Historisch Archief 1877-1940
DE A-MSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
;?
Stiftttje (Mevr. Stoetz), oude trouwe meid; de
Heer Arnold Mewlemmis, een neef en intieme
vriend, en' eindelyk, onder den naam van Mevr.
Dubois, een jonger zuster van Mevr.
VerhovenBartêlmans, Emma geheeten, die voor eenige
jaren zich heeft laten schaken door een
lichtzinnigen" notarisklerk en brandkastbesteler van
haar vader.
Nog treden in het stuk op: Jan Pluim, koop
man in olie (de Heer Jacq. de Boer) en Mevr.
Pluim (Mevr. de Vries), van eenigszin» hooger
kom-af" dan haar man, met hunne dochter
Betsy (Mej. Lorjé), en voords de bevolking van
het stadtjen Bijnburg, waar^het stuk speelt, ver
tegenwoordigd door de leden der Sésjeteit" en
de liddinnen. der filanthropische vereeniging
Doe wel en zie niet om."
Het hoofdbelang in het stuk is het verdriet, dat
Mtw. Bartelmans heelt, wegends den faux pas van
Emma, wier brieven zij altijd ongeopend verbrand
heeft, en wegends de dood van haar man, die naar
zij meent, daarvan het gevolg is geweest.
Met verlangen wordt uitgezien naar de te-rug
komst van neef Meulemans, die in de Oost fortuin
gemaakt heeft. De Heer en Mevr. Pluim hopen
op hem voor hun dochter Betsy.
De Heer Meulemans zal, als rijk man,
natuurIflk overal een welkome logeergast zijn. Maar be
halve zijne koffers, brengt h\j twee kindertjens en
een baboe ineê, en stelt zich aan, als of hij de
vader van de kinderen is, bekennende, dat de
moeder nog leeft, terwijl hij toch schijnt verlangd
te hebben, dat men een Europeesche vrouw voor
hem zou zoeken. Zulk een standpunt is in 't ge
heel niet naar den zin van Mevrouw Bartelmans,
hoe veel zij ook van haar neef anders houdt.
Meulemans weet, dat Meer. Bartelmans van
Emma niet wil hooren spreken. Intusschen heeft
hij Stijntje in den arm genomen, om, zoo
mogeIflk. het moederlijk hart, voor de ongelukkig ge
worden dochter te vermurwen. Aan deze ouwe
trouwe ziel deelt hij mee, dat de kindBrtjens, die
hem vergezellen, kinderen van Emma zijn, terwijl
hun vader overleden is. Ook heeft hij, als tweede
bondgenoot, de kleine Franfoise uitgekozen, in
wier schoolwerk hij een middel vindt om Mevrouw
Bartelmans' hart te treffen.
Het kind moest namelijk een opstel" maken
over den Verloren zoon", en roept bierbij zijn
hulp in. Het mag wel goed worden, want zij
heelt de gewoonte die opstellen aan haar groot
moeder voor te lezen. Meulemans dikteert haar
het verhaal van de familieramp. Hij zegt wel
b\j zich-zelven, dat het voor een schoolkind een
minder geschikt onderwerp is; maar Mevr. Bar
telmans is stil binnengekomen, en hoort het aan.
Het kind kan zich de hardvochtigheid van de
moeder in het opstel" niet voorstellen. Noch
haar moeder, noch haar grootmoeder zouden zoo
onverbiddelijk wezen.
Meulemans heeft zijn pleidooi gewonnen. Mevr.
Baptelmans wil haar dochter vergeven. Deze
wordt door Mevr. Verhoven, die reeds vernomen
had, dat haar zuster was te-rug-gekomen, binnen
geleid. Meulemans stelt de reeds zonder
rezul' taat als haar kleinkinderen met haar in kennis ge
brachte kindertjens aan de weduwe voor; maar deelt
haar nu mee, dat hij Emma, arm en ellendig, in Indi
ontmoet hebbende, Vóór hun te-rug-reis met haar,
die hy altijd heeft liefgehad; getrouwd is; en als
(de Heer Verhoven, die gedurende 't heele stuk op
reis is geweest, weer thuis mocht komen, zal deze
getuige zijn van een aan alle kanten verhoogd
levensgeluk en zich verheugen in geheelde wonden.
