Historisch Archief 1877-1940
Fv
is.
. 549
DE AMSTERDAMMER
A'. 1888
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 1 Januari.
Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. f 1.1&
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . B 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20.
Reclames per regel 010.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ.
DOMDRIESTE LOGENTAAL, door H. J. B.
FEUILLETON: Een pionier der beschaving.
(Slot.) KUNST EN LETTEREN: Hooger zij
ons dool. Tooneel-uitvoering van D. V. G., door
A. Th. Het nieuwe drama van Alex. Dumas.
Muziek in de hoofdstad, door H. C. P. D.
Muzikaal Overzicht, door V. Geschiedenis der
kerkelijke en politieke geschillen in de Republiek
der zeven Provinciën, enz. door Alb. Th.
Nicolaas Beets en zjjn winterloof, door Alb. Verwey.
VARIA. SCHAAKSPEL. Oud-Amsterd.
Verscheidenheden. Op Oudejaarsavond, een
schets door Justus v. Maurik Jr. Vosr Dames,
door E-e. ALLERLEI. RECLAMES.
BEURSOVERZICHT. TE HUUR. ADVER
TENTIËN.
Van verre en van nabij.
De Sphinx van het Noorden heeft nog
steeds niet gesproken en schijnt in dit stil
zwijgen hare kracht te vinden. De vraag
wat Rusland eigenlijk wil en waartoe het
zich ten strijde rust, blijft onbeantwoord.
De _ drie verbonden mogendheden hebben
officieel geen enkelen stap gedaan, die eene
katastrophe zou kunnen verhaasten, doch in
Oostenrijk, in Duitschland, in Italiëslaat de
officieuse pers een toon aan, welks spijtigheid
kwalijk te rijmen is met de rustige kalmte
eener zelfbewuste kracht.
Toch is het boven allen twijfel verheven,
dat de triple alliantie meer dan opgewassen
is tegen Rusland. Maar men weet, dat aan
het zoogenaamde isolement van Rusland geen
waarde moet worden gehecht. Wanneer het
eerste schot is gevallen, zal het met dit
isolement gedaan zijn. Men zou den
Franschen onrecht aandoen, wanneer men hen
vereenzelvigde met het kleine, maar luid
ruchtige troepje hunner chauvinisten, en niet
erkende, dat zij niet uit moedwil en
brooddronkenheid een oorlog zullen beginnen. Maar
de gelegenheid maakt den dief. Op dit
oogenblik wijst men nog n te St. Petersburg, n
te Parijs met deugdzame verontwaardiging
de beschuldiging af, dat men in eene offen
sieve alliantie tegen Duitschland het
eind. doel zijner wenschen zou zien. En inderdaad
Feuilleton.
Een pionier der beschaving,
(Slot).
Toen klonk het luide en plechtig:
»Je vader. Het is volbracht!"
Hoe snel de kleine de grendels wegschoof,
de deur openrukte en den man daarbuiten
juichend om den hals viel! Deze tilde hem
omhoog en kuste hem zwygend.
«Vader! Vader!" riep zijn zoontje beangst.
»Is u gewond ?"
Het zou waarlijk geen wonder zijn geweest
en hij zag er wel naar uit. Zijn kleederen
waren van bloed doorweekt, zijn haren ver
zengd en met bloed aan elkander gekleefd;
de knods die hij in de hand hield, was van
onder tot boven met bloedvlekken bespat.
. «Wel neen Hans!" antwoordde hij rustig.
«Het is mijn bloed niet. Het is bloed van de
anderen."
Tegelijkertijd wierp hij een schuwen blik
achter zich. Het was echter niet geheel en al
waar. Uit een diepe wonde aan'zijn knie
stroomde rijkelijk een roode vloed naar om
laag en ook langs zijn wangen vloeiden roode
druppels.
«Geef me je zakdoek!" zeide hij haastig.
«Zie zoo l Nu loop je naar binnen en zeg aan
moeder en de meiden, dat alles is afgeloopen.
