Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
.ffo.544
i'
J.
i». Thans heeft men geen ander bericht
naar Indiëover te seinen, dan dat de Minis
ter in de meest vage termen het verleenen
van hulp niet onnoodig heeft verklaard. Zeer
ÓMverkwikkelijk is het bovendien te zien, dat
zelfs deze amendementen, die ten slotte voor
liet oogenblik toch hetzelfde bedoelden, als
partij-amendementen door de Kamer ontvan
gen zijn. Toen het amendement-Keuchenius
verworpen was, onthielden de anti-revolutio
nairen aan dat van den heer Borgesius hun
stem!
Maandag aanst. zal Burgerpligt op nen
avond, twee vergaderingen houden, eene ge
wone en eene buitengewone vergadering, beiden
op verzoek van twintig leden bijeen geroepen.
De eerste betreft de weigering door het
bestuur om eene door twintig leden gevraagde
vergadering te beleggen, omdat het onder
werp, dat daar behandeld zou worden, slechts
in de tweede plaats de openbare zaak raakt.
De tweede een voorstel tot verlaging van
de contributie, om deze te brengen op een
minimum van f l, het aan ieder vrijlatende
haar tot f 5 te verhoogen. Over het eerste
punt kan moeilijk verschil van gevoelen
bestaan. Het reglement art. 6 spreekt
zoo duidelijk^ dat elke discussie overbodig
is. Het bestuur belegt volgens dat artikel
vergaderingen zoo dikwijls het dit noodig
oordeelt, of het door twintig leden wordt
gevraagd. Bovendien: de openbare zaak in
haren ganschen omvang, wordt door Burger
pligt tot. voorwerp harer belangstelling ver
klaard.
Gelukkig dat men het over deze quaestie
zeer spoedig eens zal kunnen zijn, want het
tweede punt, waarvoor een afzonderlijke ver
gadering wordt gevorderd, kan tot levendige
debatten aanleiding geven. Er zullen er zijn
die ? l te veel, en ook die ? l te weinig
achten als jaarlijksche contributie. Bij deze
quaestie heeft rnen te rekenen op strijd
tusschen de conservatieve en geavanceerd libe
rale leden der kiesvereeniging. Toch
geloovén wij, mag men aannemen, dat "de demo
cratische kiesvereeniging, getrouw aan haar
verleden en haar programma, dat op uitbrei
ding van kiesrecht, dat is, opheffing van den
census, gericht was, er toe besluiten zal om
de Vereeniging in harmonie met het nieuwe
kiesrecht te brengen. Daartoe is contributie
verlaging wel een eerste eisch. Immers, wil
men den gezeten werkman inderdaad kiezer
zien, dan moet men hem en zijns gelijken
ook den toegang tot de Kiesvereeniging ont
sluiten. Doet men het niet, Bwgerpligt zal
weldra een stands-vereeniging worden en haar
invloed op de burgerij verliezen.
Onze politieke toestand.
n.
Zal de progressistische partij in de toekomst
iets beteekenen, dan moet zij in de eerste
plaats zelfstandig zijn, onafhankelijk bovenal
van het liberalisme.
Dit was de conclusie, waartoe ik in mijn
vorig artikel kwam, en ik voegde er bij, dat
zij oaarvoor_ een eigen program, eigen
candidafen en eigen organisatie noodig had, om
mei haar eigen bondgenooten aan den strijd
bij de verkiezingen en in het parlement te
kunnen deelnemen.
Ten eerste een eigen program.
Het is mijn voornemen niet, noch om hier
een volledig program van beginselen te geven,
hij huiverde, ? misschien ook inwendig. Daar
boven, ver weg, kronkelde zich de «straatweg",
een smal bergpad, _langs welks halsbrekende
wendingen hij eergisteren met vrouw en kroost
hierheen was gereden. Eens was de wagen
bijna aan den rand van een afgrond omge
slagen. Hij dacht aan dat oogenblik terug
en het kwam hem voor, als staarde hij nog
in die ijzingwekkende diepte. Zijn blikken
volgden het pad daar boven. Aan gene zijde
dier bergen lag de wereld, de overige, de
buitenwereld, als een oneindig lachend meer
in den zonneschijn. Hier was hij opgesloten
in een rótsgevangenis wanneer zou zij zich
weder openen? Een steen arend zweefde juist
over het bergpad heen. Ook hem werd het
neerslachtig te moede in deze uitgestorven
kloven. Hij streefde naar buiten, hij vloog
de wijde wereld in, naar de lachende wouden
van het Zuiden. Ach! dat hij dien vogel
verfezellen kon! Zóó onherbergzaam en treurig
ad hij zich deze streek waarlijk niet voor
gesteld.
