De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 4 december pagina 5

4 december 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 545 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. J «p zijn gelaat, niet geheel weggevaagd, is in een goedige veranderd; zij a bleeke lippen kannen niet meer hartelijk lachen, maar vertellen toch nog kleine grapjes, edoch, en dit is het tragisch-komische van het geval hij weet van .niets anders te praten, dan van. dien braven, besten Hildebrand .van vóór vijftig jaar! Hij zelf is niets meer! Wij schrijven hier over Hildebrand niet over Dr. of Prof. Beets in ruste, die man, welke -Hildebrand heeft doodgepraat en dopdgepreekt, laten wij, met al den eerbied, dien hij verdient, onbesproken. Aangaande Hildebrand, den geestigen auteur, die eenmaal het hart van Neêrlands volks stal, en daarna, uit schrik of bescheiden heid zij het niet uit beduchtheid om den glans van den zoo ras verworven naam te verzwakken! 'een halve eeuw heeft gezwegen, spreken wij een oordeel uit, en wij doen dit met groote vrijmoedig heid, wijl wij er op rekenen kunnen, dat de emeritusjpredikaut en professor, die HiMebraud, zoo jong Jieeft ten onder gebracht, stichtelijke redenen ge noeg in overvloed zal hebben, om zijn slachtoffer te troosten. Nederland heeft recht op Hildebrand boos te zijn en te toornen. Een kleine natie, die .zich beroemen mag op het bezit van een humorist, .«en echte, een die regelrecht door de goden is gezonden, moet heete tranen schreien, als zij be denkt, dat hij na de eerste opdracht, zoo moedig «n roemrijk vervuld, zijn hoofd te slapen heeft ,gelegd, zij 't dan ook op een bijbel en een gradius ad Pornassum, om door te soezen en te sluimeren, vijftig jaren lang. Hildebrand heeft de natie met ondank, de goden jnet plichtverzaking, zijn eigen talent met verraad beloond. Wij herhalen het, niet de lieve, brave, godsdienstige Beets, maar Hildebrand Neêrlands glorie, helaas in meer dan n opzicht Ne rTands beeld, kon half een eeuw uitblazen, zijn roeping vergeten of verloochenen in den meest beteekenisvollen tijd. Wat zullen wij zeggen? Daar is iets bij uitstek oud-mannigs aan dit boek. Het doet denken aan een grijsaard, die vóór tal van jaren een veel beloveaden zoon verloren heeft en nu nog altijd over hem praat; een man zonder toekomst, levende in het verleden. Hij droeg toen een blauwe jas, zou Hildebrand u kunnen vertellen; blauw laken stond hem zeer goed, het was destijds in de mode, men had in die dagen nog geen gemaakte-kleêren-winkels, en dan had hij «en staande boord om, wel eens vadermoorder ge naamd ; och het was een lust hem zoo gekleed te zien _,wandelen, met den ronden breedgeranden hoed op het hoofd, die een kuif bedekte tusschen twee scheidingen. Hij was zulk een schoon man! Op een goeden dag zou hij bijna door een calêehe -zijn overreden, een groot rijtuig op riemen, hij heeft nooit in een rijtuig op veeren gereden, enz. «nz. enz. Men kau het aan den ouden heer be merken, na den dood van dien jongen is hij ge knakt, na dien slag is er niets geweest waaraan hij weder zijn hart heeft kunnen hechten. De goede man is zwaar op de hand geworden. -Men kan nog altijd in zij n spreken het een en ander opmerken, waaruit men mag afleiden, dat hij levens lustig is geweest, maar hij verloor zijn gullen lach, hij werd kleingeestig, krenterig, wgdt aan onbeduidendheden vele uren achtereen, zonder te bemerken, dat hij zijn gezelschap den lust deed vergaan verder naar hem te luisteren; men vergeve het hem, hij had den afgestorvene zoo lief! Om de waarheid te zeggen, het is Hilde brand niet die na vijftig jaar spreekt. De titel is mystificatie. Hildebrands schim is aan 't woord. Zijn stijl mist zwier en kracht, zij a volzinnen zijn langdradig, zijn fantasie verdorde en ziju luim kromp in. Men leze b. v. het volgende, uit een der -onderhoudendste beschrijvingen die in het boek voorkomen. A.ls onze door den koddigen Wagestert koddig genoemde candidaat in de beide medicijnen; waarbij ik hem