Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Zondag 11 December.
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tl- V AN HOLKEM A, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. ? l.Uk
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . » 0.20.
Reclames per regel » 0.40.
I K II O V Ds
VAN VERRE EN VAN NABIJ. ONZE
POLITIEKE TOESTAND, IV, door Candidus.
FEUILLETON: De pionier der beschaving, ffl.
Bij de plaat. UIT PARIJS, door V.
KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Am
sterdam, door Alb. Th. De Vondel-tentoonstelling
van het KoninkL Oudheidk. Genootschap, (Slot),
door Mr. N. de Roever.
Schilderjj-ten-toon-stellingen, door Alb. Th. - La Terre", door Dr. Jan ten
Brink. La Tosca, Sardou en Sarah Bernhardt.
De Vlaamsche Vesper, door EliseSoer, beoor
deeld door P. VARIA. SCHAAKSPEL.
Voor Dames, door Ee. ALLERLEI. RE
CLAMES. BEURSOVERZICHT. TE HUUR.
ADVERTENTIËN.
Van verre en van
naby
«Concentratie" is het woord geweest, flat
de telegraaf in de afgeloopen week vele malen,
maar in- zeer verschillenden zin, heeft her
haald. Terwijl de verkiezing van den heer
Sadi Carnot tot President der Fransche Re
publiek een voorbeeld moest wezen van de
concentratie der elkander gewoonlijk zoo fel
bestrijdende elementen van de
republikeinBche partij, en de nieuwe President sedert
zijn optreden aan het zoeken is naar een
«ministère de concentration républicaine" heeft
eene andere concentratie, de samentrekking
namelijk van Russische troepen aan de
westelijke grens van het groote Czarenrijk in
Duitschland en Oostenrijk eene niet geringe
bezorgdheid doen ontstaan. En nog steeds is
in Frankrijk het probleem der concentratie
onopgelost, terwijl in het Oosten de houding
van Rusland in vele opzichten raadselachtig
blijft.
De Fransche Republiek heeft zich niet te
beklagen over den afloop van het Congres
van Versailles. Door hare vijanden werd zij,
met al te voorbarig leedvermaak, reeds als
zieltogend voorgesteld.
De strijd tusschen de opportunisten en de
radicalen, volgende op de weerzinwekkende
gebeurtenissen der laatste weken, had de hoop
der monarchisten doen herleven. Niet dat
men eene monarchale restauratie reeds nu
als de oplossing van de crisis beschouwde,
maar men was overtuigd, dat zij vroeger of
later zou blijken, het eenige redmiddel uit
den nood te zijn. En die overtuiging werd
door niet weinigen buiten Frankrijk gedeeld.
Feuilleton.
Een pionier der beschaving.
IV.
Sedert dien tijd was een maand voorbijge
gaan; de winter was reeds gekomen. De
predikant en zijn gemeente leefden in open
bare vijandschap. Met onuitsprekelijk geduld
beproefde hij enkelen van den duivel te ver
lossen. Tot belooning roqr deze pogingen,
veroorloofde de gemeente zich duizend boos
aardige plagerijen en beleedigingen om haren
voorganger te verhinderen in de uitoefening
van zijn ambt. Maar overtogen mes het
pantser van christelijk geduld en gedekt door
het schild van overtuiging kan men veel
verdragen en zoo drong hij moedig voorwaarts,
ongedeerd door hun steken en schimpscheuten.
Het had hem reeds een langdurigen strijd
gekost, eer het hem gelukte de gemeente hare
plichten jegens de pastorie in het geheugen
te roepen en haar ten minste de bekentenis
af te dwingen, dat een dak boven de tafel
geen weelde zou zijn. Eerst hadden zij zich
een kleine grap veroorloofd en een dak
van zoden gemaakt, als bij de armelijkste
herdershut in de bergen. Maar de predikant
was een man met open oogen en een onver
zettelijke wilskracht zoodat zij hadden
moeten eindigen met een stevig houten dak
te bouwen. De daaraan verbonden arbeid en
onkosten verhoogden nog de verbittering tegen
den beeldstormer, die de schennende hand naar
hun afgod durfde uitstrekken en hoe meer
hij den dweependen eeredienst dezer
Vuurwatera nbidders poogde tegen te gaan, des te
openlijker volbrachten zij dien voor zijn oogen.
Niet zelden strompelden in de week
beschonkenen moedwillig de pastorie voorbij, onder
Het einde der Republiek werd ala nabij
beschouwd.
Deze ongeluksprofetieën zijn op verras
sende wijze beschaamd. Nadat de republi
keinen in eene voorloopige vergadering te
vergeefs hadden getracht tot eenheid te komen,
bleek het bij de eerste stemming op het
congres zelf, dat het denkbeeld om een per
soon te verkiezen, die niet gemengd was
geweest in den politieken partijstrijd van de
laatste jaren, door niet weinigen als deeenig
mogelijke uitweg werd beschouwd. Daarop
trokken de beide candidaten, die de meeste
kansen hadden, Jules Ferry en Charles de
Freycinet, maar wier verkiezing de verdeeld
heid in de republikeinsche partij slechts
scherper zou hebben doen uitkomen, zich
terug, en raadden hunne vrienden aan, den
heer Sadi Carnot te stemmen. Deze laatste
werd dan ook door de republikeinen nage
noeg eenstemmig verkozen.
In de eerste dagen na de verkiezing
heerschte in Frankrijk in het kamp der republikei
nen, waar het dikwijls zoo heftig was toege
gaan, eene bijna idyllische stemming. Sadi
Carnot is een bij uitstek eerlijk en onbespro
ken man, en zelfs het feit, dat hij eene po
litieke grootheid was van den tweeden of
derden rang, werd voor de republiek een
voorrecht geacht. Met fierheid wees men op
den vader en den grootvader van den nieu
wen president, beiden beproefde republikei
nen. Met voldoening herinnerde men zich,
dat Sadi Carnot, toen hij minister van finan
ciën was, geweigerd had den staat te
benadeelen om de vrienden van den heer Wilson
te bevoordeelen. Met ingenomenheid verhaal
de men elkander, dat op het verleden van
den nieuwen President noch uit een moreel,
noch uit een politiek oogpunt iets aan te
merken viel. Kortom, 't was alles pais en
vree, en de republiek had een schitterend
bewijs van levensvatbaarheid gegeven.
Zal die gunstige stemming blijven aan
houden ? Het is eene teleurstelling, dat het
ideaal der concentration républicaine, dat bijna
verwezenlijkt scheen, toen zich 616 stemmen
op den heer Sadi Carnot hadden vereenigd,
weder onbereikbaar schijnt te worden, nu een
ministerie moet worden samengesteld, dat
aan de samenwerking der republikeinen eene
praktische uitdrukking geeft. De nieuwe pre
sident heeft politici van de meest
uiteenloopende richting op het Elysée ontvangen,
en van elk hunner een advies ontvangen
het uitgalmen van dwaze spotternijen en
brutale verwenschingen. En om hem nu eens
terdege te toonen, hoe weinig zij om zijn
vermaningen gaven, werd eindelijk 's nachts.
vóór de pastorie, aan den voet van den heuvel
waarop zij was gelegen, om een flikkerend
turfvuur heen, een woest drinkgelag gehouden
als bij het oogstfeest in ouden tijd.
Daarbij verzuimde echter geen hunner zijn
godsdienstige plichten getrouw na te komen.
Ijverig kwamen zij ter kerke en baden en
zongen daar eerbiedig en aandachtig genoeg.
Want het kerkbezoek was naar hunne mee
ning een soort afbetaling in mindering van
schuld jegens God een aflaatbrief voor alle
in de week begane zonden. Uit een zeker
gevoel van betamelijkheid, hielden zij zich
dan ook tusschen de muren van het Gods
huis in, wanneer de predikant in duidelijke
en juist niet zeer aantrekkelijke vormen, hun
drankduivel afschilderde en. nen met niet zeer
vereerende titels overlaadde; maar het kostte
niet weinig inspanning. Bij het verlaten van
het kerkgebouw zag men geregeld dreigend
febalde en zwaaiende vuisten, boosaardig
flikerende oogen en heftige gebaren, en als de
misdadiger in zijn toga ernstig voortschreed,
volgden hem slechts sombere, onheilspellende
blikken; ja! menigeen greep onwillekeurig
naar de schede waarin het dolkmes stak. De
ontzettende woestheid, de driftige aard der
Noormannen, hier nog door aanhoudend
drankgebruik geprikkeld, dulden niet de minste
beleediging en doen hun elke berisping die
in het algemeen gegeven werd, als een per
soonlijken smaad beschouwen.
In die dagen werd er een groote
boerenbruiloft gehouden en de goede toon gebood,
dat de predikant en zijn jonge vrouw daarbij
werden uitgenoodigd. Zij kwamen ook werke
lijk, kregen een eereplaats en werden met
koude hoffelijkheid behandeld. Maar reeds in
den beginne ontbrak het niet aan verachtelijk
neus optrekken der vrouwen, honend schou
derophalen en grijnzende gezichten der
manover de samenstelling van een Kabinet. Na
lang zoeken en tasten heeft hij in den heer
Goblet een kabinetsformeerder gevonden, die
de veelbesproken concentratie zou trachten
tot stand te brengen. Maar de arme heer
Goblet stootte overal het hoofd. Zijn lijstje
was anders met de. meeste zorg samengesteld;
al de ministers die hij zich had gewenscht,
waren politieke grootheden van den tweeden
rang, die nog niet de gelegenheid hadden
gehad om zich onverzoenlijke vijanden te
maken en die door hunne antecedenten niet
in die mate gebonden waren, dat voor hen
een compromis onmogelijk scheen.
Zou de eensgezindheid onder de republi
keinen reeds weder tot het verleden
behooren? Zou de verkiezing van den heer
Sadi Carnot alleen beteekenen, dat geen der
partijen aan de andere eene overwinning
gunt? Het zou voorbarig zijn, uit het mis
lukken der tot nu toe beproefde ministeriëele
cornbinatiën deze gevolgtrekking te maken.
Maar het valt niet te ontkennen, dat de on
vruchtbare overleggingen en onderhandelin
gen van de laatste dagen veel hebben weg
genomen van den goeden indruk, dien de on
verwachte oplossing der presidentieele crisis
heeft gemaakt.
Dat Rusland zijne troepen samentrekt in
de nabijheid van de Duitsche en
Oostenrijksche grenzen, is een feit, dat tot nu toe
door niemand is tegengesproken. Volkomen
verklaarbaar is het, dat deze militaire be
weging, die hoofdzakelijk tegen Oostenrijk
gericht schijnt te zijn, aanleiding geeft tot
vrees voor eene verstoring van den vrede.
Maar het is niet waarschijnlijk, dat Rusland
een rechtstreekschen aanval op het oog heeft.
Men zal eer moeten denken aan eene poging
om pressie op Oostenrijk uit te oefenen, ten
einde den tegenstand van deze mogendheid
te breken, wanneer Rusland in Bulgarije tot
maatregelen van een meer of min geweld
dadig karakter mocht overgaan. Dat dit laat
ste het geval zal zijn,is niet onmogelijk.
Duitschland heeft vele malen te kennen gegeven, dat
het niet voornemens is zich met de
Bulgaarsche quaestie in te laten, en er niet over
denkt, vorst Ferdinand de hand boven het
hoofd te houden. Hoe ongaarne ook Oos
tenrijk den Coburger uit Sofia zou zien ver
dwijnen, het mag er niet aan denken, in deze
zaak eeue politieke gedragslijn te volgen, met
welke Duitschland zich niet zou kunnen ver
eenigen. De heer Von Bismarck heeft met
nen. Om hem hun volkomen onverschilligheid
te bewijzen, begonnen zij nog vroeger dan
anders te drinken en in gulzige luidruchtig
heid verzwolgen zij glas op glas voor zijn
oogen. De predikant zuchtte en fronsde de
wenkbrauwen.
Nu begon de eigentlijke aanval.
Hola, predikant!" tuimelde een der
drinkebroers met het ten boorde toe gevulde glas
op hem toe. Drink eens!"
Ook met mij!" riep een ander. Proost!
Proost! Wil je niet?"
»De welkomstteug!" schreeuwde een ander.
«Lieve vrienden, ik drink geen brandewijn,
zooals ge weet" antwoordde de predikant
ernstig en vermanend. »En dat gij hieronder
mijn oogen..,"
»Hpho!" klonk het eenstemmig.
'Hij steekt den neus hoog in den wind, de
stadsneer met zijn grooten bek! Het past hem
niet om met ons, boeren te klinken. Was hij
maar liever gebleven waar hij was!"
»Goed gezegd! Hebben wij hem geroepen?
of heeft hij zich zelf' aan de gemeente opge
drongen !"
De predikant wilde iets zeggen, maar zijn
antwoord werd eenvoudig overstemd door een
daverend «Proost!" waarmede een paar dozijn
boeren hem tegelijk toedronken.
»Ha! ha! hij mag niet!" riep een hunner
vergoelijkend. »zijn maag zou van streek
raken!"
»Ja! hij moet zich in acht nemen hij is
zoo zwak! arme stumper!
»Hallo! Proost!"
Opnieuw wijdden zij hem eeii dronk met
vanalkohol dampende kelen, zoodat de predi,
kant zijn gelaat moest afwenden. Maar hij sprak
rustig verder met zijn buurman, een ouden
boer, die hem met een dubbelzinnig glimlachje
aanhoorde.
