Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEÈDAMMER
AVia87
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgerer: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 20 November.
fr p.
Abonnement per 3 maanden f 1.?,
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20.
Reclames per regel . . 0.40.
p. f 1.1&
. 0.10.
I N K O V D:
VAN VEKKE EN VAN NABIJ. ONZE PO
LITIEKE TOESTAND, door Candidus. FEUIL
LETON : Arm Druppeltje, door Jack T. Grein.
KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Am
sterdam, door Alb. Th. Een woord over
Franoise's Opstel, door Justus vanMaurik Jr. Mu
zikaal Overzicht, door V. Gluck en z\jn
prima-donna's, I. Dr. Jan te Winkel over en
tegenover de critiek, doer Dr. Jan ten Brink.
Drife dooden. VAEIA. - SCHAAKSPEL.
Oud-Amst. Verscheidenheden. De Kinderkamer,
(Slot), door Augustin Fillon. Voor Dames, door
E-e. ALLERLEI. RECLAME. BE
RSOVERZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van naby.
Toen de heer Cunéo d'Ornano in de
Fransche Kamer het voorstel indiende om
eene enquête te houden, naar aanleiding van
de beruchte zaak der decoratiën, verklaarde
hij, dat dit voorstel niet tegen de Republiek
was gericht. Men heeft geen reden, om de
eerlijkheid van dezen Bonapartist in twijfel
te trekken, maar had hij werkelijk de be
doeling gehad, de schaduwzijden van het
tegenwoordig régime te doen uitkomen, dan
had hij geen beter en afdoender middel
kunnen kiezen.
Er is nauwelijks «ene maand verloopen,
sedert het eerst de aandacht werd gevestigd
op de handelingen van lieden als Mad.
Limouzin en hare meer dan verdachte
Trienden en vriendinnen. In dien tijd is een
generaal en senator, d'Andlau wegens op
lichterij tot gevangenisstraf veroordeeld; een
tweede generaal, Caffarel, die een der belang
rijkste betrekkingen bij den generalen staf
bekleedde, overtuigd van financieele
knoeierijen van de ergste soort en van omgang
met eene bende intriganten en
gelukzoeksters; een derde hoofd-officier, generaal
Thibaudin, oud-minister van oorlog en
kom.mandant van Parijs, zóó gecompromitteerd,
dat hem zijn kommando moest worden ont
nomen. Verder is de prefect van politie
Gragnon afgezet, en de onder-chef van de
veiligheids-politie Goron op non-activiteit
geplaatst, omdat het van beiden zoo goed
Feuilleton.
Arm Druppeltje!
uit het leven te Londen,
door JACK. T. GREIN.
.-e- ?
Toen 'k te Londen mijn tenten opsloeg
dat is nu al een paar jaar geleden legde
'k een mijner eerste bezoeken af bij een oom
van mij, een nog jong vrijgezel, die de
reuzenstad evengoed door en door kent als 't bin
nenste van zijn beurs.
"Wel, jongdief, riep me de joviale
>hagestolz" toe, wat zeg je nu van mijn Londen!
ben je niet betooverd, verbluft, stom van ver
bazing over dat eeuwige leven op dit plekje
der aarde, over onzen handel, onze sporen en
instellingen...
'k Kon ooms enthousiasme niet geheel
deelen. 'k Was verbluft j a, onthutst over't rumoer
om me heen, over die sombere City met haar
grijze gebouwen, even grijs als 't hemeldqek,
dat hier te vergeefs op een stukadoor schijnt
te wachten.
Ja, oom, zei 'k, 't is groot.,. machtig
enorm, al wat u maar wil, maar 't is mij een
beetje te groot, die afstanden, dat geraas, die
akelige mist, dat op- en neerhollen van
menschen die je niet kennen en je schijnen te
willen omverloopen, als je niet oppast, dat
altegaar maakt, dat ik me verloren voel,
dat ik neen, laclit u nu niet ? soms
Heimweh heb.
