Historisch Archief 1877-1940
No. 545
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
J
«p zijn gelaat, niet geheel weggevaagd, is in een
goedige veranderd; zij a bleeke lippen kannen niet
meer hartelijk lachen, maar vertellen toch nog kleine
grapjes, edoch, en dit is het tragisch-komische
van het geval hij weet van .niets anders te
praten, dan van. dien braven, besten Hildebrand
.van vóór vijftig jaar! Hij zelf is niets meer!
Wij schrijven hier over Hildebrand niet over
Dr. of Prof. Beets in ruste, die man, welke
-Hildebrand heeft doodgepraat en dopdgepreekt,
laten wij, met al den eerbied, dien hij verdient,
onbesproken. Aangaande Hildebrand, den
geestigen auteur, die eenmaal het hart van Neêrlands
volks stal, en daarna, uit schrik of bescheiden
heid zij het niet uit beduchtheid om den glans
van den zoo ras verworven naam te verzwakken!
'een halve eeuw heeft gezwegen, spreken wij een
oordeel uit, en wij doen dit met groote vrijmoedig
heid, wijl wij er op rekenen kunnen, dat de
emeritusjpredikaut en professor, die HiMebraud, zoo jong
Jieeft ten onder gebracht, stichtelijke redenen ge
noeg in overvloed zal hebben, om zijn slachtoffer
te troosten. Nederland heeft recht op Hildebrand
boos te zijn en te toornen. Een kleine natie, die
.zich beroemen mag op het bezit van een humorist,
.«en echte, een die regelrecht door de goden is
gezonden, moet heete tranen schreien, als zij be
denkt, dat hij na de eerste opdracht, zoo moedig
«n roemrijk vervuld, zijn hoofd te slapen heeft
,gelegd, zij 't dan ook op een bijbel en een
gradius ad Pornassum, om door te soezen en te
sluimeren, vijftig jaren lang.
Hildebrand heeft de natie met ondank, de goden
jnet plichtverzaking, zijn eigen talent met verraad
beloond. Wij herhalen het, niet de lieve, brave,
godsdienstige Beets, maar Hildebrand Neêrlands
glorie, helaas in meer dan n opzicht Ne
rTands beeld, kon half een eeuw uitblazen, zijn
roeping vergeten of verloochenen in den meest
beteekenisvollen tijd.
Wat zullen wij zeggen?
Daar is iets bij uitstek oud-mannigs aan dit
boek. Het doet denken aan een grijsaard, die vóór
tal van jaren een veel beloveaden zoon verloren
heeft en nu nog altijd over hem praat; een man
zonder toekomst, levende in het verleden. Hij droeg
toen een blauwe jas, zou Hildebrand u kunnen
vertellen; blauw laken stond hem zeer goed, het
was destijds in de mode, men had in die dagen
nog geen gemaakte-kleêren-winkels, en dan had hij
«en staande boord om, wel eens vadermoorder ge
naamd ; och het was een lust hem zoo gekleed te
zien _,wandelen, met den ronden breedgeranden
hoed op het hoofd, die een kuif bedekte tusschen
twee scheidingen. Hij was zulk een schoon man!
Op een goeden dag zou hij bijna door een calêehe
-zijn overreden, een groot rijtuig op riemen, hij
heeft nooit in een rijtuig op veeren gereden, enz.
«nz. enz. Men kau het aan den ouden heer be
merken, na den dood van dien jongen is hij ge
knakt, na dien slag is er niets geweest waaraan
hij weder zijn hart heeft kunnen hechten.
De goede man is zwaar op de hand geworden.
-Men kan nog altijd in zij n spreken het een en ander
opmerken, waaruit men mag afleiden, dat hij levens
lustig is geweest, maar hij verloor zijn gullen lach,
hij werd kleingeestig, krenterig, wgdt aan
onbeduidendheden vele uren achtereen, zonder te
bemerken, dat hij zijn gezelschap den lust deed
vergaan verder naar hem te luisteren; men
vergeve het hem, hij had den afgestorvene zoo lief!
