Historisch Archief 1877-1940
. 547
DE AMSTERDAMMER
'. 18«7
i-n
V
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 18 December.
l Abonnement per 3 maanden f 1.
4 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
fr p. p. f 1.1&
... n 0.10.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20.
Reclames per regel n 0.40.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. EEN
SCHITTEREND VOORBEELD. FEUILLE
TON: Een pionier der beschaving. KUNST
EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam,
door Alb. Th. Muzikaal Overzicht, door V.
La Terre", door Dr. Jan ten Brink.
Twee nieuwe werken van Felix Dahn, door K.
De Keulsche dame, door L. yan Deyssel.
Waar komt het genie vandaan? VARIA.
SCHAAKSPEL. Oud-Amst. Verscheidenheden.
Uit het leven eener Engelsche tooneelspeelster.
Voor Dames, door E. von Saher. ALLERLEI.
BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van nabij.
De booze wereld maakt óns gaarne slech
ter dan wij zijn, en dit is zeker niet aan
genaam. Maar nog onaangenamer is het,
vooral op den duur, als zij ons deugden
toeschrijft, die wij niet bezitten. Aan het
eerste gewent men gemakkelijk, aan het
tweede nooit. Het eerste verplicht tot niets,
het laatste tot alles.
De Fransche radicalen hebben dit dezer
dagen ondervonden. Toen zij bij de ver
kiezing van een president hunne stemmen
uitbrachten op den onberispelijken en zeer
gematigden heer Sadi Carnot geschiedde dit
»faute de mieux" maar vooral »crainte de pire."
Eigenlijk hadden zij slechts een negatieven
candidaat: Ferry niet. Maar na afloop der
verkiezing werd plechtig verklaard, dat radi
calen en opportunisten beiden hun persoon
lijke sympathieën hadden ten offer gebracht
Op het altaar der vaderlandsliefde, en dat
eensgezindheid en eendracht het wachtwoord
was geworden van de geheele republikeinsche
partij. Dankbaar en ontroerd zette men
2ich zelf de kroon der burgerdeugd op het
hoofd, en op elk blaadje van dien krans
stond de spreuk te lezen: »Weest eendrachtig!''
Deze idyllische stemming heeft twee volle
dagen geduurd. In dien tijd werden politici
van allerlei kleur op het Elysée ontvangen.
Er zou een ministère de concentration r
publicaine komen, en met dit plan had ieder
een vrede, in de stille en stellige verwach
ting, dat het centrum der te vormen combi
natie in zijne partij zou vallen, en dat een
zijner groote mannen het kristallisatiepunt
zou worden voor de schijnbaar zoo homo
gene massa.
Feuilleton.
Een pionier der beschaving,
's Nachts droomde hij; in zijn verbeelding
stond hij op een grooten vuurbol midden in het
wéreldruim en predikte evenals Johannes de
Dooper in de woestijn want als een woestijn
breidde het Al zich rondom hem uit, als een
grauwe met puinhoopen overdekte baaierd,
waarboven, uit onmetelijke hoogte, een enkele
ster, als een zon zoo groot, haar stralen om
laag zond. Om hem heen stonden Tollenaren,
Pharizëen en krijgsknechten, de hoofdman van
Kapernaüm, maar ook Pontius Pilatus. Doch
allen vertoonden de hem welbekende trekken
van Knudsen, Janson, Skön en andere boe
ren met barbaarsch klinkende Noorsche na
men. En zie, hij donderde hun toe, hij pre
dikte tot hen met krachtige stem, die zich
voortplantte als dreunend klokgebrom. Toen
?werd het luide om hem heen en aldoor luider,
als een verbolgen zee en het bruischte als
een duizendvoudige waterval en alle
steenbrokken dezer woestijn, alle golven van den
chaos, verhieven zich schuimend en steigerend,
brullend en huilend als snuivende hyena's
en brullende leeuwen en al die tonen smolten
ineen tot den enkelen helschen kreet: «krui
sigt hem! kruisigt hem!" Toen sleurden zij
hem van zijn vuurbol omlaag; dieper en die
per zonk hij neder in den bodemloozen af
grond van het niet en hij ontwaakte.
Ook de daaropvolgende dag verstreek
rustig en stil.
's Namiddags zat de predikant op het terras
voor zijn woning, om ongestoord zijn pijp te
rooken. Daar bemerkte hij beneden in het
dal tusschen de huizen een groote beweging
van heen en weder loopende menschen. Hij
richtte er zijn kijker op en zag inderdaad
Doch niet zoodra werd een naam genoemd,
of met de idylle was het uit. Goblet,
Fallières, Tirard, waren het geen opportunisten?
Hadden de heeren van de uiterste en de
radicale linkerzijde daarom hun stem aan
Sadi Carnot «gegeven, om een ministerie te
verkrijgen dat slechts een nieuwe, en niet
eens eene verbeterde editie van het
KabinetRouvier zou wezen? Was zóó eene concen
tratie mogelijk?
President Carnot heeft in zijne eerste
boodschap wijselijk van deze booze woorden
geen notitie genomen. Voor hem is alles
wat na 3 December is geschied, incidenteel.
Zijne regeering is die 'der republikeinsche
verbroedering, en broeders zullen de radica
len zijn, zelfs huns ondanks. Het helpt niet
of zij de boodschap van Sadi Carnot al
oneerbiediglijk vergelijken met een afkooksel
van zoethout, of zij zich al afkeerig
betoonen van zooveel deugd en braafheid, en met
de verstoktheid van een onbekeerd gemoed
uitroepen: »eest du bénissage d doubl
pression!" De maat van hun lijden is nog niet
volgemeten. Straks komt ook de heer Tirard
uit hetzelfde vaatje tappen en hetzelfde
preekje opzeggen. Uit naam van zijn colle
ga's en zijn eigen bescheiden persoon ook
de president rekende zich tot les plus
modesles van Frankrijk's dienaren komt hij
vertellen, dat zij eigenlijk de regeering der
republikeinsche eensgezindheid zijn, en dat
hij den heeren erg dankbaar is, wier zelf
verloochening en broederzin hem in staat
stelt om de republiek weer op het rechte
spoor te brengen. En als de quaestie der
voorloopige twaalfden op het tapijt komt,
eene quaestie, die in den regel geen teedere
aandoeningen opwekt, zegt de goede
ministerpresident, dat hierbij geen sprake is van
vertrouwen in het ministerie, maar van ver
trouwen in de eenheid der republikeinen.
Het middel werkt, en het ministerie krijgt,
in afwachting van de behandeling der be
grooting, voor drie maanden de beschikking
over 's lands geldmiddelen.
Die arme intransigenten! Die eene dag van
transigeerende braafheid is hun duur te
staan gekomen.
De heer De Rochefort kan men niet ver
wijten, dat hij op 3 December ook braaf is
geworden. Hij is steeds als een moderne,
maar onbehoorlijke Saulus, blazende drei
ging en moord tegen de opportunisten en
verrijkt nog dagelijks zijn reeds zoo omvang
rijk vocabulair van scheldwoorden ten
be
hoe een aantal boeren op de markt tusschen
de hofsteden samenstroomde. Hij luisterde.
Maar zeer zwak slechts voerde de wind het
geluid tot hem omhoog. Daarna ging de
menigte weer uiteen en hij trad de pastorie
binnen. Het werd avond. Plotseling sloeg
de wachthond in den tuin aan. De predikant
ging in de deuropening staan en hield zijn
hand voor de oogen om niet door het flikke
rend sneeuwveld te worden verblind. Daar
stegen twee mannen uit het dal naar boven,
een vergrijsd dorpsmagnaat en Erich Knudsen.
Plechtig als gezangen schreden zij voort.
Nu stonden zij voor de deur.
«Goeden avond!" groette de predikant.
Zij zagen elkander aan en namen waarlijk
hun mutsen af. «Goeden avond !"
Hij was niet weinig verbaasd; die onge
wone hoffelijkheid kwam hem vreemd voor;
daarbij bleven die mannen zoo ernstig en koel.
>>Hadt ge mij iets mede tedeelen ?" opende
hij het gesprek.
»Ja, dat hadden wij wel!" antwoordde de
oude pp langzamen toon, en vervolgde met
waardigheid tot zijn heraut: «Joftgeman, doe
je woord !"
Erich Knudsen haalde een groot vel papier
uit zijn zak, waarvoor hij het hoofd even
ontblootte, als voor een sacrament, schraapte
zijn keel en begon te lezen :
»Alzoo doen u de overheden en oudsten
van Nordalen kond en te weten! Na
rijpelijke overweging zijn wij tot de overtuiging
gekomen, dat gij, heer predikant, niet in Nor
dalen behoort. Gaarne willen wij gelooven
dat de heer predikant op een andere plaats
een flinke kerel is, maar hier voor ons is hij
van een te zwak gestel. Het tocht geweldig
in Nordalen, daardoor vat menigeen koude.