En of ze goede bedden en linnen in gereed
heid zullen brengen en vooral iets
versterkends klaar maken om te eten. Marsch! En
niet omzien! Heb je verstaan, niet omzien!"
Hij zelf deed dit eerst, toen hij alleen was.
Doen even snel weer, wendde hij zijn blikken
af en doopte zenuwachtig gejaagd den doek
in de waterton, die midden in het voorhuis
stond. Daarna drukte hij het kletsnatte ver
band op zijn kniewond en knoopte het
stevig er omheen. Om de schrammen in zijn
gezicht bekommerde hij zich niet. Een weinig
bloed meer of minder, wat deed het er toe,
hij had toch te veel. Nu eerst aanschouwde
hij nauwkeurig het tooneel en overdacht wat
het eerst gedaan moest worden. Midden in
den tuin knielde hij neder en bad:
«Heere God! Gij zijt onze ateun en
toevertueschen de republikeinsche regeering aan de
Seine en den autokraat aan de Newa is
slechts n punt van aanraking: de gemeen
schappelijke wrok tegen een in Europa
overmachtig Duitschland. In normale omstan
digheden is dit niet genoeg, maar in abnor
male omstandigheden mér dan genoeg om
eene samenwerking uit te lokken, om het
even of er in het laatste geval tusschen de
betrokken partijen al of niet gemeenschap
pelijk overleg bestaat. Er zijn in al deze
verwikkelingen, in al de wisselende
combinatiën van belangen, waarvan Europa ge
durende de laatste jaren getuige was, slechts
twee zaken, die volkomen vaststaan, poli
tieke stellingen, die geen bewijs meer be
hoeven, axioma's die ieder stilzwijgend aan
neemt: Wanneer Duitschland in een oorlog
met Rusland wordt gewikkeld, zal Frank
rijk de gelegenheid waarnemen, om te be
proeven, Elzas en Lotharingen te
herwinuen, en wanneer Frankrijk aan Duitschland
den oorlog verklaart of omgekeerd
zal Rusland dadelijk zijn slag in Bulgarije
trachten te slaan, om daardoor de fouten
van zijne Oostersche politiek gedurende de
laatste tien jaren goed te maken. Beide mo
gendheden, Frankrijk en Rusland, houden
daarbij ongetwijfeld rekening niet de omstan
digheden, dat Oostenrijk's geldmiddelen in
droevigen toestand verkeeren, en dat zelfs
een gelukkige oorlog voor dit land een
financieele ramp zou zijn; dat Italiëzich heeft
gestoken in eene koloniale onderneming,
waarvan de omvang en de gevolgen niet te
overzien zijn, tenzij het zich bereid toone tot
eene zelfverloochening en zelfbeperking, die
van de jongste en zeker niet de minst eer
zuchtige van de groote mogendheden nau
welijks te verwachten zijn; dat Engeland,
niettegenstaande de vage beloften van Lord
Salisbury, zich waarschijnlijk zal bepalen tot
de rol van den toeschouwer, die zich alleen
met het visschen in troebel water bezig
houdt en zich voor zijne onthouding zoo
wel door den overwinnaar als door den
overwonnene zal laten betalen; dat Dene
marken tegen Duitschland oude grieven
heeft en dat zijn koning zich moeielijk aan
den invloed van den Czaar zal kunnen ont
trekken; dat in de Balkanstaten eindelijk,
naast een steeds toenemend streven naar
laat! Gij hebt mn gered uit de handen mijner
vijanden. Wel heeft de hand van uwen
dienstknecht bloed vergoten, maar het is in
rechtvaardigen tegenweer geschied. Het
vleesch is zwak. Te zegenen, die mij vervloe
ken, dat heb ik met al mijn krachten beproefd;
lief te hebben, die mij haten, daarnaar streef
ik met mijn geheele ziel, maar niet te straffen
de vervolgers van mijn vrouw en kinderen,
dat gaat mijn zwakke, menschelijke natuur te
boven. Lor zij u, o Heer!"