Tevens zal hij vernemen, dat hij inmiddels tot lid
van de Provinciale Staten is verkozen!
Wij hebben hier met een vijftal hollandsche
tafereelen te doen, die zich met genoegen in oogenschouw
laten nemen. In 't eerste bedrijf' wonen wij een aller
aardigst ondeugend buitjen van Franfoise bij. Mevr.
Verhoven lucht haar misnoegen over den tijd, dien
haar man het Land ten oirbaer en der Stede"
aanwendt; wij zien Mevrouw Bartelmans' mindere
' ingenomenheid met de Vereeniging Doe wel en zie
niet om" en wij nemen deel aan een koddige verga
dering di«r weldadige Dames. Het tweede bedrijf
voert Meulemans op, en wij zien hoe Mevrouw
Pluim een net breit om hem voor haar dochter
in te vangen. Met het derde bedrijf" worden \ve
geïntroduceerd in de sosjeteit", met zi]n Majoor
Velders (den Heer Spoor), een leeraar H. B. S.
en biliartspeler (Tourniaire), den ouden Heer Noll
(Ising). den Notaris A/bers (Van Dommelen), den
oud Zeekapitein Scholten (A. van Zuylenj, den
Kastelein (Wensma), enz.
Hier is de zaak Meulemans natuurlijk in goede
handen, en ontvangt nog een illustratie duor het
door de koffikamer loopen van Mev. Dubois
Emma, een logee, die door Meulemans bezocht
wordt.
In 't vierde bedrijf" maken wij de nadere ken
nis van de reeds vroeger even opgetreden baboe
Sima, die vruchteloos uitgehoord wordt door Me
vrouw Pluim en door Mevrouw de wed. Stam, die
sints drie jaar haar Henri" beweent, maar vindt
<Hf, Meulemans sprekend op hem lijkt. Meulemans
^aa,gt er niet in Mevrouw Bartelmans gunstig
voor Emma te stemmen.
Vijfde bedrijf': Franfoises opstel.
De vijf schetsen zijn op zich-zelven met groot ta
lent geschreven en de bedrijven" worden uitne
mend gespeeld. Akteurs, aktrices, regisseur,
tooneelmeester, allen hebben aanspraak op volmondigen lof.
Maar vraagt men nu zit het stuk goed in
elkaar ? Zouden, voor het verband der gebeurte
nissen, de schilderstukjens van het Ie en 3e bedrijf
niet gemist kunnen worden ? Dan moet men, met
een uitdrukking van leedwezen, ja" zeggen.
De heele persoon van Verhoven (Van Schoon
hoven) ; in wien men aan de zijde van zijn
vrouwtjen, ter-stond belang gaat stellen, blijft verder
in het stuk wech. Hij is niet te redden, ook
niet door zijn ter Sociëteit besproken kandidatuur
voor de Provinciale Staten. De Heer en Mevr.
Pluim krijgen veel licht op hun groep en hij ia
maar matig belangrijk. Geen der personen, die
de samenkomst in het koffihuia en ter
filanthropische vergadering stoffeeren, komt verder
voor. Ik weet wel, dat, om van sommige door
luchtige voorbeelden te zwijgen, de nieuwere
tooneelschrijvers zoo veelmogelijk volledige fragmenten
uit het volle leven aanbieden: bijv. wanneer twee
personen een gesprek voeren in een straat, dan
ook de passanten er bij afbeelden; maar die pas
santen trekken niet speciaal de aandacht, zyn
koelisen, meer niet. Men vraagt te-recht aan den
Auteur van dit nieuwe stuk: Waarom heeft
Mevr. Verhoven een man, waarom een dochter,
met name Sophie? Waarom heeft Emma twee
kinderen? Waarom is Meulemans zoo dom, dat
hij begint de verdenking op zich te laden van
een raar leven geleid te hebben in O. I. ? Hoe
kan het ten tooneele voeren der kinderen, als een
paar bastaartjens, hem naderbrengen aan zyn
doel de verzoening van Emma met haar moe
der? De Heer Morin speelt altijd voor verstan
dige, flinke, edelmoedige, beleidvolle huisvrienden:
het moet hem moeilijk gevallen zijn hier zoo
onhandig te zyn. Mej. S. van Biene heeft een zeer
ondankbare rol. Zij is getuige van veel excessen
en moet er doorgaands het stilzwijgen bij bewaren.