Groene jongen, schertste de andere ; Amster
dam niet waar, dat is je Elderado, je n en
alles, omdat iedereen er je kende en jij iedereen
kende, maar hier, vent, zal je er aan moeten
gewennen, dat een mensch maar een drup
peltje in den Oceaan is, en wat dat zegt zul
je eerst begrijpen als je nagaat dat de Oceaan
nooit de golven telt, die op zijn boezem
hupals zeker is, dat zij hooggeplaatste en invloed
rijke schuldigen aan den arm der gerechtig
heid hebben trachten te onttrekken. De
minister van justitie Mazeau heeft zijn ontslag
moeten nemen, toen het hem niet langer
mogelijk was, den schoonzoon van het hoofd
van den staat te vrijwaren voor eene ver
volging, die reeds lang zou zijn ingesteld,
als de heer "VVilson niet zes jaren geleden
de gelukkige echtgenoot was geworden van
Mejuffrouw Alice Grévy, en als in de door
hem gedreven zaken van zeer verdacht
allooi niet een zoo groot aantal bekende en
tot nu toe hooggeëerde personen waren be
trokken. Het geheele ministerie leeft bij den
dag, en is niet meer in staat, om aan den
loop van zaken de gewenschte richting te
geven; het regeert niet meer, maar laat zich
hulpeloos door den stroom der omstandig
heden medesiepen; het heeft geen spoor van
gezag meer overgehouden, maar wordt nog
slechts geduld. Eindelijk heeft de heer
Grévy, wiens karakter tot nu toe boven alle
verdenking was verheven geweest, en die
inderdaad boven de pareijen stond, zijn pres
tige zoodanig verloren, dat hem van alle
zijden, soms op meedoogenloos ruwe wijze, de
eisch wordt gesteld om het Elysée te ver
laten en zich in de landelijke eenzaamheid
van Mont-sous-Vaudrey terug te trekken.
Met angst vraagt men zich in Frankrijk af,
of de lawine, waartoe de Bonapartistische
sneeuwbal is aangegroeid, nog meer in om
vang zal toenemen, en in haren val nog
meer verwoestingen zal aanrichten.
De Fransche Republiek zal bij den eersten
stoot niet vallen. Zelfs de monarchistische bla
den, die er op wijzen, wat een eerlijk, belangeloos
en krachtig pretendent zou kunnen doen,
voegen hieraan de verzuchting toe: »Maar
die man zal niet komen!" Waarom niet?
Zijn er wellicht geen «eerlijke, belangelooze
en krachtige" figuren onder de pretendenten ?
of is de vrucht nog niet rijp om te worden
geplukt ?
Zooveel is zeker, dat eene presidentieele
crisis niet lang meer schijnt te zullen uit
blijven. En reeds nu worden de verdiensten
en de kansen der candidaten druk bespro
ken. Vooraan in de rij staan Jules Ferry
en Charles de Freycinet. Op tamelijken
afstand volgen Flourens, Léon Say, Sadi
Carnot en Floquet; de radicalen hebben
hun eigen candidaat in Anatole de la Forge,
pelen en springen hoe kan je dan verlan
gen dat de golven notitie zullen nemen van
elk druppeltje dat zich bij hen aansluit en zich
dra verliest in 't schuim en geraas der water
massa. Neem dat aan van mij, vriend, 't is
afgezaagd, 'k geef het toe maar 't is een
altoos nieuwe waarheid, als je haar meer weet
te doorgronden en inziet dat het druppeltje
in de golf de golf in de zee moet leeren zijn
eigen weg te vinden, dan zal je op den duur
OOK wel van Londen gaan houden, al kost
het je moeite.
Ooms woorden stemden me tot nadenken.
Toen 'k op mijn kamer terugkwam 'k was
destijds koppig genoeg a la continentale te
willen leven en 't boarding house te veraf
schuwen, ook al een dwaling mijmerde ik
verdrietig over mijn lot.
Daar zat 'k nu: arm druppeltje ik met
mijn Amsterdamsche ideeën, ik die als alle
Amsterdammers gewoon geweest was bij 't
slenterep langs de straat alle vijf minuten
minstens een kennis te ontmoeten; die precies
geweten had hoe 't met de geldzaken van Y.
of met de affaires de coeur van mevr Z. gescha
pen was,...
En hier, niets van dat alles, kind noch
kraai, geen kat die naar me omzag... arm
druppeltje in den Oceaan.
Doctor Tijd, die raad weet voor ieders
zielepijn, liet ook mij niet in den steek; hij sprak
me moed in, beloofde me dat 'k gewend zou
raken aan 't Londensche leven en diende
me ten slotte 't beste aller troostmiddelen toe,
den raad eens omtezien naar anderen die zich
niet alleen verloren wanen, maar die verloren
zijn in den Londenschen Oceaan.
'k Heb dat gedaan, me er wel bij bevonden
en nu dat 'k geheel genezen ben, me zelfs
Engelsch gevoel te midden van de
Engelschen, wil 'k u 't kort en onverdicht, treurig
verhaal meededen van een druppel dien een
vriend van mij uit den Oceaan trachtte op te
vangen, doch... hierover later.