kwaadwillig genoeg acht, aan medicijnen zoo ten doode als ten leven te hebben durven denken; als deze candidaat in de medicijnen, zeg ik, ook zijn doctoraal examen, tot even groote voldoening zijner liefhebbende ouders, met glans had afgelegd en de dag zijner, natuurlijk publieke promotie was gekomen, was het nog wat anders te zeggen dan toen hij zich, op dien door liem nog steeds pijnlijk herdachten dag, voor het diner te zijner eere kleedde! De zwarte uitgesneden rok met staande kraag, het deftige vest met pauden, de korte broek, de zwarte zijden kousen en floret ten onderkousen over den stoel; de met dubbele zorg gesmeerde lage schoenen met nette zilveren gespen er onder; op de tafel, met den witten das en de witte cabretlen handschoenen en waarbij de eendepoot-gele" van de gratias niets waren ge weest, een allerkeurigst gestreken overhemd, waar aan Mama Witse met eigen hand een kanten jabot «n kanten lubben (poirtt d'Alencon) bevestigd had, door haar vader, die een openbaar ambt had be kleed, bij plechtige gelegenheden gedragen, het laatst toen hij bij koning Lodewijk, den z. g. lammen koning", ter audiëntie was gegaan." Even ordelijk, 'maar iets minder droog en ge kunsteld schreef Hildebrand, dien wij uit de Ca mera kennen, wiens volzinnen, bij hun breed heid de losheid bewaarden en ondanks hun bewege lijkheid de voornaamheid en de kracht niet verloren, welke den stijl van dat boek in zoo hooge mate kenmerkten. Hildebraud, wat zou hij gezegd hebben als hij dit boek van ziju ouden vader moest lezen ? Dit verdriet is hem gelukkig bespaard. Inderdaad het was een gunstige beschikking des hemels, dat hij van hier werd geroepen, en dus zich niet ergeren kan aan een verval van krachten, waarbij het zelfs mogelijk werd, een geestigheid neer te schrijwn, gelijk zijn alter ego zicli op bladz. 75 veroorloofde. Eer het echter ook daartoe komt, zal men niet onwaarschijnlijk met de luehtscheepvaart gereed zijn, waarin, door de Regeering uitgezonden, eene nederlandsehe commissie reeds bezig is geweest, zich buitenslands te bekwamen. De aan liet tegenwoor dig geslacht zoo welgevallige vorm van een sigaar, voor het luchtschip aangenomen, schijnt er veel toe gedaan te hebben om de zaak mogelijk te maken." ! Moet men dus de verschijning van dit boek betreuren ? Wij antwoorden volmondig: ja! Om twee redenen. Ten eerste aangezien liet een bittere teleurstelling is, Hildebrand na vijftig jaar te zien ontwaken, niet met het leven van vóór vijftig jaar in het bloed, maar het hoofd vervuld met de gedachte aan allerlei onbeteekeneade uiterlijke omstandigheden, waaronder dat krachtige, rijke geestes leven werd geleid. De Nederlandsehe natie, die haren Hildebrand lief heeft als den jong gestorvene verlangt hem niet weder te zien, tenzij om hem te vragen, wat er van zijn ziel ge worden is na zijn verscheiden, ten einde te vernemen, waarom hij zich niet eer en niet beter aan haar heeft kunnen openbaren. Ten andere, zal het volk dit boek ongeschreven wensehen, wijl het wreedaardiglijk het genoegen van een zeer groot aantal lezers komt verstoren. Wat moeten al die onder- en bovenmeesters, die gelet terde en ongeletterde peuteraars en keutelaars, welke gewoon waren den heer Beets lastig te vallen met het verzoek hun een woord of eene zegswijze uit de Camera te verklaren, in het ver volg doen, ten einde hun taalgeleerdheid te oefenen of te luchten? Een Camera, Obscvra zonder een enkel duister hoekje, is het niet een nationale ramp? Moest nu Hildebrand al deze lieden het gras voor de voeten wegmaaien, had hij niet iets beters te doen, na vijftig jaar ontwaakt! dan het navorschend" publiek den loef af te steken? Had hij den een of anderen bolleboos in het con jecturen maken niet de gelegenheid moeten laten zijn slag te slaan? Hildebrand zij slechts Hildebrand, hem past het hoogste, onze gedachte aan hem moet vrij blijven van onaangename herinneringen. Hildebraud na vijftig» jaar teruggekeerd als nagelaar" het is niet te dulden! Daarvoor hebben wij hem