Jufv. Lorjéheeft ook bijna niets te zeggen. Mevr.
de Vries heeft den type Mevr. Pluim met veel
talent gegeven ; maar nieuw is dat charakter niet.
Jufv. Chr. Poolman heeft ook van Mevr. Bartel
mans het mogelijke gemaakt; maar het publiek
is te vreemd gebleven aan de geschiedenis van
Emma en de voortreflelijkheden van wijlen den
Notaris, om veel met haar te doen te hebben.
Mevr. Stoetz had een mooye rol, die zij speelde
zoo als men 't van deze voortreffelijke kunstenares
gewoon is; maar de oorspronkelijkheid der
konceptie is weinig treffend.
De aardigste, rijkst geschakeerde rol is die van
het stoute, lieve, slimme kind Franfoise. Met
groot talent heeft Jufv. Bos zich van haar taak
gekweten, 't Was het schitterendste lichtpunt uit
het geheel. Naïeve natuur en beschaafde fijnheid
wisselden elkaar allerbevalligst af.
De Heer de Boer heeft niet veel te zeggen;
maar zijn portret van den burgerlijken oliekooper
was verbazend goed geschilderd. Ik dacht, dat hij
een oliekooper, was om gelegenheid te hebben
zich in den windhandel rijk te werken; maar dit
element is verwaarloosd. Hij is dan ook een olie
kooper, zou men zeggen, die eigenhandig de werk
meiden en schildersknechts van een kan patent,
een liter petroleum of een groote pul lijnolie
voorzien kan. Mevr. de Vries stak er (bij de
eerste voorstellingen) wel wat al te voornaam
bij af: niet zoo zeer wat de kleeding, als wat
het gelaat betreft.
Het aangenaam uiterlijk van Mev.
SchwabWelman deed het verzoeninglievend publiek des
te eerder het herstel des vredes toejuichen; terwijl
het goed bestudeerd voorkomen, de toon en het ge
baar van de Maleisch sprekende baboe, door Mevr.
Kiehl uitgebeeld, niet weinig toebracht aan het
effekt van sommige komieke tooneelen.
Ook de bode van het Stadhuis (de Heer Plas)
heeft zich uitstekend gekweten van de hem opge
dragen boodschappen.
De realistische volledigheid der vertooningen
van de filanthropische vergadering en van het so
ciëteitslokaal, niet de onvermoeide biliarters, is
trouwens alleen reeds toereikend, ovn een druk
bezoek aan Van Mauriks nieuwe en geestige ko
medie te verzekeren.
*
* *
De Heer van Maurik heeft, na de eerste voor
stellingen, onder wier indruk de bovenstaande
beoordeeling geschreven werd, zijn Derde Bedrijf
eenigszins gewijzigd. Emma komt nu een be
langrijker plaats in de kofrihuisdebatten en
-kónflikten b°.slaan; maar aan eene verandering, die
in het boven ontwikkeld hoofdgebrek voorzien
zou, werd hot stuk niet onderworpen. Dit zou
trouwens zeer moeielijk geweest zijn: er had een
reden gevonden moeten worden, waarom Meule
mans de ontknoping ophoudt en. zich-zelven
kompromitteort.
Het te-rug-zien dezer tooneelen heeft mij
intusschen nog levendiger de vele schoonheden de
détail doon waardoeren, die liet stuk bevat: zoo
wel de komische trekken als vooral la note sensible.
De Heer de Boer heette nu niet Pluim, maar
Plint. Mevr. do Vries, die haar uiterlijk en wijze
van doen als Mevr. Pluim te-recht een weinig
meer tot haren gade had doen afdaler., kwam die
onraadzame naamsverandering op eenige vergis
singen en zelfs op eene lichte konfuzie te staan.