Toen sprong hij haastig overeind en toog
aan het werk. Het zag er waarlijk schrik
wekkend uit. Een, twee. drie, gerechte hemel!
negen kampioenen bedekten rondom den
bodem. Een kermde, anderen vloekten, de
meesten gaven geen teeken van leven. De
rest was gevloden. Allen met builen en
striemen overdekt, gekneusd en bloedend,
duchtig bont en blauw geslagen en met
ontzettenqen angst in het hart. Want deze man
nen, die den beer op tien passen nederschoten,
den wolf' met de speer te lijf gingen en de
steilste rotswanden beklommen, zonder te
duizelen voor het dolzinnig woeden van
dezen ontembaren held, hadden zij den knik
in de knieën gekregen. Aandachtig beschouwde
de predikant de gevallenen.
«Erich Kiiudsen!" wendde hij zich tot den
dichtstbijzijnde.
»'t Is goed!" bromde deze.
»Hoe gaat het je?"
Een hevig gekreun was zijn eenig antwoord.
Daarna snauwde hij den predikant woest
toe: »Hoe 't mij gaat? Al mijn leden zijn
gebroken. En als ge nu een goed Christen
zijt, bewijs mij dan uit medelijden nog n
dienst en sla mij de hersens in!"
Daarna viel Hftj in doodelijke onmacht terug.
De predikant bezon zich een oogenblik en
pakte hem toen plotseling beet, zooals hij hem
vroeger reeds eenmaal als een bal had opge
nomen ; maar geschiedde het toen met
berenklauwen, nu deed hij het met
zwanenvleufelen, zoo voorzichtig en zacht. Zoo nam
ij den bewustelooze als een zuigeling in zijn
armen en hinkte met hem op zijn woning
toe. Juist kwamen zijn vrouw en de meiden
naar buiten snellen.
»Je leeft ?" riep zijn vrouw, terwijl zij lachte
en schreide tegelijk.
»Ja! ik heb het doorstaan" antwoordde hij
eene niet slechts in naam bestaande onaf
hankelijkheid, en dus naar eene feitelijke
zelfstandigheid, zich eene krachtige strooming
doet gelden ten gunste van de
panslavistische idee.
De heer Von Bismarck weet even goed
als ieder ander, en beter misschien, dat
Duitschland in Europa wel bondgenooten,
maar geen vrienden heeft. De mogelijkheid
is niet uitgesloten, dat deze bondgenooten,
zelfs al staan zij bij het begin van een oor
log met Duitschland in hetzelfde gelid, spoe
dig op de eene of andere wijze door de tegen
partij tevreden kunnen worden gesteld. Men
heeft het onlangs nog in een der
Oostenrijksche bladen opgemerkt: eene politieke
alliantie is geen huwelijk, geen verbintenis
for better and for worse, en daarenboven kan
ook het huwelijk door echtscheiding worden
ontbonden. De Neue Freie Presse trok hier
uit de leer, dat 'Oostenrijk de bereidwillig
heid van den Duitschen bondgenoot niet
op al te zware proef moest stellen, maar
te Berlijn zal men zich ook wel eens heb
ben afgevraagd, of men onder alle om
standigheden op Oostenrijk en Italiëzal
kunnen rekenen. De oorlogsverklaring zal
een va banque zijn, waarbij ieder zich ver
beeldt, de bankier te zijn, die de meeste
kansen voor zich heeft, maar waarbij het
springen der bank niet is uitgesloten.
De heer Gladstone is op reis gegaan naar
Italië. Het parlement zal eerst op 9 Februari
weder bijeenkomen; de extra-parlementaire
redevoeringen wekken in het tegenwoordig
seizoen de belangstelling der toehoorders
slechts in geringe mate; de regeering blijkt
voor toepassing der lersche dwangwet niet
terug te deinzen, en in haren strijd met de
nationalisten, die zij als separatisten be
schouwt, bij voortduring op den steun der
liberale unionisten te kunnen rekenen. De
heer Gladstone kan dus veilig voor eenige
weken van het tooneel verdwijnen, en de pro
paganda voor zijne nog steeds niet nader
toegelichte denkbeelden omtrent de Home
Rulc voor Ierland, voor Schotland en
voor Wales aan de mindere goden over
laten. Mogelijk bewijst hij zelfs door deze
eenvoudig, »Maar raak mij niet aan, mijn
beste je ziet ik speel voor kindermeid. Is
er een bed voor hem gereed?" voegde hij er
op ernstigen, bevelenden toon aan toe.
»Neen!" pruilde zij verlegen en wierp een
hoogst on vriendelij ken blik op den zonder
lingen gast »Je wilt dus dien onmensch
nog daarenboven "
»Ik wil doen wat mijn ambt voorschrijft!"
viel hij haar gestreng in de rede. «Eerst heb
ik als mensch gehandeld, nu zal ik als
Christen handelen. Geen bed? Dankrijgt
hij het mijne!"
Met deze woorden trad hij binnen, legde
zijn vrachtje voorzichtig te bed en kwam
daarna haastig terug. »ls er linnen?"
«Zeker!"
»Dus gij zult hem verplegen, niet waar?
Laat wat soep kooken! Nu de volgende!"
Met open mond stonden de meiden het aan
te zien, hoe hij spoedig daarna weder in huis
strompelde met een tweeden, als een mager
speenvarken schreeuwenden, strijder in de
armen. En zoo ging het de eene voor de
andere na, allen binnensmonds vloekend,
of jankend en brommend als gewonde jak
halzen, maar allen n voor n zwijgend
en onderworpen tot rust gebracht.
»Zoo! Nu niet treuzelen, alsjeblieft! Begint
nu maar ze te verbinden! En daarna een
licht verteerbaar kostje voor de gewonden
en voor mij een duchtig stuk vleesch!"
Zoo werd de geweldenaar Samaritaan,
VIII.
De zon was opgegaan; het was een hel
dere, vroolijke_ morgen. De engel des vredes
scheen met zilveren wieken op het sn
eeuwveld te zijn neder gedaald. Daar beneden in
het dorp echter ging het niet vredig toe. Er
heerschte een zeldzame onrust en
Dedrijvigheid; opgewonden mannen en vrouwen snel
den van huis tot huis, ontmoetten elkander,
hielden elkander staande en schenen het zeer
druk te hebben, over de eene of andere on
gehoorde gebeurtenis, die met levendige ge
baren werd besproken. »
Het was nog vroeg. Ongeveer om dien
zelfden tijd daalde echter eene eenzame ge
stalte daar boven van den heuvel af. Reus
achtig teekende zij sich af op den helderen
tijdelijke afwezigheid aan zijne zaak geen
ondienst, want de sympathie voor zijn persoon
is in de laatste maanden niet vermeerderd,
en bij velen heeft zich de overtuiging ge
vestigd, dat het geen onherstelbare ramp voor
Engeland zou zijn, indien de thans
acnt-enzeventig-jarige staatsman kon besluiten om
zich te vergenoegen met het otium cum
dignitate, waarop hij alle aanspraak heeft.