Om de waarheid te zeggen, het is Hilde
brand niet die na vijftig jaar spreekt. De titel
is mystificatie. Hildebrands schim is aan 't woord.
Zijn stijl mist zwier en kracht, zij a volzinnen zijn
langdradig, zijn fantasie verdorde en ziju luim
kromp in.
Men leze b. v. het volgende, uit een der
-onderhoudendste beschrijvingen die in het boek
voorkomen.
A.ls onze door den koddigen Wagestert koddig
genoemde candidaat in de beide medicijnen; waarbij
ik hem kwaadwillig genoeg acht, aan medicijnen
zoo ten doode als ten leven te hebben durven
denken; als deze candidaat in de medicijnen, zeg
ik, ook zijn doctoraal examen, tot even groote
voldoening zijner liefhebbende ouders, met glans
had afgelegd en de dag zijner, natuurlijk publieke
promotie was gekomen, was het nog wat anders
te zeggen dan toen hij zich, op dien door liem nog
steeds pijnlijk herdachten dag, voor het diner te
zijner eere kleedde! De zwarte uitgesneden rok
met staande kraag, het deftige vest met pauden,
de korte broek, de zwarte zijden kousen en floret
ten onderkousen over den stoel; de met dubbele
zorg gesmeerde lage schoenen met nette zilveren
gespen er onder; op de tafel, met den witten das
en de witte cabretlen handschoenen en waarbij de
eendepoot-gele" van de gratias niets waren ge
weest, een allerkeurigst gestreken overhemd, waar
aan Mama Witse met eigen hand een kanten jabot
«n kanten lubben (poirtt d'Alencon) bevestigd had,
door haar vader, die een openbaar ambt had be
kleed, bij plechtige gelegenheden gedragen, het
laatst toen hij bij koning Lodewijk, den z. g.
lammen koning", ter audiëntie was gegaan."
Even ordelijk, 'maar iets minder droog en ge
kunsteld schreef Hildebrand, dien wij uit de Ca
mera kennen, wiens volzinnen, bij hun breed
heid de losheid bewaarden en ondanks hun bewege
lijkheid de voornaamheid en de kracht niet verloren,
welke den stijl van dat boek in zoo hooge mate
kenmerkten. Hildebraud, wat zou hij gezegd hebben
als hij dit boek van ziju ouden vader moest lezen ?
Dit verdriet is hem gelukkig bespaard. Inderdaad
het was een gunstige beschikking des hemels, dat hij
van hier werd geroepen, en dus zich niet ergeren
kan aan een verval van krachten, waarbij het zelfs
mogelijk werd, een geestigheid neer te schrijwn,
gelijk zijn alter ego zicli op bladz. 75 veroorloofde.
Eer het echter ook daartoe komt, zal men niet
onwaarschijnlijk met de luehtscheepvaart gereed
zijn, waarin, door de Regeering uitgezonden, eene
nederlandsehe commissie reeds bezig is geweest, zich
buitenslands te bekwamen. De aan liet tegenwoor
dig geslacht zoo welgevallige vorm van een sigaar,
voor het luchtschip aangenomen, schijnt er veel
toe gedaan te hebben om de zaak mogelijk te
maken." !
Moet men dus de verschijning van dit boek
betreuren ?
Wij antwoorden volmondig: ja! Om twee
redenen. Ten eerste aangezien liet een bittere
teleurstelling is, Hildebrand na vijftig jaar te zien
ontwaken, niet met het leven van vóór vijftig jaar
in het bloed, maar het hoofd vervuld met de
gedachte aan allerlei onbeteekeneade uiterlijke
omstandigheden, waaronder dat krachtige, rijke
geestes leven werd geleid. De Nederlandsehe
natie, die haren Hildebrand lief heeft als den jong
gestorvene verlangt hem niet weder te zien,
tenzij om hem te vragen, wat er van zijn ziel ge
worden is na zijn verscheiden, ten einde te
vernemen, waarom hij zich niet eer en niet beter
aan haar heeft kunnen openbaren.