24 Nov. '87. ALB. TH.
DE VERTOONING VAN VONDEL'S JEFTHA
TB KEULEN.
17 November.
Vernuftig zijn do woorden en pasklaar is liet
afkeurend oordeel door Professor Jonckbloet in
zijne Geschiedenis der Ncdcrlaudsche Letterkunde
over de treurspelen van Joost van deu Vondel
uitgesproken. Nog vernuftiger en meer zaakknndig,
in eigen oog, is liet oordeel van hen die, Vondels
treurspelen ter nauwernood gelezen hebben, maar
uit voornaamheid en modezucht een vernietigend
vonnis vellen Het heir der napraters overtreft
weder dezen. En dan de grappenmakers, leeg van
hoofd en arm van geest!
Hoe averechts blijkt liet oordeel uit het muffe
studeervertrek, hoe dor en onhoudbaar iedere the
orie als in het schijnbaar doode lichaam leven wordt
gebracht, ... als do personen op het tooneel uit
gebeeld cu de toestanden voor het oog waarneem
baar worden. Ieder tooneelwerk kan slechts door
oog en oor beiden beoordeeld worden.
Met Vondels treurspelen zijn twee proeven ge
nomen eu beide zijn boven verwachting geslaagd.
Te Amsterdam werd voor weinige jaren de Leeu
wendalers vertoond en het succes was volkomen.
Nog herinneren velen zich het uitmuntende spel,
het idyllische en sobere der mouteering, het dich
terlijke der geheele vertooning. Voor menigeen
staat Vondels Lesuwendalers hooger dan.
Shakespeare's Wintemvondsprookjen, zeker naar inhoud,
maar meer bepaald nog naar uitvoering.
Te Antwerpen is voor ruim een maand De
Leeiiweiulalers weder ten gehoore gebracht en met
even guustigeu uitslag als te Amsterdam. De
vcrtooning van Jeftha te Keulen heeft echter alles
overtroffen. Vondel zelf hield dit treurspel voor een
zijner beste werker,, hij beval het jonge lieden
aan als een tooncelcompas. 'Tijdgenooteii deelden
zijn oordeel. Van een hunner is de indruk der
vertooning bewaard, vervat in dit kreupelrijm :
In held Jephta is te leezcn
Vondels treurtooneel en stijl.
Ik het ziende, sat bij wijl
en verweezen.
Doorgaans tarten zijne vaersen
D'edelste onder 't blaeu gewelf;
Maar hier tart de man zich zelf
Dicgters wilt ghij treurstof queleu
Toetst de galmen van de keel
* Aen dit Hemels treur-toneel.
Na twee eeuwen, is dit oordeel juist gebleken.
Ook te Keulen maakte de vertooniug van Jeftha het
overtalrijkpubliek opgetogen, ledergeraakte onder de
bekoring der poëzie, werd medegesleept door het
hoogpoëtische en dramatische der toestanden. En
toch zat het talrijk saamgestroomd publiek niet
met vooringenomenheid te luisteren, was niet
saamgekomen om mooi" te vinden. Voor de
Keulenaafs, geneigd om over alles te lachen, was Jeftha
onverschillig, terwijl de Hollanders in bangen twijfel
verkeerden en eerder aan teleurstelling geloofden
dan. welslagen. Doch het eerste bedrijf was nog
niet ten halve volspeeld of ouder ademlooze stilte,
zaten allen vol aandacht te luisteren. De uitne
mende muziek van deu directeur van het conser
vatorium, den heer Zöllner, bracht allen en alles
in stemming. Het decors de voorhal van Jeftha's
huis te Mispa, was met overleg en veel smaak
gekozen en saamgesteld. Het licht toonde den
morgenstond aan. De blijde vreugde van Philopale,
dat zij haar man en. dochter terug zal zien, haar
gesprek met Eliëzer, die reeds met angst vervuld
is, werden door Mej. Schwarzenberg en den heer
Milan met innigheid en poëtisch bekoorlijk voor
gesteld. Niet storend werkte de muziek, die eerst
uit de verte gehoord werd. Langzaam en
opbruisehend kwam zij nader toen het koor optrad,
wuivend met palmen en dansend op ouden trant.