*
Een Novemberavond koud vochtig, mis
tig; 't onmisbaar onveranderlijk decor van
't wintersch Londen.
terwijl de rechterzijde, die den doorslag kan
geven, van de beide serieuse candidaten
Ferry niet wil, omdat hij de vnan is van
het beruchte artikel 7, van de decreten,
"waardoor de congregatiën zijn opgeheven en
van den Tonkin-oorlog, terwijl zij de Freycinet
wantrouwt, omdat zij van diens plooibare
natuur te veel concessiën aan de radicalen
verwacht. Het zou niet onmogelijk zijn, dat
ten slotte, met voorbijgang van alle politieke
personen, de keuze viel op een militair,
wiens verleden geen aanleiding gaf om in
hem een toekomstig dictator te zien. Als
zoodanig is in den laatsten tijd generaal
Saussier herhaaldelijk genoemd.
Zondag is het Trafalgar-Square te Londen,
dat zijn naam ontleent aan een roemvollen
zeeslag, het tooneel geweest van een alles
behalve roemvol straatgevecht. Gedurende
ettelijke uren stond daar eene politiemacht,
die bij duizenden telde, tegenover eene volks
menigte, die op 70,000 man begroot werd.
Het gold het houden van eene politieke
meeting, zoo althans beweerden de deel
nemers aan de demonstratie en voor zulke
bijeenkomsten is in Engeland, naar het schijnt,
de openbare weg te allen tijde beschikbaar,
al is er geen wettelijke bepaling te vinden,
waarin dit recht, waarop elk Engelschman
trotsch is, wordt vastgesteld of omschreven.
Doch men had op het Trafalgar-square en
in de nabijheid daarvan zóó veel last gehad
van de demonstratiën der werkeloozen met
hunnen nasleep van slecht gespuis, dat de
politie, met goedkeuring van den minister
van binnenlandsche zaken, de meeting had
verboden. Het gevolg was, dat, ofschoon de
sabels in de schede en de revolvers in den
zak hieven, stokken, straatsteenen en paar
denhoeven een bloedig werk deden, zoodat
tusschen de tweehonderd en driehonderd per
sonen gelukkig voor het mee^endeel niet
ernstig verwond werden.
De politie beriep zich, om haar optreden
te wettigen, op het feit, dat Trafalgar-square
kroondomein is. Is het niet alsof wij den
minister Heemskerk de welbekende happy
thougt van de rijks-travers hooren uitspreken P
Intusschen zal het Londensch publiek zeker
niet, zooals de metalen Thorbecke, voor de
ministerieele exceptie de wijk nemen. De
Engelsche regeering zal zich in het oor
knoopen, wat de Daily Ghronide schreef:
»Het is zeker waar, dat Trafalgar-square een
Wij mijn vriend Rayensberg, een
Duitscher, bij mij te gast, en ik stonden aan de
Criterion-bar en dienden onze keel het laatste
oliesel toe.
't Was bij half een 't klokje van gehoor
zaamheid.
De warme whisky geurde en dampte nog in
ons glas daar ging plotseling 't licht uit, om
de klapdeur gluurde de helm van een politie
agent die met een diepe bas zijn monotoon
»Time please" bromde. De glazen werden
haastig geledigd, met kletterend geraas op de
toonbank neêrgebonsd, vijf minuten later
stonden we op straat en vroegen elkaar met
weemoedige ironie: wat nu ?
Ja wat nu! Wat kan men een vreemdeling
te Londen om 1.30 ante meridiem aanbieden.
De stad is dood, of de bewoners slapen; die
niet slapen... arme duivels ze hebben mis
schien geen dak of oefenen in den nacht een
bezigheid uit die 't daglicht schuwt.
Naar huis! commandeerde ik langs Re
gent street, als »les nuits de Londres" je kun
nen boeien... 't is niet veel zaaks echter!
»Ich bin dabei!" luidde't echt Duitsche
antw ord.
En we kuierden, flaneerend als gerouti
neerde boulevardiers langs de uitgestorven,
donkere straat.
Geen ziel kwam ons tegen en vriend Ra
vensberg begon 't mooi vervelend te worden.
Hier ist ja nichts los! Berlin:..
O, daar had je de poppen aan 't dansen.
»Berlin" was op 't tapijt en de speech die volgde
kan ieder die onze Duitsche buren kent
zich best voorstellen.
Ouder 't gepraat hadden we niet gemerkt
dat een dametje ons tegemoet kwam eerst
toen ze ons met een:
»Guten Abend, schoner Mann!" begroette
werd onze aandacht op haar gevestigd.
Gilt es mir oder gilt es dir... declameerde ik.
Och, wij mannen zijn zoo ijdel zelfs voor
een valsch vleicrijtje van een gevallen vrouw
zijn wij vatbaar, s*ms naijverig op elkaar!