De heer Gladstoue echter is onvermoeid en
van niets meer overtuigd, dan van zijn eigen
onverslijtbaarheid en onmisbaarheid. Toen
hij voor weinige dagen van Hawarden naar
Dover reisde heeft hij, ouder gewoonte, aan
elk station uit het venster van zijn
spoorwegcoupéeene toespraak gehouden tot de
samengestroomde of samengeroepen belang
stellenden en nieuwsgierigen. Het barre
jaargetijde zelfs kon dien si: oom van
oratorie, dien vloed van philippica's tegen
de tegenwoordige regeering en het mon
sterverbond tusschen liberalen, radicalen
en Tories, niet stuiten of in zijn vaart
vertragen. Zeker was dit jeugdig vuur geen
voldoende reden om den grijsaard, zoo
als een minder welwillend gezind troepje
dit te Dover deed, met sneeuwballen te be
jegenen. Het recht van spreken op den open
baren weg is in Engeland onbeperkt, en het
werpen met sneeuwballen, hoe krachtig het
ook moge geschieden, blijft altijd eene zwakke
argumentatie. Maar de heer Gladstone heeft
deze onvriendelijke bejegening toch voor een
goed deel aan zich zelf en aan zijn uitdagend
optreden te wijten. Hij is een man aan wiens
veelzijdigheid niemand twijfelt, en die steeds
den moed zijner overtuiging in hooge mate
heeft bezeten. Maar het valt niet te ontken
nen, dat die overtuiging vele malen is ge
wisseld, en dat de heer Gladstone met elk
zijner stokpaardjes, wier aantel legio is, op
hol gaat. Men behoeft zich dus niet te ver
bazen, dat slechts weinigen lust hebben om
hem op die avontuurlijke expeditiën te vol
gen en door dik en dun met hem mede te
gaan.
In Frankrijk dreigt eehe kleine
ministerieele crisis te ontstaan, dezen keer zonder
medewerking van het Parlement. De heer
de Mahy, van beroep doctor in de
medicijhorizont daarachter, al nader en nader kwam
zij en sloeg het pad naar de dorpskerk in.
Het was de predikant. Zijn gewonde knie
hinderde hem in zijn gewonen stijven gang
en opgerichte houding. Met de linkerhand
steunde hij op een stok en aan de rechterzijde
ondersteunde hem, zoo goed hij kon, zijn flinke
zoon, die hem heden was gevolgd.
Daar was de kerk. Nog lag het kerkplein
stil en verlaten daar. Zwijgend nam de pre
dikant den sleutel uit zijn zak en opende
het portaal. Hij liet de deuren wijd open,
beklom daarna hinkend het spreekgestoelte
en zette zich neder.
»Roep nu den koster!" zeide hij.
Haastig liep de knaap naar een klein ne
vengebouwtje, waar de koster woonde, en
zette dezen de toedracht der zaak uiteen.
Buiten zich zelven van verbazing, dook de
koster dan ook spoedig daarna in de kerk
op en staarde met open mond den predikant
verwonderd aan, alsof'hij zich eerst van diens
bestaan en identiteit moest vergewissen.
«Wat maak je toch voor grimassen ?" riep
zijn chef hem ongeduldig toe. Het is toch
van daag Zondag, als ik mij niet vergis ?
kom Janson! de klokken geluid en alles
voor de godsdienstoefening in gereedheid ge
bracht ! Het ziet er hier vrij verwaarloosd uit!"
Gedwee toog Janson aan het werk.
Spoedig daarna dreunden de klokketonen,
zwaar en vol als vermanende stemmen van
den hoogen hemel omlaag. Rein en klaar
schalden zij mijlen ver door de heldere lucht,
over de met een sneeuwkleed bedekte velden
en door een ijskorst omsloten bergen, over
de boerenhofsteden, met hun kronkelenduit
den schouw omhoog stijgende rookwolkjes,
tot aan de herdershutten heel boven op den top.
Krachtig zweefden de ineen vloeiende tonen op
waarts, hooger, altijd hooger, naar de meer en.
meer rijzende zon, verheven en plechtig als eeu
luisterrijk, eeuwenoud loflied ter eere van het
opperwezen, als een juichtoon der natuur, als
een lofzingende stem der geheele schepping.
Toen de eerste tonen daar beneden gehoord
werden, stokte het woord op de lippen en de
harten beefden.
Geruimen tijd bleven de bewoners, onwille
keurig bevangen door onuitsprekelijke ver
bazing, roerloos staan; toen echter wierpen
zij plotseling allen te gelijk het beklemmend