De zon ging onder. De kleine eerstgeborene
van den predikant, bewonderde op de trap
gezeten, dit voor hem nog nieuwe
natuurtooneel door de wijdgeopende vensterluiken
en het open dak. Daken veracht men in
Nordalen. De vrije man neemt tot dak de
sneeuw en de lucht tot bedgordijn. De pre
dikant wendde echter geen oog van zijn boek
af; ijverig las hij in de woorden van den
apostel Paulus en dampte ter afwisseling als
een schoorsteen.
Zware stappen van klompen dreunden op
den vloer. »Zeker een doopeling aangeven"
dacht de predikant, die niet opzag. Het geluid
kwam de trappen op de deur werd geopend
en weder van binnen gesloten. Nu keek hij
op. Een sterke, rijzige kerel met breede
schouders, die zeer waarschijnlijk dikwijls den
gedooden beer hadden getorscnt, stond voor
hem. Zijn muts hield hij op het hoofd.
noch om een program van actie voor te
stellen. Voor het eerste is de ruimte, waar
over ik te beschikken heb, te gering en het
tweede is onpractisch, zoolang men niet weet,
waarmee men zal moeten ageeren. Ik wil
slechts wijzen op de hoofdbeginselen, waar
door de nieuwe partij zich bij het bepalen
van haar gedrag zal laten leiden oin daarna
en daarnaar de houding te bespreken, die
zij zal -aannemen bij de vraagstukken, die
aan de orde zijn of binnenkort waarschijnlijk
aan de orde zullen komen.
Zij is democratisch en daarom een
voorstandster niet alleen van de gestrenge hand
having der eens verkregen rechten van de
burgers, maar ook van de uitbreiding, de
zoo groot mogelijke uitbreiding daarvan;
daarom strijdt zij voor algemeen stemrecht
en zijn spoedige invoering niet op
therretische, maar op practische gronden, niet als
doel, maar als middel om doeleinden te berei
ken, die haar van grooter belang schijnen
dan de politieke rechten der burgers.
Haar democratie doet haar den eisch stel
len, dat alle burgers voor den staat en de
staat voor alle burgers zooveel mogelijk gelijk
zij. Daarom is zij een beslist tegenstander
van iedere bevoorrechting onder welken vorm
ook van enkele of van vele burgers, een
vijand van alle monopoliën, van een mono
polie in gas-, drinkwater- en spoorwegzaken
even goed als van een monopolie in zake
onderwijs.
En diezelfde democratie doet haar levendig
belang stellen in het lot der lagere klassen.
Voor de stoffelijke en zedelijke verbetering
daarvan wil zij al hare krachten inspannen.
Niet alleen door het wegnemen der ergerlijkste
misbruiken, die door het onderzoek der en
quête-commissie aan het licht zijn gekomen
maar ook door het nemen van maatregelen
om aan de arbeiders een bestaan, een flink
sjtuk brood voor een goed dagwerk, te verze
keren. En daar zij meent, dat het te weinig
der arme standen slechts uit het te veel der
rijke kan aangevuld worden, zal zij er naar
streven de maatregelen, die zij voorstaat, aan
die aanvulling dienstbaar te maken en niet
aarzelen daarbij doortastend te werk te gaan.
Zij wil in den maatschappelijken strijd om
het bestaan van overheidswege de armen be
schermen tegen de overmacht der rijken, hetzij
dit zijn speculanten in bouwterrein, hetzij
hoofden van industricele ondernemin gen. Daar
om verdedigt zij n onteigeningswetten, zooals
mr. van Houten die reeds eenige jaren gele
den heeft voorgesteld, n een sociale wetgeving,
die op afdoende wijze de arbeiders en vooral
hunne vrouwen en kinderen beschermt tegen
de winzucht van ondernemers.