Betooverend was deze indruk, nog verhoogd
door de goed gezegde reien. Weer klinkt muziek,
nu van harpen en schalmeien. Iphis met Eliëzer
treden op. De maagden in witte cierlijke gewaden,
de groene palmen wiegend gaan rondom Iphis,
in 't zacht blauw gekleed, waarop lange
roodblonde haren als een nis van stralen afhingen,
ten reie. Met hemelsche verrukking in 't oog,
parelen op der harpen klank, de woorden van
Iphis lippen:
Die Rose Jerichos erblühet
In dieser sel'gen Morgonstund:
Vou kühlem Tau ist sic umsprühet,
Und Manna tropft in ihren Mund.
Mein Herz erschliesst sich nuu. der Wonne
Da dieser sel'ge Tag erwacht,
Jauclizt froh empor zur gold'uen Sonne
Nach langer Trübsal, langer Nacht.
Gott schenkt uns seinen reichsteu Segoii;
Lasst ihn uus riihmen immerdar,
Er fiihrt aueh auf verborgiien Wegen
Die Seinen ewig wuuderbar.
So lasst, zum Siegerfest den Dank ihm weihen
Met Paukenschlag uiid met Schalmeien.
De reien bewegen zich weder om Iphis. Een
eerst zachte en dan luider en luider klinkende
krijgsmarsch wordt gehoord. Iphis juiht:
Gott sei gelobt, ich seh' den Vater wieder,
liesst, sel'ge Thcanen, von der Waugc iiieder!
Des Moudes Höruer haben zich gebogen
Zweimal zum Kreis, seitdem ich fortgezogen,
Nuu kehr' ich wieder, voll die Brust vou Sehncn,
Am Yaterherzen trocknen meine Thrauen!
De harpen worden geslagen, het koor neemt
deel in de blijdschap. Jeftha daalt van de hoogte
neer. Krijgsoversten eu krijgsknechten volgen
hem. Bij het zien van Ipiiis vaart eerst de
schrik door de leden van het gevolg, dat Jeftha ?
die de gelofte had gedaan het eerste wat hem uit
zijn huis tegenkwam Gode te offeren tracht
terug te houden. Jeftha, hierdoor opmerkzaam
geworden, verstijft van schrik en verhult het
aangezicht met zijn mantel.
Iphis ijlt hem met kinderlijke blijdschap te
gemoet, zinkt aan zijn voeten neder, omvat zijn
knieën, woorden van blijdschap stamelend. Jeftha
voert strijd tusschen de vurigste vreugde eu de
doodelijkste smart. Met tranen in de manlijk
schooue stem, de hand op het hoofd van het ge
liefde kind, treurt hij ?.
Mein liebes Kind, mit deiuem sussen Munde
Schlagst meinem Her/en du die tiefste Wuude
Urrd meines Jammcrs Ahgrund seh' ich offen,
In Lebenskraft bin icii zum Tod getroffen.
Mein Kind, mein eiuz'ges Kind! Ach dieses Herz
Erstarrt, und ich erliege ineiuem Schmcrz!
Jeftha kan zich niet meer staande houden, met
zijn arm leunt hij op een der krijgsoversteu. Iphis
slaat teeder de armen om haar vader, tracht hem
te troosten, wendt zich om opheldering tot Jeftha's
gevolg, dat zich vol medelijden van haar afkeert.
Eindelijk smeekt zij deemoedig Jeftha, haar het
geheim aller smart te openbaren. Een zeer aan
grijpend tooneel. Met afgebroken stem verhaalt
Jeftha zijn gelofte, een gelofte die hij houden moot:
Iphis, zijn dochter, zijn eenig kind moet, hij Gode
offeren. De woorden zijn gebaad in tranen, ieder
is een dolksteek, zijn stem stokt. Met gebaren van
wanhoop stort hij, de indrukwekkende krijger, van
het terras, valt op de treden neder en jammert:
O lass mich weinen, Kind, o lass mich klagen!
Iphis troost hem. Zij is bereid ter dood te gaan
om Gode welgevallig te zijn. Zij blijkt naar Von
dels schooue woorden, een bloeme, vergaan voor
d'avond viel, getroffen door eeii bui van Gods ge
nade iu d'open lucht." De offervaardigheid mar
telt Jephta nog meer, hij steift duizend dooden.
Smartelijk richt hij zich op, kust zijn kind, wil
spreken, maar kan niet, wendt zich om te gaan
en wankelt dan van de plaats des onheus weg.
In stomme smart volgen allen hem, slechts de
maagden blijven. De harpen klagen, de maagden.
treureu :
Ach! könntcn doch das Leiden
Yergcsseu wir, den Eid,
Der mit Schmerz uiiser Herz schlagt in Ketten
TJnd uns stetcm Trübsal weiht.
Erzvater, steig aus Licht!
Die Unschuln sterbe nicht;
Du kannst des Stammes Sprössling rettcn,
Das ist der Ahnen Pflieht!
De harpen zuchten in klagelijke acccorden door . . .
en langzaam, zeer langzaam, valt onder ademlooze
stilte het scherm. Een oogeublik . . . en toen
barstten de toejuichingen daverend los. Niemand
dacht dat dit bedrijf te overtreffen zou zijn, maar
het tweede ging het eerste, eu het derde het '
tweede te boven. Drie ja vier malen werden in
hét. tweede en derde bedrijf de spelers door het
opgetogen publiek teruggeroepen.
J. H. RÖSSING. (Slot volgt.)
EEN VRAAG
VAN
MAURITS SMIT.
naar aanleiding van het ?-f'eest te Keulen.
Ik heb altijd een zekere voorliefde voor den
zaterdagavond gehad, iets, dat ik vermoedelijk
met velen gemeen heb. Niet omdat ik dien avond
uitsluitend heb bestemd voor eeu bijeenkomst in
club of sociëteit, en mij de verplichting heb opge
legd om op een bepaald uur aan de whisttafel te
verschijnen, de kans van groot schlem te ma
ken laat ik maar aan anderen over; maar wel
omdat ik dan, na afloop der beslommeringen van
een geheele weck en met den rustdag in het ver
schiet, mij gewoonlijk meer dan anders voel op
gewekt oin eens een en ander ter hand te nemen,
waartoe men op andere avonden niet zoo licht
komt, zooals bijv. het doorsnuffelen der tijdschrif
ten, die dikwijls een paar dagen ongeopend op mijn
schrijftafel blijven liggen. En voor het bijna
ondenkoare geval dat deze mij niets aanbieden, dat
van miju gading is, blijft mij dan nog altijd de
lectuur over, die de laatste post mij gewoonlijk
in den vorm van een paar dagbladen, waaronder
ook het tweebladig nummer van Het Vaderland,
aanbrengt. Nu had ik juist uit het nummer van
laatstgenoemd blad van 20 Nov. het hoofdartikel:
De kiezers die komen met buitengewone aandacht
gelezen, waartoe ik mij verplicht rekende uithoofde
van de omstandigheid dat ik het voorrecht zal
hebben, ook eerlang tot die bevoorrechte klasse van
burgers te behooren, toen miju vrouw, die het
tweede blad had ter hand genomen, mijn aandacht
van de kieskwestie afleidde door den uitroep:
//Wel Smit, zij hebbeu zeker een
spikspliuternieuwen corrector aan het Vaderland; ten minste
ik zie hier iets, dat moet stellig en zeker een
drukfout ziju"
Hoe zoo, vrouw, wat meen je r" vroeg ik.
Wel," was het antwoord, luister maar eens.
Er is een feest gevierd te Keulen. De particuliere
correspondent schrijft nu daaromtrent:
//Toen mevrouw LINA SCHNEIDER zoo begint
het toen mevrouw LINA SCHNEIDEK alhier in
de maand Maart 11. bij gelegenheid der zoo wijd
eu zijd beroemde carnavali'eesteii mij in vertrouwen
vertelde, dat het plan bij haar bestond den 17en
Nov. den 300-jarigen geboortedag van onzen Von
del in zijn geboortestad Keulen feestelijk te ge
denken, toen koude ik niet vermoeden, dat dit
ideaal op zoo grootsche wijze verwezenlijkt zoude
worden."