te lief. ZONNEBLOEMEN. door JEROMINO DE] VRIES. De dichters mogen 't mij vergeven, dat ik ter wille van al dit mijn proza, het waagde den bloem hof te betreden, waaruit zij hun Korenbloemen, hun Madelieven, hun rchidaeën plukken. Ik heb, om hen te sparen, niet de teederste bloem uitgekozen. De zonnebloem (Helianthus annuus, staat tusschen de heesters ergens in een hoek aan den kant der sloot en doet haar donker hart in gele vlammen uitbarsten op de grens, waar de bloemhof in den moestuin overgaat. En aan een zwakke poging om den tuin te sieren, paart zij de eigenschap, dat zij de lucht van onzuivere dampen zuivert, en zaden doet rijpen, nuttig voor het gebruik." Geen beter citaat van het geestige boekje dan deze voorrede, die er geheel den gemoedelijk schertsenden en bijwijlen gemoedelijk erustigen toon van weergeeft. De bundel bestaat uit eene reeks van kleine opstellen, Herinneringen, Lseren en spelen, Iets over en tegen het Machinale, Oefening in den Achterhoek, Maskerade, enz. besloten met eene over zetting van lïlaine uit Tennyson's Idylls of the King." Het proza-gedeelte van het boek doet aan een half verloren, en geheel betreurd, genre denken, Beets, Thaekeray, Hazlitt, en de oude heer Smits en Lodewijk Muller. De onderwerpen zijn dezelfden als die der Engelsche humoristcn en moralisten van dien tijd en hun navolgers, de wijze van bewerking is identiek, zelfs waar het moderner onderwerpen betreft bijna niet ge moderniseerd. Het opstel over Match, training en championaat" kon veertig jaa* geleden niet geschreven worden, maar als het toen geschreven was, zou het waarschijnlijk geweest zijn als dat van Jeromino De Vries. Boven vliegers verheven, heeft rnen later voor zijn cricket zijn elnb, zijn uniform, zijn insigne, zijn bestuur, zijn president en secretaris, en de jongeheer S. die met hooge boorden strafwerk zit te maken, omdat hij ziju engelsche les niet heeft gekend, en op het punt staat door zijn papa. op droog brood en water gezet te worden, krijgt een behoorlijk gedrukt convocatie briefje thuis, waarop hij als de heer" A wordt uitgenoodigd eene vergadering van de club bij te wonen, in het caféBierlust, ter verkiezing van een nieuw bestuur..." De PinJtsterfantazie ademt een anderen toon, toch ook een ouderwetschen, dien van den dich terlijken Nutsstijl in zijn besten vorm : Hoor! Daar ruischt in de verte een lied. 't Onsterfelijk gezang rijst mot rustigen vleugel slag langzaam omhoog, ernstig en ijtatig: Veui Creator Spiritus ! Het nadert en zwelt, het vult de breede ruimte, het omvat u als een gedreven wind." Dat alles in een uitmuntend, veelkleurig, ge nuanceerd en correct Ilollaudsch, dat over een rijken eu broeden woordenschat beschikt, zich ont houdt van gewaagde neologismen en naar liet voor beeld van Beets en de Géuestet de woordspeling niet versmaadt. In Maskerade bij voorbeeld spreekt Jeronimo de Vries van ,/Voetiaansche predikers, die een schninschen blik van afkeuring werpen op onze meisjesachtige fatjes met hun lichtgekleurde dasjes en keurige speldjes eu die toch, als zij die breede fluweelen kraag van hun toga om de schouders slaan en in den spiegel moeten zien of bef en toga goed zitten", tevens een kleine zelfvoldoening smaken, bevindende dat, zij ook »-s;oed staan". Het juweeltje van den 'bundel zou ik willen noe men den Oudejaarsavond", liet allereerste nummer. Bijna allen hebbeu dien avond op dezelfde wijze, in den ruimen familiekring met oudAs, broeders en zusters, ooms en tantes, neefjes en nichtjes bijgewoond, de grand' rhaïne van felicitaticn om cle tafel heen meegemaakt, hebben met cenige zenuw achtigheid het uur van twaalf afgewacht en zich verwonderd dat de klok niet harder sloeg, nu zij een jaar uit- en inluidde. .. het stukje hecfr, geestig, en gemoedelijk, voor ieder de aantrekkelijkheid eener eigen herinnering, fijner en gevoeliger voor o:is opgeroepen. Onlangs in het Zondagsblad van Figaro, terwijl het nog dicht gevouwen was, een dertigtal regels lezende, trof mij in de weinige