Historisch Archief 1877-1940
fo. 547
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DéJEÖchtbeïette schouwburg, WMT zich een zoon
van- Z. Exc. den Minister van Staat, Minister van
Biniteniftndsche Zaken, als zijn vertegenwoordiger,
en andere voorname personen, ook de begaafde
Vondelvriendin Mevr. Lina Schneider, hadden
laten "vinden, was eea -wel verdiend andwoord op
de nitnoodiging en een loon voor de inspanning
der kommissie.
Vondel kan te-vreden zgn. Ook Keuion, zijn be
minde bakermat, heeft zich goed gehouden. De
Heer H. J. Biegelaar, oud-aalmoezenier der
PausIjjke Zoeaven, wonende te Rome, had aan den In
Burgemeester der Rhijnstaui een duitsch gedicht
gezonden, met een hollandschen dank voor de
keulsche feestviering. De Burgemeester beandwoordde
deze erkenning o. a. met de mededeeling, dat hij
het gedicht als ein dauerndes Gedenkblatt
unseren Stadtischen Akten einverleibt" had. De Heer
J. W. Brouwers heeft dezer dagen, te Rijsel, op
een kongres, den lof van onzen grooten dichter
verkondigd en de voorzitter, de Aartsbisschop van
Kamerijk, heeft ter dezer gelegenheid met
heuschheid gekonstateerd, dat de Hollandsche nevelen
even min het licht van den geest verduisteren als
zjj den gloed der harten verkoelen.
*
uffrouw Grivolin" de
Mascotta" in* herinnering te brengen, heeft men
sommigen familievaders een schrik op het lijf ge
jaagd. Eenigszins gewaagde toestanden, als die
voorkomen in laatstgenoemde operette en in Le
cffluretla main",vindt men hier niet.Het onderwerp
is doodeenvoudig, hoewel tamelijk onwaarschijnlijk,
dat een meisjen, om haar Serment d'amour" te
kunnen houden, alleen toegeeft om met een ander
dan haar geliefde te trouwen, indien de man zich
verbindt het huwelijk niet te doen doorgaan en
haar ook nooit van liefde te spreken. Zij gaan
in een andere plaats wonen, en de man verkrijgt
door uitte strooyen dat hy'getrouwd is, een her
berg, waarop hij vlamoogde. Dit zangspef van
Audran behoort tot de aangenaamste operetten,
. die de laatste jaren hebben opgeleverd. Er komen.
in het tweede en derde bedrijf, een paar duetten
of beurtzangen voor, die door aandoenlijke te
rheid en schilderachtige gratie uitmunten; ook
het komische element ontbreekt in het muzikale
gedeelte niet. 't Is jammer, dat in de vertaling
de teit blijkbaar nog-al geleden heeft.
Het stuk speelt onder de Eégence. De kostumen
zyn over het algemeen zoo historiesch trouw, als
we 't van de Heeren Prot gewoon zijn; eenige
punten doen mij een vraagteeken gebruiken : bijv:
Waarom heeft Gfavaudan een rond batterijpruikjen
van 1800 op ? Waarom, als hij den Graaf uit
daagt, vertoont hij zich dan in een kostuum Louis
XIII ? dit kenmerkt toch de Spanjaarden niet. Of
de campagnard-j&s metmanteltjen onder den Regent
reeds gedragen werd, zou ik in twijfel trekken. De
bloote armen der trouwende Dame waren ook
zonderling aangebracht.
De dekoraties zijn bizonder fraai: in zonderheid
de geschoren haag en de herberg de Haan.
*
In den schouwburg der Heeren Kreukniet
Mutters & Co., is deze week La femme a Papa"
vertoond, de recht komieke Comédie-opérette"
van den Luikenaar Alfred Mcoclès Hennequin en
den operettenschrijver A. P. Albert D. Millaud.
Men kent het origineel geval, van. den seriëuzen,
geleerden, welmeenenden zoon, die zich ergert
aan het min gepaste gedrag van zijn vader en
hem daarom met een argloze Poperingsche schoone
heeft laten trouwen. Het stukjen werd uitnemend
gespeeld, vooral door Mevr. Marie Verstraete, die,
als Mevrouw de la Boucanière, de kracht van den
champagne niet gekend heeft, en door den Heer
Albert Mutters, die met een bewonderenswaardige
vlugheid de beide personaadjes, van vader en zoon,
met elkaar doet afwisselen. Zoowel de ernstige en
onnoozele zoon als de bezige, vrolijke, angstige vader,
werden met groot meesterschap door den Heer Mut
ters ter aanschouwing gebracht.
De Heer Pilger, kwekeling der Tooneelschool,
heeft een onbeduidend rolletjen in dit blijspel.
Had men hem niet eens voor Paccaud kunnen
laten optreden? 't Is zoo gewenscht, dat die
jonge lui een weinig en haleine blijven. De Heer
van den Heuvel gaat voort een der steunpilaren
van het /SWoM-gezelschap te zijn.
*
* *
De Pillen van den Duivel", met veel kosten
door de Heeren van Lier ten tooneele gevoerd,
herinnert ons het Théatre des métamorphoses",
dat hier voor een halve eeuw op de kermissen
vertoond werd. Het is een Toover-kluchtspel"
in den volsten zin des woords. Uit Milaan, Parijs
en Brussel hebben de Heeren Direkteure^ er de
ingrediënten voor ontboden. Muziek en balletdans
zetten luister aan de voorstelling bij. De Heer
Bigot heeft zich weer bizonder verdienstelijk ge
maakt, al heeft hij ook aan zijn lachwekkende
strofen op den Mikado" een verkeerd geaccen
tueerd woord tot thema gegeven.
16 Dec. '87. A. Th'
MUZIKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 16 December 1887.
Der Haideschacht! Hoeveel herrinneringen
knoopen zich niet vast aan den titel van dit
schoone werk van Von Holstein, herrinneringen
aan vroegere opvoeringen, jaren geleden, toen de
Opera nog anders was en wij nog zooveel jon
ger waren. Dit laatste mag vooral niet uit"het
oog verloren worden wanneer men zich tot het
bespreken der uitvoering van j.l. Woensdag
neerzes ; en waartoe dient het vergelijkingen te ma
ken? Ik althans wil mij liever bepalen tot hetgeen
we thans onder de oogen kregen.
Hoewel men zich bij deze muziek telkens andere
werken (met name Freischütz) herinnert, is er
toch zooveel oorspronkolijks in, dat Der Haide
schacht gerekend mag worden onder het beste
wat de nieuwe romantische school op het gebied
der opera heeft geleverd; dit werk verdient eene
blijvende plaats, ja eene hooge plaats, in het
répertoire van elke Duitsche Opera-onderneming.
De uitvoering zelve gaf veel goeds; do Stirson
van den heer Von Bongardt was uitstekend, hij
was ^geheel de door wroeging en angst voor ont
dekking gebogen maar daartegen toch strijdende
man; onder het vele schoone uit zy'ne
vertolking_. dezer partij noem ik alleen zijn Recitatief
bij den aanvang van het derde bedrijf (No. 19)
en de zich- daarbij aansluitende aria O neig1 dir,
Hen; zum neuen Bunde, waaruit het jarenlang
verkropte harteleed van den eertijds zoo
krachtigen man op de duidelijkst mogelijke wijze sprak,
Sieglitz's Olaf was eveneens meer dan
verdienstehjk; zijn Lied in de tweede acte Willst du
Fortunen fangen had een warmer onthaal van
de zijde van het publiek verdiend.
Ellis was bij den heer Elmhorst in goede han
den, slechts hindert voortdurend zijn verkeerd
uitspreken van sommige woorden; hij zingt steeds
bijv. Valborig" voor Valborg" Geluück" voor
l Glück", enz. Mevr Jaïde wist door haren zang
i bijna geheel te doen vergeten dat de
persoonlijk! heid van Helge, de arme krankzinnige, door
ver! driet zoodanig uitgeteerd dat het volkomen
be| grijpelijk schijnt wanneer zij in de laatste acte
! bijna onbemerkt den laatsten adem uitblaast.
j door haar niet kon worden voorgesteld zonder den
i zin van het drama geweld aan te doen. Zij zong
i haar Lied in de laatste acte Wohl sleckt in ineiner
Kammer" aangrijpend schoon: men hoorde daarbij
om zoo te zeggen het gemoed weenen, men
voelde dat daar een door smart gebroken vrou
wenhart met een lied uit vroeger dagen zich de
herinnering daaraan voor den dwalenden geest riep!
Mej. Fischer's Bröjn was niet los genoeg; Zij
was meer een stout kind dan een ontembare
wildzang; ook behoort zij zich bij het pittige lied
Lustig zieht der Sommenvïnd" niet tot de toe
schouwers, maar tot Valbory wenden en er los
'ondeugend bij spelen; dat is niet gemakkelijk,
maar Mej. Fischer heeft te veel goeds om haar
niet juist in haar eigen belang op zulke trekjes
te wijzen. Mej, Ottiker bleef als Valbon/ van het
begin tot het einde niets meer dan middelmatig
en in geen geval opgewassen tegen deze toch niet
zoo zware partij. Mevr. Weiser (einjiinges
Madclien) zong daarentegen hare coupletten in het
eerste bedrijf zóó, dat velen dadelijk verderop in
het tekstboekje zochten naar meer maar daarin
natuurlijk teleurgesteld werden, want met die
coupletten is dit partijtje afgeloopon. De kleinere
rollen van Balph en Asmus waren bij de heeren
Tachauer en Pikaneser in goede handen. Het
orkest, in de ouverture wat onvast, bleef verder
recht goed op dreef; het koor raakt blijkbaar
(althans wat de heeren betreft) Mgezongen.
De zaal was ditmaal goed bezet, de ontvangst
van het werk en de vertolking had waruier kun
nen en ook behooren te zijn.
Aanstaande Zaterdag treedt de tenor van Dijck,
die dezen zomer don Luheiu/rin te Pary's gezongen
heeft, in deze partij alhier op; ik begrijp niet
goed waarom men een tenor in deze partij hier
als gast laat optreden; tot een engagement kan
het toch niet leiden, daar de heer v. D., naar ik
meen niet genoegzaam duitsch verstaat en geen
duitsch répertoire heelt. Is hot om ons iets
bizonders te doen hooren? in dat geval vrees ik
maar laat ons liever de voorstelling afwachten;
er zijn verscheidene jaren voorbijgegaan sedert
ik den heer v. D. hoorde, wie weet wat gedurende
dien tijd gebeurd is. V.
LA TE11RE.
Un Padre para cien Hijos
Y non cien Hijos para un Padre."
Toen onze Constantin Huygens deze Spaansche
wijsheid" vertolkte, schreef hij:
,,Een vader doet voor hondert sonen
Dat hondert sonen hem allecnigh niet en loonen."
Eene algemeen gekoesterde meening omtrent
de hoogere kracht der liefde van ouders jegens
hunne kinderen, dan de liefde van kinderen
jegens hunne ouders, heeft in menig spreekwoord
bij onderscheidene volken zich geuit.
Eer brengt een arme vader, met vreugd, zes
kinderen groot,
Dan dat zes rijke kinderen hem koesteren in
zijn nood."
Zoo luidt de moraal van een zeer bekend [
gedicht Jan Janssen, door Beets in 185G geschre- j
ven. En als men wat verder rond ziet op het l
uitgestrekt terrein der letteren in Europa, dan j
wordt het thema der ondankbaarheid van kinde- ]
ren bijna in elke litteratuur van ons werelddeel l
aangetroffen. Sophokles behandelde het in zijn''
Oedipus in Rolonos, Shakspere in Ktng Lear,
Balzac in Le père Goriot. Houdt men deze drie
voorbeelden in het oog, dan komt het dadelijk
uit, dat er een groot verschil bestaat in de be
handeling van dit motief, dat de Oudheid hier
alle Jicht laat vallen op den tragischen vader
bijgestaan door twee edele dochters, Antigone en
Isméne; dat Shakspere voornamelijk de beide
booze dochters Regan en Goneril tegenover de
miskende Cordelia plaatst, dat Balzac bij voorkeur
let op het lijden van den ouden vader, die alleen
door de porte de service bij zijne hoog aanzienlijke
dochter, madame de Nucingen, wordt toegelaten.
Beets, die in Jan Janszen een Neurenbcrgsch
volksverhaal behandelde, laat een braaf timmer
man, die zes kinderen groot hoeft gebracht, alleen
overblijven na den dood zijner vrouw, en telkens
toevlucht zoeken bij een zijner kinderen, totdat
zijn kleinkind hem op onschuldige wijze meedeelt,
dat men hem spoedig hoopt te begraven. Iets
dergelijks heeft Jan van Boers behandeld in zijn
De arme Grootvader, waar eene boozo schoon
dochter den hoogbejaarden man van tafel jaagt,
omdat hij haar ammelaken" morsig maakt bij
het eten, waar men hem een houten schotel op
de knie geeft, daar hij het aardewerk breekt, en
waar oen klein kind uit een blok houteen trogsken"
snijdt tegen den tijd, dat zijne ouders wezen
zullen als grootvader".
Emile Zola heeft in La Terre geheel hetzelfde
motief gebruikt. Dadelijk mot het tweede hoofd
stuk komt bet tafereel in do kamer van .den no
taris Baillehache te Cloyes, waar de oude boer
Fouan zijne landbezittingen afstaat aan zijne
kinderen.
De zeventigjarige grondeigenaar met zijn ge
bogen haviksneus en zijn gekromden rug, aan
de zijde zijner schraapzieke en domme vrouw,
heeft zijne kinderen doen komen bij den notaris.
Hij is te zwak geworden, om den vurig geliefden
grond langer te bebouwen, hy' wil geen vreemde
knechts nemen, omdat die hem zouden bestelen,
en zijne zonen, bijgenaamd Jésus-Christ en Bu
teau, willen niet bij hem arbeiden. Hij kan het
evenwel niet aanzien, dat de heerlijke akkers, die
hij bezit, onbebouwd blijven. En daarenboven
de notaris zegt het de successierechten
zijn hooger dan de kosten eener donatie. Dit
laatste treft de geheele boerenfamilie, waartoe
nog behoort eene dochter Fanny, getrouwd met
een zeer lijdzaam, maar zeer geacht landbouwer,
Delhomme.
Men bepaalt, dat de drie kinderen eene
jaarlijksche rente zullen betalen voor het gebruik
der negen en een halve hectaren. Natuurlijk
wordt hierover vreoselijk gekeven, eerst over het
geld. dan over de emolurnen ten, die de oude boer
nog daarenboven vordert. Men verdiept zich in
de vraag, hoeveel de twee bejaarde ouders noodig
hebben. Eoiie hevige uitbarsting van drift doet
eindelijk den ouden Fouau zegevieren. De drie
kinderen stemmen toe hem zeshonderd franks
rente en eenige landbouwproducten in natura te
betalen.
In den beginne ondervinden de beide oude lui
geen ander leed dan de verveling. Zij zijn ver
legen met hun leegen tijd en maken zich diets,
dat zij een veel gelukkiger leven leiden dan
vroeger. "SVat do rente betreft, hun schoonzoon
Delbomme betaalt geregeld en wel voor twee,
daar hij het aandeel van den jongsten zoon,
Buteau, die ontevreden is met de verdeeling, heeft
overgenomen. Maar de oudste, wien men om zijn
krullenden baard, den hinderlijken bijnaam van
Jésus-Christ gaf, een strooper en een dronkaard,
betaalt niet en laat niets van zich hooren.
Twee jaren wordt bet contract op dezelfde
wijze gehouden. Daarna komt de jongste zoon
op zijn besluit terug. Hij verklaart zijn aandeel
tegen de gestelde voorwaarden te zullen nemen.