Ten andere, zal het volk dit boek ongeschreven
wensehen, wijl het wreedaardiglijk het genoegen van een
zeer groot aantal lezers komt verstoren. Wat
moeten al die onder- en bovenmeesters, die gelet
terde en ongeletterde peuteraars en keutelaars,
welke gewoon waren den heer Beets lastig te
vallen met het verzoek hun een woord of eene
zegswijze uit de Camera te verklaren, in het ver
volg doen, ten einde hun taalgeleerdheid te oefenen
of te luchten? Een Camera, Obscvra zonder een
enkel duister hoekje, is het niet een nationale
ramp? Moest nu Hildebrand al deze lieden het
gras voor de voeten wegmaaien, had hij niet
iets beters te doen, na vijftig jaar ontwaakt!
dan het navorschend" publiek den loef af te steken?
Had hij den een of anderen bolleboos in het con
jecturen maken niet de gelegenheid moeten laten
zijn slag te slaan?
Hildebrand zij slechts Hildebrand, hem past
het hoogste, onze gedachte aan hem moet
vrij blijven van onaangename herinneringen.
Hildebraud na vijftig» jaar teruggekeerd als
nagelaar" het is niet te dulden! Daarvoor
hebben wij hem te lief.
ZONNEBLOEMEN.
door JEROMINO DE] VRIES.
De dichters mogen 't mij vergeven, dat ik ter
wille van al dit mijn proza, het waagde den bloem
hof te betreden, waaruit zij hun Korenbloemen,
hun Madelieven, hun rchidaeën plukken.
Ik heb, om hen te sparen, niet de teederste
bloem uitgekozen. De zonnebloem (Helianthus
annuus, staat tusschen de heesters ergens in een
hoek aan den kant der sloot en doet haar donker
hart in gele vlammen uitbarsten op de grens, waar
de bloemhof in den moestuin overgaat. En aan een
zwakke poging om den tuin te sieren, paart zij de
eigenschap, dat zij de lucht van onzuivere dampen
zuivert, en zaden doet rijpen, nuttig voor het
gebruik."
Geen beter citaat van het geestige boekje dan
deze voorrede, die er geheel den gemoedelijk
schertsenden en bijwijlen gemoedelijk erustigen toon
van weergeeft. De bundel bestaat uit eene reeks
van kleine opstellen, Herinneringen, Lseren en spelen,
Iets over en tegen het Machinale, Oefening in den
Achterhoek, Maskerade, enz. besloten met eene over
zetting van lïlaine uit Tennyson's Idylls of the
King." Het proza-gedeelte van het boek doet aan
een half verloren, en geheel betreurd, genre
denken, Beets, Thaekeray, Hazlitt, en de oude heer
Smits en Lodewijk Muller. De onderwerpen zijn
dezelfden als die der Engelsche humoristcn en
moralisten van dien tijd en hun navolgers,
de wijze van bewerking is identiek, zelfs waar
het moderner onderwerpen betreft bijna niet ge
moderniseerd. Het opstel over Match, training
en championaat" kon veertig jaa* geleden niet
geschreven worden, maar als het toen geschreven
was, zou het waarschijnlijk geweest zijn als dat
van Jeromino De Vries. Boven vliegers verheven,
heeft rnen later voor zijn cricket zijn elnb, zijn
uniform, zijn insigne, zijn bestuur, zijn president
en secretaris, en de jongeheer S. die met hooge
boorden strafwerk zit te maken, omdat hij ziju
engelsche les niet heeft gekend, en op het punt staat
door zijn papa. op droog brood en water gezet te
worden, krijgt een behoorlijk gedrukt convocatie
briefje thuis, waarop hij als de heer" A wordt
uitgenoodigd eene vergadering van de club bij te
wonen, in het caféBierlust, ter verkiezing van een
nieuw bestuur..."
De PinJtsterfantazie ademt een anderen toon,
toch ook een ouderwetschen, dien van den dich
terlijken Nutsstijl in zijn besten vorm :
Hoor! Daar ruischt in de verte een lied.