regels van dat artikel de beschaafde, geletterde, heldere on geestige, elegante en puntige stijl. Het was zoo geestig als Bergerat, maar natuurlijker, zoo elegant als tiucelle, maar pittiger, zoo logisch als Jules Simon, maar minder hatelijk. Het blad oponslaande vond ik den naam Vicomte de Launay : het was een der artikelen van Mad. de Girardin dat menaanhaalde. Een dergelijke indruk van ouderwetsche elegance en behagelijke geestig heid, maakt het boekje van Jeronimo de Vries; voor eenigen zullen deze eigenschappen zonder waarde zijn, voor anderen, en ik geloof voor degenen die het met ons Hollandsen en zijne letteren oprecht goed meenen, zullen zij eene eigenaardige waarde hebben. Het boekje is door de firma H. D. Tjeenk Wil link te Haarlem op keurige wijze uitgegeven. v. L. Arnold Ising. Haagsche Schetsen. Derde bundel, 's Gravenhage. W. P. van Stockum en Zoon. 1887. Voor de liefhebbers van geschiedkundige lec tuur is de verschijning van een nieuwen bundel van den Heer Ising eene aangename gebeurtenis. Vertrouwd als weinigen met de geschiedenis van den Haag, is hij de rechte man om ons een blik te gunnen in de levenswijze der Hagenaars in vroegere eeuwen. De geschiedenis der residentie heeft voor hem bijna geen geheimen; wandelende langs de grachten en straten zal hij u in de oudere gedeelten telkens opmerkzaam maken op het een of andere huis, merkwaardig, wijl het in vroegeren tijd aan deze of gene bekende groot heid tot woning heeft gediend. Hij weet u echter niet alleen te vertellen wie er woonde, maar ook hoe men in die huizen leefde. De onlangs ver schenen bundel is grootendeels aan de laatste jaren der zeventiende en de helft der achttiende eeuw gewijd. De eerste en uitvoerigste schets heeft echter niet alleen op voorvallen in de residentie betrekking. Zijner Majesteit's page, 1691?1702, is aan de laatste jaren van den Koning-stadhouder gewijd: De lezer volgt de edele gestalte van Willem III, zoowel naar het Loo, om den koning naar hartelust te zien jagen, als naar Engeland, naar den Haag, of naar het leger in de Zuidelijke Nederlanden. Daarbij brengt de schrijver ons in kennis met tal van personen, die destijds een voorname plaats inna men in de omgeving van deu vorst. Het is evenwel geen oppervlakkige kennismaking, welke ons wordt gegund. Integendeel, de schrijver brengt ons niet alleen op de hoogte van de eigenaardig heden en het karakter van den persoon, welken hij ons voorstelt, maar geeft tegelijkertijd de meest uitvoerige inlichtingen omtrent zijne geheele familie. Daartoe ziet hij er soms niet tegen op, geheele geslachten terug te gaan. Ook waar hij soms voor zijne schetsen den vorm van novellen gebruikt, blijft de schrijver steeds tot in de kleinste bijzonderheden nauwgezet geschiedschrij ver. Niets is voor hem zonder belang. Hij weet u evengoed-uitvoerig te verhalen hoe men destijds gekleed was, als hoe een deftige woning dier dagon er van binnen uitzag. Dit stelde hem trouwens in staat in het tweede gedeelte van zijn boek: Den Haag in de eerste helft der acht tiende eeuw. Gebruiken en gewoonten, tal van wetenswaardigheden mede te deelen. Den Haag was in die dagen ook voor vreemdelingen een zeer geliefkoosd verblijf. Niet alleen de schoon heid der plaats trok hen aan, maar ook de vrijheid die er heerschtte, terwijl de buitenlander getroffen werd door de grootere mate van gelijk heid tusschen de verschillende standen, welke hier in vergelijking met andere landen, gevonden werd. Ons land zag nog tal van buitenlandsche geleerden en schrijvers hunne werken hier ter perse leggen en velen van hen brachten hier geruimen tijd door om het oog te houden op het drukken van de voortbrengselen van hunnen geest. Eene introductie in den llove van Holland, 1713, geeft ons een kijkje in het ceremonieel dier dagen. In Het Hoogste Leven deelt de schrijver ons mede hoe het omstreeks 1740 in den Haag gesteld was. Aanleiding daartoe was hem het geschrift van een Engelschman, die omstreeks dat jaar eene beschrij ving van den Haag het licht deed zien. Men meene intusschen niet, dat de schrijver hier ach ter zijn Britsche voorganger schoolgaat. De op merkingen van den Engelschman, op zich zelf j reeds belangrijk om te doen zien hoe een vreem deling dier dagen over ons land oordeelde?worden telkens aangevuld daar wat den schrijver uit eigen onderzoek gebleken is. De koffiehuizen in den Haag, de logementen, de fransche comedie, het corps diplomatique, de wijze van reizen en tal van andere zaken, worden hier besproken. Soms worden ons kleine bijzonderheden medegedeeld, welke op zich zelve van weinig waarde, een eigenaardig licht werpen op toenmalige toestanden. Dat er destijds veel gespeeld werd, zal menigeen niet onbekend zijn, maar vreemd zal men zeker opzien als men verneemt, dat dit kaartspel ook een rol vervulde bij het huren van dienstboden. Op blz. 204 deelt de schrijver een beslissing van het Hof mode, waarbij aangaande een dienstbode werd bepaald, dat zij zou genieten haere portie in de proit'ytcn vandc kacrten". In oen reeks schetsen, gezamenlijk Het oude Hof betiteld, deelt de hoer Ising een en ander mede over de lotgevallen van het tegen woordige koninklijk paleis, brengt hij den lezer op de hoogte van de geschillen, welke na den dood van Willem III over diens nalatenschap ont stonden on hoe deze werden geregeld, waarbij hij gelegenheid vindt ons den koning van Pruisen bij een bezoek in 1711 aan den Haag gebracht, voor te stellen, en wijdt hij twee hoofdstukken aan Voltalre en Frcderik den Groote De eerste bezocht herhaaldelijk 's Gravenhage. Uit hetgeen de schrijver ons dienaangaande mededeelt, blijkt dat deze vriend van den grooten Frits lang niet altijd zoo ongunstig over Holland en den Haag dacht, als het bekende gezegde kan doen vermoe den. Dat Frederik de Groote. die wel in Holland heeft vertoefd, ook in de residentie heeft verwijld, is niet zeker. Het aan hem gewijde hoofdstuk laat dit in 't midden, maar geeft ons inlichtingen omtrent zijn oordeel over de republiek en hare bewoners en zijne betrekkingen tot de familie der stadhouders. )e beide hoofdstukken De bewoners van Ven Haag (1709?1750) en Het Buitenhof hebben zeker als bijdragen tot de geschiedenis der residentie hunne waarde. Toch vrees ik, dat velen, als zij aan blz. 250 zijn gevorderd, de bladen wel wat heel spoedig zullen omslaan. Voor het meercndecl der lezers toch zal de nog al droge opsomming van wie in de genoemde jaren in verschillende straten of aan sommige grachten woonden, wat anderen aan hunne woningen lieten vertimmeren of verfraaien, niet zeer boeiend zy n. Toch moet men ook hier weer den rusteloozen. ijver bewonderen, waarmede de heer Ising uit gedrukte en ongedrukte bescheiden alles byeenzocht wat eenig licht kan werpen op de geschie denis zijner woonplaats. Alles wat daarop be trekking heeft, boezemt hem belang in en daaruit is het te verklaren dat de schryver nog al eenek uitvoerig stilstaat bij punten, welke aan velea._ zy'ner lezers minder gewichtig voorkomen. Maarde lezer vergete niet, dat hebben daaraan ver schillende bladzyden welke hij ongelezen laat of vluchtig doorloopt, hun ontstaan te danken, hyj; daardoor ook juist in de gelegenheid is gesteld kennis te nemen van de vele lezenswaardige bjjzonderheden, welke de heer Ising opteekende. Zoo geeft het hoofdstuk Het Sperhuis, dat met eenige berichten over fransche scholen het boek besluit, een allerbelangrijkste en zeer lezens waardige bijdrage tot de kennis der zeden van de vorige eeuw. Mij dunkt het hier medegedeelde is voldoende om den lezer te overtuigen, dat in dezen tijd van nieuwe boeken de bundel vanden heer fe'ng de aandacht van velen verdient en ze ker trekken zal. VARIA. Wy ontvangen het volgende protest: Bij de aankondiging yan het door de Erven Fr. Bohn uitgegeven werkje van Tolstoi, Ivan de Onnoozele, werd de volgende zin uit de voorrede aangehaald: Ofschoon door hun locale kleur en hunbijbelschen stijl door de letterkundigen als onvertaal bare beschouwd, slaagden enkelen er \rrij wel in om den oorspronkelijken tekst weer te geven.."' Over dezen zin zegt de beoordeelaar: Destjjl der vertaalster schijnt niet onberispelijk." De recensent heeft hier met schi/jnV misschien wel buiten zijn bedoeling een juist woord gebezigd en toont daardoor, niet zeker van zy> beweringte zijn, die dan ook geen steek houdt. ?