Het doel, dat zij zich als staatkundige partij
voorstelt, is dus drieledig en bestaat uit hand
having en uitbreiding van de politieke rech
ten, werkelijke gelijkmaking van alle bur
gers tegenover den staat en verbetering vnn
den toestand der arbeidende klasse, zoodat
deze een grooter deel ontvangt der maat
schappelijke productie. Bij het streven naar
dit doel scheidt zij zich van de liberalttparüj
af, omdat zij, ik wil het met nadruk herha
len, van oordeel is, dat deze wel in woorden,
maar niet met daden naar dit doel tracht.
Laten wij nu zien, hoe tengevolge hiervan
hare houding zal zijn in de aan de orde zijnde
of aan de orde komende staatkundige vraag
stukken. Vooreerst in de onderwijs-kwestie,
die reeds zoovele jaren tot schade voor land
en volk onzen politieken toestand beheerscht.
Het behoeft geen betoog, dat de staat niet
gelijk is voor al zijne burgers, als hij uit de
feldeii opgebracht door alle
belastingschuligen scholen onderhoudt, die door een groot,
misschien wel het grootste gedeelte van hen
niet alleen voor onvoldoende, maar zelfs voor
schadelijk worden gehouden. Dit is des te
onrechtvaardiger, omdatdeernst dezer meening
blijkt niet uit woorden, maar uit daden d. i.
uit de groote geldsommen, die voor de oprich
ting van christelijke scholen zijn
bijeenge«Goeden dag, predikant!" zeide hij op een
eigenaardigen lompen toon.
»Goeden dag/' antwoordde deze verwonderd
en dampte voort. »Zou je de muts niet af
nemen?"
»Hm ! Hoe dat? Je begint goed! Zou je
mij wellevendheid willen leeren? Dat is bij
ons in Nordalen geen gewoonte. Alle_n ge
lijk! Al ben jij nu ook meneer de predikant,
ik ben een vrije boer en even goed als jij!"
Daarbij wond hij zich onnoodig op en
schermde met zijn vuisten in de lucht. De
predikant zag hem aan. Hij had zeer groote,
heldere oogen, blauw als staal en wanneer
hij ze liet bliksemen, was het alsof er puntige
dolken uitsprongen. Of het nu een gevolg
dier scherpe blikken was, of wel een stil
zwijgende erkenning van zijn onbeleefdheid,
weet ik niet, maar de muts verdween plotse
ling van 's boeren verwilderden haarbos.
Daarvoor draaide hij ze echter des te ijveriger
in de handen om en om.
»Hm! ja!" bromde hij daarbij. »Je zult
wel weten, meneer de predikant, waarom ik
hier zoo kom binnensneeuwen."
Onverschillig stond de huisheer op en sloot
zwijgend het venster. Daarna ging hij weer
zitten en las verder in zijn bijbel.
»Nu, dan zal ik 't je zeggen! Overigens
doet het mij genoegen je eens te hebben lee
ren kennen. De anderen hadden zoo tot mij
gezegd, dat ik eerst maar eens zou gaan
onderzoeken wat voor soort kerel je bent.
Nu, een heel knappe kerel ben je!" Met
deze woorden sloeg hij hem vriendschappelijk
op den schouder,
De predikant gaf goen antwoord; hij on
derzocht zijn pijp, kwam tot de ontdekking
dat zij in den ijver van het luisteren was
uitgegaan, scheen bij zich zelf te overleggen
of hij haar weder "zou aansteken, besloot
echter het tegendeel en legde haar voorzichtig
op de tafel. (Slot volgt.)
bracht. Aan deze onrechtvaardigheid willen
wij trachten zoo spoedig mogelijk een einde
te maken. Wel achten wij een godsdienstig
onderwijs even verderfelijk als de
anti-revolutionairen en roomschen een ongodsdienstig,
maar onze eerbied voor iedere eerlijke over
tuiging, onze achting voor allen, die toonen
daarvoor iets te willen opofferen, is groot ge
noeg om ons in staat te stellen anderen vol
komen vrij te laten en hun, zoo het van ons
afhangt gelegenheid te geven tot een propa
ganda voor nunne denkbeelden even onge
hinderd als wij die voor de onze verlangen.