Daar er een nieuwe straatweg naar een naburig
naburig dorp wordt aangolegd, schijnen do akkers
in waarde te stijgen. Daarenboven huwt hij uu
met eone boerendochter, vroeger door hem ver
leid, die ook enkele hectaren als bruidschat bezit.
De oude boer Fouan en zijne vrouw worden
gedurig zwakker. Delliomme blijft geregeld be
talen, Buteau laat hen altijd wachten en poogt
af te dingen. De oudste, do wilddief, laat zich
nooit zien. Dit alles is een onderwerp van
dagelijksch verdriet voor de beide ouders. Daaren
boven de wijn, de melk, het brandhout, alles wat
door hunne kinderen moet worden geleverd, is
slecht, bijna onbruikbaar. Do oude boer kan
niet meer dan voor n stuiver tabak per dag
rooken. Zijne vrouw kan haar kop koffie uiet
meer betalen.
De jongste zoon, Buteau, voldoet in plaats van
vijftig, veertig of dertig francs, en weet zijn vader
telkens eene quitantie voor de volle som afhandig
te maken. De oudste zoon komt plotseling bij de
ouders, zoodra hij vermoedt, dat de jongste iets be
taald heeft, en weet door geveinsd gejammer en ge
klaag hun de helft van het geld te ont troggelen.
Dan verschijnt de jongste woedend en eischt zijn
geld terug. Hij hooft niet gespaard en gezwoegd,
om oen luien landlooper als zijubrocr vrij te hou
den in koffiehuizen on kroegen. Woedend grijpt
hy zijne grijze moeder aan en werpt haar tegen
den muur, omdat zij altijd haar oudsten zoon, den
leegiooper, boven hom heeft gesteld. De oude
vrouw sterft ten gevolge dezer mishandeling.
Het gaat den eenzaam overgebleven vader als
Jan Janseen in hot gedicht van Nicolaas Beets.
Hij leeft een jaar alleen in zijn uitgestorven huis,
zijn jongste zoon betaalt hem niets meer, alleen
Delhomme voldoet aan zijne verplichtingen.
Daarom raadt do notaris aan Fouan zijn huis te
verkoopen en bij zijn schoonzoon aan huis te
gaan wonen. Delhomme zal dan voor zijn onder
houd zorgen, tegen vrijstelling der betaling van
rente.
'tGing goed in de eerste weken; wat minder
op den duur,
En eer een jaar verstreken was
kwam menig moeilijk uur".
Als* Jan Janszen ging het Fouan in het huis
van Delhomme. Do oudo boor werd maar al te
goed gewaar", dat hij zijn eitjen meester niet meer
was. Zijne dochter Fanny, vrekkig en gierig, sloot
alle kasten, opdat baar vader niet zonder haar
verlof over koffie of brandewijn zou kunnen be
schikken. Zoodra hij eens bij afwezigheid zijner
dochter aan een vriend een glas wijn durft schon
ken, komt er eone zeer ernstige onoenigheid,
quasi, omdat de tafel door het storten van eenige
druppels wijn bemorst is. Do grijsaard bedwingt
zijne tranen on zegt met haperende stem:
Un peu moins de propretéet un peu plus de
cocur, fa raudrait mieux. ma fitte!"
Nu komt voor hem- de tweede periode, daar hij
zijne dochter Fanny verlaat, om bij zijn jongsten
zoon Buteau, een monster van laagheid, verblijf
te nemen. En wederom ging bet eerst zeer goed,
daarna van dag tot dag slechter. In het gezin
van Buteau heerschte eiken dag hevige twist, om
dat zijne vrouw gedurig boozer humeur toonde.
Er woonde daar nog eene zuster der huisvrouw,
Franchise, die den ouden man steunde, terwijl
Buteau haar met zijne onoorbare vervolgingen
plaagde. Hooggaande onaangenaamheden, mis
handelingen, vechtpartijen, volgen.
De rampzalige Fouan besluit ten slotto om naar
de ellendige woning van zijn oudsten zoon, don
wilddief, te gaan.
In doze dorde periode wordt het leven voor
hem gedurig ondragelijker. De wilddief heeft
een -wilde dochter, La Trouille, uit een -wilden
echt met eene landloopster, en deze, aangemoe
digd door haar vader, poogt des nachts baar
grootvader te bestelen. Men gelooft algemeen, dat
de ter aarde gebogen grijsaard nog het een
of ander verborgen kapitaal bezit. Inderdaad
heeft hij eenige effekten, die hij op de sluwste
wijze aan het oog en do diefachtige handen
van zijn zoon en kleindochter weet to onttrekken.
Ten slotte, bijna tot wanhoop gebracht, besluit
hij den strooper to verlaten. Hij dwaalt des
nachts door het dorp, rust overal besluiteloos uit.
Bij zijn schoonzoon Delhomme wil hij uit trots
niet terugkoeren. Bij zijn schurkachtigen zoon'
Buteau vindt hij ten slotte een brok genadebrood.
Gedurende een aanval van beroerte ontsteelt Buteau
hem zijne effecten en als hjj nog te laag leeft naar
de meening zjjner beulen, versmoort men hem
onder een matras.
Het slot is daarenboven door eene tragische
worsteling tusschen de vrouw van Buteau en hare
zuster Franc, oise min of meer gewettigd. De oude
man was getuige van een moord, hij verdwijnt
door een tweeden moord. "~
Aldus is het motief der ondankbaarheid van
de kinderen jegens hunne ouders in de roman:
La 'lerre behandeld. Natiiurly'k komt hier bij
in aanmerking, dat men zich geheel in h et leven
ten platten lande moet verplaatsen, om zekere
ruwheden en onhebbelijkheden althans iets meer
te kunnen verontschuldigen. Ik blijf er bij, dat
do opeenbooping van stuitende tooneelen, die
La lerre bijna onleesbaar maken, geheel over
bodig was, om het thema van de ondankbaarheid
der kinderen jegens hunne ouders eone nieuwe
inkleeding te goven. Met het talent van Zola
had dit motief aanleiding kunnen worden tot een
meesterstuk. De zonderlinge ingenomenheid met al
wat bet boerenbedrijf voor ruws en stuitends zou
kunnen aankleven; de geheel ounoodige schilde
ring van dronkenscliap en ontucht, de herhaling
van heel hot woordenboek der gemeenste en
stuitendste achterbuurtswoorden heeft niet gestrekt
om het Fransche landleven in volle werkelijkheid
ons voor oogen te plaatsen. La Terre iilyft als
geheel een mislukte poging.
DE. JAK TEN BSINK.
TWEE NIEUWE WERKEN VAN FELIX DAHN.
Onder de schrijvers, die geregeld tegen het eind
van een jaar met een nieuwe schepping van
hunnen geost voor den dag komen, neemt Felix
i Dahn geen geringe plaats in. Ditmaal deed hij
zelfs kort na elkander twee geschriften het licht
zien: Bis zum Tode getreu. fjrzah'ung aus der
ZKÜKarig des Grossen. (Leipzig. 1887) en Was
ist die Liebe? Erzühluny. (Leipzig. 1887).
Beide verhalen spelen in lang vervlogen dagen,
maar zijn geheel verschillend van strekking. In
beide komt het eigenaardige van Dahn's
talentop verschillende wijzen uit. Als schrijver van ge
schiedkundige romans is bij voldoende bokend.
Of bet woord historische roman hier wel goed
gekozen is V Dalm's verbalen zijn veel meer ge
schiedkundige schetsen; bij hem dient de geschie
denis niet bloot als decoratief, maar is hoofdzaak.
De geschiedvorscher, die met de oudste lotgeval
len der germaansche on ronraansche volkereu volko
men vertrouwd is -- voor zoo verre bet mogelijk is
dat te zijn ontwerpt voor den lezer een beeld
van bot leven en denken onzer voorvaderen.
Zijne personen zijn geen kinderen der negentiende
eeuw, in een 'maskerade-pak gestoken, maar zy'
behooren thuis in den tijd waaraan hunne klee
doren en woningen, bun wapens en sieradea zijn
ontleend.
Voorzeker is dit reeds veel gezegd. De beide
bier besproken verhalen hebben daarbij nog een
groot voordeel; zij geven to denken en brengen
den lozer in aanraking met menschon, die hun
leven gesteld hebbon in don dienst van een hoog
ideaal. In onzen tijd van realisme en naturalisme,
nu wij zoo vaak gelegenheid bobben ons te
ergeren aan do lamlendigheid van velen, met wie
wij in aanraking komen, aan veler o! zoo prak
tische levensbeschouwing, waarbij bijna elke edele
aandrift buitengesloten schijnt; in onzon tijd
waarin ons zoo menig boek te genieten (?) wordt
gegeven, dat ja! bijzonder knap geschreven is,
maar dat gij na de lezing ter zijde legt even
koud, even wijs als toen het eerste blad werd
opgeslagen; in zulk een tijd zullen voor velen
Dahn's beide verhalen een werkelijke verkwikking
zijn. Of men ook hier niet op gebreken opmerk
zaam zou kunnen maken ? O! zeker. Dahn's
germaansche belden on heldinnen uit verschil
lende werken gelijken soms bijzonder sterk op
elkaar on zijn soms niet vrij van sentimentaliteit.
Maar hoezeer hier allicht moor aanmerkingen ge
maakt zoudon kunnen worden, zij wegen m. i.
niet op egen de goede eigenschappen, welke
bier vallen te waardeeren. Bis sum l'ode ge.treu
verplaatst ons in don tijd van Karel don Groote
en geeft een beeld van het leven in het pas
onderworpen Saksenland. Het verhaal schetst
ons de knevelarijen. aan welke hot landvolk van
de zijde van sommige geestelijken en. graven
blootstond on do wijze waarop de edolo held
hieraan een einde trachtte te maken. Zonder
al te veel in bijzonderheden af te dalen, deelt
de schrijver ons mode, hoe do onderwerping der
Saksers in het werk was gegaan, welke toestan
den er door in hot leven waren geroepen, en hoe
Karel do rooto met zijn machtigen geest overal
ordenende optrad. Bis zum Tode r/etreu noemde
Dahn zijn verhaal, omdat hij er de lotgevallen in
schetste van ecnigo personen, die alles tot het
leven too op liet spel zetten voor plicht en
liefde. Niet hot minst aantrekkelijk is de per
soon van den edelen vorst zelvon. blijkbaar door
don schrijver mot bijzondere voorliefde behandeld.
Het ontworpen beeld doet onwillekeurig denken
aan het fautasieportret door Diirer geschilderd.
Aardig weet Dahn hier te doen uitkomen, hoe
reeds tijdens het leven van den grooten vorst de
legende zich van dezo edoio figuur moester
maakte.
Een geheel ander work is het kleine boekske
Was ist die Liebe? Terwijl bot eerste Doek tot
de soort behoort van de kleino romans uit den
tijd der volksverhuizingen, doet het tweede ons
denken aan Odhins Irost en Siiid Götter'i Toch
hebben zij een voornamen karaktertrek gemeen.
De hoofdpersonen uit het boek, dat aan den tijd
van Karel den Groote is gewijd, zijn onwankelbaar
trouw aan hun plicht of hunne liefde en de skalde
uit Was ist die Liebe'i vindt op zijn vraag, wat
aan het loven waarde goeft, geen ander antwoord
dan: plicht on liefde. De man heeft de wijsbeid
der skaldon geleerd, beeft Christus' graf bezocht
en van monniken on geestelijken onderricht ont
vangen, te Athene met de wijsbegeerte van Plato
kennis gemaakt on dat alles heeft bom onbevre
digd gelaten. Als vorst Ilarald beeft bij roem
verworven, in monigen worstclstrijd is hij overwin
naar gebleven, als skalde heeft hij herhaaldelijk
over zijn mededingers gezegevierd en toch al die
behaalde lauweren geven geen voldoening aan den