-Get. Jeanne Huygens." "?? Inderdaad was het woord schijnt" een onjuist heid. Er moest staan: is"; een eenvoudige ont leding van den zin, zooals hij daar staat, (enkelen, onderwerp, door de letterkundigen als onvertaai-* baar beschouivd, bepaling van het onderwerp, slaagden, werkwoord, enz.) moet mejonkvr. Huy-' gens doen zien, dat de bewering wel steek houdt. Er is hierin geen tweeërlei meening mogelyk ; er bestaat toch eene oppermachtige heerscheres, die zich niet om den tuin laat leiden. La grammaire, qui. sait régenter jusqu'aux rois, Et les fait, la main haute, obéir a ses lois. Van het boek Rechlindis, Handleiding bij het kunstnaaldwerk, door Johanna W. A. Naber, uit gave van de Erven F. Bohn te Haarlem, zien wij eene uitvoerige bespreking van zeer bevoegde hand te gemoet. Wij zeggen, hierop praejudicieerend, zeker niets te veel, door den uitmunten den, helderen stijl en den voorraad nuttige we tenschap, in het werkje bijeengebracht, te roemen. Het is het bekroonde antwoord op de prijsvraag der Algemeene Nederlandsehe vrouwenvereenigingen Tesselschade, en als nuttig ea aangenaam feestgeschenk onvoorwaardelijk aan te bevelen. De firma Sotheby brengt eerstdaags in veiling eeno verzameling caricaturen en teekeningen van wijlen Hablot K. Browne (?Phiz") waarvan vele ook in Nederland aan duizenden onder het oog gekomen zijn, Phiz" immers was de teekenaar van Boz'', en men herinnert zich de geestige prentjes in Olivier Iwist, Vombey, David Copperfield, Barnaby Rudge en andere werken van Dickens, welke prentjes, uit de Engelsche uitgaven, in de Hollandsche geïllustreerde vertalingen ziju overgegaan. Onder de feestbundeltjes, ter gelegenheid van. St. Nicolaas en de verdere Decemberfeesten ver schenen, staat Bloemengcfluister, uitgave Jacques Dusseau te Amsterdam, niet bovenaan, wat illustra tie betreft; men zou de bloemen eer schreeuwend" dan fluisterend" kunnen noemen. En wat de poëzie betreft,.... zijn al deze gedichtjes van Ds. ten Kate, Ds. Laurillard, Ds. Muller Massis en Ds. Hasebroek herdrukjes uit vroegere bundels of gelijken ze zoo sprekend op hetgeen men reeds telkens en telkens weer van hen las? Alleen Mej. Wilh. Mulder mochten we nog niet ontmoeten, en in haar gedichtje vooral is ook eenige frischheid te vinden. Het bundeltje bevat, behalve de genoemde namen, nog verzon van Hofdy'k, Mej. Selly de Jong, Dr. Dorbeck en Mevr. Eickhoff-ten Kate. In een bundel Wallonië, verzen van de jongste Fransche dichterschool, komt, volgens den Vigaro> een Air nuptial" voor van llenéGhill, beginnend: Pour la seule et parmi Ie millior des ravnures du monde! Vaste du manque aux Yeux de regrets du serment qui d'aurore en néant vagueraient sur Tonde la mémoire des mors s'éveille indulgemment: eaux d'ingémiitës sans rives aux légendes en qui dorment les ans mos plus uniques soirs. Er staat in den bundel niet bij vermeld, welke de belooning is voor den oplosser van dezen rebus als er zich een opdoet. Figaro stolt voor, heia een ridderorde van Counani, door het agentschap Wilson te leveren, aan te bieden. Nog kort vóór de feestdagen komt ons een geheele vlucht uitgaven verrassen, die voor het meerendeel langer bespreking dan eenige regels van aankondiging verdienden. Het zijn : Uit n pen, de tweede druk van Justus van. Maurik's populaire novellenbundel die Cesar/y Oude Stientje," «?David de Loterijman" enz.x" bevat; uitgave van Tj. van Holkema, met de acht flinke platen van Braakensiek. De Sagen van Dietrich von Bern, naverteld. door Ankura, met vier platen, een flink jongens boek, uitgaaf van E. J. Brill, te Leiden. Lina's keuze, eene allerliefste kleine Kerstver

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl