderlingen linker arm), dat elke aanmerking verstomt, 's Heeren Oyens Napolitaansche" staat hierbij achter. No. 266 is minder gelukkig dan andere werken, die wij van de zelfde kunstenares zagen. Het meisjen hangt nog al sterk in den grond; en de lichtverdeeling van dezen draagt te veel bet kenmerk powr Ie besoin de la cav.se aldus ingericht te zijn. Wat de lichtverdeeling op de schilderij No. 139 van den Heer van Looy heeft uitgelokt, blijkt niet: een cirkel op het voorhoofd en een soort van nimbus boven den kop. Neen, schilder ons dan liever stierengevechten. Mijn kompliment aan Jufv. Hubrecht! No. 87 was reeds, vóór eenigen tijd, bij ons ingeleid door Eigen Haard", onder het opschrift spes patriot. Moge deze spes patris den hoog geachten vader nooit te-leur-stellen. Een aardig pendant is No. 86. De eerste wint het echter in kleur, ofschoon men hem liever zou gezien hebben los van den muur. Die flinke en toch zedige jongens flankeeren Mevr. X., boven besproken., Het noodlot heeft gewild, dat boven dit blafarde gezicht, met de opstrevende neus, boven de hoekige schouders, die in armen neerkomen, welke men uit goede bron verneemt, dat in handen uitloopen welke op een piano rusten. zich juist het friesmedaljon bevindt, dat het profiel van Rafaël ver toont! Wat zou de godlijke Urbiner wel zeg gen, als hij zag, hoe de Fornarinaas van onze tijd behandeld worden ? 9 Nov. '87 ALB. TH. Studiën over Vondel en gijn Jozef in Dothari', door A. M. VERSTEAETEN, van het Gezelschap van Jezus. Gent, 1880. De Paters Jezuïeten laten zich tegenwoordig niet minder gelegen liggen aan de waardeering der dramatiek dan in de dagen van Molière. 1) De dichter W. Kreiten heeft bij Herder te Frcibnrg een lijvig en kostelijk boek uitgegeven, Molière'» Leben und Werken, nach den neuesten Forschungen dargestellt", waar ik mij eerlang na der mee hoop bezig te houden. Pater Baumgartner, de Goethe-beoefenaar. wiens schrander gelaat op dat van den Weimarschen Zeus schijnt afgegoten, beeft van Vondels tooneelarbeid een rezumee ge leverd, beter dan we in een oorspronkelijk Nederlandsch werk bezitten. 2) Pater Verstraeten gaf reeds een fraaye bewerking van Vondels meester stuk Lucifer" 3); en verrijkte sedert onze litera tuur met zijn Jozef in Dothaii". Die boekdeelen van oen 300 bladz. hebben bovendien het voor recht van zeer goedkoop te zijn (in Belgiën toch is een frank, wat bij ons een gulden is). Het boek bevat de geschiedenis" en het al gemeen overzicht van het treurspel", een hoofd stuk over de vinding en schikking", vermelding ven het lot der talryke vertooningen. Fijn en grondig wordt, ook ten opzichte van dit treurspel, de bekende veroordeeling van Jonckbloet weer legd. Ook over den sty'l en taalbpuw komen er zeer lezenswaardige opmerkingen in den bundel voor. Dan geeft de schrijver een' met zorg geannoteerde editie van het stuk. Eene interes sante vergelyking van Vondels drie Josephs met de latijnsche en fransche trilogie van Pater Le Jay wordt ingesteld, en de Heer Verstraeten ont ziet zich niet den leek boven zijn ordebroeder den palm te reiken. Kortom het boek verdient alszins door Vondelvereerders gelezen en bestudeerd te worden. A. TH. 1) Zie de Voorreden mijner vertaling van den Tartuffe". 2) De titel der vertaling is: Joost van den Vondel, zijn leven en zijne werken," bij C. L. van Langenhuysen, te Amsterdam. 3) Gent, Leliaert Siffer & Co. 1885. OVER DE VERTALING VAN MARLOWES DR. FAUSTUS. Ik veroorloof mij een woord van verzet tegen de geringschatting, waarmee de heer P. Fijn van Draat" de vertaling van Marlowes Dr. Faustus" van dr. R. S. Tjaden Modderman bejegent. De veroordeeling van iemant, die blijkbaar met eenig gemak de Engelsche vaerzen aanhaalt, maakt licht indruk op den gewonen lezer en zou in dit geval eene vertaling kunnen diskrediteeren, die, naar mij voorkomt, waardeering verdient. Ik overschat niet het talent, dat vereischt wordt om rijmeloze engelsche vaerzen in goede rijmeloze hollandsche over te brengen. Men heeft mij onlangs nog verweten, dat ik, ter zake van Burgersdijks reuzenarbeid, aan