De schoolkwestie is voor ons, als voor de
Standaard (1), een vraag van despotie of
vrijheid. Daarom kunnen anti-revolutionairen
en roomschen op onze hulp rekenen, als het
er op aan komt het despotische schoolstelsel
van heden door een stelsel van vrijheid te
vervangen.
Wij verbinden echter aan die hulp twee
voorwaarden. Het onderwijs moet goed zijn
en aan minvermogenden kosteloos gegeven
worden. Niet dat wij door die laatste voor
waarde een indirecten dwang ten gunste der
staatsscholen willen uitoefenen. Wij zijn vol
komen bereid ook in dit opzicht de positie
der bizondere scholen gelijk aan die der staats
scholen te maken door haar in staat te stel
len de kinderen van onvermogende ouders,
die van haar onderwijs gebruik wenschen
te maken, kosteloos te onder\\ ijzen. Maar
wij houden goed onderwijs voor een zaak van
zoo groot algemeen belang, dat wij een waar
borg verlangen, dat pok de kinderen van
ouders, die het zelf niet kunnen bekostigen,
dit zullen erlangen.
Onze belangstelling in het lot der arbeidende
klasse doet ons in de eerste plaats streven naar
verbetering van haar rnaterieelen toestand.
Want dit is de eerste voorwaarde voor iedere
en dus ook voor verstandelijke ontwikke
ling. Onmisbare voorwaarde daartoe is echter
ook het bezit van die elementaire kennis,
welke op de lagere school verkregen wordt.
Daarom zullen wij ons verzetten tegen iedere
ondenvijsregeling, die niet aan elk, hoe gering
zijne middelen ook zijn, de gelegenheid
verschaft voor zijne kinderen die elementaire
kennis in voldoende mate te verkrijgen. Daar
om ook zijn wij voorstanders van leerplicht of
van schoolplicht, naar gelang de omstandig
heden ons voor de invoering van een van
beiden gunstig toeschijnen.
Geheel in overeenstemming hiermede zijn
onze denkbeelden over middelbaar en hooger
onderwijs. Wij juichen het van harte toe, dat
er of uit particuliere middelen, of door de bij
dragen, der leerlingen middelbare en hoogere
scholen worden gesticht en onderhouden, maar
wij kunnen het niet goedkeuren, dat uit de
openbare kassen een aantal dergelijke inrich
tingen worden betaald en dat (leze door het
heffen van school- en collegegelden, wier be
taling het vermogen van velen te boven gaat,
feitelijk voor oen groot aantal burgers wor
den gesloten. Dit houden wij voor onbillijk
tegenover hen, die de inrichting dier scholen
verkeerd en het onderwijs verderfelijk achten,
maar die door de lage school- en collegegel
den verhinderd worden concurreerende in
richtingen in het leven te roepen en wij hou
den het tevens voor anti-democratisch d. i
onbillijk tegenover die talrijke klasse van
menschen, aan welke door de hooge schooi
en collegegelden de toegang tot deze scholen
wordt ontzegd. Daarom zijn wij ook wat
middelbaar en hooger onderwijs betreft voor
standers ecner dergelijke regeling, als wij ten
opzichte van het lager onderwijs voorstaan, en
wij zullen dat nog meer worden, wanneer het
blijkt, dat anti-revolutionairen en roomschen
in het eerste even ernstig belang stellen als
in het laatste.
Door deze denkbeelden over de
onderwijskwestie zal waarschijnlijk onze verhouding
tot de twee genoemde partijen voor een groot
deel bepaald worden. Meer in het bizonder
onze verhouding tot de anti-revolutionairen.