't Gold hem... en hij scheen behagen te
scheppen in 't net gekleed persoontje, dat
aan zijn zij trippelde, zich door zoeten kout en
deel uitmaakt van het erflijk grondbezit der
kroon. Maar wanneer het Lagerhuis wordt
uitgenoodigd, om voor de kinderen der ko
ningin groote traktementen toe te staan, of
hun een hüwelijksgift aan te bieden, dan
zegt men ons steeds, dat de koningin al hare
rechten op de kroondomeinen aan het volk
heeft afgestaan, en dat daarom het volk de
Engelsche prinsen en prinsessen overeen
komstig hun rang en stand moet onderhou
den. Wanneer de koningin nu, op raad van
den minister van binnenlandsche zaken, haar
absoluut eigendomsrecht op Trafalgar-square
wil doen gelden, zullen wij spoedig hoorea
van eene agitatie tot opheffing der overeen
komst, krachtens welke de Britsche belasting
betaler de koninklijke familie onderhoudt,
omdat hij ten onrechte onderstelt, dat Hare
Majesteit voor den duur van haar leven die
rechten aan het parlement heeft overge
dragen."
Ziedaar een klinkend argument, dat zijne
uitwerking wel niet missen zal.
Onze Tweede Kamer heeft bij de behande
ling der Indische begrooting, nogmaals eenige
woorden gewisseld over de zaak Willink
Ketjen. De heer Heldt, die vragender wijs
's mans grieven en beschuldigingen ter sprake
bracht, werd echter met zooveel kracht door
den Minister en den heer Reuther van het
glad ijs gejaagd, waarop hij zich onbe
holpen rijder als hij is had durven wa
gen, dat hij ongeveer excuus vragende de
schaatsen weer afbond. Men zou zich hier
over kunnen verheugen, als de overtuiging
maar voor goed gevestigd ware, dat in het
indische leger niet alleen met kapt. Willink
Ketjen maar ook met al de overige klagers
alles was zooals het behoorde. Dit echter
is geenszins het geval. Het Indische leger
staat, wat de behandeling van de lagere
officieren betreft, niet in den besten naam.
Misschien geheel onverdiend. Doch het is
een feit, dat men vaak klachten hoort uiten
en, naar sommige praters luisterende, zich
afvraagt, of er zoo nu en dan toch niet een
steekje aan los is. Men mag dan tot ge
ruststelling denken, dat het Indisch klimaat
zeer ontwikkelend heeft gewerkt op den
kritischen aanleg en het spraakvermogen van
gepensioneerden, dat neemt niet weg: de
twijfel wordt gewekt en blijft bestaan. Im
mers men heeft te doen met toestanden die
men niet kent, met verhalen en opmerkingen
lieflijken lach als een Engeltje uit Eden
trachtte voor te doen.
»Alter..." duwde Ravensberg me toe,
»Charmantes Ding früher schon gesehen, kenn'
die Stimm!"
«Glückauf!... antwoordde ik, maar 'k dacht:
Bei Nacht sind alle Katzen grau.
Hun conversatie moest al zeer interessant
zijn, want ik liep erbij, alsof ik er niet bij
behoorde.
Ergens aan den hoek van een straat, stonden
we stil; 't meisje lichtte zich op haar teenen
en fluisterde mijn vriend iets toe. Hij keek
me aan en zei weer: »Ich kenn' die Stimm".
We bogen in een zijstraatje, in 't midden
glinsterde een lantaarn door 't grauw-geel
nevelgaas.
We naderden 't licht, een stralenbundel
hulde 't gelaat der vrouw in helderen glans.
»Herr GottF' gilde Ravensberg. »Sie, Her
mine!"
»Herr Ravensberg!" antwoordde zij flauw.
Een woordenstrijd, een discussie, waarvan
'k ter nauwernood iets verstond, ontspon zich
bliksemsnel.
'k Vatte dat hier de »donnée" tot een drama
voor me was blootgelegd.
»Air Street 17 ... Morgen also ..." was al wat
'k wist op te vangen... toen greep Ravens
berg me Dij den arm ... »Een cab . riep hij,
»gauw een cab ..." ik vroeg eer Jjing ...
»Later een cab!" was 't an> jn beide
holden we als bezeten over d ^naat.
Ons zoeken was kortstondig spoedig
daagde een dier vlugge gevaarten op en toen
we geze_ten waren en de koetsier vroeg: «waar
heen, Sir ..." riep Ravensberg mismoedig, kor
zelig: «Telegraph!"
«Telegraph! om halftwee 's nachts wat
beteekent dat?" vroeg ik.
«Later... waar is een telegraaf?"
>Rijd maar Charing-Cross," beval ik.
En terwijl het rijtuigje over 't asphalt snorde
vertelde Ravensberg in afgebroken zinnen:
»Dat meisje^ is gevallen ... maar ze is niet
slecht... ze is een Duitsche uit Bannen ...
haar vader is er Stadtrath en katoenspinner...
uitstekende familie... 'k heb er aaii huig