Die correspondent doet sterk aan de
aanvoegendc wijs," merkte ik ter loops aau.
Dat doet er nu minder toe," antwoordde mijn
vrouw. De zaak is dat er een ideaal verwezen
lijkt is."
Van LINA SCIIÜEIMH," zei ik ja, dat begrijp ik."
Verder", vervolgde mijn vrouw, lees ik: het
was dus een moedig streven van Mevr. SCHNEIDER
dien mau cok in Duitschlaiid meer bekend te ma
ken, en boven verwachting is zij hierin geslaagd. De
gevierde schrijfster mag met trots op den dag van
17 Nov. 1887 terugzien, want zelden woonden wij
eeu interna!ionaal feest bij, dat in zoo groote mate
van verbroedering tusschen onze Gennaansche
stamverwantcn getuigt."
Drommels, dat kan van groot belang worden
voor de toekomst," zeidc ik, terwijl miju aandacht
al meer eu meer gespannen werd. Die mevrouw
SCHNEIOEK wordt bepaald nog iemand van hooge
politieke beteckenis."
Zeker," zcide mijn vrouw, ik ben wat trotsch op
zulk een flink vertegenwoordigster van onze sekse:
Jullie ijdcltuitcn van mannen denkt altijd maar
dat er alleen wat valt te zeggen van Mannen van.
Beteekeuis. De vrouwen beginnen tegenwoordig
ook ecu woordje mee te sproken. Maar hoor nu
verder ?.
Maar de Duitschers hebben thans den indruk
verkregen, dien Mevrouw SCHNEIDER beoogde, en
wel dat in onze literatuur veel edels en schoons
vervat is, eu spoedig zal zich die mare door ge
heel Duitschlaud verbreiden; de glansrijke opvoe
ring van den Duitscheu Jephta" op den dag vau
heden wettigt, die veronderstelling."
//Van den Dnitscheu Jephta?" vroeg ik.
Ja zeker," zeide mijn vrouw, eu behoorlijk
ingekort ook. Verder staat er: De begroeting bij
aankomst van den trein kenmerkte zich door har
telijkheid en verbroedering; eeu fraaie bouquet
werd door Mevr. Rössing?Sabliiirolles namens de
Nederlaudsche afgevaardigden als eeu bewijs vau
hulde aan Mevr. CHNEIDER aangeboden." Nu volgt
eeu beschrijving van enkele gebouwen en dan gaan
de geiioodigdeii naar de komedie om den
Duitscbcn Jephta" te zien. Dan lezen, wij: En nadat
het voorspel met stormachtigeu bijval was begroet,
ging het scherm op, en de in Duitschlaud zoo
gunstig bekende acteur Leisner trad voor het voet
licht, p voortreffelijke wijze droeg hij een proloog
vau LINA SCIINEIDEK voor, waarin in korte trekken
het verband tusscheu Holland eu Duitsehland voor
300 jaren werd beschreven." Wil je deu proloog
hooren ?"
Och," zei ik, de Jephta zelf interesseert mij
wel zoo veel."
Nu," zeide mijn vrouw, dan zullen wij dat
maar overslaan. Van den Jephta denDuitschen
bedoel ik wordt verder gezegd: In de verta
ling is LINA SCENEIDEK. het oorspronkelijke getrouw
gebleven: wij bewonderen de zuiverheid, waarin
mede de zin, dien Vondel in zijne woorden wilde
leggen, is weergegeven. Dat getuigt vau eea
diepe studie der Nederlaudsche eu van een groote
macht over de Dnitsche taal."
Ja", viel ik mijn vrouw in de rede. Vondel
heeft verbazend veel voor ouze taal gedaan. Je
moet straks daarover maar eens lezen wat Van
Dorp daarover zegt, wiens letterkundige bespiege
lingen, al schuilt er ook hier en daar wat
schoolschc wijsheid onder, toch altijd weer te deuken
geven."
Maar hoc kan je nu toch zoo verstrooid zijn,"
riep mijn vrouw uit. Het is immers de diepe
studie eu de groote macht over de Duitsche taal