't Onsterfelijk gezang rijst mot rustigen vleugel
slag langzaam omhoog, ernstig en ijtatig:
Veui Creator Spiritus !
Het nadert en zwelt, het vult de breede ruimte,
het omvat u als een gedreven wind."
Dat alles in een uitmuntend, veelkleurig, ge
nuanceerd en correct Ilollaudsch, dat over een
rijken eu broeden woordenschat beschikt, zich ont
houdt van gewaagde neologismen en naar liet voor
beeld van Beets en de Géuestet de woordspeling
niet versmaadt.
In Maskerade bij voorbeeld spreekt Jeronimo
de Vries van ,/Voetiaansche predikers, die een
schninschen blik van afkeuring werpen op onze
meisjesachtige fatjes met hun lichtgekleurde dasjes
en keurige speldjes eu die toch, als zij die breede
fluweelen kraag van hun toga om de schouders
slaan en in den spiegel moeten zien of bef en
toga goed zitten", tevens een kleine zelfvoldoening
smaken, bevindende dat, zij ook »-s;oed staan".
Het juweeltje van den 'bundel zou ik willen noe
men den Oudejaarsavond", liet allereerste nummer.
Bijna allen hebbeu dien avond op dezelfde wijze,
in den ruimen familiekring met oudAs, broeders
en zusters, ooms en tantes, neefjes en nichtjes
bijgewoond, de grand' rhaïne van felicitaticn om cle
tafel heen meegemaakt, hebben met cenige zenuw
achtigheid het uur van twaalf afgewacht en zich
verwonderd dat de klok niet harder sloeg, nu zij
een jaar uit- en inluidde. .. het stukje hecfr, geestig,
en gemoedelijk, voor ieder de aantrekkelijkheid
eener eigen herinnering, fijner en gevoeliger voor
o:is opgeroepen.
Onlangs in het Zondagsblad van Figaro, terwijl
het nog dicht gevouwen was, een dertigtal regels
lezende, trof mij in de weinige regels van dat artikel de
beschaafde, geletterde, heldere on geestige, elegante
en puntige stijl. Het was zoo geestig als Bergerat,
maar natuurlijker, zoo elegant als tiucelle, maar
pittiger, zoo logisch als Jules Simon, maar minder
hatelijk.
Het blad oponslaande vond ik den naam Vicomte
de Launay : het was een der artikelen van Mad.
de Girardin dat menaanhaalde. Een dergelijke indruk
van ouderwetsche elegance en behagelijke geestig
heid, maakt het boekje van Jeronimo de Vries;
voor eenigen zullen deze eigenschappen zonder waarde
zijn, voor anderen, en ik geloof voor degenen die
het met ons Hollandsen en zijne letteren oprecht
goed meenen, zullen zij eene eigenaardige waarde
hebben.
Het boekje is door de firma H. D. Tjeenk Wil
link te Haarlem op keurige wijze uitgegeven.
v. L.
Arnold Ising. Haagsche Schetsen.
Derde bundel, 's Gravenhage. W. P.
van Stockum en Zoon. 1887.
Voor de liefhebbers van geschiedkundige lec
tuur is de verschijning van een nieuwen bundel
van den Heer Ising eene aangename gebeurtenis.