Daar nu de heer predikant het middel, dat
de lieve God ons geschonken heeft, om ge
zegde verkoudheid te genezen, namelijk den
brandewijn, niet naar zijn smaak vindt,
vreezen wij dat hij ten slotte bij ons zal
bevriezen." Hier begon de heraut hoorbaar
hoeve van Louise Michel en consorten. Doch
ook hem is een ongeluk overkomen. Zekere
Aubertin, een man van twaalf ambachten
en dertien ongelukken, die als troost in zijne
Wederwaardigheden den Intransigeant vlijtig
bestudeerde, en er gansche brokstukken uit
van buiten kent, heeft geschoten op Jules
Ferry. Hij heeft den »Tonkinees" niet geraakt,
of liever juist slecht genoeg om te bewijzen,
dat zijn pistool niet met los kruit geladen
was. Nu is er niets, dat de populariteit
van een staatsman zoo zeer verhoogt als
een mislukte aanslag op zijn leven. Reeds
had de krankzinnige campagne, door
Deroulède en Rochefort tegen den verdienstelijken
en bekwamen staatsman gevoerd, velen, die
tot nu toe geaarzeld hadden om zich onder
de vrienden van Ferry te scharen, doen
inzien hoe onjuist en onverdiend de be
schuldigingen waren, die men den be
proefden republikein naar het hoofd wierp,
en met verontwaardiging vervuld over de
walgelijke middelen, waarmede men hem be
streed. De kogels van Aubertin hebben het
overige gedaan en wanneer Jules Ferry in
de Kamer terugkeert, zal men in dubbelen
zin kunnen kunnen zeggen, dat hij »er weer
bovenop" is.
Aan de grenzen van Rusland, Duitschl and
en Oostenrijk wordt een gevaarlijk spel ge
speeld. Men is er aan gewend geraakt, dat
elk der drie staten niets spaarde, om zijn
leger zoo sterk en zoo goed georganiseerd
mogelijk te maken. Hierin ligt op zichzelf
een gevaar, al verschuilt ieder der partijen,
gelijk dezer dagen nog het of'fieieuse Journal
de St. Pétersbourg deed, zich achter de spreuk:
>>indien gij den vrede wilt, zoo rust u ten strijde,"
en al blijven de officieele betrekkingen tus
schen de hoven en de kabinetten bevredigend.
De zaak wordt echter eenigszins bedenkelijk,
wanneer de persorganen die, zooals de heer
Von Bismarck het pleegt uit te drukken,
wit papier ter beschikking van de regeering
stellen, een steeds vijandiger toon aanslaan;
zij wordt bepaald gevaarlijk, wanneer deze
demonstratiën gepaard gaan met een voor
uitschuiven van belangrijke troepenmassa's
naar de als bedreigd voorgestelde grens, Tus
schen Oostenrijk en Rusland is het thans
zoover gekomen, en tusschen Duitschland en
Rusland is de verhouding vrijwel dezelfde.
Elk der betrokken partijen houdt vol, dat
het haar tegenstander is, die de offensieve
maatregelen neemt en dat zij zelve slechts
defensief optreedt. De strijdt loopt dus
eigente grinniken, maar een gestrenge blik van
den afgezant deed hem bedaren en ern
stig las hij verder: «Daarom doen wij u
het navolgende verstaan: Gij hebt de zeden
onzer vaderen gesmaad, den welkomstdronk
uit de handen van uwen gastheer terugge
wezen en week aan week in" uwe preeken de
goede gemeente gehoond; gij hebt ons, die
sterk zijn in den geloove aan onzen Heer Jezus
Christus, voor »heideneii" en «zondaren" uitge
scholden. Dit willen wij niet langer dulden.
Pak u dus weg uit de vrije bergen van Noor
wegen, waar onafhankelijke, vrome,
godvreezende vrijmannen den Heiland aanbidden
scheer u voort naar uw verdorven, slaaf sche
stedelingen. Sedert gij openlijk hebt ver
klaard, dat ons gezelschap u in uw heilig
heid bezoedelde en dat gij niet op n bank
wilt zitten met den jongen borst van
DovreBrasalben, hebben wij mannen van Nordalen
in den raad besloten, dat gij niet langer in
ons midden vertoeven zult. Daarom doen
wij u goedmoediglijk weten: Omdat gij in
andere opzichten nog zoo kwaad niet zijt en
niet zonder kracht, wat wij gaarne willen
erkennen, eischen wij, dat gij ons goedschiks
zult verlaten. Daarvoor bieden wij u 100
species aan, opdat ge u ten allerspoedigste uit
de voeten kunt maken en met vrouw en
kind, have en goed terugkeeren naar de
valsche Zuidlanders, waar gij beter zult ge
dijen. Ga dus met God eu den Duivel en
moge het vrije Nordaleii nimmermeer door
u worden betreden."
Dit alles werd door Erich voorgedragen
met een hoogdravendheid, die van zichtbare
voldoening getuigde. Eerst had de predi
kant den _ wensch bij zich voelen opkomen
het prul in stukken te scheuren. Wat hem
echter tot bedaren bracht en zelfs vroolijk
maakte, was, dat deze »Vrije mannen van
Nordalen" hun ongehoorde schaamteloos
heid voor een vereerend bewijs van welwillende
voornaamheid sehenen te houden. Des te
grooter was daarom hun verontwaardiging
lijk over de quaestie, of men met eene de
monstratie of met eene contra-demonstratie
te doen heeft. Zoodra het laatste is uitge
maakt en wie dit beweert, behoeft om
argumenten niet verlegen te zijn komen
de aanvragen om ophelderingen aan de beurt
en dan hangt het oorlogszwaard Europa
werkelijk aan een zijden draad boven het
hoofd.
Mogelijk kan het gevaar nog worden af
gewend, als men te Weenen de hand aftrekt
van vorst Ferdinand van Bulgarije.
Oostenrijk-Hongarije zou, blijkens de uitlatingen
van de pers in de beide deelen der monar
chie, te eer tot zulk eene concessie bereid
zijn, omdat het niet overtujgd is, dat het in
de Bulgaarsche personenquaestie op den steun
van Duitschland kan rekenen. Maar het is
zeer te betwijfelen, of Rusland zich met zulk
eene concessie zou tevreden stellen, en wan
neer het meer eischt, wanneer het zijn over
wicht in Bulgarije niet slecMts voelbaar wil
maken, maar ook wil doen erkennen, dan
kan Oostenrijk niet onverschillig blijven.
Koning Milan van Serviëvoert een zwaren
strijd tegen den steeds toenemenden invloed
der Russische partij in zijn land; de vorst
van Montenegro is het gehoorzaam werktuig
van den czar; wordt nu ook Bulgarije een
Russische vazalstaat, dan zal zich Oostenrijk
niet meer aan de verstikkende omarming
van het Panslavisme kunnen onttrekken.
Men kan moeielijk aannemen, dat in de
triple alliantie een der bondgenooten reeds
bij voorbaat voor de rol van slachtoffer is
bestemd en ongetwijfeld heeft elk van hen
de spreuk toegepast: »het hemd is nader
dan de rok." Had Oostenrijk zich voor het
geval van een Russischen aanslag op Bul
garije niet de hulp of althans den steun
van Duitschland en Italiëverzekerd, dan
zou het waarschijnlijk aan de Galicische
grens reeds lang tot vijandelijkheden zijn
gekomen.
Het Handelsblad wist Woensdagavond mede
te deelen dat in de vergadering van
Burgcrplic/t een voorstel zou worden gedaan om de
periodieke aftreding van het bestuur dier
kiesvereeniging ditmaal met lo. Januari en
niet, gelijk de statuten voorschrijven, met
einde Maart te doen plaats hebben. Het is
gebleken, dat het Handelsblad onjuist was
ingelicht; een dergelijk voorstel is niet ge
daan. Waarschijnlijk heeft het, zooals
nog al eens vaak geschiedt den klok
hooren luiden, zonder te weten waar de
kletoen hij bedaard zeide:
»Gij kunt dat vod gerust weer mee naar
huis nemen !"
<>Wat wil dat zeggen ?" vroeg de oude met
kalme waardigheid.
. »Dat beteekent dat gij in uw onwetendheid
den staat yan zaken geheel verkeerd begrijpt.
Ik ben niet uit eigen beweging hier en zou
mij waarlijk niet onder ulieden hebben ge
vestigd, maar ik ben hierheen gezonden
door mijn meerderen en door mijn God
hier is mijn werk mijne zending, en daar
van laat ik niet eerder af, voordat mijn God
mij terugroept!"
Wat groote oogen Erich Knudsen bij die
woorden opzette! Hij nam een min of meer
dreigende houding aan en vroeg driftig: »Nu
(lus!"
De oude boer kon zijn ooren nauwelijks
gelooven. >-Je wilt niet heengaan?" vroeg hij
ons
VTooit!" De predikant draaide zich kortaf
op de hielen om. »Hebt ge soms nog iets? Ge
stoort mij!"
»Hoor, predikant!" zeide de boer ernstig.
»Ik vermoed, dat je dus morgen de gewone
preek zult willen, houden; en misschien nog
wel over het brandewijndrinken ?"
=>'t Kan wel zijn!"
»Nu, dat juist wil do gemeente niet. Je zult
het niet meer in je hoofd halen ODS uit te
schelden als weggeloopen kwajongens. Ik
waarschuw je, bedenk je goed; ais je morgen
weer de klokken luidt, om ons in je kooi te
lokken, _ dan wee je gebeente! Want als je
gaat luiden, zullen wij komen ook! Dat is
zoo van oudsher gebruik geweest. Maar bij
alle duivelen! wij willen het niet langer ver
dragen. Schurken zijn wij, niet waar ? Maar
nog niet schurken genoeg, om ons door den
onbeschaamden melkmuil, die ons dien smaad
naar het hoofd heeft geslingerd, nog den
mantel te laten uitvegen bovendien! Wat zou
er gebeurd zijn denk je, als een ander zoo
iets had gewaagd? Tien duim koud staal