Want zij hebben do meeste belangstelling in.
de onderwijszaak getoond en voor hen is deze
een vraag van principieele politiek. Wij be
twijfelen het of zij dit ook voor de roomschen
is. En met ons twijfelt de Standaard. Zij
verklaart zelfs te vreezen, dat door een over
winning met de rooinschen in den school
strijd het belang van dezen, niet liet beginsel
der anti-revolutionairen gediend zou worden
en voegt daarbij, dat de laatsten dan dupe
van de historie zouden zijn.
Bovendien is het streng conservatieve ka
rakter, dat de roomschc partij tot nu toe in
ons land heeft, voor ons een beletsel om in
eenig opzicht tot een vergelijk met haar te
komen. Dit karakter nu missen de
anti-relutionairen. En zij bezitten het karakter eener
vooruitstrevende democratische partij.
In de kerk bestrijden zij, steunende opliet
algemeen stemrecht, den invloed der dominees
en door hun arbeid in de maatschappij too
nen zij een belangstelling in het lot dor ar
beidende klasse grootev dan eenige. andere
partij tot hu toe geloond heeft. Bovendien
zijn zij voorstanders der volkomen gelijkheid
van (ie burgers tegenover den staat en zij
moeten dit zijn, omdat zij zelf (Ie nadoelen
van ongelijkheid, van verregaande partijdig
heid van den liberalen staat tegenover hunne
geestverwanten herhaaldelijk ondervonden
hebben en gevaar loopen die nog dikwijls te
ondervinden.
Daarom is het van hot grootste belang na
te gaan of de wordende progressistische partij
ook in de vraagstukken, die spoedig aan de
orde zullen komen, of kunnen komen meerdere
punten van aanraking heeft met eene partij,
waarmede zij principiivl in zoo vele opzich
ten overeenstemt. Hierover in een volgend
artikel.
(1) Standaard van Woensdag 2;} Nov.
JAGERS.
(Bij de plaat.)
De mensen is van nature een jager en 't leven
is een groote jacht, waarin al naar mate van de
geaardheid der jagers het wild bestaat uit grof
wild, hazen, konijnen, vogels van verschillende
pluimage of uit roem, eer, geld en aanzien.
Ieder mensch jaagt op zijn beurt een lange of een
kortere jacht, soms op eigen terrein, maar 't meest
op dat van anderen. De diplomaat jaagt op een
kruisje, een ridderorde de neef op een erfenis
de kunstenaar op roem n onderscheiding de
financier op geldelijke operatiën de bon-vivant
op vrouwen.
Ieder jager schiet als men 't zoo eens noemen mag,
op 't wild wat hem 't best aanstaat oftoelijkt
alleen bokken worden zonder onderscheid door
allen geschoten. De Zondagsjager is wel een van
de vermakelijkste typen uit het jagersvolkje; luj
vertegenwoordigt hot komische element en is tevens
een beeld van den mislukte mensch in de maat
schappij. Hij is het die altijd en eeuwig de meeste
bokken schiet en,wanneer hij een Zondagsjager is
zonder zilveren kogels in zijn patroontasch, komt
hij gewoonlijk platzak tehuis. Voor zijn hond is hij
gevaarlijk, voor zijn huisgenooten lastig en ver
velend, voor den distillateur oen goede klant en
voor hazen, konijnen en patrijzen het onschadelykst
wezen dat op den aardbodem los mag rond loopen.
Voorbeschikt om zoo als men dat noemt overal
het loodje te leggen" is de zondagsjager, de pa
rodie op den waren Mmrod, zoowel als diens
antipathie.
Een vermakelyk maar moeilijk oogenblik uit
het leven van een zondags-jager deelen wjj hier
mede Neemt een exempel er aan, O! Nimrods,
die uw eerzame schaar of lessenaar des Zondags
verwisselt voor een Lefaucheux of Centraalvuur.
't Is onaangenaam om platzak t'huis te komen.
Niets geschoten, hoegenaamd niets, die hazen
loopen waarachtig als hazen en de patrijzen ver
kiezen niet in mijn schot te vliegen" dacht de
de brave Draadman, dio op een mooien Zondag
tot aan de tanden gewapend was uitgegaan om
voor moeder de vrouw, die aan vaders jachtmanie
wol een hekel had. maar toch gaarne wild at, een,
paar onschuldige haasjes of vogels te verschalken.