Vertrouwd als weinigen met de geschiedenis van
den Haag, is hij de rechte man om ons een blik
te gunnen in de levenswijze der Hagenaars in
vroegere eeuwen. De geschiedenis der residentie
heeft voor hem bijna geen geheimen; wandelende
langs de grachten en straten zal hij u in de
oudere gedeelten telkens opmerkzaam maken op
het een of andere huis, merkwaardig, wijl het in
vroegeren tijd aan deze of gene bekende groot
heid tot woning heeft gediend. Hij weet u echter
niet alleen te vertellen wie er woonde, maar ook
hoe men in die huizen leefde. De onlangs ver
schenen bundel is grootendeels aan de laatste
jaren der zeventiende en de helft der achttiende
eeuw gewijd. De eerste en uitvoerigste schets
heeft echter niet alleen op voorvallen in de
residentie betrekking. Zijner Majesteit's page,
1691?1702, is aan de laatste jaren van den
Koning-stadhouder gewijd: De lezer volgt de
edele gestalte van Willem III, zoowel naar het
Loo, om den koning naar hartelust te zien
jagen, als naar Engeland, naar den Haag, of naar
het leger in de Zuidelijke Nederlanden. Daarbij
brengt de schrijver ons in kennis met tal van
personen, die destijds een voorname plaats inna
men in de omgeving van deu vorst. Het is
evenwel geen oppervlakkige kennismaking, welke
ons wordt gegund. Integendeel, de schrijver brengt
ons niet alleen op de hoogte van de eigenaardig
heden en het karakter van den persoon, welken hij
ons voorstelt, maar geeft tegelijkertijd de meest
uitvoerige inlichtingen omtrent zijne geheele
familie. Daartoe ziet hij er soms niet tegen op,
geheele geslachten terug te gaan. Ook waar hij
soms voor zijne schetsen den vorm van novellen
gebruikt, blijft de schrijver steeds tot in de
kleinste bijzonderheden nauwgezet geschiedschrij
ver. Niets is voor hem zonder belang. Hij weet
u evengoed-uitvoerig te verhalen hoe men destijds
gekleed was, als hoe een deftige woning dier
dagon er van binnen uitzag. Dit stelde hem
trouwens in staat in het tweede gedeelte van zijn
boek: Den Haag in de eerste helft der acht
tiende eeuw. Gebruiken en gewoonten, tal van
wetenswaardigheden mede te deelen. Den Haag
was in die dagen ook voor vreemdelingen een
zeer geliefkoosd verblijf. Niet alleen de schoon
heid der plaats trok hen aan, maar ook de
vrijheid die er heerschtte, terwijl de buitenlander
getroffen werd door de grootere mate van gelijk
heid tusschen de verschillende standen, welke hier
in vergelijking met andere landen, gevonden werd.
Ons land zag nog tal van buitenlandsche geleerden
en schrijvers hunne werken hier ter perse leggen
en velen van hen brachten hier geruimen tijd
door om het oog te houden op het drukken van
de voortbrengselen van hunnen geest. Eene
introductie in den llove van Holland, 1713,
geeft ons een kijkje in het ceremonieel dier dagen.
In Het Hoogste Leven deelt de schrijver ons mede
hoe het omstreeks 1740 in den Haag gesteld was.
Aanleiding daartoe was hem het geschrift van een
Engelschman, die omstreeks dat jaar eene beschrij
ving van den Haag het licht deed zien. Men
meene intusschen niet, dat de schrijver hier ach
ter zijn Britsche voorganger schoolgaat. De op
merkingen van den Engelschman, op zich zelf j
reeds belangrijk om te doen zien hoe een vreem
deling dier dagen over ons land oordeelde?worden
telkens aangevuld daar wat den schrijver uit
eigen onderzoek gebleken is. De koffiehuizen in
den Haag, de logementen, de fransche comedie, het
corps diplomatique, de wijze van reizen en tal van
andere zaken, worden hier besproken. Soms worden
ons kleine bijzonderheden medegedeeld, welke op
zich zelve van weinig waarde, een eigenaardig licht
werpen op toenmalige toestanden. Dat er destijds
veel gespeeld werd, zal menigeen niet onbekend
zijn, maar vreemd zal men zeker opzien als men
verneemt, dat dit kaartspel ook een rol vervulde
bij het huren van dienstboden. Op blz. 204 deelt