de vertaling van Shakespeare (in dit geval de taak der vertaling van Macbetb") besteed, slechts van zijn moeite" gewaagd heb: maar ik moet toch zeer nadrukke lijk verklaren, dat ik in geenen deele bet algemeen oordeel van Dr. Modderman's recensent kan bij stemmen. De eene appretiatie (zonder bewijzen ) is de andere waard. De vergeleken plaatsen komen mi/j goed vertaald voor. Het eene woord bank geeft stof tot rechtmatige kritiek. Blijkbaar wordt hoogte bedoeld. De talrijke hiaten zijn ook mij tegen de borst, en strijden met den eenparigen voorgang van al onze dichters, tot op Beets en Ten Kate. Maar men mag Dr. Modderman hier niet voor verandwoordelijk stellen, waar hij zich op een gezach als dat van Vosmaer beroepen kan. De korte, doffe e te doen afstuiten op een volgende vokaal is tegen haar nederlandsche natuur in te wijten aan het voorbeeld der Duitschers, wier kortste slot-e veel opener klank heeft dan de onze. Neen, dat Marlowes origineel een levendiger indruk maakt dan Moddermans vertaling ligt, naar mijne meening, aan de taal niet aan den vertaler. Ik geef toe, dat eene vertaling de quadratuur van den cirkel is. Ten slotte de opmerking, dat waar de Heer F. v. D. van doodzonden" spreekt, hij hoofd zonden" bedoelt, en dat hij bekoring" schrijft, waar hij niet verzoeking wil uitdrukken, maar A. TH. De heer P. F. v. D. schrijft ons naar aanleiding van dit stukje : Ik blijf bij wat ik zeide. Gemakkelijk zouden deze opmerkingen te ontzenuwen zijn: maar, eerstens zou dit niet met een enkel woord gaan en verder waartoe een debat? De belde taal fouten welke de Heer A, Th. wraakt, zou ik ook dadelijk niet toegeven althans de eene niet over bekoring" Alleen zij bet mij vergund de Redactie in over weging te geven het woordje hoogte" in bij gaand stukje (Regel 24.) te veranderen in ri vieroever," omdat bet zoo mal zoude lijken, als eerst Dr. M. en daarna Dr. A. Th. bewees het Engelscbe bank" niet te begrijpen. JOOST VAN DEN VONDEL en zijn ge slacht, door A. A. Vorsterman van Oyen, 'sGrav. 18S7. De Heer Vorsterman van Oyen beoefent de wa penspreuk noblesse oblige. Hij toont te beseffen, dat de eigenaar en bestuurder van het Genealogisch-Heraldisch Archief' bij de jubilteums, die Nederland op touw zet, zijn eigenaardig kontingent behoort te leveren* it-maal is Vondel aan de beurt. Uit 's Heeren Pierre Génards Aanteekening over de voorouders van Vondel (Gent, 1887), waartoe die ijverige en scherpzinnige geleerde, bij de be werking van zijn zaakrijk Arcbievenblad," gereede gelegenheid vond, uit de archiefstukken, door de Heeren Mr. A. C. Bondam en A. Th. Hoos, Pr. in Noord-Brabant gevonden, en uit de geslachtlijsten, door mij aan mijn Portretten van Vondel" toegevoegd, en grootendeels uit de registers van onzen Burgerlijken Stand getrokken, hoeft de Heer van Oyen een vrij belangrijk geslacht-tafeltjen samengebracht. Zijn beide eerste bronnen vermeldt de schrijver in zijn voorbericht; de derde bron mijn boek vergeet hij. Hij gebruikt zelfs de voorzichtigheid, waar hij eene vergissing bij mij meent te ontdekken, (blz. 14), het boek niet te citeeren. Ik ben niet gewoon zulke dingen zwaarmoedig op te nemen. Ik zal dus niet van unfair spreken; maar aardig is het niet. Ik beveel deze genealogische bijdrage, overigens, gaarne aan.De stukken uit de archieven van Waal wijk zijnbizondermerkwaardig.'t Is immers nog al opmerlijk, dat er in de familie Vondel een zeker penchant voor het F r a n s e h heeft geheerscht. Tot de beste stukken van Vondels eerste periode behoort het fransche Epistre aan zijn singulier amy" mon Seigneur Jean Michiels van Vaerlaer" (zie mijne uitg. bl. 14), en nu vernemen we, dat zijn acbterkleinzoon Joost van Vondel binnen de stadt van Parijs in Vranckrijck" overleden is, en diens zoon, met desselfs Tante" Du Bois een franse kostschool" te Waalwijk gehouden beeft. 't Is jammer, dat do Heer van Oyen niet zegt, waar hij van-daan beeft, dat Joost, de kleinzoon, op zijn te-rug-reis uit Oost-Indiëop het einde der XVIIe Eeuw overleden is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl