Historisch Archief 1877-1940
Ho. 546
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
5
IiA TOSCA, SARDOÜen SARAH BERNHARDT.
Zooals Dnrranc in de Justice zegt, ieder jaar
moet Sardou zijn nieuw stuk geven. Voor zoover
liet de litteratuur aangaat, heeft het verschenen
?van dat nieuwe stuk niet meer belangrijkheid dan
het openen van de expositie der wintennodes in
de magazynen van Louvre of Bon Marché. De'
«ene maal begint het Louyre, de andere maal
Sardou. Als Sardou begonnen is, betitelt het Louvre
een hoed of een mantel naar zijn drama, soms
?wordt er ook een sorbet of een bonbon naar ge
doopt Maar al gaat dit alles de mode aan, de
litteratuur blütt er buiten."
Sardou heeft dit zelf de laatste jaren ingezien;
h\j geeft zyn drama's niet meer aan de pers.
HU kon ook veilig zijn naam van de affiche laten ;
men had kunnen aankondigen, dat het stuk het
persoonlijk werk was van Sarah Bernhardt, en
dat decoratief, costumes, accessoires en libretto
het werk waren van de heeren X., Y., Z. en
Sardou. Dit is zoo waar, dat toen, volgens ge
woonte, aan het eind der voorstelling de naam
van Sardou is medegedeeld, het publiek niets
deed dan Sarah Bernhardt terugroepen. Hierna,"
zegt Durranc, zal ik mij haasten om het kin
derachtig, walgely'k en vormeloos melodrama te
vertellen, waaraan de groote tragédienne haar
-genie verkwist."
*
* *
Sarcey zegt, op minder krassen toon, hetzelfde.
'H\j noemt op, aan welke .eischen Sardou's drama's
tegenwoordig moeten voldoen: Sarah Bernhardt
moet het stuk in haar zak mee naar Amerika
kunnen nemen, en het heel alleen kunnen spelen,
dat wil zeggen al de andere personen moeten door
?den eerste den beste vervuld kunnen worden.
Sarah Bernhardt moet zich daarbij niet te veel
vermoeien, want zy moet het iederen avond
kunnen spelen; vooral moet men haar pantomime
geven, omdat zij daarin vooral uitmunt, en omdat
«11e volken, Yankees, Maleiers en Chineezen, die
verstaan. Sarah Barnhardt moet zich in de ver
rukkende costuums, die zij meeneemt, kunnen
l>ewegen in schitterende decoratieven, en toch moet
men deze op de kleinere theaters kunnen missen.
En met dat alles moet er in het stuk genoeg
Fransch drama en smaak en kunst zitten om het
Pary'sche publiek het eerst te behagen, zoodat
?dit begint met toejuichen, want anders durven
.New-York en Valparaiso dat ook niet te doen.
Aan al deze eischen beantwoordt 2'osca, maar
?aan den laatsten het minst, en als Sarah niet
?een sublieme, pantomime in de vierde acte had,
-?zoo uitmuntend gemimeerd als zij ooit deed, zou
de kans op een smadelijken val groot geweest zijn.
.Nu zijn er tweehonderd voorstellingen verzekerd,
naar, zooals Sarcey zegt: c'est la fin de towt
?art et la mort du théaire."
*
* *
De intrige is, zooals aan een pantomime past,
vol gebeurtenissen, en dus lang om te vertellen.
Het eerste bedry'f speelt in den dom van
SantAndrea te Home, een prachtig majestueus
kerkdecoratief. Links een half voltooid schilderij.
Mario Cavadossi, de schilder, sluit zich iederen
dag in de kerk op, waarvan hy den sleutel heeft.
Terwijl hy aan 't werk is, komt er een man uit
«ene kapel, haveloos en .ontdaan. Mario houdt
hem voor een dief; het is een politiek
.gevangene, die uit het kasteel Sant-Angelo
?ontvlucht is. Hij heet Cesare Angelotti en
is een broeder der markiezin Attavanti, die hem
?om te ontvluchten een vrouwen-costuum bezorgd
.heeft. De mannen vertellen elkaar hunne geschie
denis. Wij zijn in 1800. Napoleon is in Itali
gevallen en er zal te Marengo gevochten worden.
Mario wordt van liberalisme verdacht, en schildert
nu heiligen en madonna's om aan de verdenking
te ontsnappen. Hij belooft Cesare, hem te helpen
vluchten en hem zelfs een schuilplaats aan te
Tvy'zen. (?p dit oogenblik wordt er geklopt. Het is
Floria Tosca, de beroemdste zangeres van Italië,
?welke iederen dag in de kerk een uurtje bij Mario
komt doorbrengen, dien zy' hartstochtelijk bemint.
Mario laat Cesare zich weer verbergen en opent
de deur.
Sarah Bernhardt treedt op. Hare elegance, hare
?eigenaardige schoonheid is niet verminderd ;
divinement elegante," zegt Sarcey, komt zij met een
vracht bloemen voor de Madonna. Zy legt deze op het
altaar neer; zij i« vroom en royalistisch, maar nog
meer verliefd en vooral jaloersch. Zy' heeft hooren
fluisteren en denkt dat er een vrouw in de kerk
?was. Het madonnahoofd dat zij geschetst ziet,
gelijkt op de markiezin Attavanti. Mario heeft
deze den vorigen dag gezien, toen zy' de
vrouwenkleederen voor haar broeder kwam brengen. La
Tosca is spoedig tevreden gesteld, zij is gelukkig,
vroolijk, kinderlijk verheugd, een van Sarah
Bernhardts gelukkigste poses. La Tosca moet nu weer
?weg, zy' heeft een cantate te repeteeren, die
Paesiello heeft geschreven om de overwinning, door de
Oostenrijkers by Marengo op de Franschen be
haald, te vieren. Generaal Melas meende toch
dien morgen, den veldslag gewonnen te hebben.
De kerk wordt gevuld met geloovigen, men hoort
de mis. Cesare en Mario ontsnappen onder hun
vermomming, maar ook de geniale prefect van
politie, Scarpia, komt en doorzoekt de kerk. Hij
vindt den waaier der markiezin, door Cesare verge
ten, en ziet dat hij zijn slachtoffers op het spoor is.
Tweede bedrijf. Schitterend feest in het Palazzo
Farnese, dat door koningin Maria Carolina bewoond
?wordt. Tosca zal er de cantate van Paesiello zin
gen. Prachtige costumes (men kan ze in de kof
fers mee naar Ameriki nemen), gesprekken tus
schen de hovelingen, en op den voorgrond, steeds
Sarah Bernhardt, die het oogenblik der komst
van Hare Majesteit afwacht. Scarpia begrijpt, dat
La Tosca den schilder bemint, hij weet met den
gevonden waaier hare jaloezie op te wekken. La
Tosca zal den schilder gaan zoeken, men heeft
haar maar na te gaan om den veroordeelde te
vinden. Dit gelukt. Sarah verteert van jaloezie en
ongeduld; zoodra de tijding komt, dat de slag van
Marengo door de Franschen gewonnen is, en de
?cantate niet gezongen zal worden, ijlt zy heen.
Mario heeft zijn gast naar een kleine afgele
gen villa overgebracht, waar men alleen langs
duistere omwegen komt. La Tosca kent den weg.
In de villa is een onderaardsche gang, die naar
?«en put leidt; de opening van dien put is door
planten verborgen, het is inderdaad eene onvind
bare schuilplaats. La Tosca komt,woedend jaloersch;
haar minnaar brengt haar met een woord tot be
daren en doet haar den put en Angelotti zien
Scarpia volgt onmiddellijk met de sbirren. Hij is zeker
dat Angelotti ergens verborgen is, maar waar,?
Mario kan het zeggen, maar zal het niet doen.
La Tosca is wellicht gemakkelijker te dwingen.
*
* *
Thans komt het afschuwelijk tooneel. Scarpia
geeft luide aan zijne agenten bevel, Mario in de
naaste kamer te brengen en hem volgens den ge
wonen vorm" te ondervragen. Hij blyft by La Tosca
op het tooneel. Hij ondervraagt haar, zij weet
niets. Goed." zegt hy', en, zich naar de deur
der kamer wendend, waar Mario is, zegt hij:
Dring aan."
Wat beteekentdat: dring aan?" vraagt La Tosca.
Scarpia legt haar dan uit, dat men op dit
oogenblik Mario foltert. Men heeft hem de ijze
ren klauw" op het hoofd gelegd, met drie punten,
waarvan twee in de slapen en een in den schedel
kunnen dringen. Bij ieder nieuw bevel worden
de schroeven een weinig aangedraaid. Men be
grijpt dat het tooneel nu geheel eene studie
voor Sarah Bernhardt is. Verontwaardiging,
smeeken, tranen, eene uitbarsting van heftige woorden,
snikken, het hoofd in de handen, de geheele
gamma van den angst. Zij stort vooruit, als om
alles te zeggen, en treedt terug, verschrikt door
hetgeen zij doen zal. Zij sleept zich naar de
gesloten deur en vraagt verlof om alles te open
baren.
Zwijg!' roept de reutelende stem van den
gemartelde.
Dring aan'1, zegt Scarpia.
Dan smeekt en weent zij weer, kromt zich aan de
voeten van Scarpia, tot een rauwe gil van den
gepynigde haar alle standvastigheid ontrooft. Zij
wijst de plaats aan, waar Cesare zich bevindt.
De put! de put!''
Men geeft haar dan haren minnaar terug, die
op het tooneel stort, met roode strepen om het
voorhoofd. De eersten avond was de indruk van
de bloedvlekken op zijne slapen zoo gruwelijk, dat
men siste; de volgende avonden had men het rood
getemperd; voor de Yankees kan het hersteld
worden.
De agenten hebben in den put Angelotti's lijk
fevonden; hy heeft zich vergiftigd. Eerste doode
carpia heeft bevolen dat men Mario nu naar
het kasteel Sant-Angelo zal brengen; Tosca zal
wel genade voor hem komen vragen, Scarpia heeft
met haar zijn plan. De vierde acte vertoont
Scarpia's kamer, het is de groote scène voor
Sarah Bernhardt.
Scarpia is behalve een speurhond, ook een
wellusteling, een sadist. Hij wil aan de actrice
voor haar gunsten Mario's leven
verkoopen, nu hij haar zoo smookend en ongelukkig
had gezien. Zij wil zeker zijn van haar zaak, en
geeft geen toestemming dan nadat Scarpia in
haar tegenwoordigheid de orders aan zijn luitenant
heeft gegeven, om Mario slechts met los kruit te
doen fusilleeren en hem de gelegenheid te geven
dan te vluchten. Hier is weer Sarcey het best
geciteerd.
Blijkbaar is deze geheel onverwachte lust van
Scarpia daar alleen opgekomen om aan Mad Sarah
Bernhardt het voorwendsel te geven tot diverse
houdingen van hartstocht en wanhoop.
Dat laat zij ook niet na, en het is een genoegen
haar daarin te herkennen. Mad. Sarah Bernhardt,
die tot heden in deze groote pantomime slechts
zeer opmerkelijk geweest was, met gedeelten
waarover men van gevoelen verschillen kon, is nu
geklommen tot eene hoogte, die het sublieme
nadert. Zij vraagt Scarpia, haar een vrijgeleide te
teekenen, en terwijl zij dit schrijft, nadert zij de
tafel, waaraan hij gedineerd heeft, en daar, rechtop
vorstelijk, met woest gelaat, de oogen strak en
star, laat zij haar hand langzaam over het
tafellaken dwalen en zoekt het mes. Zij grijpt dit met
een worktuigelijke beweging, klemt het vast, en
haar onverbiddellijk besluit was in ieder deel van
haar houding en beweging, in het somber gruwe
lijke van haar gelaat zoo te lezen, dat de geheele
zaal rilde. Men hield den adem in.
Scarpia treedt vooruit, de armen uitgespreid, en
terwijl hij haar wil omvatten, heft zij den arm op
en met een prachtig gebaar van wraak, stoot zij
hem het mes in het hart. Dan, zich over het
lijk buigend, dat nog beweegt in de stuiptrekkin
gen van den doodstry'd. zegt zij: Sterf! sterf als
boete voor uwe misdaden, voor uwe schandelijke
liefde! Sterf! sterf!..." En niets kan u de
kracht van haat en wraak schilderen, waar
mede mad. Sarah Bernhardt dit driemaal her
haalde woord heeft belast: Sterf! Sterf! Sterf!"
Dat is de tweede doode.
De toejuichingen waren hier langdurig en da
verend. Het was nog altoos onze groote Sarah,
die het geheele publiek met een coup de force
medesleepte. Helaas, waar is de tijd gebleven, toen
zij de kenners bekoorde met haar poëtische
cantilena's, toen zij met bewonderenswaardige kunst,
met haar1 gouden stem een tirade van twintig of
dertig verzen nuanceerde en ons in de ideale
wereld van den droom overbracht! W eg zijn de
drooruen! Weggevlucht is de poëzie! liet is de
ruwe, dierlijke, machtige kreet van den hartstocht,
door het brutale feit tot het uiterste gedreven !
Laat ons wat ons gebleven is genieten, het beste
hebben wij verloren."
Op dit tooneel van woeste pantomime volgt een
tooneel van treffende pantomime. Tosca ziet den
doode daar uitgestrekt liggen; hij is zonder biecht
of sacramenten gestorven. Zij neemt een crucifix
van den muur, legt het op zijn borst, steekt twee
kaarsen aan, plaatst ze aan beide kanten van den
doode, knielt een oogenblik neder, prevelt een
kort gebed en vertrekt met zachte schreden. Dit
heengaan is zeker een der bewonderenswaardigste
punten der uitstekende pantomime".
In het vijfde bedrijf blijkt het dat Mario toch ge
fusilleerd wordt. La Tosca stort zich op zijn lichaam,
en fluistert hem in dat hij zich nog even stil moet
houden. Hij is een lijk; men heeft haar bedrogen,
hij is werkelijk gefusilleerd; haar verwondering
en schrik als zy langzamerhand de zekerheid
kry'gtjis weder een groote scène voor haar .Zij spreekt
een laatsten vloek tegen de beulen uit en stort
zich in den Tiber. Zij is het vierde lijk;
* *
Men ziet welk een stuk Sardou ditmaal heeft
durven maken. De ergste melodrama's van den
boulevard zyn geëvenaard. Van karakterstudie,
van poëzie, van letterkundige waarde geen spoor;
bloed en tranen en martelingen en tafereelen" zijn
alles. De zenuwen worden afgrijselijk geschokt,
en het stuk zal zeker n te Parys n elders
reusachtig succes hebben, maar welk een treurige
triomf voor de actrice van La dame aux Camélias,
frou-frou, Phèdre en Dona Sol. De critici, die
eens zoo met haar gedweept hebben, betreuren
allen, dat zy aan dergelijke speculatiën haar
ongeëvenaard talent besteedt. Louis Denayrouze
zegt: Het stuk is une prose guelconque; de
académicien Sardou heeft noch gezwollenheid, noch
distinctie, noch platheid in zijn stijl gelegd; hij
heeft in de groote scènes alleen met een enkel
woord de toestanden aangegeven, wetende dat
vertolkers als Sarah Bernhardt en Berton (Scar
pia) gebaren hebben van onvergelijkelijke wel
sprekendheid. In de tooneelen van teederheid
en coquetterie heeft men kunnen vinden, dat
Sarah Bernhardt eenvoudig gebleven was, die zij
was, maar in het vreeselijk tableau van den moord
heeft zij, naar aller meening, zich zelve over
troffen. Op die hoogte wordt het talent eener be
zielde actrice genie, zonder adjectieven of phrases.''
Durranc besluit: Nooit heeft haar talent die
tragische kracht bezeten. Men vergeet de grove
ftcelles, waarmede de schrijver ons vangen wil, men
heeft enkel bewondering van de artiste, aan wie
men een milieu en stukken, harer waardig, zou
toewenschen." Jules Leraaitre zegt: Het akelige
pijnly'ke stuk zal succes hebben. De menschen die
naar de Place de Roquette gaan, of zouden willen
gaan, om er iemand te zien guillotineeren, zullen
zich tracteeren op het gegil van den mooien jon
gen, dont la Tosca s'toqua; mij gaf het een
onverdragelyk gevoel van benauwdheid, en behoefte om te
roepen: Ik wil het niet zien! Het is laf! Ik wil er
uit! Het drama schokt u niet, het wringt en knijpt
u. Maar Sarah Bernhardt is weer geweest wat zij
in haar beste dagen was, de wonderbare artiste,
met de betoovering en de macht die alleen haar
behooren. Wij waren gelukkig, haar in de eerste
bedreven eenige kiesche, genuanceerde gevoelens
te hooren uitdrukken ; zij deed dat met groote
fijnheid en geest. Maar later, toen zij moest
schreeuwen, weenen, zich voortslepen, knielen,
zich wringen, toen deed zij het zooals niemand
het zou kunnen doen, met geheel oorspronkelijke
stembuigingen, met het haar ingeboren gevoel voor
plastieke schoonheid zelfs in de heftigste toestan
den Wanneer zal zij Racine weer spelen?"
De slotsom van allen is: een melodrama van
den derden rang, geschreven door een auteur van
den tweeden, gespeeld door eon actrice van den
eersten.
De Vlaamsche Vesper, door Elise
Soer; Schiedam, H. A. M. Roelants.
Het was een booze, maar ook een goede tijd
waarvan mej. Soer ons in haar roman vertelt. Een
kloek ras van nijvere burgers streed in Vlaande
ren om de burgerlyke vrijheid tegen vreemde
overheersching, en zo spaarden hun bloed niet, die
Vlamingen, evenmin als dat van den vijand. De
vraag rijst wel eens, of een tegenwoordig geslacht
zoovele offers zou weten te brengen voor de vrijheid,
terwijl het zich bij honderdduizenden ten oorlog
laat voeren over twisten, waaraan het volk zelf
geen deel heeft. Hoe ook het antwoord moge luiden,
de historie van vrijheidsoorlogen als deze strijd
der Vlamingen tegen de Franschen, leert dat alleen
weerbaarheid en offervaardigheid de waarborgen
zijn voor een onafhankelijk volksbestaan, en daarom
is het te prijzen, dat de geschiedenis van Jan
Breidel en Pieter do Coninc hier in Nederland
in zoo aangenamen vorm aan den man wordt
gebracht.
Mej. Soer's boek is goed geschreven; de schrijf
ster leelde met hart en ziel in de omgeving, die
zij ons schetst, en zij deelt de ontvangen indruk
ken frisch en levendig' mede aan den lezer
Doch zij wist zich niet te onttrekken aan de
conventioneele middelen, reeds zoolang gebruikt
om van de historie een roman te maken. Een
minnarij tusschen den aanvoerder der Walen en
de dochter van Pieter de Coninc; des meisjes
plicht jegens vader en land zwichtende voor de
liefde; zij eindelijk door den dood hare fout boe
tende: 't is niet onmogelijk, en in Mej. Soer's
schildering van 't geval is veel verdienstelijks;
maar het is ons zoo dikwerf in deze litteratuur
opgodischt, dat wij niet kunnen nalaten te zuchten:
foujours perdrix! Zelfs de oude dienaar wordt
ons niet gespaard. Hij moet voor de verliefde
Vlaamsche een boodschap aan haren minnaar
overbrengen, en heeft daarin niet veel zin. Hoe
overreedt nu Walburga hem ?
Och, Erembald, kunt gij mij den dood aandoen?
Toen uwe vrouw ziek lag, heb ik haar opgepast,
heb ik nacht aan nacht bij haar gewaakt; het is
nu twee jaren geleden dat zij in mijne armen
stierf; toen zeidet ge tegen mij: Ik zal u de liefde
haar betoond nooit kunnen vergelden." Is dit uw
dank?" (pag. 149).
Komt u de smaak van dit gerecht niet als van
ouds bekend voor? En hadt gij niet zelf kunnen
invullen wat er volgen moest?
Erembald sloeg zich met de vuist voor de borst.
Kind, de heilige Donatianus vergcve het mij,
ik zal doen wat gij vraagt," riep hij hevig be
wogen."
De ontzettende spierkracht van enkele indivi
duen is in deze litteratuur een der meest gezochte
effecten en te rekenen tot de conventioneele zon
den van het genre. Hoor slechts. Er is een standje
op de straat, en de schout wil een brutalen kaar
sengieter doen grijpen:
Daar greep een sterke arm den woelwater
beet, slingerde hem alsof hij een riet ware, over
de hoofden der menigte en smakte hem aan de
andere zijde tusschen het volk, dat zich in dichte
drommen voor hem stelde." (pag. G2).
Is het niet om van te droomen?
Mej. Soer heeft hier en daar den stijl wat
overladen en gestreefd naar sierlijkheid, die over
tollig en gevaarlyk is. Wy noemen slecht» eea
paar voorbeelden.
Jan Breidel is driftig en grypt naar zy'n b§K.
De oudere, bedachtzame Pieter de Coninc tegde
zijn hand met een sussend gebaar op BreidePs
arm; wees bedaard," vermaande 'hy streng, nog
is onze tyd niet gekqmen, Jan."" (Pag. 18).
Deze vier woorden met een sussend gebaar"
zijn waarschijnlijk later ingevoegd. De schryfster
kan den streng" vermanenden man niet sussend"
voor zich gezien hebben.
Een ander voorbeeld. De invloed der zachtmoe
dige Walburga op de ruwe mannen moet den
lezer duidehjk worden gemaakt.
Als zij, rondom het opflikkerende houtvoor
gezeten, hunne plannen bespraken, verzachtten z$;,
onwillekeurig hunne grove stemmeu of hielden
den vloek op de gebaarde lippen terug, wanneer
Walburger binnentrad."
Waarom juist bij een houtvuur, en wel eent
opflikkerend? Het kon evengoed opvlammen, uit
gaan, of een vuur van plaggen zyn, of heelemaal
geen vuur.
Men zou zulk een boek eens duchtig willen,
schudden, om al wat er te kwader ure in gewaaid
is en er losjes aanhangt, te doen afvallen.
Wij kunnen ons deze opmerkingen veroorlo
ven, omdat in dezen roman veel te pry'zen is, en
omdat de schrijfster eene proeve van haar talent
heeft gegeven, die ons een waarborg is, dat ?*$
nog wel eens weer in de gelegenheid zullen zyn
een werk van hare hand met ingenomenheid te
begroeten.
P.
VARIA.
In zijn pas verschenen werk Musikantengé~
schichten, vertelt Ernst Pasquéhoe een van
Weber's populairste liederen te Frankfort ontstaan
is. Het lied, thans een geliefd wiegelied, dat
door geheel Duitschland gezongen wordt, begint:
Schlaf, Herzenssöhnchen, mein Liebling bist du!".
Het draagt in het manuscript de bijvoeging: gecom
poneerd te Frankfurt am Main, 13 September
1810." Nu werd den 16den September van dat
jaar de opera Sylvana van Weber, te Frankfort
opgevoerd, eene première zonder succes en bijna,
zonder publiek, daar zij concurreerde met de»
opstijging van Madame Blanchard in een lucht
ballon. Ernst Pasquéheeft uit deze omstandig
heden en met behulp van zy'n uitgebreide kennis
van Webers leven en werken eene interessante
novelle gesponnen, waarvan het ontstaan van het
lied het middelpunt vormt. Op dezelfde wyze
heeft hij andere biographische anecdoten omtrent
muzikanten" aangekleed.
De geruchten, volgens welke de directeur van
het Nationale Museum te Pest, Franz von Pulszky,
een zeer populair man en oud-patriot, schilderyen
en andere voorwerpen zou gestolen hebben, ge
ruchten welke veel sensatie maakten maar reeds
weerlegd zijn, hebben in de .Hongaarsche
Kamer van Afgevaardigden aanleiding tot een
interpellatie gegeven. Het kamerlid Polonyi vroeg
of het waar was, dat gouden munten en misge
waden en voorwerpen van waarde, door den keizer
zelf ter bewaring gegeven, deels verruild, deels
vermist waren en van andere, handte
keningen van Rafaël, Rembrandt en Dürer. 4- slechts
waardelooze copieën aanwezig waren» De minister
Trefort antwoordde, dat hij alles voor onwaar
hield, maar dat een onderzoek zou volgen, Von
Pulszky zelf verklaart alles voor onwaar, het ver
dwijnen van voorwerpen uit de staatsgalerijen zou
enkel op boosaardige verzinselen bersten.
De zoogenoemde schat van Attila", eem eigen
dom van den keizer, is te Weenen; het museum
te Budapest heeft hem alleen gedurende de groote
tentoonstelling eenigen tijd te leen gehad. De
galvanoplastische copie, die het museum ervan
bezat, is nog aanwezig. Dergelijke copieën zift
ook voor de musea te Londen, Petersburg en in
Amerika vervaardigd, vandaar dat wellicht het
gerucht van diefstal verspreid is. Uit de
Esterhazygalerij zijn teekeningen gestolen; maar dit was
reeds dertig jaar geleden, onder Pulszky's voor
ganger, bekend.
Pulszky schrijft de geheele beweging toe aan
een Berlijnsch professor Theodor Levin, die overal
vervalschte schilderijen wil zien, en een boek over
het museum van Budapest heeft geschreven. Het
is nu ook gebleken, dat antiquaren, die in Buda
pest vervaardigde imitatiën van kunstvoorwerpen
inkochten, den stempel van imitatie wisten te ver
wijderen on de voorwerpen als echt verkochten.
Ook hoeft Pulszky verscheidene voorwerpen, zyn
privaat-eigendom, in het buitenland verkocht.
Het geval met Pulszky bracht in Budapest de
gemoederen zeer in beweging en men was zeer
gelukkig, weder aan de onschuld van den ouden
patriot te kunnen gelooven. Zijn dochter is actri
ce ; toen deze, op den avond na de interpellatie
optrad, en toevallig juist in de rol eener dochter,
die eenige woorden omtrent een valsche beschul-'
diging tegen haren vader uitgebracht, spreekt,
scheen er aan de toejuichingen van het publiekr
geen einde te zullen komen.
Mlle Van Zandt, de Lakméen Rosine van de
Fransche Opera-Comique, die verleden jaar van
het Parijsche tooneel moest afscheid nemen, om
dat zij in al te opgewonden toestand voor het
publiek verschenen en toen uitgefloten was, geeft
thans te Weenen hare glasheldere vocalises en het
melodieus gekweel, dat haar den bynaam van l»
fauvette deed verkrijgen, te hooren. Hanslick ver-*
haalt naar aanleiding van haar verbanning uit
Parijs eene anecdote, die bewijst, hoe in vroeger
tijd de opera-bezoekers toegevender en galanter
waren dan thans.
In 3771 werd Piccini's nieuwe opera Iphigénie....
en Tauride gegeven. De zangeres La Guerre,
die de titelrol zou zingen, kwam van een diner ^
zij kon noch gaan, noch staan, en moest voort-C
durend door een paar krachtige priesteressen vaa
Diana ondersteund worden. Toch zong zy, uara,
de entreacte haar hoofd in een emmer koud:
water gedompeld te hebben, hare rol zonder
fouten ten einde, maar met matte, heescive stem,..
onbeweeglijk, katterig". Men sprak gedurende;