Wanneer ik zoo totaliter zonder iets thuis
kom, maakt mijn vrouw zich alweer vroolijk over
mijn jachtliist en bovendien! 't is toch al te
dwaas", overlegde hij, en wandelde voort op Jen
stoffigen zandweg tot dat zijn aandacht werd ge
trokken door een boerenerf waar een troep ganzen
kwakend en waggelend, op een grasveld, hem de
verzuchting deed slaken : och had 'k maar een
paar van die lieve diertjes in mijn weitasch."
Een boer in dolce far-niente en in zijn
zondagscho broek als verzonken, keek met een pyp
in den mond naar het gevederde volkje, dat on
bewust van het naderend gevaar lustig
voortkwaakte.
De zondagsjager nadert, een heerlijk denkbeeld
komt plotseling op in zijn brein.
Dag boerfje!"
,,Dèg m'nèr."
Zeg 'mag ik voor 'n gulden eens op die gan
zen schieten?"
Uae jai je gang maer vaeder als jai main
maer niet raekt!" en 't boertje strekt begeerig
do hand uit.
Do gulden wordt betaald de jager neemt
zijn distantie, logt aan, vuurt! en ... drie ganzen
strekken eensklaps haar pooten ten hemel als
riepen zij om wraak voor haar vermoorde onschuld.
Die hai jai goed erackt heerschop I" grinnikt
de boer.
Mag ik nog eens voor een gulden!"
Nou voor main part kan jai nog welerais vuur
geven," on met een paar forsche balen aan zijn
pijp hult de boor zich in een dichte rookwolk,
terwijl hij den tweeden gulden in ontvangst neemt.
Pang! Pang!"
Vier ganzen betalen dit dubbele schot met haar
leven.
Do jager lacht inwendig dol van plezier, om
den onnoozelen hals dio zeven ganzen voor twee
gulden laat doodschieten.
En terwijl hij overlegt: hoe krijg ik die zeven
vogels mee naar huis" vraagt hy glimlachend:
Nog eens voor 'n galden V"
Nou", is 't antwoord, ik zou 't je niet meer
raeien, want de baes van de ganzen heit je in
de gaeten; kaik! ilaer komt hij an."
\Va-a-at! Zijn dat dan niet ."
Main ganzen? ken jai bograipen ! ze binnen
van Krelisboer ze gaen main niks niet an."
Tableau !
Kunst en LeLieren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Stadsschouwburg! FratiQoise's opstel.
Ik verneem mot belangstelling, dat den lieere
P. Kiju van Draat" een brevet van onfeilbaarheid
is uitgereikt Als hij dus zegt (Wbld. no. 542),
dat mijne aanmerkingen gemakkelijk te ontze
nuwen" zijn, dan is dit bewezen ; zoo ook als hij
zegt, dat hot woord bank" bij Marlowc, op de
bedoelde plaats, niet door hoogte" (bank,hiUock)
behoort vertaald te worden, dan heb ik natuurlijk
ongelijk. Het zoa, om mij van 's mans cierlijke
frazeologie te bedienen, al heel mal lijken", dat
het (lonkend Nederland zich aan bet gezach van.
den lieer Fijn van Draat" niet onmiddelijk on
derwierp.
Niet ieder-een verheugt zich in zulke
soeverciniu'it. Mijn vriend Van Maurik, bij-voorbeeld,
maakt daar zoo min als ik aanspraak op. En'
daarom durf ik ee»i kritiek schrijven op zijn
nieuwe tooneelvrncht en zal zoo veel mogelijk de
juistheid aantooncn van wat ik beweer.
liet Tooneelspel" voert eene familie voor ons
op. volgcndervrijze samengesteld. De geruïneerde
weduwe van een braven Notaris, 3feiT. Bartcliuans
(Jufv. Chr. Poolman); hare dochter Mevr.'VerhoVfti
(Mej S. van Bieiie) en echtgenoot, die de schoon
moeder edelmoedig in huis heeft, genomen (de Heer
van Schoonhoven); Sophie (Mej. Sophie Spoor)
en Francoiae Verhooen (Mej. Bos), de kinderen;