Nu begon ook de dans, op zulk een ruwe
en schaamtelooze wijze, dat de arme jonge '
predikantsvrouw bij deze brutale uitgelaten
heid, een onmacht nabij kwam. Een donkere
zijne raadselachtige onthullingen over de
vervalsching van documenten klaarblijkelijk
den Coburger en diens moeder, prinses
Ciementine, willen treffen. Heeft hij door die
mededeelingen het vertrouwen van den czar
eenigszins kunnen herwinnen hetgeen nog
zal moeten blijken dan zal h,ij in de eerste
plaats Alexander III ter wille moeten zija
in de Bulgaarsche quaestie, voor zoover
Rusland's optreden daar met het traktaat van
Berlijn in overeenstemming is te brengen. De
aanwezigheid van een talrijke Russische leger
macht aan de Oostenrijksche grens zal in,
dit geval moeten dienen, om Oostenrijk te
beduiden, dat het een voorbeeld moet nemen
aan de belangelooze houding van den eerlijken
makelaar.
Dat men te Weenen bij deze quaestie nog
gansch andere belangen heeft dan te Ber
lijn, is onwederlegbaar, maar ieder bondge
nootschap heeft zijn lasten en zijn lusten, en
het is nu eenmaal uitgemaakt, dat van de
Duitsch-Oostenrijksche alliantie de lusten te
Berlijn genoten en de lasten te Weenen ge
dragen worden.
ONZE DAM.
De regendagen hebben bij al het onaan
gename, waardoor zij zich onderscheiden, iets
vóór. Immers zij strekken over de straten der
stad een waterpas uit, waarbij men precies
kan zien hoe het met de ligging van het
plaveisel gesteld is.
Vooral voor «publieke werken" moeten deze
regendagen heerlijke dagen zijn, verre boven
de droge zomer- of wintertijden te verkie
zen. Het is voor die afdeeling van ons ste
delijk bestuur de studietijd. Wij zijn er ze
ker van, terwijl wij voetgangers morrende
langs de slikkerige straten stappen, misschien
wel vloekende op den hemel, die zoo
onverdroten zijn buien op ons doet neerdalen, en
het slijk ons tot aan den kraag bespat,
wandelen de heeren van publieke werker,
genoegelijk een liedje fluitende, uit, en hef
fen zij nu en dan hun handen naar boven,
om te danken voor zoo'n onverdiende goed
heid als hun eiken herfst te beurt v al t. God
is goed, daar daalt de regen, mij dunkt
wij hebben het dezer dagen meermalen
hooren fluisteren door Coninck Westeiiberg, den
wethouder, en door heel zijn bureau, dat
zich op straat bevond, om bij het gratis uit
gelegde waterpas den toestand dor wegen op
te nemen. Want waar gij hen zoeken moogt,
blos vloog overjde edele trekken van haren
echtgenoot, maar hij zeide niets. Het razend
strijken en blazen der muzikanten, de kwalfjk
riekende tabakswalm, de_ afschuwelijke bran
dewijnstank, het waanzinnig dansen en het
wellustig verlangen in de trekken en houdin
gen dezer beschonken mannen en vrouwen.
vervulden hem met een onbeschrijfelijk gevoel
van afschuw en walging.
Intusschen \ws zijn arm vrouwtje er niet
beter aan toe. *Te midden der dikke, plompe
boerinnen zat zij als uitgestooten en verlaten
en gevoelde, meer nog dan zij dien opmerkte,
in hare omgeving zeer goed den haat, dien
het ruwe, gemeene steeds het liefelijke,
fijrnfevoelige toedraagt. Toen de deernen
optroken ten dans, bleef zij alleen en zwijgerid,
doch onophoudelijk aan onfatsoenlijke geba
ren en halfluid gesproken verachtelijke aan
merkingen blootgesteld, op* hare plaats. Het
werd echter nog slimmer. Wanneer de dansers
hunne dames naar hare plaatsen terug brach
ten, gaven zij haar steeds »een slokje onver
sneden" ter versterking, waarbij het ook weder
niet ontbrak aan liefelijke toespelingen op de
fijne madam uit de stad. Daar kwam einde
lijk ook de pas herstelde Erich Knudsen met
een bierglas vol brandewijn aan en waggelde
recht op haar toe.
»Wat, zoo alleen hier zitten, vrouwtje?"
grinnikte hij. »Krijg je niets mee van al het
lekkers ? Mogen wij dat op ons laten zitten,
jongens ? Neen ! Wij zullen ons niet laten
lompen! Hier, juffie! hier heb je wat
hartversterkends. Drink maar, vrouwtje
't zal je misschien goed doen; ze ziet er
anders ellendig genoeg uit, héjongens ?"
Schaterende bijvalsbetuigingen zijner kame
raden ! Hadden zij den predikant daar achter
hen bemerkt, zij zouden 't stellig gelaten
hebben. Een donkerroode blos overtoog zijn
gelaat en onwillekeurig omklemde zijn vuist
de stoelleuning, alsof hij in het volgende
oogenblik zou opstuiven.
»Kom! drink maar, dametje want
voor