de schrijver een beslissing van het Hof mode,
waarbij aangaande een dienstbode werd bepaald,
dat zij zou genieten haere portie in de proit'ytcn
vandc kacrten". In oen reeks schetsen, gezamenlijk
Het oude Hof betiteld, deelt de hoer Ising een
en ander mede over de lotgevallen van het tegen
woordige koninklijk paleis, brengt hij den lezer
op de hoogte van de geschillen, welke na den
dood van Willem III over diens nalatenschap ont
stonden on hoe deze werden geregeld, waarbij
hij gelegenheid vindt ons den koning van Pruisen
bij een bezoek in 1711 aan den Haag gebracht,
voor te stellen, en wijdt hij twee hoofdstukken
aan Voltalre en Frcderik den Groote De eerste
bezocht herhaaldelijk 's Gravenhage. Uit hetgeen
de schrijver ons dienaangaande mededeelt, blijkt
dat deze vriend van den grooten Frits lang niet
altijd zoo ongunstig over Holland en den Haag
dacht, als het bekende gezegde kan doen vermoe
den. Dat Frederik de Groote. die wel in Holland
heeft vertoefd, ook in de residentie heeft verwijld,
is niet zeker. Het aan hem gewijde hoofdstuk
laat dit in 't midden, maar geeft ons inlichtingen
omtrent zijn oordeel over de republiek en hare
bewoners en zijne betrekkingen tot de familie der
stadhouders. )e beide hoofdstukken De bewoners
van Ven Haag (1709?1750) en Het Buitenhof
hebben zeker als bijdragen tot de geschiedenis
der residentie hunne waarde. Toch vrees ik, dat
velen, als zij aan blz. 250 zijn gevorderd, de bladen
wel wat heel spoedig zullen omslaan. Voor het
meercndecl der lezers toch zal de nog al droge
opsomming van wie in de genoemde jaren in
verschillende straten of aan sommige grachten
woonden, wat anderen aan hunne woningen lieten
vertimmeren of verfraaien, niet zeer boeiend zy n.
Toch moet men ook hier weer den rusteloozen.
ijver bewonderen, waarmede de heer Ising uit
gedrukte en ongedrukte bescheiden alles
byeenzocht wat eenig licht kan werpen op de geschie
denis zijner woonplaats. Alles wat daarop be
trekking heeft, boezemt hem belang in en daaruit
is het te verklaren dat de schryver nog al eenek
uitvoerig stilstaat bij punten, welke aan velea._
zy'ner lezers minder gewichtig voorkomen.
Maarde lezer vergete niet, dat hebben daaraan ver
schillende bladzyden welke hij ongelezen laat of
vluchtig doorloopt, hun ontstaan te danken, hyj;
daardoor ook juist in de gelegenheid is gesteld
kennis te nemen van de vele lezenswaardige
bjjzonderheden, welke de heer Ising opteekende.
Zoo geeft het hoofdstuk Het Sperhuis, dat met
eenige berichten over fransche scholen het boek
besluit, een allerbelangrijkste en zeer lezens
waardige bijdrage tot de kennis der zeden van
de vorige eeuw. Mij dunkt het hier medegedeelde
is voldoende om den lezer te overtuigen, dat in
dezen tijd van nieuwe boeken de bundel vanden
heer fe'ng de aandacht van velen verdient en ze
ker trekken zal.
VARIA.
Wy ontvangen het volgende protest:
Bij de aankondiging yan het door de Erven
Fr. Bohn uitgegeven werkje van Tolstoi, Ivan de
Onnoozele, werd de volgende zin uit de voorrede
aangehaald:
Ofschoon door hun locale kleur en
hunbijbelschen stijl door de letterkundigen als onvertaal
bare beschouwd, slaagden enkelen er \rrij wel in
om den oorspronkelijken tekst weer te geven.."'
Over dezen zin zegt de beoordeelaar: Destjjl
der vertaalster schijnt niet onberispelijk."
De recensent heeft hier met schi/jnV misschien
wel buiten zijn bedoeling een juist woord gebezigd
en toont daardoor, niet zeker van zy>
beweringte zijn, die dan ook geen steek houdt.
?-Get. Jeanne Huygens." "??
Inderdaad was het woord schijnt" een onjuist
heid. Er moest staan: is"; een eenvoudige ont
leding van den zin, zooals hij daar staat, (enkelen,
onderwerp, door de letterkundigen als onvertaai-*
baar beschouivd, bepaling van het onderwerp,
slaagden, werkwoord, enz.) moet mejonkvr. Huy-'
gens doen zien, dat de bewering wel steek houdt.
Er is hierin geen tweeërlei meening mogelyk ;
er bestaat toch eene oppermachtige heerscheres,
die zich niet om den tuin laat leiden.
La grammaire, qui. sait régenter jusqu'aux rois,
Et les fait, la main haute, obéir a ses lois.
Van het boek Rechlindis, Handleiding bij het
kunstnaaldwerk, door Johanna W. A. Naber, uit
gave van de Erven F. Bohn te Haarlem, zien wij
eene uitvoerige bespreking van zeer bevoegde
hand te gemoet. Wij zeggen, hierop
praejudicieerend, zeker niets te veel, door den uitmunten
den, helderen stijl en den voorraad nuttige we
tenschap, in het werkje bijeengebracht, te roemen.
Het is het bekroonde antwoord op de prijsvraag
der Algemeene Nederlandsehe
vrouwenvereenigingen Tesselschade, en als nuttig ea aangenaam
feestgeschenk onvoorwaardelijk aan te bevelen.
De firma Sotheby brengt eerstdaags in veiling
eeno verzameling caricaturen en teekeningen van
wijlen Hablot K. Browne (?Phiz") waarvan vele
ook in Nederland aan duizenden onder het oog
gekomen zijn, Phiz" immers was de teekenaar
van Boz'', en men herinnert zich de geestige
prentjes in Olivier Iwist, Vombey, David
Copperfield, Barnaby Rudge en andere werken van
Dickens, welke prentjes, uit de Engelsche uitgaven,
in de Hollandsche geïllustreerde vertalingen ziju
overgegaan.
Onder de feestbundeltjes, ter gelegenheid van.
St. Nicolaas en de verdere Decemberfeesten ver
schenen, staat Bloemengcfluister, uitgave Jacques
Dusseau te Amsterdam, niet bovenaan, wat illustra
tie betreft; men zou de bloemen eer schreeuwend"
dan fluisterend" kunnen noemen. En wat de
poëzie betreft,.... zijn al deze gedichtjes van
Ds. ten Kate, Ds. Laurillard, Ds. Muller Massis
en Ds. Hasebroek herdrukjes uit vroegere bundels
of gelijken ze zoo sprekend op hetgeen men reeds
telkens en telkens weer van hen las? Alleen
Mej. Wilh. Mulder mochten we nog niet ontmoeten,
en in haar gedichtje vooral is ook eenige frischheid
te vinden. Het bundeltje bevat, behalve de genoemde
namen, nog verzon van Hofdy'k, Mej. Selly de
Jong, Dr. Dorbeck en Mevr. Eickhoff-ten Kate.
In een bundel Wallonië, verzen van de jongste
Fransche dichterschool, komt, volgens den Vigaro>
een Air nuptial" voor van llenéGhill, beginnend:
Pour la seule
et parmi Ie millior des ravnures du monde!
Vaste du manque aux Yeux de regrets du serment
qui d'aurore en néant vagueraient sur Tonde
la mémoire des mors s'éveille indulgemment:
eaux d'ingémiitës sans rives aux légendes
en qui dorment les ans mos plus uniques soirs.
Er staat in den bundel niet bij vermeld, welke
de belooning is voor den oplosser van dezen rebus
als er zich een opdoet. Figaro stolt voor, heia
een ridderorde van Counani, door het agentschap
Wilson te leveren, aan te bieden.
Nog kort vóór de feestdagen komt ons een
geheele vlucht uitgaven verrassen, die voor het
meerendeel langer bespreking dan eenige regels
van aankondiging verdienden. Het zijn :
Uit n pen, de tweede druk van Justus van.
Maurik's populaire novellenbundel die Cesar/y
Oude Stientje," «?David de Loterijman" enz.x"
bevat; uitgave van Tj. van Holkema, met de
acht flinke platen van Braakensiek.
De Sagen van Dietrich von Bern, naverteld.
door Ankura, met vier platen, een flink jongens
boek, uitgaaf van E. J. Brill, te Leiden.
Lina's keuze, eene allerliefste kleine
Kerstver